ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.VOOR ZEEUWSCHtVLAANOEREN De man die lachte NVigroine No. 10.203 WOENSDAG 16 APRIL 1941 81® Jaargang Distributie Melk en Cacao. Binnenland Feuilleton V'^S'I3E" De Burgemeester van TERNEUZEN maakt bekend, dat boven hetgeen reeds bij de algemeene uitreiking van Melk- en Cacaokaarten werd verstrekt, alsnog zal worden uitgegeven MSHf! a. aan kinderen geboren in Februari en Maart 1927 een Melkkaart en een Cacaokaart b. aan kinderen geboren in Februari en Maart 1937 twee Melkkaarten. Deze uitreiking heeft plaats tea Distributiekantore Vlooswijkstraat 34 op Donderdag 17 April en Vrijdag 18 April a.s. van 8,30 uur tot 12 uur; te SLUISKIL op Donderdag 17 April a.s. en te DRIEWEGEN op Zaterdag 19 April a.s. Hierbij dienen de distributiestamkaarten der betreffende kinderen te worden over- gelegd. Terneuzen, 16 April 1941. De Burgemeester voornoemd, P. TELLEGEN. AjBQNNHMENTSFRIJS: Binnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post f 1,T3 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar Voor Belgle en Amerika /2,20, overige landen /2,65 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen bij voorultbetaling. Uitgeefster: N.V. Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels 0,82% Voor elken regel meer f 0,20%. KLEIN E ADVERTENTIENper 5 regels 52 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Intending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHI.JNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. GILDEN. Nu hier te lande niet slecbts een doelbe- wust streven naar gildevorming is waar te nemen, maar ook reeds op verschillende ge- bieden die vorming is of wordt voorbereid, mogen wij, schrijft de H. Crt. herinneren aan het we-zen en de beteekenis van de oorspron- kelijke gilden, welke hierbij tot op zekere hoogte tot voorbeeld strekken. Ook in den nileuweren tijd komt de naam gilde wel voor, met name in de RJC. mididenstandsbeweging, maar al is er verwantschap, zoo dekt toch deze naam niet of slechts zeer ben deele het oorspronkelijke begrip. De gilden in hun eigenlijke beteekenis heb- ben zich in de middeleeuwen ontwikkeld tot zeer krachtige vereenigingen van kooplieden en van handwerkers, die weldra het economi- sehe leven geheel of goeddeels beheerschten. Daar door de nog zeer gebrekkige verkeers- middelen van dien tijd de steden een zelfstan- diger leven leidden dan later het geval was, werden de gilden vooral daar en in de omge- ving tot een belangrijke macht. Zoowel han- delaren als handwerkers (het fabriekswezen was nog niet tot ontwikkeling gekomen) waren er veneenigd in gilden, die het karak- ter droegen van gesloten corporaties. Een bepaald ambacht mocht alleen worden uitge- oefend door wie lid van het desbetreffende gilde was; om in het gilde te worden opge- nomen moest men aan bepaalde eischen vol- doen, een leertijd doormaken en een proef- stuk leveren (asm een soort practijk-examen voldoen dus). Zoo werd men van leerling tot gezel bevorderd en kon men den ,,meester"- rang behalen, een titulatuur, welke men nog thans terugvindt in de aanduidingen mr. met- selaar, mr. timmerman, mr. loodgieter, enz., waarmee nu echter alleen te kennen wordt gegeven, dat de betrokkene zich als patroon of ondememer heeft gevestigd, zonder dat hieraan eenige waarborg voor vakkenis en -bekwaamheid is verbonden, zooals in den ouden gildentijd wel degelijk het geval was. Het gevolg van dit gildewezen was, dat het ambacht (om ons nu hiertoe te bepalen) in eere werd gehouden en tot grooten bloei ge- bracht, dank zij ook het voortdurende toe- aicht door gildebestuur en stedelijke keur- meesters. De burgerij behoefde niet te vree- zien, het slachtoffer te zullen worden van beunhazen, zooals in lateren tijd maar al te Door GERARD FAIRLIE. Uif het Engelsoh door Jhr. R. H. G. NAHUYS. 