ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD .VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN De man die lachte *et"n AKKERTJE No. 10.197 MAANDAG 31 MAART 1941 81 e Jaargang Binnenland Feuilleton L us+eioos 14 De Burgemeester van ZAAMSLAG maakt bckend, dat van af 1 April 1941 het Distributiekantoor zal worden gevestigd in het Vereenigingsgebouw Zaagstraat. De uren van openstelling voor het publiek zijn als volgt op Maandag van 1,30 tot 4,30 uur nam. en op Dinsdag van 9—12 uur v.m. voor algemeene zaken op Donderdag van 912 uur v.m. uit- sluitend voor de inlevering van consumentenbonnen door winkeliers. Omtrent de openstelling van de gemeente- secretarie voor enkele distributie-aange- legenheden zullen bij plaatselijke bekend- making nadere mededeelingen worden gedaan. Zaamslag, 31 Maart 1941. De Burgemeester voornoemd, S. VAN HOEVE Jzn. Europa als economisch blok. ABCWSTNEMENTSPRUS: Binnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post 1,73 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerlka 2,20, overige landen 2,65 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefster: N.V. Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 T KI.EFOON No. 2073. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels 0,82% Voor elken regel meer 0,20%. KEEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 52 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement teg-en verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAB VERSOHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. Voor velen is de .nieuwe ordening" in Europa met meer dan een vaag begrip, dat samenbangt met zekete politieke machtsver- schuivingen, waardoor in de toekomst niet meer de Britsdhe, docb de Duitsche invloed zich zal laten gelden. Het simpele resultaat dus van een oorlog, of wel een faze zonder meer in den historlsehen strijd am den voor- rang op bet vasteland van de oude wereld. Elen verplaatsing dus van een accent, waarbij al het andere bij het oude blijft. Deze opvatiting is niet alleen zeer opper- vlakkig, maar in wezen onjuist. Wat zicb in het oude Europa thans voltrekt is een vol- komen structureele verandering. En het ligt in de lijn van het revolutionnaire initiatdef, dat ook het nieuwe Europa als volkeren-ge- meenschap een corporatief karakter krijgt. Waarschijn 1 ijk zelfs ontwikkelt er zich een oontdnenitaal-socialisme" uit. Om dit duidelijk voor oogen te stellen, die- nen wij. ons eerst duidelijk te maken, dat Duitschland anders dan in den wereldoor- log ditmaal niet is een aan alle kanten be- legerde vesting, doch dat het Rijk voldoende handelswegen open staan, tot in het verre Oosten. Wij behoeven slechts te herinneren om een greep te doen uit de menigte der ge- durende het vorige jaar gesloten handels- overeenkomsten aan de contracten en trac- taben met de Sovjet-Unie, met Finland, Zwe- den, Italie, de Zuid-Oostelijke staten, Iran, enz., die elk op hun beurt de intensi veering beteekenen van het onderlinge Europeesche handelsverkeer, met Duitschland als middel- punt. Maar ook de andere Europeesche sta ten onderling hebben de banden nauwer aan- gehaald. Ten deele werden de, door de oor- logsgebeurtenissen afgeknapte banden weer aan elkander geknoopt, anderdeels werden volkomen nieuwe contacten gesloten. Dat geldt in sterke mate voor Italie en nog meer wellicht voor de Sovjet-Unie, die tengevolge van de Duitsch-Russische overeenkomst, zoo- wel met de Skandinavische als met de Zuid- Europeesche staten nieuwe handelsverdragen sloot. Bovendien werd door de bezette staten het handelsverkeer met de rest van Europa hervat en door een reeks van overeenkomsten ten behoeve van den goederenrulil verzekerd. Europa sluit zich aaneen, De Europeesche volkerengemeenschap gaat op deze wijize dus een beetje dichter bij elkan der zitten. Daaruit