ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD .VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
De man die lachte
*et"n AKKERTJE
No. 10.197
MAANDAG 31 MAART 1941
81 e Jaargang
Binnenland
Feuilleton
L us+eioos 14
De Burgemeester van ZAAMSLAG
maakt bckend, dat van af 1 April 1941
het Distributiekantoor zal worden
gevestigd in het Vereenigingsgebouw
Zaagstraat. De uren van openstelling
voor het publiek zijn als volgt
op Maandag van 1,30 tot 4,30 uur nam.
en op Dinsdag van 9—12 uur v.m.
voor algemeene zaken
op Donderdag van 912 uur v.m. uit-
sluitend voor de inlevering van
consumentenbonnen door winkeliers.
Omtrent de openstelling van de gemeente-
secretarie voor enkele distributie-aange-
legenheden zullen bij plaatselijke bekend-
making nadere mededeelingen worden
gedaan.
Zaamslag, 31 Maart 1941.
De Burgemeester voornoemd,
S. VAN HOEVE Jzn.
Europa als economisch blok.
ABCWSTNEMENTSPRUS: Binnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen
fr. per post 1,73 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerlka 2,20, overige landen 2,65 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeefster: N.V. Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 T KI.EFOON No. 2073.
ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels 0,82% Voor elken regel meer 0,20%.
KEEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 52 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement teg-en verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAB VERSOHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
Voor velen is de .nieuwe ordening" in
Europa met meer dan een vaag begrip, dat
samenbangt met zekete politieke machtsver-
schuivingen, waardoor in de toekomst niet
meer de Britsdhe, docb de Duitsche invloed
zich zal laten gelden. Het simpele resultaat
dus van een oorlog, of wel een faze zonder
meer in den historlsehen strijd am den voor-
rang op bet vasteland van de oude wereld.
Elen verplaatsing dus van een accent, waarbij
al het andere bij het oude blijft.
Deze opvatiting is niet alleen zeer opper-
vlakkig, maar in wezen onjuist. Wat zicb in
het oude Europa thans voltrekt is een vol-
komen structureele verandering. En het ligt
in de lijn van het revolutionnaire initiatdef,
dat ook het nieuwe Europa als volkeren-ge-
meenschap een corporatief karakter krijgt.
Waarschijn 1 ijk zelfs ontwikkelt er zich een
oontdnenitaal-socialisme" uit.
Om dit duidelijk voor oogen te stellen, die-
nen wij. ons eerst duidelijk te maken, dat
Duitschland anders dan in den wereldoor-
log ditmaal niet is een aan alle kanten be-
legerde vesting, doch dat het Rijk voldoende
handelswegen open staan, tot in het verre
Oosten. Wij behoeven slechts te herinneren
om een greep te doen uit de menigte der ge-
durende het vorige jaar gesloten handels-
overeenkomsten aan de contracten en trac-
taben met de Sovjet-Unie, met Finland, Zwe-
den, Italie, de Zuid-Oostelijke staten, Iran,
enz., die elk op hun beurt de intensi veering
beteekenen van het onderlinge Europeesche
handelsverkeer, met Duitschland als middel-
punt. Maar ook de andere Europeesche sta
ten onderling hebben de banden nauwer aan-
gehaald. Ten deele werden de, door de oor-
logsgebeurtenissen afgeknapte banden weer
aan elkander geknoopt, anderdeels werden
volkomen nieuwe contacten gesloten. Dat
geldt in sterke mate voor Italie en nog meer
wellicht voor de Sovjet-Unie, die tengevolge
van de Duitsch-Russische overeenkomst, zoo-
wel met de Skandinavische als met de Zuid-
Europeesche staten nieuwe handelsverdragen
sloot. Bovendien werd door de bezette staten
het handelsverkeer met de rest van Europa
hervat en door een reeks van overeenkomsten
ten behoeve van den goederenrulil verzekerd.