40) Vervolg. De gedachte aan den Octopus herinnerde mij plotseling aan het gevoel van angst en den aandrang tot de uiterste voorzichtigheid, waaraan die door het ongeluk getroifen man toegegevn had, toen hij die kamer op t por- taal voorbij moest. Daaruit kon slechts een ding afgeieid worden; die kamer moest aan den Octopus behooren. Het was vereischte Jean eenig denkbeeld van de inrichting van het huis te geven, alvorens we ons op weg begaven. Ik vertelde haar in 't kort alles wat ik er van wist en besloot met haar tot de uiterste voorzichtigheid aan te manen. ,,Om Godswil, liefste", fluisterde ik, „wees voorzichtig met die deur als we deze kamer verlaten. Neern je angstvallig in acht naar niet aan te raken; al streek je er maar langs, dan zou het ergste kunnen gebeuren." Zij glimlachte mij toe. Alle voorbereidingen die wij treffen konden, waren getroffen. Er was geen tijd meer te verliezen. Ik hielp haar van het ledikant en wees haar hoe zij de handboei moest vasthouden, opdat deze niet zou rinkelen en tevens, hoe zij haar als wapen zou kunnen gebruiken. Dit woord herinner- veel is voorgekomen. Wie beroep deed op welken ambachtsman ook, had de zekerheid, steeds met een beproefd en bekwaam vak- man te doen te hebben. Anderzijds waarborg- de het gildewezen den vakman, die in het ver- band was opgenomen, een alleszins beboorlijk en eervol bestaan. Uiteraard werd de sadm- hoorigheid in het gemeenschappelijke vak tevens sterk bevorderd. Tot de taak der gilden behoorde het ook, te waken tegen een onbeperkte concurrentie eveneens een euvel, waaronder men in lateren tijd veel te lijden heeft gehad. Het gilde bepaalde het aantal leerlingen, dat mocht worden toegelaten, waardoor automa- tisch ook het aantal meesters werd beperkt. Het bracht een zekere monopolie-positie voor de gilden mede en daardoor het allerminst denkbeeldige gevaar van prijsopdrijving. Van- daar, dat veelal door de stadsbesturen, die toezicht op de gilden uitoefenden, de prijzen werden vastgesteld, waaraan men zich had te houden. Een schaduwzijde hierbij was echter, dat de gilden, die tot machtige lichamen in het stedelijke leven werden, een vaak niet geringen invloed uitoefenden op de plaatse- lrjke overheid, waardoor misbruiken zeker niet waren uitgesloten. Meermalen zijn dan ook van hoogerhand maatregelen genomen om den politieken invloed der gilden te weren en hen naar het eigen, vooral economische terrein terug te dringen. Op dit terrein heb ben zij intusscben een aanzienlijke macht ver- kregen, dank zij ook hun verordenende en zelfs tot op zekere hoogte uitvoerende be- voegdheden. Ongetwijfeld hebben deze politieke invloe- den en het besloten en monopolistische ka- rakter van de gilden, die toch zoo uitnemend werk hebben gedaan, bijgedragen tot him ver- val en verdwijning. Meer echter nog zijn de oorzaken te zoeken in de verbetering, toe- neming en uitbreiding van het verkeer, waar door de betrekkelijke isolatie van het stede lijke leven geleidelijk werd opgeheven, en in de verandering van den bedrijfsvorm als ge volg vooral van deze verkeersuitbreiding en -intensdveering en vein de ontwikkeling der techniek. Het kon niet anders, of de gilden in hun toenmaligen vorm moesten wel gelei delijk aan economische beteekenis inboeten. Toch was het eigenlijk eerst de Fransche revolutie, waarbij zooveel veranderde, die aan hun bestaan een einde maakte. In ons land werden in 1798 alle gilden e.d formeel (in de Sta<atsregeling van diat jaar) vervallen