DRUKWERK
N.V. FIRMA P, J. VAN DE SANDE
BUSDIENSTEN
Feuilleton- vertellingen
Burgerlijke Stand
Voor de Huisvrouw
BRABANTSCHE BRIEVEN.
LOOP DER BEVOLKING.
St. Jansteen-Perkpolderhaven
BUSNUMMERS
PH 3
PH 9
v St. Jansteen
Hulst (Station)
Kloosterzande
a Perkpotderhaven
Perkpolde
rhave
n-St.
Jansteen
BUSNUMMERS
I 2 1 I 6
v Perkpotderhaven
Kloosterzande
Hulst (Station)
a St. Jansteen
Axel-Koewacht-St. Jansteen
A 1
BUSNUMMERS
J 2
I V Axel (Postkant.) A
Zuiddorpe (Kerk)
Koewacht (Miss.)
Heikant (Kerk)
A St. Jansteen (Kerk) V
t
Met aansluitende bus naar en van Hulst
Noodbusdienst Terneuzen (Tramstation)
Hoeksche Brug v.v. (Oagelijks)
V Terneuzen (Tramstation) A
it
N.B. Te Breskens en te Perkpotderhaven geven
onze treinen, (als op tijd gevaren en gereden
wordt) aansluiting op een aankomende en/of
een vertrekkende boot.
B Rijdt op tijdig verzoek door tot Axel-Brug,
of vertrekt van daar.
Kleine zendingen worden vervoerd voor
zoover de dienst het toelaat.
Groote cijfers Tramdiensten.
Kleinere Busdiensten.
De uren der tusschenstations zijn bij benadering
aangegeven.
N.B. Te Axel aansluiting van tram op bus richting
Koewacht om 8 uur v.m.
Laat ons Uw
voor Uw z a a k of Uwe
Vereeniging verzorgen.
Onze inrichting staat U borg voor een
technische en accurate uitvoering.
Vlugge afwerking. Spoed-
werk wordt nog denzelfden
dag afgeleverd.
TEL. 2073 - NOORDSTRAAT 55-57 - TERNEUZEN
De Drukkerij voor den Zeeuwsch-
Vlaamschen Handel en Industrie.
aanbrak. Deze zal duren tot de N.S.B. de
leiding van het Nederlandsche volk op zich
kan nemen. Dan volgt de derde periode,
waarin de NjS.B. bewijzen moet, deze leiding
waardig te zijn, ziel te bezitten. Thans leven
wij in een moeilijken tijd, aldus spr., doch bet
is ook een tijd waarin groote dingen gebeu-
ren. En thans begrijpen we ook, waartoe de
oorlog van 19141918 diende, n.l. om deze
groote revolutie voor te bereiden. Eerst kwam
Mussolini naar voren, vervolgens Hitler en
thans is de revolutie daar en deze zal een
nieuw, beter tijdperk voor Europa inluiden.
De ouderen onder ons weten, dat ik jaar op
jaar gezegd heb: volk van Nederland, er
waart een revolutie door Europa en ook Ne
derland zal er in betrokken worden. En nu
die revolutie daar is, is het wezen van onzen
strijd, of ons volk daartoij zijn plaats zal weten
in te nemen. Eens nam ons volk, toen het
slechts een anderhalf millioen zielen telde, een
wereldpositie in. Dat 'was in den tijd toen De
Ruyter de verbonden Engelsdhen en Fran-
schen uit elkaar sloeg. Nadien heeft niemand
dat meet- gekund, tot er nu een man opge-
staan is, die Engeland ook op zijn body geeft,
te land,, te water en in de lucht.
Spr. herinnerde dan aan de oorlogen die
Nederland te voeren had, hoe het verzwakte
en op de wip teredhtkwam. We kropen er
midden op. In 19141918 blevem we wippen.
Dan kregen we een du'w naar links, en dan
weer naar rechts, maar we bleven wippen tot
we er in Mei 1940 van aftuimelden. En ko
men we er nu weer op? Neen nooit! Het zal
afgeloopen zijn met het spel der diplomaten,
die telkeris weer oorlogen maken. Een groot
ge*wicht zal door slag geven. het nationaal-
socialiisme. En dat stelt de vraag: voor of
tegen? We hebben ons gesteld achter de
zwarthemden van Mussolini en ook achter de
bruinhemden van Hitler. En toen stelden we
ons, volgens onze tegenstanders, ook buiten
ons volk. Wij werden in een hoekje geperst.