Europa sluit zich aaneen,
De Europeesche volkerengemeenschap gaat
op deze wijize dus een beetje dichter bij elkan
der zitten. Daaruit dient men niet de ver-
keerde conclusie te trekken, dat Europa zich
nu ook voortaan van de overige wereld gaat
afsluiten. Er is geen sprake van, dat na den
oorlog ons continent zrjn oude overzeesche
betrekkingen loslaat. Europa heeft steeds wel
gevaren bij een open inter-contiinentaal we-
reMiverkeer. En straks zal in het bij zonder
Nederland daarvan profiteeren, door zijn
gunstige ligging. Er wordt dus niet gestreefd
naar een Europeesche autarkic. Al wordt de
blokkade-bedreiging, waarmede Europa de
laatste eeuwen practische gechanteerd werd
door de nieuwe ordening definitief uit den
weg geruimd.
Wat wel noodig is, dat is een betere
arbeidsverdeeling in het Europeesche opbouw-
programma. Het is in strijd met het gezonde
verstand, b.v. in een Balkanstaat kunstmatig
industrieen op te kweeken, terwijl de door
deze industrieen te vervaardigen goederen
beter en goedkooper in een der oudere indus-
triestaten vervaardigd kunnen worden. Het
komt er derhalve op aan, tot een betere pro
duct e-verdeeling te komen, dan in het oude
Europa het geval was.
De Duitsche handelspolitiek heeft zich op
de nieuwe orde ingesteld, doordat zij, instede
van de handelsverdragen op den ouden voet,
,,Wlirtschaftsabkommen" sloot, die veel ver-
der reiken. Als voorbeelden daarvan kunnen
gelden de economische overeenkomsten, zoo-
als door Duitschland gesloten werden met
Italie, Roemenie, Hongarije en Bulgarije,
waarin een zeer langdurige samenwerking
wordt afgeperkt op elk der productie-gebie-
den, in tegenstelllng tot de oude handelsver
dragen, die uitsluitend den buitenlandschen
handel regelden.
Daarmede gepaard gaan vereenvoudigingen
op het gebied der betalings- en verrekenings-
tedhniek. Berlijn heeft een multilateraal be-
talingssysteem opgebouwd, waaraan thans
reeds tien Europeesche staten deelnemen. Elk
land, aangesloten bij de1 Berlijnsche clearing,
kan met zijn credieten in Duitschland niet
alleen zijn Duitsche verpliehtingen voldoen,
doch ook zijn betalingen met derde staten
regelcn.
Men ziet uit dit alles, dat Nieuw-Europa
geen idee, geen enkel „begrip" meer is, doch
zich reeds begint te belichamen in een eco
nomische verbondenheid, die in de toekomst
de beste waarborg zal blijken te zijn voor den
duurzamen vrede.
(Nadruk verboden.)
AAN DEN ARBEID.
Wij vertrouwen, schrijft de H. Crt., dat
vele lezers met belangstelling en niet zonder
voldoening hebben kennis genomen van de
beschouwingen over de bestriding der werk-
loosheid in ons land, van de hand van presi
dent Jacob, hoofd van de afdeeling Sociale
Zaken bij het Rijkscommissariaat. Zulks
zeker niet in de laatste plaats om de zeer
waardeerende woorden, welke daarin worden
gewijd aan hetgeen in Nederland v66r den
huidigen oorlog op dit gebied is gedaan.
,,Zeer bevredigende maatregelen waren ge
nomen", zegt president Jacob, en hij ver-
volgt
Dat geldt vooral de openbare werkver-
schaffing. Voor de uitvoering zorgde een
speciale dienst, namelijk de onder het depar-
tement van Sociale Zaken ressorteerende
Rijksdienst voor de Werkverruiming. Uit-
voerders der maatregelen zijn of de Neder-
landsche Staat, of gemeenten, of wel privd-
personen, die zich in dat geval op organisa-
torische basis tot zoogenaamde waterschap-
pen aaneensluiten. Dergelijke maatregelen
hadden in de eerste plaats betrekking op het
gebied van den landbouw, als ontwaterinig,
verkaveling, cultuurrijpmaken, ontginning en
winning van bouw- en weiiand. Van bijzon-
dere beteekenis is dan ook de aanleg van
kanalen en waterwegen, de wegenaanleg en
niet in het minst de aanwinning van nieuw
land. Op dit gebied is iets buitengewoons ge-
presteerd.
