ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANOEREN
saS*®;
De man die lachte
onnen
No. 10.199 tweede blad VRIJDAG 4 APRIL 1941 81e Jaargang
Binnenland
Feuilleton
wmwwn .-mm.- i mnwiw wiiiii»awwniia—i—11—iiit—hhmiw—miiiiihwiihibii m m mr rrirni o ■■HHMMmn UMKMrrrmiai unm'mu »v«.„ nmrnarast* n n i i u i mimic————
TER NEUZENSCHE COURANT
TER REGELING VAN DE VOEDSEL
VOORZIENING.
De secretaris-generaal van het departement
van landbouw ©n visscherij deelt ter toelich-
ting van zijn Dinsdag in het verordeningen-
blad versctienen hesluit betreffendc den op-
boirw van een organisatie voor de voedselvoor
ziening (organ'satiebesluit voedselvoorziening
1941) het volgende mede:
De eoonomische omstandigheden, welke ge-
durende de laatste jaren voor het uitbreken
van den oorlog in Nederland hebben ge-
heerseht en welke in het bijzonder voor den
landbouw van verstrek kenden invloed waren,
maakten het noodzakelijk, dat tal van maat-
regelen tot steun aan den landbouw en tot
regeling van de voortbrenging en den afzet
van landbouwproducten werdeci genomen.
Voor de uitvoering van deze maatregelen werd
een omvangrijk apparaat ingesteld, dat, hoe-
wel daarin verschillende vertegenwoordigers
van het bedrijfsleven zitting hadden, toch een
overwegend ambtelijk karakter had. Na het
uitbreken van den oorlog is dit apparaat
dienstbaar gemaakt aan de voedselvoorzie-
ning, waarvan de regeling in het bijzonder
cnder de huidige omstandigheden steeds in-
grijpendter maatregelen eischt. Het is daarbij
meer en meer gebleken, dat het huidige amb-
telijke en sterk gecentraliseerde apparaat van
de voedselvoorziening niet geschikt is om de
vereischte maatregelen op de meest deskun-
ddge en soepele wijze tot stand te brengen en
uit te voeren. Reeds om deze reden was het
noodzakelijk nieuwe vormen te scheppen ten
einde in de huidige organisatie ingrijpende
wijzigingen te kunnen brengen. Er bestond
eehter nog een andere reden.
Zooals uit het voorgaande blijkt, is de be-
staonde organisatie van de voedselvoorzie
ning in feite niets anders dan een voor de
regeling daarvan omgebouwd crisisapparaat,
dat oorspronkelijk geheel ingesteld was op de
uitvoering van de voor den landbouw noodige
steunmaatregelen. Waar sinds eenigen tijd
het samenstel van regelingen geheel gericht
is op de voedselvoorz'ening, sluit de bestaan-
de organisatie daar niet meer op aan. Een
nieuwe organisatie is derhalve noodig, met
een ander doel dan de landbouw-crisis-organi-
satie had. Haar doel zal zijn de voedselvoor
ziening te regelen in het belang van produ
cers en consument en de tusschen deze bei-
den liggende groepen van belanghebbenden.
Waren het vroeger complex van maatregelen
en de daarmede verbonden organisaties er op
gericht een zoo goed mogelijk prijspeil voor
den landbouw te verkirijgen, de nieuwe orga
nisatie zal daarentegem een behoorlijk prijs
peil voor den landbouw als uitgangspunt heb
ben, ten einde op dien grondslag een behoor-
ltjke voedselvoorziening op te bouwen.
