ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLADVOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN No. 10.237 MAANDAG 7 JULI 1941 81® Jaargang Binnenland Liefde's Zegepraal Duitschers, Noren, Finnen, Denen, Slowaken, Hongaren, »tRoemenen, Italianen en Spanjaarden strijden I gemeenschappelijk tegen het Bols- jewisme, den vijand van de wereld. Waar blijft Nederland FEUILLETON COURANT ABONNEMENTSPRIJSBinnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post f 1,73 per 3 maanden By vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,20, overige landen /2,65 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefster: N.V. Finna P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. Directeur: I. van de iSande. ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels /0,88 Voor elken regel meer 0,22. KLEUNE ADVERTENTIENper 5 regels 52 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. (Hoofdredacteur: N. J. Harte, Temeuzen. POLITIEKE PARTI.JEN ONTBONDEN. Het Rijkseommissariaat maakt bekend: De Itijksconimissaris voor de bezette Ne- derlandsehe gebieden heeft in een verorde- ning van 5 Juli 1941 een reeks partyen ont- bonden, t.W.: den Vrijzinnig Democratischen Bond; de Staatkundig Gerefonmeerde Partij; de Ohristelijk Deffnocratische IJnle; de Anti-Revolutionnaire Party; de Christelijk Hlstorische Unie; de Liberate Staatspiarty de Roomsch-Katholieke Staatspartij en de Sociaal-Detnocratische Arbeidersparty. Deze partijen, die bet stelsel van de parle- mentaire democratie en dus van een voorbije gedachtenwereld vertegenwoordigen, hebben haar inwendige draagkraclht en daarmede bet gros van haar aanhangers verloren, die zich in andere groepeeringen vereenigen. Het optreden van deze partijen, althans van enkelen harer toonaangevende leden, die zich voor bun streven bedienden van de inrichting van hum partij, was duidelijk en ondubbel- zinnig geri^it tegen de belangen van de be- zettende overheid, zooals blijkt uit tal van concrete voorvallen, die ten slotte het ingrij- pen van de Duitsche politie vereischten. Daar mede was de noodzakelijkheid om deze par tijen te ontbinden, ontstaan. Tot liquidateur van de heden ontbonden politieke partyen is bij besluit van den Rijks- commissaris aangewezende commissans voor de niet-commercieele vereenigingen en sticbtingen de heer H. W. Miiller Lebning. Liquidatie Soc. Item. Partij. De op 20 Juli 1940 door den Rykscommis- saris voor de bezette Nederlandsche gebieden aangestelde commissaris voor de Marxistische partyen, mr. M. M. Rost van Tonningen, heeft na voltooiing der reorganisatie van de Arbeiderspers en van de Centrale Arbeiders- verzekerings- en Deposito-bank, alsmede na de opheffing resp. liquidatie van andere Mar xistische instellingen en vereenigingen, thams ook de voorbereidende werkzaamheden voor de liquidaties van de Sociaal-Democratische Partij (S.D.A.P.) voltooid. Hij heeft dienover- eenkomstig den Rijkscommissaris voorgesteld over te gaan tot liquidatie van de Sociaal- Democratische Partij en daartoe een specialen liquidator te benoemen. Tevens heeft bij den Rijkscommissaris verzocht, hem met het oog op de voltooiing van deze taak en in het be- lang van de andere hem inmiddels opgedragen werkzaamheden, te willen ontslaan van zijn op 20 Juli 1940 aanvaardde verplichtingen. De Rijkscommissaris heeft dit verzoek in- gewilligd en bij deze gelegenheid den heer Rost van Tonningen zijn dank betuigd voor de ge- slaagde uitvoering der hem destijds opgedra gen werkzaamheden. DE ONTBINDING VAN DE OUDE PARTIJEN. Wanneer de bezetter dat goed geoordeeld had, had hij, merkt de N. R. Crt. op, een jaar geleden aanstonds tot de ontbinding van de politieke partijen kunnen overgaan, zoo goed als hij een einde had kunnen maken aan de politieke werkzaamheid van de