,,Qm den inzet van het aantal werkloozen
zoo groot mogelijk te doen zijn, werden des-
tijds financieele voorschotten gegeven uit
het hiervoor bestemde Werkloosheidssubsidie-
fonds. Het hoogste aantal der in het geheele
Door
GERARD FAIRLIE.
Uit het Engelsoh door
Jhr. R. H. G. NAHUY6.
34) Vervolg.
Ik wachtte bewegingloos, luisterde eenige
oogenblikken gespannen, of hij terug zou
keeren. Maar geen geluid bereikte mijn ooren
en weld'ra verzamelde ik den moed mijn lin-
kerhand en mijn enkels te bevrijden. Ik was
natuurlijk met mijn reohterpols nog aan den
stoel verbonden, maar mijn gedeeltelijke vrij-
heid was mij een oprechte verlichting.
Mijn eerste handeling was in mijn zak naar
mijn zakmes te voeien, dat ik steeds bij mij
draag. 'Het was er nog en de aanraking
schonk mij moed en vertrouwen. Met behulp
van mijn mes kon ik den beugel van de lea
ning van den stoel verwijderen en hoewel ik
begreep dat ik gedoemd zou zijn eenigen tijd
een handboei te dragen, maakte ik mij, met
het oog op mijn aanstaande vrijheid. daarover
niet bezorgd.
Het bloed stroomde nu weer door mijn ver-
stijfde ledematen, wat mij een gevoelige pijn
veToorzaakte, maar ik wachtte tot de kram-
pen voorbij waren en mijn bloedsomloop weer
normaal hersteld was. Ik had er nooit een
vermoeden van gehad, dat dit zulk een pijnlijk
proces kon wezen. Het zweet parelde op mijn
voorhoofd en ik voelde mij lichamelijk ziek,
tegen den tijd dat het over was en ik weer
de voile beschikking had over het gebruik
van mijn beenen. Evenwel, erg lang duurde
het niet, eigenlijik geschiedde het in een ver-
wonderlijik koirten tijd, en de blijdschap, dat
ik nu handelen kon, maakte alles wat ik
doorstaan had weer ^oed.
Ik had evenwel besloten mijn kansen niet te
bederven door mij aan het werk te zetten zoo-
lang het nog niet donker was. Door de spleet
tusschen de luiken kon ik zien, dat de zon
ondergegaan was, maar het schemerde nog
slechts en voor hetgeen ik te doen had, was
duistemis noodig. Ik hernam daarom mijn
vorige houding, zorg dragende dat als iemand
binnen zou komen, hij den volledigen indruk
ontvangen zou dat ik nog sekuur aan den
stoel geketend was.
Daarom stak ik mijn enkels ook weer in de
beide ringen, op zoodanige wijze, dat de slo-
ten naar de binnenzijde gekeeTd waren en
tenzij men tot een nauwlettend onderzoek
overging, voelde ik mij vrij zeker dat men
niets verdachts aan mij ontdekken zou. Ik
durfde niet te rooken, want als de man ge-
logen had en er kwam iemand, dan zou de
tabakslucht mij terstond verraden. Maar, hoe
wel ik er de onredelijkheid van inzag, kostte
dit besluit mij groote wilskracht. Mijn zenu-
wen verkeerden in hoogst opgewonden toe-
stand en ik snakte naar den kalmeerenden
invloed van een sigaret.