verklaard; na het herstel van onze onafhan- kelijkheid verdwenen zij metterdaad. De gilden mogen dan hun gebreken hebben getoond, men zal moeilijk kunnen beweren of volhouden, dat de periode van individua- listische vrijheid, welke op hun verdwijning is gevolgd, met haar vrijheid van bedrijf, van concurrentie, van winstbejag, van markt en van prijsvorming, met haar oneconomische ordeloosheid en haar beunhazerij, een ver betering was Integendeel: zij werd vooral in sociaal op- zicht een groote verslechtering. Erkend moet worden, dat in lateren tijd door arbeids- wetgeving en andere maatregelen der over heid en door een toenemend streven naar, zij het dan ook partieele, ordening in het econo mische leven, vooral ook in ons land, veel is gedaan om den ontstanen, voor zeer uitge- breide lagen der bevolking ondragelijken toe- stand te verbeteren. Doch nog steeds moeten wij missen hetgeen in den bloeitijd der oude gilden zoo goed en zoo mooi was, de liefde voor den arbeid en zijn ordening ten bate van de gemeenschap, de volledige zorg voor het stoffelijke en geestelijke heil van den werker (dit laatste begrip genomen in zijn wijdste beteekenis). Men denke hierbij aan hetgeen wij hierboven schreven over de sinds de goede gilde-tijden zoozeer veranderde toe- standen op economisch gebied, in verkeer, techniek en bedrijf (b.v. het uitgebreide fabriekswezen met zijn sterk gedifferentieer- de en gespecialiseerde werk en zijn arbeid aan den loopenden band). Het is dan ook duidelijk, dat thans een de mij aan mijn ,,dienstwapen", dat ik haar gegeven had. Ik vroeg haar er naar. Zij schudde het hoofd. ,,Zij vonden het", zei zij. ,,Zij namen het mij af." Dat was dus de reden waarom ik niet aan den lijve onderzocht was. De Octopus wist dat het wapen mijn eigendom was en had het niet de moeite waard geacht op mij te zoe ken naar iets wat hij reeds gevonden had. Wij naderden de deur en ginigen haar voor bij. Ik loosde een zucht van verademing; het volgende oogenblik stond Jean naast mij op de gang. Ten tweeden male zegende ik die dikke gangloopers. In volmaakte stilte liepen wij voort tot aan het portaal. Ik keek in het rond; alles was volkomen stid en toch aarzelde ik. Uit de duistemis van de gang komende, was het halve licht op het portaal bijna afschrikwekkend. Maar evenals alle andere, moesten we ook dit gevaar op ons nemen. Jean met mijn hand een wenk gevende mij te volgen, stapte ik op het portaal en liep in de richting van de bovenste traptrede. Ik keek omlaag, maar kon niets zien. Be- neden was alles pikzwarte duistemis. Wij be- gonnen af te dalen, ik met mijn linkerhand op de leuning, tot steun; Jean met haar rechter- hand zoodanig uitgestrekt, dat haar vinger- toppen mijn schouder raakten, opdat zij de richting waarin zij zich bewegen moest, weten zou,. Ik geloof, dat ik in d'at oogenblik een gebed omhoog zond, dat geen traptrede zou kraken en ons aldus verraden. Het geluk bleef ons evenwel trouw; wij bereikten onhoorbaar de benedenste verdieping. Tot zoover, daarvan was ik zeker, was onze vlucht tenminste nog niet ontdekt. Eenmaal daar aangekomen evenwel, moes ten we op onze zintuigen vertrouwen. Ik luisterde gespannen. Niet het geringste teruggrijpen naar het gildewezen voor uitge breide terreinen van economisch en cultureel leven niet kan beteekenen een copieeren van het oude model. Niet slechts omdat men de fouten en de gevaren van dat model zooveel mogelijk dient te vermijden, maar vooral om dat bij een dusdanige strenge ordening ter- dege rekening moet worden gehouden met de zoozeer andere eischen, welke onze tijd stelt. Deze ordening vereischt een nieuwen vorm van harmonie