pers. Dat was ook eigenlyk wat het Nederlandsche volk als een van de eerste maatregelen had verwacht. Het zou hebben beteekend, dat de voornaam- ste zenuwen van ons politieke leven zouden zijn verlamd; ons volk zou overeenkomstig de posdtie, waarin het land was gekomen, in een staat van lijdelijkheid zijn gebracht, waarin het tot afwachten zou zijn gedoemd, met in de gelegenheid nog iets voor zichzelf te doen. Als het zoo gegaan was, vervolgt het blad, zou het Nederlandsche volk zich het arme slachtoffer van de gelijkschakelingsgedachte gevoeld hebben, waarmee het tot den lOden Mei het nationaal-socialisme placht te vereen- zelvigen. Maar alles bij elkaar, ware het de toestand geweest, welke ons volk, ook van zich uit, het verkieslijkst is blijken te achten; die van afwachting, totdat de stryd tusschen de groote mogendheden zou zijn beslecht. In een reeks opmerkelijke artikelen heeft dr. Rudolf Steinmetz in de Deutsche Wochen- zeitung fiir die Niederlande ter verklaring van deze houding aangevoerd, dat Nederland dan tenslotte toch ook door Duitschland op Engeland veroverd moet worden. „En tot op dit oogenblik zal bet zich in een zwevende toestand bevinden en zich nergems op kunnen instellen." Dit is echter geen toestand, dien de bezet ter voor lief kon nemen. Indien het gelijk dr. Steinmetz het formuleert, zyn taak is om Nederland op Engeland te veroveren, dan doet hij dat met het toekomstbeeld voor oogen van een Europa, waarin Nederland geen winge- west behoort te zijn en aan de organisatie waarvan het Nederlandsche volk op voet van gelijkheid zou moeten deelnemen. Een dergelijke plaats, een dergelijke taak kon echter niet tot het einde van den oorlog worden weggelegd voor het Nederland en het Nederlandsche volk,- dat den vijfdaagschen oorlog tegen Duitschland gestreden heeft. Zij konden ook niet van buitenaf voor deze plaats en deze taak bekwaam worden gemaakt. Uit eigen inzicht moest het Nederlandsche volk komen tot de aanvaarding van de toegedachte taak; uit eigen kracht streven naar de plaats, welke het in afwachting daarvan voorbehou- den bleef. Ongetwijfeld vond de bezetter hier een min- derheid van Nederlanders, die voor het denk- beeld van zulk een plaats en taak niet meer gewonnen behoefden te worden, nationaal- socialisten, maar in zulk een kleinen getale, met zoo weinig gezag, dat tegenover een eventueele ontbinding van de overige poli tieke partijen het niet voldoende zou zijn ge weest de macht in handen der Nederlandsche nationaal-socialisten te leggen, om het Neder landsche volk in de gewenschte richting op gang te krijgen. In het door dr. Steinmetz aldus aangeduide dilemma, dat ,,het nationaal-karakteristieke ten hoogste in Duitsche-vijandigen zin natio- naal was, het nationalistische en Duitschge- zinde echter niet aan de nationaal-karakteris tieke vooropstellingen beantwoordde", heeft de bezetter nochtans niet geaarzeld, om aan de traditioneele vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk de gelegenheid te laten zich en hun volk aan te passen aan de eischen, die de veranderde tijd ons stelt. Niet alleen bleef de pers in beginsel vrjj om haar stand- punt te bepalen; ook de partijen bleven be- staan en toen betrekkelijk spoedig de S.D.A.P de C.P.N, en de R.S.P. onder toezicht gesteld werden, werd in de Nederlandsche Socialis- tische Werkgemeenschap weldra de mogelijk- heid geopend, dat toch ook uit dezen kring positieve kracht zich kon laten gelden. 