De landbouw-crisis-organisatie had nog een
ander bijzonder kenmerk. Daar het complex
van - landbouwcrisismaatregelen zeer ver in-
greep, betrok het daarbij tal van andere groe
pen uit het oeconom'sche leven. Dit alles ge-
scihiedde eehter als middel tot het doel: steun
aan den landbouw, waardoor een zeker anta-
gonisme tusschen de belangen van den be-
trakken handel en industrie eenerzijds en de
belangen van den landbouw anderzijds onver-
mijdeLijk was. In de nieuwe organisatie zal
dit nier meer het geval behoeven te zijn. Deze
zal gericht zijn op de belangen van alle b(j de
voedselvoorziening betrokken bedrijven, on-
geacht of deze producent, handelaar of ver-
werker zijn, voor zoover deze belangen al-
thanA met een goede voedselvoorziening ver-
eenigbaar zijn. Dat zulks niet beteekent, dat
in de nieuwe organisatie alles zal kunnen blij-
ven bestaan, zooals het thans is, spreekt van-
zelf. Om tot een goede voedselvoorziening te
komen, zullen op dit punt nieuwe beslissingen
moeten worden genomen, waarbij zoowel
sociale als oeconomische overwegingen zullen
medespreken.
Om de hiervoor uiteengezette redenen werd
het derhalve noodzakelijk geaoht om op het
gehied van de voedselvoorziening een nieuwe
organisatie voor te bereiden, waarbij het
streven voorzit, de uitvoering en zoo mogelijk
ook de totstandkoming der maatregelen onder
toazicht der overheid op te dragen aan
publiekrechtelijke organen. Deze organen zul
len worden ingesteld voor de behartiging van
Door
GERARD FAIRLIE.
Uit het Bngelsoh door
Jhr. R. H. G. NAHUYS.
36Vervolg.
Het was een geluk, dat ik de gewoonte had
dit mes altjjd zeer scfaerp te houden. Binnen
weinige oogenblikken had ik het leer, dat de
onderste helft van den beugel omringde,
doorgesneden en ik had niet veel tijd noodig
om een deel van het opvulsel te verwijderen.
ik kon bij dit werk niet zien, want het was
geheel donker geworden, maar toch was mijn
zaak niet moeilijk, omdat ik haar verrichtte
op he.t gevoel. Onder het peuteren kon ik niet
nalaten, Vic zijn linkslheid te benijden. Slechts
in sommige dingen, zooals het schieten met
de revolver, was hij bepaald links, maar in
vele andere was hij met zijn linkerhand even
handig als met zijn rechter.
Mijn Vingers stieten spoedig tegen hetgeen
zij zochten. Een staaf was door het houtwerk
van den stoel gedreven en de handboei was
door middel van een stalen ketting aan deze
staaf bevestigd. Ik dankte God, dat deze
staaf van hout vervaardigd was, want met
deze ontdekking werd mijn laatste vrees, dat
ik mij niet zou kunnen bevrijden, op de
viucht gejaagd. Zij was zeer dik, vier duim
in middellijn, sc'hatte ik, maar ik wist dat mijn
mes er gauw genoeg weg mee zou weten.
Ik begon dus het hout weg te snijden. Hal-
de belangen van de voedselvoorziening, ieder
voor een bepaald gebied. Door haar samen-
stelling en inrichting zullen ze geacht kun
nen worden de belangen van het haar toe-
vertrouwde onderdeel van het bedrijfsleven op
deskundige wijze te kunnen behartigen. In
het thans gepubliceerde besluit zijn de grond-
slagen voor den opbouw van een dergelijke
publiekrechterlijke organisatie voor de voed
selvoorz ening neergelegd. Bij het ontwer-
pen van dit besluit is als uitgangspunt ge
nomen, dat net, teneinde vooral in de huidige
oorlogsomstandigheden nadeelige overgangs-
perioden te vermijden, wenschelijk is zoowel
feitelijk als juridisch voort te bouwen op het
geen op het gebied van de organisatie voor
het bedrijfsleven in Nederland reeds tot stand
is gekomen. Zoo zal bij de groepeering en
den opbouw van de in het ontwerp geprojec-
teerde organen in feite vocr een belangrijk
deel aansluiting worden gezocht bij de thans
bij de uitvoer ng der Landbouw-crisiswet 1933
en het voedselvoorzieningsbesluit ingeschakel-
de organisaties, zoomede wat betreft den han
del en de industrie op het gebied der voedsel
voorziening bij de door de comnvssie voor de
organisatie van het bedrijfsleven (de commis-
sie Woltersomin te stellen organisaties. Wat
den juridischen grcndslag betreft, is in het
ontwerp aansluiting gevonden bij de artikelen
152/154 van de Grondwet, welke artikelen be-
trekking hebben op de instelling van open-
bare lichamen voor bedrijven of groepen van
bedrijven. De toepassing van deze art kelen
blijkt o.a. uit art. 2, lid 1, van het besluit,
waarin wordt bepaald, dat ten behoeve van
de organisatie voor de voedselvoorziening
lichamen in den zin van art. 152 van de
Grondwet worden 'cigesteld en uit art. 6, lid
3, waarin is bepaald, dat aan deze lichamen
verordenende bevoegdheid, als bedoeld in
art. 153 der Grondwet, kan worden verleend.