dient men niet de ver- keerde conclusie te trekken, dat Europa zich nu ook voortaan van de overige wereld gaat afsluiten. Er is geen sprake van, dat na den oorlog ons continent zrjn oude overzeesche betrekkingen loslaat. Europa heeft steeds wel gevaren bij een open inter-contiinentaal we- reMiverkeer. En straks zal in het bij zonder Nederland daarvan profiteeren, door zijn gunstige ligging. Er wordt dus niet gestreefd naar een Europeesche autarkic. Al wordt de blokkade-bedreiging, waarmede Europa de laatste eeuwen practische gechanteerd werd door de nieuwe ordening definitief uit den weg geruimd. Wat wel noodig is, dat is een betere arbeidsverdeeling in het Europeesche opbouw- programma. Het is in strijd met het gezonde verstand, b.v. in een Balkanstaat kunstmatig industrieen op te kweeken, terwijl de door deze industrieen te vervaardigen goederen beter en goedkooper in een der oudere indus- triestaten vervaardigd kunnen worden. Het komt er derhalve op aan, tot een betere pro duct e-verdeeling te komen, dan in het oude Europa het geval was. De Duitsche handelspolitiek heeft zich op de nieuwe orde ingesteld, doordat zij, instede van de handelsverdragen op den ouden voet, ,,Wlirtschaftsabkommen" sloot, die veel ver- der reiken. Als voorbeelden daarvan kunnen gelden de economische overeenkomsten, zoo- als door Duitschland gesloten werden met Italie, Roemenie, Hongarije en Bulgarije, waarin een zeer langdurige samenwerking wordt afgeperkt op elk der productie-gebie- den, in tegenstelllng tot de oude handelsver dragen, die uitsluitend den buitenlandschen handel regelden. Daarmede gepaard gaan vereenvoudigingen op het gebied der betalings- en verrekenings- tedhniek. Berlijn heeft een multilateraal be- talingssysteem opgebouwd, waaraan thans reeds tien Europeesche staten deelnemen. Elk land, aangesloten bij de1 Berlijnsche clearing, kan met zijn credieten in Duitschland niet alleen zijn Duitsche verpliehtingen voldoen, doch ook zijn betalingen met derde staten regelcn. Men ziet uit dit alles, dat Nieuw-Europa geen idee, geen enkel „begrip" meer is, doch zich reeds begint te belichamen in een eco nomische verbondenheid, die in de toekomst de beste waarborg zal blijken te zijn voor den duurzamen vrede. (Nadruk verboden.) AAN DEN ARBEID. Wij vertrouwen, schrijft de H. Crt., dat vele lezers met belangstelling en niet zonder voldoening hebben kennis genomen van de beschouwingen over de bestriding der werk- loosheid in ons land, van de hand van presi dent Jacob, hoofd van de afdeeling Sociale Zaken bij het Rijkscommissariaat. Zulks zeker niet in de laatste plaats om de zeer waardeerende woorden, welke daarin worden gewijd aan hetgeen in Nederland v66r den huidigen oorlog op dit gebied is gedaan. ,,Zeer bevredigende maatregelen waren ge nomen", zegt president Jacob, en hij ver- volgt Dat geldt vooral de openbare werkver- schaffing. Voor de uitvoering zorgde een speciale dienst, namelijk de onder het depar- tement van Sociale Zaken ressorteerende Rijksdienst voor de Werkverruiming. Uit- voerders der maatregelen zijn of de Neder- landsche Staat, of gemeenten, of wel privd- personen, die zich in dat geval op organisa- torische basis tot zoogenaamde waterschap- pen aaneensluiten. Dergelijke maatregelen hadden in de eerste plaats betrekking op het gebied van den landbouw, als ontwaterinig, verkaveling, cultuurrijpmaken, ontginning en winning van bouw- en weiiand. Van bijzon- dere beteekenis is dan ook de aanleg van kanalen en waterwegen, de wegenaanleg en niet in het minst de aanwinning van nieuw land. Op dit gebied is iets buitengewoons ge- presteerd. ,,Qm den inzet van het aantal werkloozen zoo groot mogelijk te doen zijn, werden des- tijds financieele voorschotten gegeven uit het hiervoor bestemde Werkloosheidssubsidie- fonds. Het hoogste aantal der in het geheele Door GERARD FAIRLIE. Uit het Engelsoh door Jhr. R. H. G. NAHUY6. 