Eki nog zijn er honderdduizenden, die gelooven
dat wij ons volk verraden, terwijl we slechts
het beste voor ons volk willen.
Spr. sdhetste dan de gebeurtenissen van
Mei 1940 en herinnerde voorts aan den laster
van die dagen, dat de N.S.B. ons volk verra
den zou hebben, de eigen soldaten in den rug
zou hebben geschoten. En nu, aldus spr., kun-
nen we ons volk uit den put halen. De ande-
ren brachten het er in. En al meenen zij, dat
Engeland nog zal winnen, omdat het altijd
won, omdat het het goud en de schepen heeft,
en omdat het Amerika achter zich heeft, wij
gelooven dat Hitler wint. En wat zal dan
onze plaats zijn. Er zijn er hier velen, die
slecht over Hitler denken en als Hitler zoo
ook over ons dacht, dan zou, het er nu slecht
voor ons uit zien. Maar Hitler staat daar ver
boven en na mijn bezoek aan Berlijn, kan ik
met gerust hart verklaren: 'Hitler heeft het
beste met ons voor, als ons volk hem dat
mogelijk wil maken. Maar dan moeten we
niet met den rug naar elkaar staan, maar met
de uitgestoken hand. Er mag nooit meer
een tienden Mei tusschen ons zijn. We heb
ben vijf oorlogen met Engeland gehad, en met
Frankrijk en met Spanje, maar npoit een
met Duitschland. Aan onze Oostgrens was
het steeds rustig. Nu was er die vier en een
halven dag, maar daarna nooit weer. We
moeten een goede buur, een goeden vriend
willen zijn en dan krijgen we de kans in het
nieuwe Europa een plaats in te nemen over-
eenkomstig onze cultureele waarde. Daarom
bepleit ik ook allerwege: een bond van Ger-
maansche volken. Waarom kan dat elders,
in Amerika, en hier niet? Er was een tijd,
dat Brabant en Gelderland met elkaar in
oorlog waren., als we nu die mogelijkheid op-
perden zou men ons gek noemen. Zoo zal
er ook een Europa komen waativan de volke-
ren geen oorlogen meer voeren. En ik ge-
loof, dat ons volk sterk genoeg is om in dat
Europa een groote plaats in te nemen.
Spreker schetste vervolgens in groote trek-
ken de sociale toestanden in ons land voor
1940. Er was van alles teveel, groenten, vee,
kinderen. Er moest van alles minder zijn,
de groenten werden vemietigd, het vee afge-
slaoht. Dan zou het beter gaan. Maar hoe
kan dat, als men van de kleine oppervlakte
van ons land negen millioen menschen moet
voeden Spreker behandelde hiema het
werkloosheidsvraagstuk, zooals men dat v66r
Mei traehtte op te lossen.
Wte hebben het nu moeilijk, aldus spreker,
maar deze groote tijd voert naar een betere
toekomst, die dit alles snel herstellen zal.
Thans staan er een vier- a vijfduizend van
onze jongens aan de zijde van Duitsehland.
Het is slechts een druppel in den emmer,
maar we doen wat we kunnen. Waarom?
Omdat we straks geen parasieten willen zijn.
Vervolgens wees spreker op eenige reeds
getroffen goede maatregelen, als de loonbe-
lastirag. En de opheffing van het rijwiel-
plaatje. Dat was een zwak punt van ons,
aldus spreker. We stelden het in de Kamer
voor, maar alien waren er tegen. Het kon
niet. Nu kan het echter wel. En niet velen
zullen dat verdwijnen betreuren. De arbeid
moet een vreugde worden en de groote zorg
voor den ouderdom moet verdwijnen. Men
moet zich geborgen weten in het eigen volk.
Wij moeten niet willen dat edn van ons volk
wordt aangedaan, wat we voor onsaelf niet
zouden willen. Dat is nationaal-socialisme.
Wijzende op de houding die de massa nog
aanneemt zeide spreker: ze kijken ons aan,
alsof We het slechte willen voor ons volk.