Jlet plan van opbouw van de
nieuwe organisatie.
De op te bouwen organisatie zal de geheele
voedselvoorziening omvatten. Hlertoe wor
den gerekend:
le. De voortbrenging van handel in en be
en verwerking van alle producten van de
voedselvoorziening met inbegrip van genot-
middelen
2e. de voortbrenging van, handel in en be
en verwerkng van die producten van den
Nederlandschen landbouw, welke niet voor de
voedselvoorziening zijn bestemd, dus b.v. vlas,
griend en riet;
3e. de handel in grondstoffen en hulpmid-
delen voor zoover deze voor den landbouw en
visscherij van bijzondere beteekenis zijn.
De verschillende organisaties, welke kun
nen worden ingesteld, zijn: bedrijfsorganisa-
ties, vakorganisaties, vakgroepen en onder-
vakgroepen (art. 2). A1 deze organisaties
kunnen plaatselijke of provincial© afdeelingen
instellen (art. 3).
IVoor de oeconomische verzorging van een
of meer productengroepen op het gebied der
voedselvoorz'ening worden bedrijfs-organisa-
ties en onderbedrijfsorganisaties ingesteld.
Deze bedrijfsorganisaties en onderbedrijfsor
ganisaties worden gevormd uit producenten
in den landbouw of in de visscherij en uit vak
groepen van handelaren en be- en verwer-
kers, welke tot vakorganisaties kunnen wor
den samengevoegd.
Op deze wijze zullen voor alle producten
van de voedselvoorziening en den landbouw
bedrijfsorganisaties met haar geledingen wjor-
den ingesteld, die dan tezamen 5 gebieden be-
strijken, te weten:
IHet gebied van de producten van den akker-
bouw en daarmede gplijk te stellen producten;
het gebied van de producten van de vee-
houderij en margarine, vetten en olien;
het gebied van de producten van den tuin-
bouw;
het gebied van de producten van de vis
scherij
het gebied van de grondstoffen en hulp-
middelen.
In verband met de reeds aan de commissie
voor de organisatie van het bedrijfsleven
Commissie-Wolterscn verstrekte opdracht om
handel en industrie te organiseeren, werd het
wenschelijk geoocdeeld, ook den handel en de
industrie op het ge'bied van de voedselvoor-
zaen:ng door deze commissie te doen organi
seeren. De daaruit voortkomende vakgroepen
in de organisatie voor de voedselvoorziening
verwegen rustte ik even uit, want mijn pol-
sen werden moe, en weinige minuten later
was het geschied. Ik trok mijn rechterhand
uit de vemielde leuning van den stoel en
stond als vrij man op, maar met een stalen
armband en zes duim ketting rond mijn pols.
Gedurende die eerste minuut van vrijheid
had ik het als het ware van blijdschap kun
nen uitjubelen. Ik had van zaligheid kunnen
londdansen. Maar ik kwam tot bedaren, toen
ik bedadht, dat mijn taak eigenlijk pas be-
gonnen was.
In de eerste plaats besloot ik te gaan zien
of ik uit het venster kon kijken. Ik deed een
stap voorwaarts, maar bleef eensklaps staan.
De van mijn pols afhangende ketting was
met de stalen armband in aanraking geko
men en het daardoor ontstane gerinkel joeg
mij een huivering door de leden. Waarschijn-
lijk had het in 't geheel niets te beteekenen;
het gerinkel was op geen vijf ellen afstands
hoorbaar, maar mijn zenuwen waren uiterst
gespannen en het gerinkel had mij in de
ooren geklonken als dat van Big Ben, wan-
neer (let uur sloeg.