34) Vervolg. Ik wachtte bewegingloos, luisterde eenige oogenblikken gespannen, of hij terug zou keeren. Maar geen geluid bereikte mijn ooren en weld'ra verzamelde ik den moed mijn lin- kerhand en mijn enkels te bevrijden. Ik was natuurlijk met mijn reohterpols nog aan den stoel verbonden, maar mijn gedeeltelijke vrij- heid was mij een oprechte verlichting. Mijn eerste handeling was in mijn zak naar mijn zakmes te voeien, dat ik steeds bij mij draag. 'Het was er nog en de aanraking schonk mij moed en vertrouwen. Met behulp van mijn mes kon ik den beugel van de lea ning van den stoel verwijderen en hoewel ik begreep dat ik gedoemd zou zijn eenigen tijd een handboei te dragen, maakte ik mij, met het oog op mijn aanstaande vrijheid. daarover niet bezorgd. Het bloed stroomde nu weer door mijn ver- stijfde ledematen, wat mij een gevoelige pijn veToorzaakte, maar ik wachtte tot de kram- pen voorbij waren en mijn bloedsomloop weer normaal hersteld was. Ik had er nooit een vermoeden van gehad, dat dit zulk een pijnlijk proces kon wezen. Het zweet parelde op mijn voorhoofd en ik voelde mij lichamelijk ziek, tegen den tijd dat het over was en ik weer de voile beschikking had over het gebruik van mijn beenen. Evenwel, erg lang duurde het niet, eigenlijik geschiedde het in een ver- wonderlijik koirten tijd, en de blijdschap, dat ik nu handelen kon, maakte alles wat ik doorstaan had weer ^oed. Ik had evenwel besloten mijn kansen niet te bederven door mij aan het werk te zetten zoo- lang het nog niet donker was. Door de spleet tusschen de luiken kon ik zien, dat de zon ondergegaan was, maar het schemerde nog slechts en voor hetgeen ik te doen had, was duistemis noodig. Ik hernam daarom mijn vorige houding, zorg dragende dat als iemand binnen zou komen, hij den volledigen indruk ontvangen zou dat ik nog sekuur aan den stoel geketend was. Daarom stak ik mijn enkels ook weer in de beide ringen, op zoodanige wijze, dat de slo- ten naar de binnenzijde gekeeTd waren en tenzij men tot een nauwlettend onderzoek overging, voelde ik mij vrij zeker dat men niets verdachts aan mij ontdekken zou. Ik durfde niet te rooken, want als de man ge- logen had en er kwam iemand, dan zou de tabakslucht mij terstond verraden. Maar, hoe wel ik er de onredelijkheid van inzag, kostte dit besluit mij groote wilskracht. Mijn zenu- wen verkeerden in hoogst opgewonden toe- stand en ik snakte naar den kalmeerenden invloed van een sigaret. Het was maar goed, dat ik aan de verlei- ding weerstand had weten te bieden en zeer gelukkig dat ik zoo voorzichtig geweest was in den stoel een houding aan te nemen, die alle verdenking van mij afwentelde. Ik dankte mijn good gestemte, dat, hoewel gebrek aan gezond verstand Jean en mij grootendeels in dezen benarden toestand gebracht had, ik Nederlandsche Staatsgebied tot dusverre in de openbare werkverschaffing geplaatste werkloozen ligt tusschen de 50.000 en 60.000. „Dit aantal bewijst, dat men ook in Neder land de groote voordeelen, zoo wel van mate- rieelen als van ideeelen ard, van deze werk- loosheidszorg heeft erkend". Wij hebben deze waardeerende woorden herhaald, omdat zij de erkenning inhouden van uitmuntend sociaal en economisch werk in ons land onder een historisch gegroeid staatshestel, waaraan met den oorlog en de daarop gevolgde bezetting van ons land een plotseling einde is gemaakt, een staatshestel, dat zeker niet de sympathie heeft van presi dent Jacob, zelf Duitsche bezettin-gsautoriteit. Dat hij desondanks eeh open oog blijkt te hebben voor het goede, dat onder dit bestel werd tot stand gebracht, en niet schroomt om dit zonder voorbehoud en openlijk te ver- klaren, eert hem. Het is toch inderdaad zoo, dat men de gebreken van dit bestel kan zien en de noodzakelijkheid van