'Hoe hebben de partijen zich onder deze om- stamdigheden gehouden? We gelooven, dat van hen in het bijzonder kan worden gezegd, wat dr. Steinmetz van de houding van de Nederlanders in het algemeen zegt. Hij gaat er van uit, dat ,,zoodra de Nederlanders eerst onder dezelfde voorwaarden als de Duitschers en op gelijken voet met dezen tegenover de wereld zullen staan, zij geheel van zelf ook in dertzelfden zin als dezen, dus in den zin van het Rijk zouden werken". En hij vervolgt dan: Reeds in den eersten schrik van na den oorlog in Mei 1940, toen zij geloofden, dat het zoover was, toonden vele Nederlanders zich daartoe vergaande bereid. Zij wenschten, zij het ook zonder bijstere vreugde, toch met een zekere mate van nieuwe levensfrischheid zich op Duitschland in te stellen, het goede in den Duitscher en het voor hen aannemelijke aan de gemeenschappelijke toekomst te erkennen. Eerst toen mettertijd de hoop op een Engel- sche overwinning weer begon te gloren, toon den zij zich wederom afkeerig van iedere aan- passing aan Duitschland". Daaromtrent is nu nog wel het een en an- der meer te zeggen, maar voor de verklaring van de houding van de partijen is het inder- daad van. overwegend belang, dat zij er niet toe konden komen, om de noodzaak hunner activiteit te ontleenen aan de groote en zeer groote waarschijnlijkheid, dat de nieuwe orde- ning van Europa zich onder Duitsche leiding zou voltrekken, zoo min als zij zich, in het gezicht van deze waarschijnlijkheid, wilden realiseeren, dat de eenmaal in ons land alge- meene kritiek op het verdrag van Versailles tenslotte om positieve aanvulling vroeg in de voorstelling van een georganiseerd Europa, waarin Duitschland de plaats had, die het toe- kwam en die niet anders dan een leidende plaats kon zijn. Het is ook in ons politieke leven begonnen met concentratiepogingen, die echter, evenals op elk ander gebied van ons volksbestaan, niet anders waren dan pogingen van zelfbe- scherming, te vergelijken met het oog, dat zich automatisch tegen een gevaar van bui ten af sluit. Toen de partijen dan ook aan- vankelijk hun plaats zouden^ innemen in de Nederlandsche Unie, zoo niet rechtstreeks, dan toch in vertegenwoordiging, zag het er weldra naar uit, dat de Nederlandsche Unie de schaal inplaats van het ei zou zijn. En sinds de Nederlandsche Unie onafhan- kelijk van de partijen tot stand gekomen is, hebben deze in hun kritiek op deze beweging en in het nauwlettend toezicht op de verschil- lende fazen van haar ontwikkeling, zoo rem- Inend gewerkt, dat, wanneer de Nederland sche Unie zelve er totdusver niet in geslaagd is, zich te bevrijden van de verdenking, dat zij onde'r den schijn van samenwerking in Duitsch-vijandige afwachting staat, de ave- rechtsche inwerking van de partijen een groot deel van de schuld daaraan heeft. Zonder dat dus uit de oude partijen de ge- zaghebbende stem heeft kunnen of willen op- gaan, die het Nederlandsche volk in zijn ge heel heeft bewogen of aangevuurd, om in het gezicht van nieuwe feiten en nieuwe vooruit- zichten zich te bekwamen tot een nieuwe taak en een nieuwe plaats, is het oogenblik gekomen, reeds in de jongste rede van den Rijkscommissaris aangekondigd, waarop de bezetter alsnog tot de opheffing van de oude partyen is overgegaan. De omstandigheden waaronder zijn natuur- lijk anders, dan zij verleden jaar geweest zou den zijn. Het nationaal-socialisme heeft in NjS.B. en in NjS.N.A.P. zeer aan kracht ge wonnen, maar heeft bovendien voet gekregen op vele en verscheidene voorste plaatsen van bestuur. Nationaal Faont heeft het oor van menigeen gewonnen, die een jaar geleden er niet aan zou hebben gedacht ook maar te luisteren. De Nederlandsche Unie heeft een bij uitstek grooten aanhang verzameld. In deze drie bewegingen zijn de moeilijkheden van onze aanpassing aan een nieuwe plaats en een nieuwe taak nog geemszins overwonnen en met name de Unie' komt wel eens leelijk dwars op de golven te liggen. Maar afgeizien van de Nederlandsche Socia- listische Werkgemeenschap en misschien nog enkele kleine organisaties zijn het thans de drie beddingen, waarin het Nederlandsche volk zich