tussehen de vrijheid, die noo- dig is om op stoffelijk gebied maar ook op dat van kunst, wetenscljap, enz. het hoogste rendement en een krachtig en gezond leven te verkrijgen en de strenge gebondenheid, welke onmisbaar is om den gezamenlijken arbeid zooveel mogelijk aan de geheele volksgemeen- schap ten goede te doeri komen LIJMALEESCH, BEENDERLIJM, VLEESGH- EN VISGHLIJM, GELATINE ENZ. DISTRIBUTXEGOEDEREN. Bij de wijziging van dd Beenderbeschikking 1939 no. 1, opgenomen in de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag zijn als distribu- tiegoederen tevens aangewezen lijmvleesch (met inbegrip van chroomschaafselbeender- lijm met inbegrip van vjeesch- en vischlijm, gelatine en beenzwart (beenderkool). De overige wijzigingen zijn van technischen aard. ENGELSCH VLIEGTUIG NEERGESCHOTEN. Maandagmiddag heeft, naar 't D.N.B. ver- neemt een Duitseh jachtvjie^tuig aan de kust een vijandelijk gevechtsvliegtuig van het type Bristol-Blenheim, dat naar Nederiand wilde vliegen, neergeschoten. DE GEMEENSCHAPPELIJKE VERDEDIGING VAN HET VERRE OOSTEN BESPROKEN. Een bericht uit Manilla op de Fhilippijnen, meldt dat Donderdag aldaar een conferentie is afgeloopen, welke twee dagen geduurd heeft, en waarin Engelseh-Amerikaansch- Nedierlandsche hesprekingen gevoerd zijn over een z.g. gemeenschappelijke verdediging in het Verre Oosten, de eerste in haar soort in den Orient sinds het uitbreken van den Europeeschen oorlog. Nu de besprekingen voorbij zijn, is luchtmaarsehalk Sir Robert Brooke Popham, de opperbevelhebber van de Britsohe strijdkrachten in het Verre Oosten en Britsch afgevaardigde op de conferentie van Manilla, per vliegtuig naar Singapore vertrokken Tevens zijn minister van Kleffens en zijn gezelschap, die op weg waren naar Batavia en hun reis te Manilla hadden on- «derbroken om aan de conferentie deel te nemen, per vliegtuig naar Nederlandsch- Indie doorgereisd. Het nauwkeurig karakter van de bespre kingen tussehen de drie delegaties blrjft een voorwerp van gissingen, daar alle afgevaar- digden weigerden zich over de behandelde onderwerpen uit te laten. De hooge commis- saris der Ver. Staten, Francis Sayre, die door joumalisten werd aangeklampt toen hij zich gereed maakte naar het buitenverblijf Baguio nabij Manilla te vertrekken, verklaarde, dat de Engelsch-Amerikaansch-Nederlandsche be sprekingen uitsluitend gediend hadden om algemeene inlichtingen" uit te wisselen. Hij weigerde over de bijzonderheden uit te wei- den. Met betrekking tot de conferentie van Manilla verluidt, naar Domei meldt, dat tij- j dens de daar gevoerde besprekingen het pro- gram voor een gemeenschappelijke verdedi ging van het Verre Oosten tussehen de V. S. en Engeland vaste vormen heeft aangenomen, al is er officieel over het resultaat der be sprekingen niets bekend gemaakt. Men mag aannemen, dat ook de positie van Neder- landsch-Indie binnen het bestek van dit mili- taire en economische front is opgehelderd en dat de handelsbesprekingen tussehen Japan en Nederlandsch-Indie te berde gebracht zijn. „De Japansehe regeering slaat na de con ferentie van Manilla de ontwikkeling der ge- geluid drong tot mijn ooren door.- Vervolgens beproefde ik de duistemis met mijn oogen te doorboren en zoo mogelijk de plaats van de vensters te ontdekken.'