Het was maar goed, dat ik aan de verlei-
ding weerstand had weten te bieden en zeer
gelukkig dat ik zoo voorzichtig geweest was
in den stoel een houding aan te nemen, die
alle verdenking van mij afwentelde. Ik dankte
mijn good gestemte, dat, hoewel gebrek aan
gezond verstand Jean en mij grootendeels in
dezen benarden toestand gebracht had, ik
Nederlandsche Staatsgebied tot dusverre in
de openbare werkverschaffing geplaatste
werkloozen ligt tusschen de 50.000 en 60.000.
„Dit aantal bewijst, dat men ook in Neder
land de groote voordeelen, zoo wel van mate-
rieelen als van ideeelen ard, van deze werk-
loosheidszorg heeft erkend".
Wij hebben deze waardeerende woorden
herhaald, omdat zij de erkenning inhouden
van uitmuntend sociaal en economisch werk
in ons land onder een historisch gegroeid
staatshestel, waaraan met den oorlog en de
daarop gevolgde bezetting van ons land een
plotseling einde is gemaakt, een staatshestel,
dat zeker niet de sympathie heeft van presi
dent Jacob, zelf Duitsche bezettin-gsautoriteit.
Dat hij desondanks eeh open oog blijkt te
hebben voor het goede, dat onder dit bestel
werd tot stand gebracht, en niet schroomt
om dit zonder voorbehoud en openlijk te ver-
klaren, eert hem. Het is toch inderdaad zoo,
dat men de gebreken van dit bestel kan zien
en de noodzakelijkheid van verbetering erken-
nen zonder het vele goede te miskennen.
Voor vruchtbaren opbouwenden arbeid is
waardeering voor dit goede zelfs noodzake-
lijk, opdat niet kostelijke waarden, in lange
reeksen van jaren verworven, blindelings
overboord zullen worden gewVrpen, tot schier
onherstelbare schade voor de volksgemeen-
schap. Van dit wijze inzicht getuigen de
woorden van president Jacob.
De Nederlandsche belangstelling voor zijn
mededeelingen gaat echter verder dan deze
erkenning. Zij richt zich vooral op de ont-
wikkelde plannen om het kwaad der thans
nog heerschende werkloosheid in ons land te
bestrijden en zoo mogelijk op te heffen door
het eenige waarlijk goede middel: nuttigen
afbeid.
Ook vobr den oorlog, en reeds lang daar-
voor zelfs, werd dit middel hier te lande toe-
gepast, en zelfs op niet geringe schaal, zoo-
als uit de woorden van president Jacob blijkt
en aan ons volk trouwens bekend was. Doch
het middel kon tegen de kwaal niet op. Ont-
stellend groot bleef het aantal werkloozen,
dat slechts door ondersteuning ten koste van
de gemeenschap, zonder tegenwaarde in den
vorm van arbeid, in het lav en kon worden
gehouden. Dit laatste te doen was en blijft
altijd plicht van de gemeenschap; een plicht,
die hier te lande ten koste van zware finan
cieele offers is volbracht op een wijze, waar-
over ons volk zich zeker niet behoeft te
schamen. Doch wij hebben nooit verheeld,
en zeer velen m6t ons, dat deze loffelijke ver-
vulling van een plicht van menschelijkheid en
naastenliefde geenszins een geneesmiddel
voor de ziekte, geen oplossing van het pro-
bleem der massale werkloosheid is. Want
zulk een tot systeem geworden massale on
dersteuning van een aanzienlijk deel der be-
volking moet op den duur noodwendig leiden
tot groote schade voor individu en gemeen
schap. Zij demoraliseert de werkloozen en de
maatschappij, waarin deze groep op deze
manier moet leven; zij ontwent den op de ge
meenschap terenden mensch van zijn socialen
plicht en zijn bekwaamheid en gesehiktheid
om te arbeiden.