in zijn wilsvorming vereenigt en nog vereenigen kan. Van stonde af is de ver- antwoordelijkheid van de leiders dezer bewe gingen, de verantwoordelijkheid voor hun volk zijn lot en zijn plaats, nog oneindig verhoogd. De leiding van de N.S.B. zal, sterk als haar positie is kracbtens de geestverwantschap met den bezetter. geen kans mogen verzuimen om in haar wezen en streven een weerspiegeling te geven van het voile Nederlandsche leven; de leiding van de Nederlandsche Unie zal minder dan totdusverre den invloed mogen ondergaan van de woelingen in het water van den aanhang, dien zij bevaart dan dat zij moet letten op de teekenen van den heme! van wereldgebeuren, die boven haar staat; zij zal een zeer vasten, zeer duidelijken, voor den .bezetter en voor haar volgelingschap cn- dubbelzinnigen koers moeten volgen, om dat groote deel van het Nederlandsche volk, dat in haar zijn vertrouwen stelt, niet plotselin een volledige desorganisatie te zien prijs ge- geven. En de bewegingen zullen elkaar niet uit het oog mogen verliezen. Want indien de ontwikkeling der dingen daar eindigt, waar- heen het thans gaat, dan zal hun vereenigde kracht de plaats moeten houden, waarheen het hun taak is hun volk te geleiden. Roman van A. HRUSCHKA 19) (Nadruk verboden.) En juffrouw Motika, welken indruk heeft die op u gemaakt? Om de waarheid te zeggen, geen goede. 't Schijnt, dat zware geheimen op haar druk- ken. Ik ben overtuigd, dat zij aangaande de moord veel meer weet, dan al de anderen. 't Zou mij niet verwonderen alS zij de eenige was, die den dader kent. Beschouwt u dit als mogelijk? Mogelijk Ik ben er zelfs vast van over tuigd, al kan ik niet begrijpen, waarom zij tot nu toe zoo hardnekkig geziwegen heeft. In ieder geval moet zij haar redenen daarvoor hebben, maar ik hoop, dat 't mij bij nadere kennismaking met haar zal gelukken althans een gedeelte van haar geheimen te weten te komen. Hebt u bemerkt dat ze nooit iemand recht in het gezicht kijkt? Ja, dat heeft my al zeer dikwijls een on- behagelijk gevoel gegeven. Is dat zoo altijd geweest? Neen, eerst sinds den dood van Gravin Sabine. Vroeger was zij niet stuursch en terughoudend, en toen was haar blik altijd open en oprecht. Ziet u wel. dat geeft toch genoeg te den- ken. Daarin hebt u zeker gelijk, juffrouw Use; maar van den anderen kant moet ik er uw aandacht op vestigen dat juffrouw Motika reeds meer dan dertig jaar haar meesters met waarlijk voorbeeldige toewijding dient en dat zij hun met hart en ziel verknocht is. Aan- genomen, dat zij iets verzwijgt, dat kan slechts hierin zijn oorzaak vinden, dat hetgeen zij weet, niet ruchtbaar mag worden... in 't be lang van haar meesters. Dit alles zei Turba op zeer ernstigen toon. Use was bleek geworden. Zij zweeg een oogenblik en vroeg toen: Is u daar zeker van? Heel zeker, want ik ken juffrouw Motika sinds jaren en jaren, ik weet dat ze in den grond een braaf mensch is; en ik weet ook, dat ze daarom het voile vertrouwen van Marc's overleden moeder genoot en die was een zeer verstandige vrouw met veel men- schenkennis. Zij waren op* een kruispunt gekomen, waar hun wegen uiteen liepen maar als bij afspraak bleven ze nog wat heen en weer drentelen. Use had het hoofd op de borst laten zinken. Turba's laatste woorden hadden blijkbaar die- pen indruk op haar gemaakt. Dan weet ik waarlijk niet meer wat te denken, sprak zij eindelyk. Als u gelijk had, zou men bijna den moed verliezen... om... om verdere pdgingen aan te wenden... Is dit by u reeds het geval? Use schudde driftig het hoofd. Neen, neen, niets zal mijn overtuiging schokken. Ik wil ook niet versagen. Juf frouw Motika kan ook om wille van haar meesteres zwygen, om 'n andere reden dan wy vermoeden. En... en... ik zie nog altijd die meneer von 'Heiden op den donkeren ach- tergrond. Zij