Bewegingloos bleef ik eenige minuten
wachten, maar er gebeurde niets en andere
geluiden drongen niet tot mij door. Blijkbaar
was mijn nalatigheid onopgemerkt gebleven
en ik loosde een zutiht van verademing. Nu
hield ik den ketting zorgvuldig strak in de
palm van mijn hand, zoodat dit oogenblik
van schrik zich niet herhalen zou en naderde
het venster.
Ik gluurde voorzichtig naar buiten; ik
durfde de lu'ken niet verder te openen om
beter te kunnen zien, voor het geval buitens-
huis schildwadhten geplaatst mochten zijn.
Ik had eenige oogenblikken noodig om aan
de duistemis te gewennen. Maar toen ik zag,
bemerkte ik dat zich een open ruimte bevond
tusschen het huis en den rand van een bosch,
dat zeer dicht was en het geheel scheen te
worden ingeschakeld, zoo noodig samenge
voegd tot vakorganisaties (art. 4).
Wlaar met dit besluit geen eigenlijke pu-
bl'ekrechtelijke algemeene landbouw-organi-
saties beoogd worden, ligt het niet in de be-
doeling ,,land!bouwvakgroepen" in te stellen.
De instelling van bedrijfsorganisaties, on-
derbedrijfsorganisat'es en vakorganisaties ge-
schiedt door den secretaris-generaal van het
departement van landbouw en visscherij, die
daarbij een reglement vaststelt, waarin de
samenstelling, inrichting en bevoegdheid der
lichamen nader zullen worden geregeld.
De regeling van het toezicht.
Hoe we 1 het in de hedoeling ligt, den orga
nisaties een zoo groot mogelijke zelfwerk-
zaamheid te laten, spreekt het vanzelf, dat, in
het bijzonder ook gedurende den oorlogstoe-
stand, toezicht van de overheid op de werk-
zaamheden der organisaties niet kan worden
ontbeerd, met het oog op de groote belangen,
welke aan een behoorlijke voedselvoorziening
voor het Nederlandsche volk zijn verbonden.
Dit is in dier voege geregeld, dat het alge
meene toezicht berust bij den secretaris-gene
raal en een of meer door hem daartoe ge-
machtigden. Als zoodanig zal uiteraard in
de eerste plaats de directeur-generaal van de
voedselvoorziening worden gemachtigd.
Het algemeene toezicht houdt in een recht
tot vemietiging van alle besluiten en veror-
deningen van de orgamsaties door den secre
taris-generaal of een door dezen aan te wij-
zen instantie, zoomede een goedkeurings-
recht van bepaalde nader aan te wijzen be
sluiten of verordeningen. Verordeningen in
zake prijzen en marges zijn steeds aan de
goedkeuring van den secretaris-generaal on-
derworpen. De bevoegdheden van den ge
machtigd© voor de prijzen blijven hierbij on-
aangetast.
Voor de coordinatie van de werkzaam-
heden der organisaties wordt voor elk der 5
hiervoren genoemde gebieden een raad inge
steld, bestaande uit twee of meer leden (art.
11, lid 3). Tot het leggen van het contact
tusschen het geheele organisme en de over-
he'd wordt voorts een raad voor de voedsel
voorziening ingesteld, die den secretaris-gene
raal van advies dient. Deze raad, waarvan
de directeur-generaal van de voedselvoorzie
ning voorzitter is, treedt in de plaats van het
college voor de voedselvoorziening.
DE DISTRIBUTIE VAN VASTE
BRANDSTOFFEN.
Geen nieiulwe bonnen of toe/wijzingen voor
verwarmingsdoeleinden.
De secretaris-gener..al van het departe
ment van handel, nijverheid en scheepvaart
deelt mede, dat de geldigheidsduur van de
bonnen no. 15, 16 en 17 van de bonkaart
distributie vaste brandstoffen haarden en
kachels en de bonnen no. 35 tot en met
no. 41 van de bonkaart distributie vaste
brandstoffen centrale verwarming, als-
mede de met brandstoffen een eenheid vijfde
periode en de met cokes een eenheid vijfde
periode gemerkte bonnen wordt verlengd tot
en met Woensdag 30 April 1941.