De plannen, door Nederlandsche autoritei-
ten met ruisne bevoegdheid uit te werken, om
aan zooveel mogelijk Nederlandsche werkloo
zen arbeid te verschaffen, die niet alleen
voor henzelf maar 66k voor de gemeenschap
in ons land van aanmerkelijk nut zijn, kunnen
dan ook niet anders dan met instemming
worden begroet. Zulks temeer, omdat hierbij
de uitdrukkelijke bedoeling voorzit, deze ar-
beidsgelegenheid in het eigen land te schep-
pen. Een 130.000 tal werklooze Nederland
sche arbeiders is in Duitschland tewerk ge-
steld. maar het ligt voor de hand dat voor
ons Nederlanders een arheidsveld in het eigen
land om meer dan 66n reden de voorkeur ver-
dient, vooral als de vruchten van den arbeid
aan het eigen land ten goede komen.
Wij mogen in dit verband herinneren aan
enkele woorden van den Rijkscommissaris in
zijn onlangs te Amsterdam gehouden rede:
„Wat nu het aanvaarden van werk in
mijn les tenminste geleerd had.
Want zonder eenige voorafgaande waar-
schuwing werd de deur opengeworpen en een
man verscheen. Hij trad niet binnen, maar
keek naar mij vanaf den drempel. Het was
veel te donker om iets van zijn gelaatstrekken
te kunnen ondersctieiden, maar hij was zeer
lang en bezat buitengewoon breede schouders.
In dat licht geleek hij op een misvormden
reus.
,,Naar den zin?" vroeg hij.
De stem was zeer zacht en hoewel zij iets
zalvends en fluweelachtigs bezat, vervulde zij
mij met een gevoel van afschuw. Daaraan
wist ik te dien tijde geen uitlegging te geven
en nu kan ik het nog niet. In de paar dagen
die nu volgden, zou ik die stem nog verschei-
dene malen moeten hooren en met haar spre-
ken, maar ik kon zulks nooit doen met een
gevoel van gelijkmoedigheid.
Hij liet een onderdrukt lachje hooren.
Een trilling van afschuw, van ongeveinsden
lichamelijken schrik ging mij door de leden.
Ik kende dien lach; ik had hem gehoord in
mijn eigen huis op St. James' Place, ik had
hem gehoord op den landweg en ook op
Wlheen's Ditch. Ik deed' een poging mij te
belieerschen.
,,Zeer naar mijn zin, dank je, Octopus",
zei ik.
Ik hoop, dat het mij gelukte mijn stem niet
te laten beven. Ik zeg dat ik het hoop; de
verbazingwekkende persoonlijkheid van den
aarts-misdadiger omstraalde hem op een wijze
die ik voor ongelooflijk zou gehouden hebben,
in dien ik niet persoonlijk met hem in aanra
king gekomen was. Ik heb beproefd het af-
sc.huwelijke van zgn lach uit te leggen; de
omsluierde, maar altijd onmiskenbare bedrei-
ging, die in zijn stem opgesloten lag, zelfs
wanneer men haar in de aangrenzende kamer
of door de telefoon hoorde; maar nu ik hem
Duitschland betreft, moet men niet gelooven,
dat hierachter de neiging schuilt, de Neder
landers aan hun vaderland te onttrekken.
Het betreft hier maatregelen, die uit den
noodtoestand van den tegenwoordigen tijd
voortspruiten"
En even verder: ,,Juist om aan de Neder
landers hier in eigen land werk te geven,
was het ons streven, zulk werk in den vorm
van overgehevelde orders voor Nederland te
reserveeren, opdat ook de ondememers hun
positie konden handhaven en een gunstig be
gin konden maken met den overgang naar de
vredesindustrie, waardoor tevens weer wordt
mogelijk gemaakt, dat Nederlandsche ar-
beidskrachten in eigen land kunnen blijven".
Er zijn, blijkens hetgeen president Jacob
schreef, voldoende werkobjecten in ons land
aanwezig of te scheppen, die geruimen tijd
loonend werk voor thans nog werklooze han-
den opleveren. Men behoeft ook hierbij de
oogen niet te sluiten voor zekere bezwaren.