verbetering erken- nen zonder het vele goede te miskennen. Voor vruchtbaren opbouwenden arbeid is waardeering voor dit goede zelfs noodzake- lijk, opdat niet kostelijke waarden, in lange reeksen van jaren verworven, blindelings overboord zullen worden gewVrpen, tot schier onherstelbare schade voor de volksgemeen- schap. Van dit wijze inzicht getuigen de woorden van president Jacob. De Nederlandsche belangstelling voor zijn mededeelingen gaat echter verder dan deze erkenning. Zij richt zich vooral op de ont- wikkelde plannen om het kwaad der thans nog heerschende werkloosheid in ons land te bestrijden en zoo mogelijk op te heffen door het eenige waarlijk goede middel: nuttigen afbeid. Ook vobr den oorlog, en reeds lang daar- voor zelfs, werd dit middel hier te lande toe- gepast, en zelfs op niet geringe schaal, zoo- als uit de woorden van president Jacob blijkt en aan ons volk trouwens bekend was. Doch het middel kon tegen de kwaal niet op. Ont- stellend groot bleef het aantal werkloozen, dat slechts door ondersteuning ten koste van de gemeenschap, zonder tegenwaarde in den vorm van arbeid, in het lav en kon worden gehouden. Dit laatste te doen was en blijft altijd plicht van de gemeenschap; een plicht, die hier te lande ten koste van zware finan cieele offers is volbracht op een wijze, waar- over ons volk zich zeker niet behoeft te schamen. Doch wij hebben nooit verheeld, en zeer velen m6t ons, dat deze loffelijke ver- vulling van een plicht van menschelijkheid en naastenliefde geenszins een geneesmiddel voor de ziekte, geen oplossing van het pro- bleem der massale werkloosheid is. Want zulk een tot systeem geworden massale on dersteuning van een aanzienlijk deel der be- volking moet op den duur noodwendig leiden tot groote schade voor individu en gemeen schap. Zij demoraliseert de werkloozen en de maatschappij, waarin deze groep op deze manier moet leven; zij ontwent den op de ge meenschap terenden mensch van zijn socialen plicht en zijn bekwaamheid en gesehiktheid om te arbeiden. De plannen, door Nederlandsche autoritei- ten met ruisne bevoegdheid uit te werken, om aan zooveel mogelijk Nederlandsche werkloo zen arbeid te verschaffen, die niet alleen voor henzelf maar 66k voor de gemeenschap in ons land van aanmerkelijk nut zijn, kunnen dan ook niet anders dan met instemming worden begroet. Zulks temeer, omdat hierbij de uitdrukkelijke bedoeling voorzit, deze ar- beidsgelegenheid in het eigen land te schep- pen. Een 130.000 tal werklooze Nederland sche arbeiders is in Duitschland tewerk ge- steld. maar het ligt voor de hand dat voor ons Nederlanders een arheidsveld in het eigen land om meer dan 66n reden de voorkeur ver- dient, vooral als de vruchten van den arbeid aan het eigen land ten goede komen. Wij mogen in dit verband herinneren aan enkele woorden van den Rijkscommissaris in zijn onlangs te Amsterdam gehouden rede: „Wat nu het aanvaarden van werk in mijn les tenminste geleerd had. Want zonder eenige voorafgaande waar- schuwing werd de deur opengeworpen en een man verscheen. Hij trad niet binnen, maar keek naar mij vanaf den drempel. Het was veel te donker om iets van zijn gelaatstrekken te kunnen ondersctieiden, maar hij was zeer lang en bezat buitengewoon breede schouders. In dat licht geleek hij op een misvormden reus. ,,Naar den zin?" vroeg hij. De stem was zeer zacht en hoewel zij iets zalvends en fluweelachtigs bezat, vervulde zij mij met een gevoel van afschuw. Daaraan wist ik te dien tijde geen uitlegging te geven en nu kan ik het nog niet. In de paar dagen die nu volgden, zou ik die stem nog verschei- dene malen moeten hooren en met haar spre- ken, maar ik kon zulks nooit doen met een gevoel van gelijkmoedigheid. Hij liet een onderdrukt lachje hooren. Een trilling van afschuw, van ongeveinsden lichamelijken schrik ging mij door de leden. Ik