Behandel hen daarnaar niet, want de meesten
van hen laten zich daarbij ook leiden door de
liefde tot ons volk. Tracht van hen kame-
raden te maken. Win deze menschen voor
ons. Maar alleen hen, die de moeite waard
zijn om gewonnen te worden. Slampampers
kunnen we niet gabruiken. Zij, die alleen aan
zictozelf denken, kunnen nooit nationaal-socia-
list zijn. Gij, die de boodschap van het natio
naal-socialisme hebt gehoord en begrepen, zijt
gelukkig. Ge kunt blijmoedig zijn. Want
wij zijn de dragers van de toekomst van ons
volk. Armen, die geen toekomst meer zien.
Nadat Ir. Mussert zijn rede, die herhaalde-
lijk door luiden bijval onderbroken was, ge-
eindigd had, Werd den N.S.B.-leden gelegen-
heid gegeven hem voor zijn vertrek de hand
te drukken.
Ulvenhout.
Amico,
Als, - na 't eer-
ste schoft in den
akker den oogen-
blik is aangebroken
om mee den gelajen
wage! weg te rjen
naar stad, dan is 't
mee 'n bietje jaloer-
sigheid, da 'k over
den steenweg, langs
de zonovergoten vel-
den, langs de jonge
akkers, langs de run-
ders daar aan den
waterkant, langs
volk daar wijerop in 't akkerlan l, den wage!
naar de stad douw.
"t Is zoo goed op den buiten, nou de ko-
mende Mei, de Bloeimaand, heur blomkes
strooit in 't welig veldgewas der Grasmaand.
't Is zoo goed op den buiten nou, onder de
hooge lochten waarin de witte voorjaarswol-
ken drijven, straf glanzend van de zon. 't Is
zoo deugdzaam op den buiten nou, in die
lichte stilte, die hier rondwaaiert op 't spul-
sche zonnewindeke, dat gouwen schervels
toovert op de Mark, dat ravot mee 't zonneke
deur 't rustelooze grasgewas, mee den witten
bloei van madeliefkes, lenteklokskes, kan-
del66rkes.
Hah! 't Is nieverans beter zijn, dan in
d'open velden, waar't Voorjaar klast in over-
daad van licht. Waar de verre enders weg-
nevelen in 't zulveren ljchtgewemel, dat over
d'eerde danst. Nieverans beter dan hier, al
leen mee de veugels, die zwieren langs 't
wolkenspul; dan mee 't windeke, dat, geloof
ik, fliert uit de zon! Dan mee de runders,
die gunderwijd verdoken liggen in de malsche
wei, soms hun groote, bonte lijven spiegelen
in de diepblaauwe Mark.
Daar fliert 'n koppelke kapellen uit den
slootkant, 'k docht sjuust, 't waren twee
vroeg boterblomkes, die daar bloeiden. Maar
't is schoonder! Ze sieren nie deus plekske
langs den sloot, ze sieren de heele wei, deus
schepseltjes, zoo schoon geschapen als de
blommen
Bonten tule hangt over 't geboomt. In alle
tinten van pastel. Hier staat 'n teer citroen-
geel teugen den ultramarjjnen hemel gespren-
keld, zoo schoon of't goud uit de zon is neer-
gedauwd over den wilgekruin.
Daar flonkert grdenen ,,dauw" aan de
boomtoppen. Gunder zwijmelt 'nen peersen
,,damp" over de kolossale buuken.
De Mei peerlt over 't geboomt en struik-
gewas.
Nog staat den Winter mee e6n been in
't Voorjaar, maar Mei is komend! Want den
pruimenboogerd van mijnen overbuur staat
te blossemen! Tot schuimens-toe! Tintel-
witte vlokken van louter blomtrossels blan-
ken deur den vruchtenhof, 'nen kijk diep!
Eenen, diepen kijk van stillen, reinen bloei.
Eenen zwanger van zoeten blommengeur
hangt daar tusschen de manshooge boomkes
onder den witblossemenden sluier, bespikkeld
mee transparante figuurkes uit 't hemel-
blaauw.
Hah. 't Is nieverans beter zijn, dan op den
buiten nou, waar 't Voorjaar van den Hemel
klast; waar de verre enders wegnevelen in
't zulveren lichtgewemel dat over d'eerde
danst. Waar de kapellen flieren, de veugels
langs de wolken zwieren. En waar 't zonne-
goud te drillen ligt onder 't windeke op de
Mark. V - ,o
Ja, ik ga mooi van m'n gedoeike 's mer-
gens. Want in stadAllee, den vree van
deus tjj is alleen op den buiten. Bij de kapel-
lekes. Bij de veugels. Bij 't zonnewindeke.