.Dit zou van aanzien lijke hulp zijn, aangezien ik daaruit zou kun nen opmaken wat da voerzijde van het huis was en zoodoende weten waar de muur lag, waarin de voordeur waarschrjnlijk aange- bracht zou zijn. Maar al mjjn pogingen faalden. Of er waren geen vensters, of er hingen zware gordijnen voor. Daar wij ons nu in de hal moesten be- vinden, liet ik de eerste veronderstelling voor wat zij was en helde over tot de tweede. Er bleef slechts ddn ding over, maar het vooruitzicht lachte mij volstrekt niet toe. Ik kon blijkbaar niets anders doen dan een on- derzoek langs de muren.iimstellen, om te zoe ken waar de deur zich bevond. Maar dit denkbeeld stond mij tegen, omdat ik in het pikdonker gemakkelijk tegen een meubelstuk zou kunnen stooten, het omver werpen en zoo doende alarm maken. Maar, zooals ik zei, het was mijn eenige keuze. Ik kon Jean niet met mij meetrekken. Het gevaar was voor ddn persoon reeds groot ge- noeg en het was niet raadzaaim het te ver- dubbelen. Ik draaide mij dus om, fluisterde haar in, aan den voet van de trap te bljjven staan en te wachten tot ik haar kwam halen. Zij kneep mij in den schouder, ten teeken dat zij begrepen had. Ik bewoog mij naar reohts, met de groot- ste behoedzaamheid, de handen voor mij uit gestrekt en de passen die ik nam, tellende. Nadat ik tot vijf geteld had, raakten mijn vin- gertoppen den muur. Ik wendde mij naar links, en schoof langs den muur. Na twee passen gedaan te hebben stiet ik op iets zachts. Deze aanraking joeg mij een schrik op het iijf, hoewel ik terstond begreep, dat hetgeen ik aangeraakt had, niets anders kon zijn dan beurtenissen aandachtig gade", aldus ver klaarde Koh Isjii, de waamemend woordvoer- der van het bureau van. inlichtingen aan de buitenlandsche joumalisten. Gevraagd naar het feit, dat van Kleffens, de minister van buitenlandsche zaken van de Nederlandsche emigranten-regeering te Londen, aan de con ferentie van Manilla heeft deelgenomen, ver klaarde de woordvoerder, dat diens deel- neming „zeer opvallend" is. Hij voegde hier aan het volgende toe: ,,zij schijnen erg zenuw- achtig te zijn, hoewel wij geen territoriale verlangens in het gebied van de Zuidzee heb ben. Onze belangstelling aldaar heeft alleen betrekking op economische factoren". Verder wenschte de woordvoerder zich hierover niet uit te laten. Hij zeide slechts: ,,wij moeten uitkrjken, wat onze buren doen". MEEUWENEIEREN. De heer N. Beije te Ginneken schrijft aan de N. R. Crt.: Dezer dagen vond ik in uw blad een artikel ,,Onbeschermde vogels". Daarin werd ook van de meeuwen gesproken. In Denemarken heette het daar, worden de eieren dezer vogels verzameld en wel jaarlijks pl.m. 2 mil- lioen stuks. Het artikel wekt den indruk, alsof dat eierrapen in ons land achterwege gelaten wordt. Daarom een kleine rectificatie. Op Schouwen liggen in de 3 boezems van het Stoomgemaal eenige kleine eilandjes, waar duizenden meeuwen nestelen. Duizenden meeuwen leggen tienduizenden eieren. Daar in wordt dan ook druk gehandeld, vooral gaan ze naar Rotterdam. De Schouwenaars zijn dus net zoo knap als de Denen. DE GAGES VAN NEDERLANDSCHE ZEE- LIEDEN IN ENGELSCHEN DIENST. De commissaris voor zee- en binnenscheep- vaart deelt het volgende mede: De Engelsehe regeering heeft den laatsten tijd door middel van het Nederlandsche Seheepvaartcomitd te Londen de Nederland sche zeelieden gedreigd met intrekking van den steun aan hun familieleden, indien zij weigeren verder in dienst van Engeland te varen. Hierbij kan worden opgemerkt, dat de be- taling van steun aan familieleden van zee lieden in het bezette Nederlandsche gebied door de Duitsche overheid geregeld en onge- stoord geschiedde. Tot dusver werden dan ook de gages van alles zeelieden aan de hier gevestigde familieleden door de reederijen uitbetaald. In de toekomst wordt nu echter vanzelf- sprekend deze uitbetaling aan familieleden gestaakt, indien vaststaat, dat de Nederland sche zeeman in Engelschen dienst is of dat zijn schip in het belang van Engeland vaart. TOETREDING VAN WERKLOQZEN TOT