kende dien lach; ik had hem gehoord in mijn eigen huis op St. James' Place, ik had hem gehoord op den landweg en ook op Wlheen's Ditch. Ik deed' een poging mij te belieerschen. ,,Zeer naar mijn zin, dank je, Octopus", zei ik. Ik hoop, dat het mij gelukte mijn stem niet te laten beven. Ik zeg dat ik het hoop; de verbazingwekkende persoonlijkheid van den aarts-misdadiger omstraalde hem op een wijze die ik voor ongelooflijk zou gehouden hebben, in dien ik niet persoonlijk met hem in aanra king gekomen was. Ik heb beproefd het af- sc.huwelijke van zgn lach uit te leggen; de omsluierde, maar altijd onmiskenbare bedrei- ging, die in zijn stem opgesloten lag, zelfs wanneer men haar in de aangrenzende kamer of door de telefoon hoorde; maar nu ik hem Duitschland betreft, moet men niet gelooven, dat hierachter de neiging schuilt, de Neder landers aan hun vaderland te onttrekken. Het betreft hier maatregelen, die uit den noodtoestand van den tegenwoordigen tijd voortspruiten" En even verder: ,,Juist om aan de Neder landers hier in eigen land werk te geven, was het ons streven, zulk werk in den vorm van overgehevelde orders voor Nederland te reserveeren, opdat ook de ondememers hun positie konden handhaven en een gunstig be gin konden maken met den overgang naar de vredesindustrie, waardoor tevens weer wordt mogelijk gemaakt, dat Nederlandsche ar- beidskrachten in eigen land kunnen blijven". Er zijn, blijkens hetgeen president Jacob schreef, voldoende werkobjecten in ons land aanwezig of te scheppen, die geruimen tijd loonend werk voor thans nog werklooze han- den opleveren. Men behoeft ook hierbij de oogen niet te sluiten voor zekere bezwaren. Er zal naar gestreefd worden zooveel moge lijk werkobjecten te scbeppen in of diehtbij de steden, met name de groote steden, waar de werkloosheid het grootst is. Dit is toe te juichen. Maar toch zal het onvermijdelijk zijn, dat tal van werkloozen uit de groote steden in ver-af gelegen streken worden te werk gesteld. De huisvesting zal dan door middel van kampen of door inkwartiering moeten worden verzorgd. Dit beteekent, dat de gehuwde arbeiders van hun gezin zullen worden gescheiden, hetgeen in den regel zal strekken tot nadeel van het gezinsleven en de opvoeding der kinderen twee gewich- tige grondslagen voor het individueele leven 6n voor de gemeenschap. Andere nadeelen van het splitsen der gezinnen werden nog on langs van Duitsche zijde, door den heer Haas, in het licht gesteld op grond van de ervaring met sommige Nederlandsche arbeiders in Duitschland. De sociale belangen echter, welke bij een radicale bestrijding der werkloosheid, zooals deze thans in het voornemen ligt, zijn betrok- ken, zijn z66 groot en overwegend, dat men de kleinere schaduwzijden terwille van het groote licht voor lief moet nemen. Ook om dat men mag vertrouwen, dat er zorgvuldig naar zal worden gestreefd, het nadeel tot de kleinst mogelijke afmetingen te beperken. Er zullen stellig moeOijkheden te overwin- nen zijn, maar het te verwezenlijken ideaal moet zijn, dat spoedig het geheele Nederland sche volk, voor zoover het daartoe in staat is, zooveel mogelijk in het eigen land weer aan den voor dit land zegenrijken arbeid gaat. DE NIEUWE PRESIDENT VAN DE NEDERE. BANK. Aan de rede van mr. Rost van Tonningen, den nieuwen President van de Nederlandsche Bank, is nog het volgende ontleend: Het spreekt vanzelf, dat juist nu, in den oorlog, een goed deel van de arbeidskraeht van de Europeesche volken voor de produc- tie van voor de krijgshandelingen onont- beerlijke goederen is gebonden. Maar daar om is toch de verhooging van de goederen- productie, die voor het verbruik van ons volk onontbeerlijk is ten voile mogelijk vooral in ons land, waar nog vele werkloozen naar werk snakken. Juist dezer dagen heeft een commissie van voOraanstaande landbouw- deskundigen