Bij de runders, bij den blossem, bijwel
overal, waar gin menschen zijn. Gin afgunst
dus. Gin eerroof. Gin teenengetrap, om oew
plekske in de zon af te stelen. Gin gehuichel.
Doch alleen ,,maar": rust en sohoonheid, lijk
't veur iederen mensch bedoeld en weggelegd
is deur zijnen Schepper!
Nee, na dat eerste schoft in den akker,
ga 'k nie geren van m'n gedoeike.
Warm komt de zon al op. 'Nen eersten
veugel fluit deur den dauwnatten mergen.
'Nen leeuwerik klapwiekt zingend naar den
dageraad. 'Nen tweeden veugel fluit. En
dan, ineens, dan ,,hagelt" den veugelenzang
over 't land. Den nuuwen dag is geboren.
Den daauw glimt en ,,leeft" als veugeloogs-
kes in 't jonk gewas.
Den donkeren 66rde van den akker klontert
en koekt onder m'n klompen. Hij riekt naar
't Voorjaar: broeisch, malsch, hartig. Veur
m'n plazier klaauw ik in dieen goeien grond,
grond van m'n eigen; grond waarin m'n
Vader z'n zweet en z'n krachten al liet.
Grond, dien 'k al zestig jaren ken. Ken mee
al z'n hebbelijkhedens, z'n wonders, z'n gaven,
z'nzurgen. Grond, waarin ik m'n heele
leven ploeterde; dien 'k zoo geren voel han-
gen aan m'n handen; grond, waarin ik gul-
zig vroeten kan. Grond, waarin en waarveur
ik zoo dikkels, als den dag er zijn eerste licht
op strooide, m'nen eersten Vader-ons opzee.
Grond zoo dikkels gezegend mee rijke
vrucht, mee overdadigen ocgst, grond, die
'n stuk van m'n ziel geworden is.
Grond, waarin m'n geloof opgroeide, gelijk
mee de vruchten, waarom wij altij, altij
vragen
En als ik ennigte uren gewerkt heb in dieen
kustelijken, in dieen dierbaren grond, onder
den huiver van den vroegen mergen, waarin
alleen 't windeke vezelde tusschen 't jonk
gewas, dan schemert daar aan den ender 'n
moire van zonnennevel, tot er de bloeiende
velden in verloren gaan!
Streelend schuift 't lage Zuidenwindeke
over den vruchtbaren eerde, lekker in m°n
mouwen, over m'n klamme vel.
Dan efkes rusten, langsuit bij den water
kant, niks anders doen dan asemen, zoo
maar stillekes leven lijk 'n blom en oew eigen
laten beschijnen deur't pittig zonneke, 't win
deke laten kruipen in oewen nek, over oew
bloote borst, langs oew sokken, te leven
z6b, heelegaar gedachtenloos in de hand van
den Schepper van heel den schoonen mergen,
da's 6en genieting, da's den lieve lust.
Oew ziel laten wegdrijven als 'n blomme-
pluis op 't windeke, da's wegdroomen naar
den Hemel, waar louter vree en rust is veur
'nen moeigewerkten, veur 'nen moeigevoch-
ten mensch, die zat is van geplaag, van kon-
kelarij en gespannen strikken en al wat zoo
tot de maatschappelijke samenleving van
God's kinders schijnt te behooren.
En als ik dan mee sluimer-oogen boven aan
dieen graskant lig, zuigende op 'n sappig
zuringsteeltje en ik kijk de wije Schepping
af, over den blekkerenden, vonkenden water-
spiegel, die krioelt van petieterig leven van
onzichtbaarkleine schepseltjes, ik zie dan
wijerop m'n Meidurpke rusten op den dons
van 't nuuwe groen, overwerld van zonne-
poeier en onder 'n Stilte die 'k over den
waterspiegel zweven hoor, dan... ineens...
dan komt plichtsgevoel aan m'n lurven trek-
ken en 'k spring omhoog of er 'n adderke in
m'nen... rug beet.
Dan, na den eten, op route mee den wagel,
zwaar van d'akkervrucht. Eh't eerste klantje
beweert, terwijl 'k de patatten afweeg: ,,hou
maar goeien moed, Dr6. we staan er bestig
veur!"