De geldigheidsduur van de toewijzingen
welke geldig waren verklaard tot 29 April of
een vroegeren mits na 13 Maart gelegen
datum, wordt eveneens verlengd tot en met
Woensdag 30 April a.s.
Aan degenen, die leden van de Duitsche
weermacht huisvesting verleenen, zal voor
April 1941 op vertoon van een bewijs van in-
kwartiering door den plaatselijken distribu-
tiedienst per voor dit doel te verwarmen ver-
trek een bon voor een eenheid brandstoffen
worden beschikbaar gesteld.
Voor verwarmingsdoeleinden zullen voor het
loopende stookseizoen geen nieuwe bonnen
of toewijzingen meer worden aangewezen of
uitgereikt. Met nadruk wordt er eehter de
aandacht op gevestigd, dat de oude bonkaar-
ten zorgvuldig dienen te worden bewaard.
Uitsluitend voor hen, die niet op petro
leum of gas koken en niet beschikken over
een electrisch kookapparaat, zal dezer dagen
de gelegenheid bestaan op grond van een
daartoe afgelegde verklaring bij den plaatse
lijken distributiedienst een bon voor een een
heid brandstoffen voor kookdoeleinden te
verkrijgen. Nadere mededeelingen dienaan-
gaande zullen spoedig volgen.
Voorts wordt bekend gemaakt, dat gedu
rende het tijdvak van Dinsdag 1 April 1941
omringen. Wat achter dat bosch lag, daar-
naar kon ik natuurlijk slechts gissen en ik
was niet in staat twee punten uit te maken,
die voor mij van het grootste belang waren;
ten eerste, de vermoedelijke richting die ik
moest inslaan om op den hoofdweg te komen;
ten tweede, de vermoedelijke diepte van het
bosch, dat recht tegenover mij lag. Evenwel,
was ik eenmaal met Jean in dat bosch, dan
was de halve overwinning verzekerd.
Met Jean! Eensklaps voelde ik mij overwel-
digd door de zwaarte van mijn taak. Daar
was ik, voorzeker vrij voor zoover mijn lede-
maten betrof, maar gesteld tegenover het
feit, Jean te vinden in een hub, van welks
inrichting ik niet het flauwste denkbeeld
had en waarvan ik wist, dat het vol was met
gewetenlooze vijanden.
Dit oogenblik van zwaartillendheid duurde
niet lang. Ik had slechts den robijn uit mijn
vestzak te nemen om mij te overtuigen, dat,
tot zoover tenminste, het geluk met mij ge-
weest was. De aanwezigheid van dat klein-
ood in mijn zak was een wonder en gelukte
het mij Jean te vinden en haar te bevrjjden,
dan was zulks niet minder als een wonder
aan te merken, maar aangezien den van deze
wonderen mij overkomen was, was ik vol
goeden moed dat het tweede mij niet in den
steek zou laten. Maar hoe te beginnen?
Ja, er was geen andere manier dan naar
buiten te gaan en voor mezelf te zien wat ik
ontdekken kon. Het vooruitzicht stond mij
met aan, maar ik kon niets anders bedenken.
In ieder geval en hoe dan ook, ik moest uit
die kamer weg.
Onhoorbaar liep ik naar de deur en deed
haar zachtjes open. In het huis was alles stik-
donker en ik zag niets. Toen mijn oogen even
wel aan den flauwen maneschijn buiten ge-
woon geraakt waren, kon ik weldra iets
meer onderscheiden. Maar zeer duidelijk zag
ik niets. Ik verwenschte het weer; dien aan-
tot en met Woensdag 30 April 1941 de met
de woorden generatoranthraciet derde periode
■gemerkte bonnen elk recht zullen geven op
het koopen van 1 hi (max. 75 kg) anthraciet-
nootjes.