haar arbeid aangevangen om een z.g. slag voor snelle productieverhooging te strijden. Dit enkele voorbeeld moge verdui- delijken, op welke wijze wij opbouwend wenk- zaam kunnen zgn. De schuldenlast. De krachtsinspanning van het geheele volk is zooveel te meer noodig, waar wij met een zware erfenis belast zijn. Hoe was immers de toestand op den lOden Mei? De vlottende schuld bedroeg op dat oogenblik rond een half milliard. De geconsolideerde schuld 3«/io. De totale staatsschuld dus 4i/10 mil liard. Hierbij komt de door ons gegarandeer- de schuld van Indie ten bedrage van lf/io milliard en de netto schuld van Provincien en tot mij had hooren spreken in dezelfde kamer en zijn kolossaal gestalte in de schaduwen bij de deur volledig afgeteekend zag, was de in druk die ik van hem kreeg er bijna een van lichamelijke walging. Ik kon hem bijna rui- ken. Dit mag buitengewoon klinken, maar als het zoo is, kan ik er niets aan doen. Ik heb beproefd uit te leggen, dat ieder van mijn zintuigen tegen zijn nabijheid in opstand kwam en dat hij in het vertrek een atmos- feer des kwaads meebracht, die ieder atoom frischheid uitsloot, ieder atoom welnu, ieder atoom reinfaeid, dat eerst daar kan ge- heerscht hebben. Ik dacht aan den antichrist. Ik erken het zonder de minste schaamte. Ik was doodelijk bevreesd en daarom zei ik, dat ik slechts hoop, dat mijn stem niet ge- beefd heeft, toen ik dien avond met hem sprak. Mijn allereerste overweldigende aan- doening was, uit mijn stoel op te springen, al was ik dan aan een van de leemingen ge ketend en al moest ik hem na mij sleepen, zelfs door het venster, ovecal heen, maar van dien man weg. De Octopus deed een stap in mijn richting. Ik kneep in de leuningen van mijn stoel tot mijn vingers er doorheen schenen te gaan. Dikke zweetdroppels stonden op mijn voor hoofd. De palmen van mijn handen waren nat. Ik verlangde mijn oogen te sluiten, maar mijn onderbewustzijn zei mg, dat het niet zou helpen, als ik het deed. Ik trok ieder atoom wjlskracht dat ik bezat samen om bewegingloos te blijven zitten, iedere voet op de aangewezen plaats, zoodat ik mij althans niet uit eigen domheid aan dezen man verraden zou. Ik had geen bewe- ging gemaakt; ik wist, dat als ik geen be- weging maakte, het felt, dat ik aan de beu- gels gemorreld had, niet ontdekt zou worden. Tenzij, natuurlijk, hij een nauwkeurig onder zoek "lnstelde. gemeente van 2% milliard. In totaal een bedrag dat de 8 milliard begon te naderen. Onze staatsuitgaven begonnen reeds voor den lOen Mei het enorme bedrag van 2 milliard te benaderen, waarbij ik de onzakelijke on- dersicheiding tusschen gewone en buitenge- wone uitgaven terzijde stel. De economic van het land schrompelde ineen, want ook toentertijd waren de overzeesche verbindin- gen grootendeels afgesneden. OnTermoeid heb ik in het Parlement en in woord en ge- schrift daarbuiten tegen de methoden der ontreddering van staats- en volkshuishouding gestreden. Het is merkwaardig, dat degenen. die daarvoor verantwoordelijk zijn, die ver- antwoordelijik zijn voor de devaluatie van den gulden in 1936, zich op het oogenblik pogen uit te geven als de vijanden der inflatie, die zij zelf hebben bedreven. Als men mij de inflatiemethode dezer leiders thans in de schoenen wil schuiven, dan kan ik een derge- lijken laster van mij afschudden. Mgn geheele ervaring is gebouwd op de onverbiddellijke handhaving van de behoor- lijke huishouding in de openbare financien en in de banken. Het zgn waarlijk niet degenen, die aan de moeilijkheden van het verleden op het gebied van de geld- en kapitaalmarkt schuld zijn, die thans aanspnaak kunnen ma ken op de wijsheid, welke aan het beleid van een behoorlijke Staats- en Volkshuishouding moet ten grondslag liggen. Ik kan diegenen, die in Den Haag en Am sterdam in het verleden land en volk