„Goeien moed houwen, juffrouw? Ik heb
nog nie anders gedaan! Ik w6£t dat we 'r
goed veurstaanKom maar 'ns kijken,
op den buiten, mensch! Den Zomer ziede
woelen in elken blad- en blombolster! Ge
prdeft 'm, als ge diep ase
Maar wijer kan 'k nie komen, want 't wefks
d'r oogen steken lijk angels in m'n ziel.
Onbegrijpelijk staar ik ze aan. Zwijg. En
dan: ,,ZooJudas! Hoorde gij 6ok bij
de verrajers, die
En dan heb ik 'n heele toer, amico, om
mee 'nen ,,leutigen" slag, mee 'n lachend ge-
zicht en 'n bitter hart deus kwebbel als klan
tje te behouwen!
Dan zegt er een: ,,vandaag nie!" En deus
engeltje gooit de deur veur oew gezicbt toe,
dat 'n passeerend oud-ananneke naar... den
bomtrechter speurt, bevend over al z'n lejen.
En ik gaai wijerop, peinzend op wat ik giste-
ren misschien „teveul" gezeed zou kunnen
hebben teugen dieen lesten weerborstel, die
den huisbaas z'n deur gebruikt, om heur
evenmenschen de stuipen op 't lijf te jagen.
Maar ik ben al bij nommer drie. En deus
ouwe merakel orakelt: ,,elf Mei, Dre, dan ge-
beurt er 'n wonder!"
Ik knik. Leg heur eierbonnekes in m'n
boekske. En maak dan de rekening op. ,,Zeu-
ven-en-dertig centen astemblief, juffrouw".
Zij: „elf Mei gebeurt er 'n wonder".
Ik: ,,Zonsverduistering, juffrouw?"
Zij: ,,,Luisterde gij dan nooit naar den
radio
Ik: ,,gin tij-d, juffrouw, deus maanden".
Zij: ,,Zoo! Dus 't kan jou nie schillen hoe
't gaat mee oew land
Ik: ,,M'n land, mensch? Ik staai er mee
op "en gaai er mee naar bed. 't Is 'nen zurg,
horre, zoo'n boerenbedrijf!"
Zij: ,,dan weet ik genogt". Bens! De deur
wordt dichtgesallemanderd, dat ge 't kiepe-
vel op oew lijf voelt pukkelen.
Vort, Bleske, naar't volgend stekelsverken!
M'nen trouwen beest zet z'n eigen schrap,
net als den baas, daar rolt den wagel weer
wijer!
'Nen kearel doet open. .Mergen, meneer
Jansen! Wat mag 't zijn, astemblief?"
Jansen: ,,Zeg, Dre vertel me nou 's: waar-
bij hoorde gij nou eigenlijk.
Ik: „ibij de ploeg die den productieslag pro-
beert te winnen veur Nederland, meneer
Jansen!"
Jansen: „da's mooi gezeed, maar nou eer-
lijk: zijde gij ook lid van En hij draait
zijnen rever om, laat z'n speldeke zien.
Ik .meneer Jansen, 't bordeke is in den
maak, mergen hangt 't aan den wagel: ,,in
de zaken gin politiek", staat er op".
Jansen: ,,flapdrol! Wat kost den blom-
kool
Ik: ,,zeuven stuivers".
Jansen: ,,en de spruiten?"
Ik: ,,die zijn gedaan meneer Jansen".
Jansen: ,,wat krijgen die Engelschen op 'r
falie, ee!"
Ik: ,,ja. Erme Grieken!"
Jansen: „ik vertrouw jou nie, Dr6!"
Ik: ,,ik lever hier toch al zeuventien jaren,
meneer Jansen".
Jansen: ,,jood!"
Ik: „meneer Jansen, nou kende mij al zoo-
veul jaren. Ge wit, wie ik ben, wat ik ben,
hoe ik ben! En nou hebt ge in 66n miruuut al
nagegaan of ik N.S.B.-er, Unieman of jood
benIs dat nou billijk?
Jansen: ,,'Vroest maar!"
Ik: „gin horke minder!"
Jansen: „gif dan maar 'n blomkooltje af-
legger!
Ik: astemblief".
Jansen: „wewewablief? Zoo
'n snertdink zeuven stuivers?"
Ik: ,,directie klachtenbureelDe kleintjes
zijn nog nie grooter van 't jaar".
Jansen: ,,Wil ik jou 's iets zeggenIk
verander van groentenboer! 'k Zal maar 'ns
zoeken naar 'n partijlid, dan weet ik z6ker
nie afgezet te worden! Bonjour!"