De met de woorden generatorturf derde
periode gemerkte bonnen zullen gedurende
bovengenoemd tijdvak recht geven op het
koopen van 50 stuks baggerturf.
DE NEDEREANDSCHE OMROEP.
Nadat door het in werking- treden van de
verordening 49/1941 d.d. 12 Maart j.l. de op
dracht van ir. Dubois, tot concentratie van
de omroepvereenigingen, als geeindigd kon
worden beschouwd, heeft de secretaris-gene
raal van het departement van volksvoorlich-
ting en kunsten ir. Dubois verzocht tijdelijk
de functie van directeur-generaal van het
staatsbedrijf van den Nederlandschen Om-
roep waar te nemen. Ir. Dubois is hiertoe
bereid gevonden en zal deze functie tot 1 Mei
e.k. vervullen.
Als directeur-generaal is thans dr. ing. W.
A. Herweyer benoemd die zijn taak op 1 Mei
a.s. zal aanvaarden.
De secretaris-generaal van het departement
van volksvoorlichting en kunsten heeft ir.
Dubois dank gezegd voor zijn diensten,
tijdens de concentratie van de omroepver
eenigingen bewezen.
De heer Herweyer is in 1906 als zoon van
een suikerfabrikant te Zevenbergen geboren.
Hij bezocht de H.B.S. te Delft en daama de
technische hoogeschool te Aken, waar hij in
1931 het diploma van werktuigkundig
ingenieur behaalde. Na eenige jaren praktijk
in Nederland werd hij ingenieur aan het
Instituut voor werktuigmachines en bedrijfs-
kunde te Aken. In 1935 promoveerde hij aan
de technische hoogeschool aldaar tot doctor
in de technische wetenschappen op een proef-
schrift over de bewerkbaarheid van bepaalde
alliages.
Hiema was hij werkzaam als raadgevend
ingenieur, waama hij begin 1939 bedrijfs-
ingenieur werd bij de stoommeelfabriek
Holland te Amsterdam, welke functie hij tot
heden vervulde.
De heer Herweyer is sinds acht jaren lid
van de Nationaal-Socialistische Beweging. In
de N.S.B. heeft hij vele functies vervuld; zoo
was hij o.a. districtleider te 's-Gravenhage.
Hij is oprichter van den kunstkring Con-
stantijn Huygens.
Sinds de oprichting is hij lid van den raad
voor volkshuishouding van de N.S.B.
In het najaar van 1940 stichtte dr. Her
weyer het technisch gilde, welke organisatie
sindsdien onder zijn leiding staat.
VOLOOENDE VLEESOH VOOR DE
PAASOHWEEK.
De Veehouiderijcentrale stelt alles in het
werk, aldus de vee- en vleeschhandel, om te
zorgen, dat in de Paaschweek de beschikbare
hoeveelheid vleesch voldoende zal zijn voor
de bonnen. Behalve de gewone slachtvee-
aanvoeren zal zij daartoe ook bevroren rund-
vleesch beschikbaar stellen. Ook versch en
gevroren schapenvleesch zal in consumptie
worden gebracl.it, dit laatste, in verband met
de kleine aanvoeren, voorhands slechts in de
vier groote steden van ons land
PRODUCTIE EN AFZET VAN
ZII^VERUIEN.
De secretaris-generaal van landbouw en
visscherij heeft regelen gesteld ten aanzien
van de productie en den afzet van zilveruien.
Het telen van zilveruien is verboden.
Dit verbod geldt eehter niet:
a. Voor zoover betreft, het telen op gron-
den, gelegen in andere deelen des lands dan
Zeeland en Noord-Brabant, indien het telen
anders geschiedt dan op contract;
b. Voor zoover betreft het telen op gron-
den, gelegen in Zeeland en Noord-Brabant,
indien de teler in het bezit is van en de teelt
geschiedt overeenkomstig een met een louter
aangegaan teeltcomtract, waarop de schrifte-
lijke goedkeuring is verkregen van de stich-
ting Nederlandsckie Groenten- en Fruitcen-
trale, gevestigd te 's-Gravenhage;
c. Indien het telen geschiedt in hoeveel-
heden, waarvan aannemelijk is, dat zij be
stemd zijn voor eigen huishoudelijk gebruik.