zweeg plotseling en vestigden den blik DE BOERENLANDDAG TE ROIJJE. N.A.F. zal voedselvoorziening leidesn. Op den Zaterdag te Rolde gehouden Land- dag van het Nederlandsch Agrarisch Front werden redevoeringen gehouden door den boe- renleider, den heer E. J. Roskam Hzn. en door den heer Ruiter, voorman van het N.A.F. De heer Roskam begon, volgens De Telegr. zijn rede met er op te wijzen, dat het boeren- dom geroepen is om in dezen tijd van barens- weeen eener nieuwe wereld het volk voor te gaan. Het boerendom Is de drager der gees- telijke waarden in het volk. Ik heb boeren, slagers, bakkers, handelaren en geestelijke werkers naar hier geroepen, omdat zij alien een zijn en zij met ons te vechten hebben voor de levenszegepraal. De Rijkscommissaris heeft een week ge leden gesproken tot het Nederlandsche volk in Amsterdam. Op dezen dag en op dit uur van historische beteekenis, staat ons Neder landsche boerendom hier, omdat het den Rijkscommissaris heeft verstaan. De Rijkscommissaris sprak als afgezant van den Germaanschen Fiihrer, die door den Schepper is voorbestemd om alien Germaan schen stammen de plaats aan te wijzen, die hun toekomt in het goddelijk bestel. Het kempunt. Dit is nu het kernpunt, waar het vandaag voor ons boerendom om gaat. Mussert spreekt waarheid als hij volkomen vertrouwt op de woorden van Hitler en ik vertrouw weer vol komen op den taaien, stoeren arbeid van Mus sert, mijn leider. Mijn taak is u den weg te wijzen, die ons boerendom moet gaan en omdat de weg, dien ik wijzen zal, niet anders is dan het aangeven van die richtlijnen, die leven in het hart van iederen rechtgeaarden boer, daarom weet ik, dat gy mij verstaat. Het gaat niet om de prijzen van de artike len, die worden voortgebracht, maar om de grondslagen van het leven, die vast veran- kerd liggen in het boerendom. De Rijkscommissaris heeft geen blad voor den mond genomen. Open en klaar heeft hij het gezegd en ik herhaal zijn woorden: „Deze gelijkgerechtigheid hangt evenwel af van de mate, waarin zij zich nationaal-socialisten be- toonen". Spreker wees er dan op, dat de Rijkscom missaris in Den Haag wel den indruk moest krijgen, dat ons volk principieel weigert aan den opbouw van harte mee te doen. iSpreker herinnerde daarna aan het groot- sche verleden van ons volk tot aan den tyd dat de vreemde handelsgeest de overhand kreeg. Zou de liberaal-kapitalistische geestesge- steldheid in de nieuwe ordening de leiding verkrijgen, dan zouden de boeren verder dan ooit van huis zijn. Wij zullen dat daarom niet dulden, riep spreker uit. Laat men begrijpen, dat het in een autori- taire orde een koud kunstje is, om over alle in elkaar geknutselde bedrijfsordeningen een behoorlijk man te zetten, die met voldoende volmachten bekleed, het gevaar voor eens en altijd den kop indrukt. Een grooter gevaar is echter, dat ons volk de nieuwe orde niet zou willen begrijpen en zou voorbijzien, dat dan Europa wordt gevormd zonder ons. De leiding. Daarom is het, dat het Agrarisch Front van heden af bewust de leiding neemt in de voedselvoorziening van ons volk. Met dit nemen van de leiding bedoel ik niet in de eerste plaats, dat ons nu allerlei baantjes moeten worden toegemeten of dat allerlei machtsbevoegdheden in ons bezit moeten zijn. Voor ons, die van boerengeest zijn, is het precies anders om. Ik heb het verrtouwen in mijn mannen, dat het N.A.F. van heden af de voedselvoorziening leiden zal en leiden kan en dat van heden af niets en niemand meer in staat is om zich tegen ons te verzetten. De machtsbevoegdheden zullen wij krijgen, zoodra wy die noodig hebben, om onze taak te volvoeren. In alle bestaande regeeringsinstanties voor de voedselvoorziening en het pachtwezen worden onze menschen ingezet en aan onze boeren en landarbeiders en aan alien, die