HET N. V. V. In aansluiting op het bericht betreffende de toetreding van werkloozen tot het N.V.V, wordt medegedeeld, dat deze toetreding al leen kan plaats hebben, indien zij niet in strijd is met de statuten der aangesloten organen of met bepalingen, vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomsten. WINTERHULP NEDERLAND. De komende lijstencollecte. Nog eenige dagen scheiden ons van de komende lijstencollecte ten bate van het werk van Winterhulp Nederiand. Van 15 tot en 20 April (in sommige gemeenten is deze periode iets grooter) zullen door het geheele land de ijverige collectanten van Winterhulp zich weder aan de woningen van alle Neder- landers vervoegen met een dringende bede om een offer voor de leniging van de nooden van een breede massa van behoeftige landgenoo- ten. Herhaaldelijk is te dezer plaatse reeds uit- eengezet, hoe ontzaglijk groot deze nooden zijn en helaas moest ook telkens weer gecon- stateerd worden, dat de ingezamelde gelden een gordijn. Ik schoof het langzaam terzijde en ontdekte tot mijn verademing, dat het door dit gordijn verborgen venster niet met een luik gesloten was. Ik keek er door; een open ruimte was zichtbaar en daarachter de- zelfde boomengordel dien ik van uit mijn kamer gezien had. Blijkbaar keek ik nu uit op de voorzijde, terwijl ik toen de achterzijde gezien had. Het huis werd dus geheel door dat bosch omringd, met een open ruimte van ongeveer vijftig ellen er tussehen. Ik staarde of ik tussehen de boomen een opening ontdekken kon, die den toegangsweg tot het huis kon wormen. En dit was werke- lijk het geval; iets naar links, maar in de duistemis, teekende niets zich duideljjk af. Ons pad lag blijkbaar zoover mogelijk van die oprijlaan af, al moesten we daarvoor een cross-country ondememen. Een oogenblik bleef ik op die plek staan en bestudeerde ik de ligging van het land, zoover ik het zien kon, opdat ik mij de richting zou kunnen in- prenten die wij moesten inslaan, zoodra we uit het huis geraakt zouden zijn. Ik keerde mij om. Ik had vijf passen naar dem muur gedaan en daarna twee passen naar links. Als ik derhalve het venster mijn rug toekeerde en even links aanhield, moesten vijf passen mij terugbrengen naar de plek, waar mijn Jean mij wachtte. Ik bewoog mij voorwaarts. Onder het gaan telde ik mijn schreden. Na de vijfde stak ik mijn hand vooruit, tastende naar de trapleu- r.ing. Ik voelde niets en deed nog een stap naar voren. Mijn hand kwam in aanraking met wat zij zocht. ,,Jean", fluisterde ik. Geen antwoord. Het angstzweet brak mij uit. Ik worstelde tegen den aandrang haar naam te roepen. Ik beheerschte mij en sprak alleen haar naam iets luider uit. Nog bleef het antwoord uit. hebben- de naie b ^attiei. nog bij lange na niet voldoende waren om alien nood te lenigen, al waren de resultaten op zichzelf beschouwd niet geheel en al onbe- vredigend. „Het kan echter beter en het moet beter" moge daarom het devies zijn voor de komen de collecte en wanneer ieder Nederlander de volgende week zijn plicht doet jegens zijn be hoeftige medeburgers, dan kan het niet an ders, of deze inzameling zal een record-succes boeken. Maar dan moet ook ieder, die maar iets kan missen daadwerkelijk medewerken en zich met liefde een offer willen getroosten. Elk offer uit plicht geboren en met liefde gebracht, zal de voltooiang van het mooie sociale werk van Winterhulp vergemakkelij- ken en wederom zal dan uit tienduizenden ge- zinnen een dankbede kunnen opgaan voor het resultaat van deze blijken van gemeenschaps- zin. Want gemeenschapszin moet de grondslag zijn voor het doen slagen van deze actie en daarom mag niemand zich aan den daaruit