Amico, ik kan oewen krant volschrijven
mee zulke gesprekken. Maar deus weinigen
heb ik 'ns opgeschreven g'had, om oe duide-
lijk te maken, waarom ik 's mergens zoo nooi
den akker in den steek laat.
De menschen praten over 'nen Nuuwen
Tijd. Geloof me, ik ben veur 'n grondige ver-
nuuwing! Afijn, dat witte, dunk me! Ik kost
mee den ouwen tijd nie dwepen. Daaraan
rnankeerde veul. Heel veul!
Maar 66n benaauwd gedacht bekruipt me
wel 'ns! Den Nuuwen Tijd mot gevurmd
worden deur deouwe" menschen. Ik
bedoel: deur de lui van vroeger, die den
ouwen tijd toch ook meevurmden en mis-
vurmden!
't Zou van groot, van h661 groot belang
zijn, als de menschen van vandaag begrijpen
kosten, ik zonder niemand uit, dat de
vernuuwing brj. d'r eigen mot beginnen. M'n
recept van vroeger nog! Dat we den Nuuwen
Tijd nie motten verwachten vanvan on
zen evennoste.
Z661ank blijf ik m'nen buiten nog maar
trouw! Ik snAk naar Vrede.
En ik kan 'm onder de menschen nie vin-
den.
Veul groeten van Trui, Dr6 HI, den Eeker
en als altij gin horke minder van oewen
t. a. v.
DiRE.
SAS VAN GENT.
Huwelijks-voltrekkingen26 April. Gerar-
dus Aloysius Verstraeten, oud 28 j. en Wil-
helmiena Elisabeth de Wagenaete, oud 22 j.
Geboorten. 18 April. Ivonne Agnes, d. van
Kamiel Bruggeman en van Alice Leotnie Neyt
Overlijden. 29 April. August Alouis Stoffe-
ris, oud 19 j.
SAS VAN GENT.
In deze gemeente hebben zich gevestigd.
M. C. Maas, dienstibode, van Vogelwaarde
0. C. M. Bracke, zonder, van Hulst.
M. L. E. Kieboom, onderwijzeres, van Uden-
hout.
C. M. Rooze, zonder, van Rotterdam,
ex. M. Groen, zonder, van Leeuwarden.
R. B. David en gezin, fabrieksarbeider. van
Westdorpe.
E. M. D'haene, zonder, van St. Gilles Den-
dermonde.
E. M. Vemaeve, zonder, van Zelzate.
Vertrokken
1. de Grandi en gezin, fabrieksarbeider.
naar Bolzano (Italie).
M. D. J. Cortvriendt, zonder, naar Vogel
waarde.
M. A. M. Schuurs, zonder, naar Leiden.
P. A. A. Geerinck en gezin, naar Westdorpe.
S. A. P. Dullaert, zonder, naar Hulst.
K. A. Merkx, maredhaussee, naar Ooster-
land.
W. E. de Wagenaere, zonider, naar Zelzate.
A. C. Verschuren, zonder, naar Zaltbommel.
E. J. Schaut, dienstbode, naar Zuiddorpe
J. Hahn, zonder, naar Weerselo.
WENKEN OP NAAI- EN BREIGESBIED
Komen de kinderen uit school thuis, trefot
U ze dan oude jurlcjes of overalls aan U
spaart daarmee de schoolkleeding.
Laat U vooral de kinderen klompsokken
dragen in de klompen. Dit bespaart U aan-
merkelijk veel kousen.
Breit U zelf de kousen en sokjes voor de
kinderen Denkt U dan in het vervolg er eens
aan de hielen en knieen extra sterk te maken.
Dit kunt U op een eenvoudige manier doen,
door een draad naaigaren nr. 8 of 10 mee te
breien. De kousen slijten dan veel minder
gauw.
Door mouwen en de rug bij jurken te voe
ren zullen ze veel minder gauw slijten aan
armsgaten en ellebogen. Als voering kunt U
oude zomerjurken of flanel gebruiken.
Bij het koopen van nieuwe stoffen bedenke
men thans meer dan ooit, dat ,,goedkoop
duurkoop is".
Overtiemden, die geen duibbel borststuk heb
ben, slijten vrij snel bij het boordje. Ter ver-
sterking naait U een belegstuk tegen den
borst, welk beleg eenige centimeters in -de
schouder moet vallen.