Voorts bevat het besluit beperkende bepa-
lingen inzake het inzoutei? van zilveruien.
genamen avond op Wlheen's Ditch had ik mijn
weg uitstekend kunnen vinden, maar blijk
baar was de heme! bewolkt geworden, want
het eenige was ik nu zag, as een dik, zwart
gordijn.
Ik brandde van verlangen een lucifer aan
te steken, maar durfde niet. Zelfs in dat
oogenblik kon ik ontdekt zijn; of misschien
stond er een schildwacht op het portaal en
diens aandacht zou door een lichtschijnsel
cnmiddellijk getrokken worden.
Ik martelde mijn hersens af om te beden
ken, hoe ik dien morgen gegaan was. Het
eerste gedeelte kon ik mij in 't geheel niet
herinneren, daar mijn oogen door den plotse-
lingen overgang van duistemis tot zonlicht
verblind waren. Maar het laatste gedeelte
van den weg naar mijn kamer had ik kunnen
zien; het gedeelte na het bestijgen van de
trap, tot aan de kamer.
Wij waren over een korte en smalle gang
geloopen en verscheidene deuren aan de lin
kerhand voorbijgegaan. De laatste van deze
was ik binnen.geduwd en ik was vrij zeker,
dat zij de laatste was op de gang.
Volgens den regel, dat het onverstandig is,
zich in geval van een terugtoctit als een rat
in een val te laten vangen, besloot ik het
einde van den gang het eerst te onderzoeken
Buiten mijn deur gekomen zijnde, sloeg ik
dus dadelijk links af.
I3eer voorzichtig, met de uiterste voorzor-
gen geen geluid te maken, kwam ik door de
deur op de gang. Ik keek om mij heen;
rechts was nergens een licht te ontdekken,
maar twee of drie ellen naar links, kon ik
even een door een gordijn gesloten venster
ontdekken. Blijkbaar vormde dit de eenige
verlic'hting van de gang.
Ik sloop daarheen. Tot mijn groote verlich-
ting bemerkte ik, dat de gang door een dik-
ken looper bedekt werd en het onhoorbaar
voortgaam viel mij niet zoo bijzonder moei-
- -enuwen 9®'
dus niet.
RIJKSMARK IN NEDERLAND GEEN
WETTIG BETAAEMIDDEL.
De opheffing van de deviezengrens tus
schen Nederland en Duitschland heeft niet
tengevolge, dat de Rijksmark in Nederland
wettig betaalmiddel wordt.
Betaalmiddel in Nederland is uitsluitend
de gulden en de Reichskreditkassescheine. Uit
het Duitsche rijk kunnen natuurlijk betalings-
middelen naar Nederland worden overge-
bracht, die tegen de geldende clearingkoers
kunnen worden ingeruild. Iedereen kan der
halve marken in betaling aannemen, want zij
kunnen bij iedere bank worden ingeruild.
HET VERPUCHTE RING EN VAN
SIERDUIVEN.
'Het Nederlandsch merkenbureau voor
pluimvee en konijnen schrijft:
Nogmaals willen wij de aandacht er op
vestigen, dat in geval men sierduiven bezit,
men de jongen dit jaar moet voorzien van
een vasten voetring. Dit is een bepaling van
hoogerhand en door zich hieraan niet te hou
den krijgt men moeilijkheden.
Daar het z.g. ,,ringen" van jonge sierdui
ven een eenvoudig en weinig kostbaar werkje
is, zal niemand zich aan de bepalingen wil
len onttrekken en daardoor kans loopen op
onaangenaamheden. Velen eehter schijnen
nog niet te weten, welke ring thans voorge-
schreven is, waar d'e ringen besteld moeten
worden, wat ze kosten, enz. De zaak is eeh
ter eenvoudig, daar slechts een ring voor dit
doel mag worden gebruikt. Deze ring wordt
uitgegeven door het Nederlandsch merken
bureau voor pluimvee en konijnen. Dit bureau
heeft thans een circulaire in voorbereiding,
waarin alles omtrent het ringen op eenvou-
dige wijze wordt uiteengezet. Deze circulaire
wordt speciaal uitgegeven om degenen, die
vroeger hun jonge duiven niet van vaste voet-
ringen voorzagen te helpen. Weet men dus
niet precies wat men moet doen, dan kan men
zoo'n circulaire aanvragen bij het Neder
landsch merkenbureau voor pluimvee en konij
nen. De administrateur van dit bureau is de
heer G. Hoekstra, Statenweg 75c, Rotter
dam C.