voortspruitenden plicht tot offeren onttrek- ken. Reeds veel leed heeft Winterhulp Neder iand dank zij veler medewerking kunnen ver- zachten, maar haar arbeidsterrein bleek zoo omvangrijk, dat voor het bereiken van het gestelde doel ook de hulp van die Nederlan- ders, die tot dusver om welke reden ook zich nog afzijdig hielden, niet kan worden ont- beerd. Wie van de noodzakelijkheid daarvan is doordrongen, zal met liefde zijn steentje bij- dragen voor het brengen van vreugde in de gezinnen van hen, die nog op steun van ande- ren aangewezen zijn. En ook dan zal eerst met recht verwezen- lijkt zijn de leuze: ,,Voor het volk, door het Volk". DE LIEFDADIGH EID IN NEDERLAND. Samenwerking gieboden. Een verslaggever van het A.N.P. heeft een onderhoud gehad met den heer Eekhof, chef van de hoofdafdeeling propaganda voor Win terhulp Nederiand, over het vraagstuk van de liefdadigheid in ons land. Aan de uiteenzettingen van den heer Eek hof wordt het volgende gemeld: Door het collecte-verhod en de oprichting van Winterhulp Nederiand, aldus de heer Eekhof, is het probleem van de liefdadigheid in Nederiand opnieuw in het midden van de belangstelling gekomen. Bij de oprichting van de Winterhulp had de leiding zeer zeker het toekomstbeeld van een codrdinatie op het gebied van de weldadig- heidsinstellingen voor oogen. Codrdinatie beteekent samenwerking, doch gedurende het korte bestaan van Win terhulp Nederiand is reeds gebleken, dat samenwerking op dit gebied als zeer proble- matisch moet worden beschouwd, want dui delijk heeft me(i kunnen vaststellen, dat ver schillende groepeeringen in onze samenleving het sectarisme in het weldadigheidswerk niet willen loslaten Dit standpunt is gedurende de wintermaan- den ten opzichte van Winterhulp Nederiand zelfs geconsolideerd, zoodat helaas op het oogenblik vastgesteld moet worden, dat op het gebied van het weldadig'heidsweze.i een bewust streven voorhanden is om het niet tot een nationale samenwerking te laten Ik werd overweldigd door de verpletterende zekerheid, dat zij niet langer was op de plek waar ik haar aehtergelaten had. Mijn hand, die op de trapleuning rustte, begon te beven, Ik jroelde dat iets iets dat voor ons van het grootst mogelijke gewicht was, verkeerd geloopen was. ,,Lieveliag", riep ik, zoo luid als ik durfde, ,,waar hen je?" Ondanks mezelf, trilde mijn stem. Mijn stem klonk mij in de ooren als een heesch ge- fluister, door een ander geuit. Zij is moeilijk te beschrijven, maar de gewaarwording die ik ontving, was dat mijn eigen stem mij afgrij- zen inboezemde. Een oogenblik bleef ik wachten en luiste- ren. Uit de dikke duisternis die mij aaci alle kanten omringde, kwam van nergens een ant woord. Ik faoorde niet het geringste geluid, maar de stilte was onheilspellend. Jean was daar niet, of zij zou mij geantwoord hebben; maar iemand anders, iets anders, was daar wel. Daaromtrent koesterde ik niet den minsten twijfel. Ik kon niemand zien; ik kon niemand hooren. Maar toch wist ik niet alleen te zijn dat iets, of iemand, wachtte wachtte, even als ik... op wat? Mijn keel werd dichtgesnoerd, mijn ver- hemelte werd plotseling droog; mijn hand klemde zich aan de trapleuning vast, om mij steun te verleenen. Mijn neusgaten snoven een vreemdsoortige, walgelijke lucht op, die mij plotseling geopenbaard werd. Ik kende dien reuk; een oogenblik knikten mijn knieen onder mij, bevangen als ik was door een wal- ging, zooals mij ooit in mijn leven over- komen is. Ik kende dien reuk. Nu wist ik wat daar wachtte en loerde, waarschijnlijk geen drie voet van mij af. Ik kon raden wat er met Jean gebeurd was. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 1