door hun methoden in gevaar hebben gebracht, de ver- zekering geven, dat ik onverbiddelijk aan de stabiliteit van ons betaalmiddel zal vast- houden, hoe diep ik ook het mes in de uit- wassen zou moeten zetten. Het zou anderzijds echter dwaas zgn te willen loochenen, dat door den oorlogstoestand de staatsfinancien aan een sterkere belasting zijn blootgesteld dan in vredestgd. Doch hier komt ons de hier- voren geschetste ontwikkeling van de Euro peesche ruimte-economie te hulp. De aanleuning van den Nederlandschen gulden aan de Duitsche Mark is een nieuw element van kracht, daar de Duitsche Mark bezig is, zich tot een Europeesch betaalmid del te ontwikkelen. Het is verbazingwekkend in dezen te moeten vaststellen, hoe door een geweldige inspanning der Duitsche arbeiders de Mark, welke in het jaar 1933 nog het meest bedreigde betaalmiddel van Europa was, thans muurvast is gegrondvest en den steun voor verschillende Europeesche valuta's vormt. De Nederlandsche Bank een der belangrijkste werkplaatsen van het geheele volk. Het Nederlandsche volk, dat zoo vaak be- wijizen heeft afgelegd, in moeilijke tijden tot uiterste krachtsinspanning bereid te zijn, zal thans de moeilijkheden weten te overwinnen, als wij elken arbeider en elke arbeidster met het geloof aan den nieuwen tijd weten te vervullen. In dezen dienst aan het eigen volk is de Nederlandsche Bank een der vele arheidsgemeenschappen. Zij behoort echter een gesloten gemeenschap te zijn in de plichtsvervulling en in de aanvaarding van de taak, welke aan haar staf, dus aan het geheele arbeidende personeel, door ons volk is toevertrouwd. In deze plichtsvervulling zal elkeen, die bezield is met den wil tot dienen, ongeacht zijn politieke opvattingen, den dank van zijn volk oogsten. De Nederlandsche Bank is inderdaad geen plaats voor politieke kracht- metingen. Zij is een van de belangrgkste werkplaatsen van het geheele volk. Diege nen echter, die zich aan de dienstvervulling van ons volk willen onttrekken en daarvoor hun politieke opvattingen als verontschuldi- gingen willen gebruiken, stellen zich buiten de gemeenschap van ons volk en zullen daar- De Octopus naderde mij. Hij was nog twee ellen van mij af. Nu stond hij tegenover mij. Het vereischte van mijn kant heel wat moeite mijn oogen op te slaan en hem aan te zien. Maar het moest, dat wist ik. Het was van het uiterste belang dat zijn gelaatstrek ken in mijn geheugen geprent werden, opdat ik, in fortuinlijker omstandigheden, in staat zou zijn ze te herkennen. Ik keek op. Geen enkel deel van zijn aan- gezicht was zichtfbaar. Hij droeg een soort kap, van zijdestof ver vaardigd, die over zijn hoofd hing en hem bijna tot aan het middel creikte, los over zijn schouders hangende. Ter hoogte van zgn oogen waren twee gaten geknipt. Het effect was eenigszins verbijsterend, maar ik begreep dadelijk waarom ik hem voor misvormd aan- gezien had, want de kap hing recht van zijn hoofd af en stond over zijn schouders breed uit, wat den indruk maakte van een kolos saal hooijd, of anders, van een stierennek. ,,Hoe vindt je dit?" vroeg de Octopus. Hij hield mij zijn hand voor, de palm naar boven. Ik keek er in. In het midden rustte een donkerroode steen.^die in de schemertng kleine lichtstralen seheen te verspreiden. Ik hield den adem in. Het was de grootste en schoonste robijn dien ik ooit onder de oogen gehad had. Somtijds, in de tegenwoordigheid van een steen van ongekende zuiverheid en kostbaarheid, wordt men vervuld met een ge voel van ontzag, een gevoel als was men in koninklijke tegenwoordigheid. En juist dat gevoel hekroop mij, toen ik dien onschatbaren robijn aanschouwde. „Zeer mooi!" De stem van den Octopus had een anderen toon aangenomen, zij was bijna die van een vrek, die zich in zijn schatten verlustigt. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 1