betrokken zijn by de voedselverzorging, kan ik mededeelen, dat van heden af elk onrecht, dat nog geschiedt door de overblijvers van het oude systeem, door ons zal worden uitge- roeid. Want er zal recht zijn voor 6ns trouwe volk van boeren en visschers. Ook over ons rundvee hangt veel stof, ver- volgde spreker. Van den oorlog van Mei 1940 af tot heden is de totale veestapel slechts ver minderd met 45.936 stuks. Toekomstmogelijkheden. Vrijdag nog kreeg ik van de bezettingsover- heid de absolute verzekering, dat Duitschland zal zorgen, dat onze veestapel niet wordt kapot gemaakt. Laten wij toch bovenal niet vergeten, dat het van geweldig belang voor de toekomst is, indien ons fokvee nu reeds den veestapel van de Germaansche levensruimte kan aanvullen. Dit opent groote mogelijk- heden voor de toekomst van onze bedrijven. De Duitsche legers verwerven in het Oosten de levensruimte voor de Germaansche volke- ren. In het Oosten van Europa is plaats voor honderdduizenden boeren om een hoeve erfelijk te bezitten en voor him geslacht. Duitschland kan in 't Oosten meer dan voldoenden grond krijgen om zich te voeden met granen, vleesch en vet en als het noodig is om alien export der exporteerende landen der wereld te ver- vangen. Als nu aan de machten der duistemis ge lukken zou, ons volk blijvend tegen Duitsch land op te hitsen en Duitschlands Fiihrer zou dan, uit liefde tot zijn eigen volk, de grenzen moeten sluiten van Nederland, dan was de ellende hier niet te overzien. Ruw geschat hebben wrj dan vier millioen menschen te veel op ons kleine stukje grond. Daarom is het streven van hen, die ons volk ophitsen en die luisteren naar de oranje- bolsjewisten meer dan misdadig. Het is volks- moord. De heer Roskam kondigde aan, dat binnen- kort een oproep zal verschijnen tot de Neder landsche jonge boeren en arbeiders om zich beschikbaar te stellen voor het aanvaarden van een taak bij den nieuwen opbouw van de Oekraine. Daarna keerde hij zich fel tegen het bols- jewisme. Stalin verklaarde vol trots, dat geen half procent van den Russischen grond meer in boerenhanden was. Zeer zeker, hij bereikte dat door duizenden boeren te ver- moorden. Maar het systeem in Nederland heeft toch ook den boerengrond aan de boeren ontnomen en in andere handen gespeeld. Als niet een van mijn zonen met de S.S. in Rusland meevocht, zou ik mij schamen hier voor u te staan, riep spreker uit. Boerenjon- gens van Nederland, treedt nu aan in de S.S., daar is uw plaats. De volksvoedingsstand. Nu de Rijkscommissaris gelijkberechtigdheid heeft toegezegd aan het Nederlandsche volk, naar verhouding het zich bekeert tot het nationaal-socialisme, nu meen ik uit aller hart te spreken als ik zeg Rijkscommissaris het Nederlandsche boerendom heeft zich in voile overgave gewend tot den nieuwen tijd. Geef ons dan onze boereneer en ons boeren- recht terug. Veclos ons van de crisiscentrales, die ons hebben verdrukt en vertrapt. Geef ons onzen volksvoedingsstand, waarin de vrije boer hoeder is van zijn heilig boerenrecht. Wij vragen geen voordeeleri boven onze Duit sche collega's. Indien de oorlog het noodig ma^kt, dat zij lijden, dan willen wij meelijlen. Indien zij hun vee moeten offeren, dan zijn ook wij daartoe bereid. Indien zij hun zonen af staan om den nieuw veroverden grond te bearbeiden, dan staan ook onze zonen fot den op een flink gebouwd man, met sympathiek voorkomen, die, met de handen in de zakken, uit een zijweg kwam geslenterd en hen blijk baar van zijn kant in het oog had gekregen. Kurt Holder! Hoe onaangenaam dat hij ons hier samen ziet wandelen! Waarom onaangenaam, juffrouw Use? Daar steekt toch geen-kwaad achter? Neen, maar ik kan hem toch niet zeggen waarom... Turba had reeds bij wijze van groet met zijn hoed gezwaaid en Holder, die hen nu snel