Er zal naar gestreefd worden zooveel moge
lijk werkobjecten te scbeppen in of diehtbij
de steden, met name de groote steden, waar
de werkloosheid het grootst is. Dit is toe te
juichen. Maar toch zal het onvermijdelijk
zijn, dat tal van werkloozen uit de groote
steden in ver-af gelegen streken worden te
werk gesteld. De huisvesting zal dan door
middel van kampen of door inkwartiering
moeten worden verzorgd. Dit beteekent, dat
de gehuwde arbeiders van hun gezin zullen
worden gescheiden, hetgeen in den regel zal
strekken tot nadeel van het gezinsleven en
de opvoeding der kinderen twee gewich-
tige grondslagen voor het individueele leven
6n voor de gemeenschap. Andere nadeelen
van het splitsen der gezinnen werden nog on
langs van Duitsche zijde, door den heer Haas,
in het licht gesteld op grond van de ervaring
met sommige Nederlandsche arbeiders in
Duitschland.
De sociale belangen echter, welke bij een
radicale bestrijding der werkloosheid, zooals
deze thans in het voornemen ligt, zijn betrok-
ken, zijn z66 groot en overwegend, dat men
de kleinere schaduwzijden terwille van het
groote licht voor lief moet nemen. Ook om
dat men mag vertrouwen, dat er zorgvuldig
naar zal worden gestreefd, het nadeel tot de
kleinst mogelijke afmetingen te beperken.
Er zullen stellig moeOijkheden te overwin-
nen zijn, maar het te verwezenlijken ideaal
moet zijn, dat spoedig het geheele Nederland
sche volk, voor zoover het daartoe in staat
is, zooveel mogelijk in het eigen land weer
aan den voor dit land zegenrijken arbeid
gaat.
DE NIEUWE PRESIDENT VAN DE
NEDERE. BANK.
Aan de rede van mr. Rost van Tonningen,
den nieuwen President van de Nederlandsche
Bank, is nog het volgende ontleend:
Het spreekt vanzelf, dat juist nu, in den
oorlog, een goed deel van de arbeidskraeht
van de Europeesche volken voor de produc-
tie van voor de krijgshandelingen onont-
beerlijke goederen is gebonden. Maar daar
om is toch de verhooging van de goederen-
productie, die voor het verbruik van ons volk
onontbeerlijk is ten voile mogelijk vooral
in ons land, waar nog vele werkloozen naar
werk snakken. Juist dezer dagen heeft een
commissie van voOraanstaande landbouw-
deskundigen haar arbeid aangevangen om een
z.g. slag voor snelle productieverhooging te
strijden. Dit enkele voorbeeld moge verdui-
delijken, op welke wijze wij opbouwend wenk-
zaam kunnen zgn.
De schuldenlast.
De krachtsinspanning van het geheele volk
is zooveel te meer noodig, waar wij met een
zware erfenis belast zijn. Hoe was immers
de toestand op den lOden Mei? De vlottende
schuld bedroeg op dat oogenblik rond een
half milliard. De geconsolideerde schuld
3«/io. De totale staatsschuld dus 4i/10 mil
liard. Hierbij komt de door ons gegarandeer-
de schuld van Indie ten bedrage van lf/io
milliard en de netto schuld van Provincien en
tot mij had hooren spreken in dezelfde kamer
en zijn kolossaal gestalte in de schaduwen bij
de deur volledig afgeteekend zag, was de in
druk die ik van hem kreeg er bijna een van
lichamelijke walging. Ik kon hem bijna rui-
ken. Dit mag buitengewoon klinken, maar
als het zoo is, kan ik er niets aan doen. Ik
heb beproefd uit te leggen, dat ieder van mijn
zintuigen tegen zijn nabijheid in opstand
kwam en dat hij in het vertrek een atmos-
feer des kwaads meebracht, die ieder atoom
frischheid uitsloot, ieder atoom welnu,
ieder atoom reinfaeid, dat eerst daar kan ge-
heerscht hebben. Ik dacht aan den antichrist.
Ik erken het zonder de minste schaamte.