VEREFFENINGSCERTIFICATEN BIJ
UITVOER NAAR DUITSCHLAND. -
Het Crisis Uitvoer Bureau, deelt het volgen
de mede:
Tengevolge van de wijziging in het oeta-
lingsverkeer met Duitschland is voor den uit
voer van goederen naar Duitschland het ver-
effeningscertificaat vervallen.
Als overgangsmaatregel zijn vereffenings-
certificaten eehter nog vereischt voor ioopen-
de goederenvorder'ngen, voorzoover deze door
het Nederlandsch Clearing Instituut wo-den
afgewikkeld. Voor deze vorderingen moeten
alsnog op de gebruikelijke wijze aanvragen
worden ingediend.
Voor den export naar andere landcn dan
Duitschland blijft het betalingsverkeer on-
veranderd.
TOEKENNING STEUNVERHOOGING VAN
WERKLOOZEN TOEGETREDEN NA 1 OCT.
TOT ORGANISATIE MET WERKLOOZEN-
KAS.
De persdienst van het N.V.V. meldt:
Het N.V.V. heeft pogingen ondemomen om
toekenning van steunverhooging met terug-
werkende kracht te verkrijgen voor werkloo-
zen, die na 1 October 1940 toetraden tot een
bij het N.V.V. aangesloten werkloozenkas.
Deze pogingen van het N.V.V. zijn nu met
succes bekroend. Volgens een schrijven van
den waam. secretaris-generaal van het depar
tement van sociale zaken aan de gemeente-
lijk. Mits natuurlijk ik het geluk had kraken-
de planken daaronder te kunnen vermijden,
want dan zouden ze mij verraden; maar het
hielp niets of ik deze mogelijkheid al over-
dacht, want ik moest het er eenvoudig op
wagen.
Ik bereikte het venster, mijn beide armen
wijd uitgespreid, zoodat ik, onder het voort-
•gaan, de muren van de gang aanraken kon
en zoodoende kon ik mij overtuigen, dat de
gang hier werkelijk doodliep. Tusschen mijn
deur en het venster bevonden zich geen an
dere deuren.
Langzaam, om niet de aandacht te trekken,
trok ik de gordijnen een weinig terzijde en
keek naar buiten. Ik zag wat ik verwachtte,
weer een ruimte tusschen huis en boschrand
en het dichte geboomte daar achter. Ik liet
het gordijn op zijn plaats terugvallen; nu had
ik vastgesteld, dat het huis in ieder geval aan
twee zijden door bosch omringd was en ik
bedacht, dat hoofdzakelijk deze zijde van het
huis voor mij van belang was, omdat het on-
eindig veel gemakkelijker zou zijn aan de
achterzijde, dan aan de voorzijde te ontsnap-
pen. Maar toch, al was het goed zulks voor-
uit te weten, dat moest wachten. Eerst moest
ik Jean vinden.
Terwille van de vereenvoudiging van de be-
diening was ik vrij zeker, dat haar kamer
niet ver van de mijne verwijderd zou zijn,
daar dit voor iedereen, die iets met ens uit-
staande had, veel gemakkelijker zou zijn.
voornamelijk voor den man die ons ons voed-
sel bracht. Als dat zoo was, verwachtte ik
haar te vinden in een van de andere kamer,
welker deuren nu aan de rechterzijde van de
gang" gelegen waren, zooals ik deze nu af-
keek. Derhalve liep ik nu daarheen, uiterst
voorzichtig, om mij niet kenbaar te maken
en met mijn hand den muur betastende.
(Wordt vervolgd.)