tegemoet kwam, had dien groet ietwat afge- meten beantwoord. Use's vrees bleek gegrond te zijn; hij toonde zich voor haar veel koeler dan gewoonlijk. Use trachtte hem door een opgeruimd gezicht en een luchtig gesprek in een goed humeur te brengen, maar dat ge- lukte haar niet. De jonge inspecteur bleef karig met zijn woorden en zijn vorschende blik vestigde zich wantrouwig nu eens op Use, dan weer op den bibliotfaecaris... Zij wandelden samen een poosje over den veldweg in de richting van Krannebitten. Plotseling wees Turba met de hand voor zich uit en zei: Uw zuster, juffrouw Use! Kijk maar, ze komt ens tegemoet. En hij begon vlugger te loopen, om spoedi- ger bij Marianne te zijn. 't Was inderdaad Marianne, die zeer nieuws- gierig naar den uitslag van 't bezoek op Kronstein, de jongelui tegemoet kwam... En daar men in het bijzijn van Holder niet daar over kon spreken, fluisterde Turba, toen hij bij haar stond: Laten we 'n beetje sneller doorloopen, juffrouw Marianne, dan kan ik u alles ver- tellen. Use begreep zijn bedoeling; zij bleef dus met Kurt wien dit zeer gelegen kwam, een beetje achter, nadat beiden Marianne hadden begroet. Nauwelijks bevonden zich Marianne en Turba op eenigen afstand of Kurt bleef staan en keek Use donker aan. Wiil je me nu vertelleei, Use, wat je zon- derling gedoe met Dr. Turba heeft te betee- kenen - Zonderling gedoe? Ik begrijp je niet... Je zult me toch niet op de mouw willen spellen, dat je hem toevallig hebt ontmoet... en nog wel voor den eersten keer! zei Kurt opgewonden. Onlangs heb je ginds boven nog een samenkomst gehad... zonder Marianne. Hoe weet je dat? Men heeft je beiden toevallig gezien en het kiwam mij ter oore. Of wil je dat looche- nen? 'Heelemaal niet. En gisteren heb je Turba in de biblio- theek een bezoek gebracht en bent er meer dan een uur gebleven. Ontzettende misdaad! poogde Use te schertsen. Als ik nu maar wist, waarom je dat zoo opwindt, beste Kurt, en... wat je er- mee te maken hebt. Permitteer... Ik ben toch geen klein kind en sta niet onder je voogdij... Maar je weet heel goed, dat ik van je houd en wat je vader met ons voorheeft. En jij had sinds lang moeten weten, dat ik die plannen nooit heb goedgekeurd! Als vader openhartig voor je is geweest, moet hij je dat gezegd hebben... en ook de redenen van mijn weigering. Zeker, hij heeft me gezegd, dat je van den jongen Kronstein houdt, maar ook, dat die liefde hopeloos is en dat dus alles bij het oude blijft. Ik moest voorloopig nog geduld oefenen, je niet lastig vallen, je tijd laten om dien man te vergeten. Dat Jieb ik ook ge- daan... Zeer edelmoedig van je. Kom. laat ons emstig spreken. Nu begin je dat spelletje met Turba. Ik ben een goeie kerel, Use, maar ik weet nietmeer, wat ik van je denken moet. Van wien houd je nu eigen- lijk, van Kronstein of van Turba? Of wil je mij voor den gek houden? Voor mij heb je in ieder geval geen tijd meer... en dat gedoe kan ik nu eenmaal niet uitstaan. Ik wil weten of ik mag hopen of niet. Ook Use's gezicht was plotseling ernstig geworden. Met haar mooie bruine oogen keek zij onvervaard den opgewonden jongen man aan. Goed, beste Kurt, ik ben het met je eens, dat een verklaring tusschen ons noodig is. Ik wil in geen geval, dat je mij verkeerd beoor- deelt. Dus, als 't je belieft, de voile waarheid. Die zul je onmiddellijk hooren. Ik houd van Marc Kronstein en zal nooit afstand van hem doen. Dus is voor mij die liefde geens- zins hopeloos... Maar je vader heeft me toch gezegd, dat hij nooit zijn toestemming zal geven... Heeft hij je ook de redenen daarvan ge zegd? Neen. Maar hij verzekerde mij, dat zijn besluit onherroepelijk is, aangezien er onover- komelijke bezwaren tegen je huwelijk met graaf Kronstein bestonden. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 1