Jongensbroeken zijn het sterkst als ze ge-
heel gevoerd worden. Kan dit niet, dan moet
toch in elk geval het zitvlak extra gevoerd
worden.
Wees zuinig met rijggaren, haal den rgg-
draad na het stikken in zijn geheel uit het
werk en wind den draad opnieuw op de klos,
zoodat ze voor de tweede maal gebruikt kan
worden.
Weet U, dat wanneer de machinesteek aan
den onderkant van Uw werk niet goed is, b.v.
rrjgt, dat dan de bovenspanning niet in orde
is, te los zit; terwijl wanneer de bovenkant
der steek niet goed is, U de fout aan de on-
denspanning, dus bij de spoel moet zoeken
Boorlint moet voor het gebruik eerst ge-
krompen worden. Dit doet men, door het lint
vochtig te maken en met een heet ijzer droog
te strijken. U loopt dan later geen kans bij
een regenbui of bij het wasschen, dat het
boorlint sterker krimpt dan de stof. Ook man-
tellinnen eerst krimpeh voor het gebruik.
Sommige stoffen vertoonen een „vleug",
d.w.z., dat er richting aan de stof is en dat
dus alle deelen van het kleedingstuk in de-
zelfde richting geknipt moeten worden, bijv.
fluweel.
Knip zoo zuinig mogelijk, eerst de groote
daarna de kleinere deelen van het kleeding
stuk. Bewaar alle restjes, ze kunnen later te
pas komen.
Bewaar oude vilten hoeden, zoowel heeren-
als dameshoeden. U knipt de bol open, wascht
den hoed en perst het vilt goed plat. U kunt
er dan vilten pantoffeltjes uit maken voor
een kindje van 1 jaar. Voor grootere kinde
ren heeft II twee hoeden noodig.
Beschrijving pantoffeltje: Teeken eerst de
zool van het schoentje op papier na, daarna
den bovenkant, die opengelegd wordt. Het
naadje aan den achterkant wordt met ge-
kleurde festonsteekjes van wol dichtgemaakt.
Eveneens wordt zoo het zooltje aan het boven-
stuk bevestigd. Aan den bovenkant wordt het
pantoffeltje met een steekje versierd. Voor
sluiting worden 2 gaatjes aan den bovenkant
gemaakt, waar doorheen een koordje van de
wol komt.
Verder kunt U van vilt zooltjes in de schoe-
nen maken, een aardige ceintuur van reepjes
vilt, een kraagje en manchetjes.
Doe Uw oude kousen niet weg! Onderjurkje
(leeftijd 2 a 3 jaar) gemaakt van bovenstuk-
ken van oude kousen:
Hiervoor hebben we 2 paar oude kousen
noodig en knippen hiervan de voetdeelen af.
De beenstukken worden op den naad open-
geknipt. Van het <5ene paar kousen knippen
we het bovenstukje van de onderjurk en het
voorbaantje van het rokje. Uit het andere
paar kousen wordt de rest van het rokje ge
knipt. De bovenkanten der kousen worden
voor den onderkant van het onderjurkje als
zoom gebruikt. Hals en armsgaten kunnen
met stopgaren in dezelfde kleur omgefeston-
neerd worden.
Zoo kunnen van oude kousen ook nog ge
maakt worden: een hemdje, een directoirtje,
terwijl wanneer de kousen aan smalle reepjes
worden geknipt, men van deze reepen vloer-
kleedjes kan haken.
Babyhemdjes kunnen behalve van flanel,
ook van tricot gemaakt worden. Ze kunnen.
bijv. uit een oud interlock hemdje of directoir
of heerenonderbroek geknipt worden. Wan
neer deze tricot met de machine gestikt wordt
moet de spanning der machine goed los staan
en moet het goed strak onder de machine
doorgetrokken worden, daar later anders de
steken knappen. Het hemdje kan met een
flanelsteek afgewerkt worden.
8.55
9.00
9.30
9.40
17.15
17.20
17.50
18.00
9.50
10.00
10.30
10.35
18.10
18.20
18.50
18.55
8.00
k.
19.50
8.10
19.40
8.25
19.25
8.45
19.05
8.50
19.00
8.06 16.50
8.16 17.00
via Postkantoor
A Hoeksche Brug V
A.
8.30
8.20
17.25
17.15