Ik was doodelijk bevreesd en daarom zei ik,
dat ik slechts hoop, dat mijn stem niet ge-
beefd heeft, toen ik dien avond met hem
sprak. Mijn allereerste overweldigende aan-
doening was, uit mijn stoel op te springen, al
was ik dan aan een van de leemingen ge
ketend en al moest ik hem na mij sleepen,
zelfs door het venster, ovecal heen, maar van
dien man weg.
De Octopus deed een stap in mijn richting.
Ik kneep in de leuningen van mijn stoel tot
mijn vingers er doorheen schenen te gaan.
Dikke zweetdroppels stonden op mijn voor
hoofd. De palmen van mijn handen waren
nat. Ik verlangde mijn oogen te sluiten, maar
mijn onderbewustzijn zei mg, dat het niet zou
helpen, als ik het deed.
Ik trok ieder atoom wjlskracht dat ik bezat
samen om bewegingloos te blijven zitten,
iedere voet op de aangewezen plaats, zoodat
ik mij althans niet uit eigen domheid aan
dezen man verraden zou. Ik had geen bewe-
ging gemaakt; ik wist, dat als ik geen be-
weging maakte, het felt, dat ik aan de beu-
gels gemorreld had, niet ontdekt zou worden.
Tenzij, natuurlijk, hij een nauwkeurig onder
zoek "lnstelde.
gemeente van 2% milliard. In totaal een
bedrag dat de 8 milliard begon te naderen.
Onze staatsuitgaven begonnen reeds voor den
lOen Mei het enorme bedrag van 2 milliard
te benaderen, waarbij ik de onzakelijke on-
dersicheiding tusschen gewone en buitenge-
wone uitgaven terzijde stel. De economic
van het land schrompelde ineen, want ook
toentertijd waren de overzeesche verbindin-
gen grootendeels afgesneden. OnTermoeid
heb ik in het Parlement en in woord en ge-
schrift daarbuiten tegen de methoden der
ontreddering van staats- en volkshuishouding
gestreden. Het is merkwaardig, dat degenen.
die daarvoor verantwoordelijk zijn, die ver-
antwoordelijik zijn voor de devaluatie van den
gulden in 1936, zich op het oogenblik pogen
uit te geven als de vijanden der inflatie, die
zij zelf hebben bedreven. Als men mij de
inflatiemethode dezer leiders thans in de
schoenen wil schuiven, dan kan ik een derge-
lijken laster van mij afschudden.
Mgn geheele ervaring is gebouwd op de
onverbiddellijke handhaving van de behoor-
lijke huishouding in de openbare financien en
in de banken. Het zgn waarlijk niet degenen,
die aan de moeilijkheden van het verleden op
het gebied van de geld- en kapitaalmarkt
schuld zijn, die thans aanspnaak kunnen ma
ken op de wijsheid, welke aan het beleid van
een behoorlijke Staats- en Volkshuishouding
moet ten grondslag liggen.
Ik kan diegenen, die in Den Haag en Am
sterdam in het verleden land en volk door hun
methoden in gevaar hebben gebracht, de ver-
zekering geven, dat ik onverbiddelijk aan de
stabiliteit van ons betaalmiddel zal vast-
houden, hoe diep ik ook het mes in de uit-
wassen zou moeten zetten. Het zou anderzijds
echter dwaas zgn te willen loochenen, dat door
den oorlogstoestand de staatsfinancien aan
een sterkere belasting zijn blootgesteld dan
in vredestgd. Doch hier komt ons de hier-
voren geschetste ontwikkeling van de Euro
peesche ruimte-economie te hulp.
De aanleuning van den Nederlandschen
gulden aan de Duitsche Mark is een nieuw
element van kracht, daar de Duitsche Mark
bezig is, zich tot een Europeesch betaalmid
del te ontwikkelen. Het is verbazingwekkend
in dezen te moeten vaststellen, hoe door een
geweldige inspanning der Duitsche arbeiders
de Mark, welke in het jaar 1933 nog het
meest bedreigde betaalmiddel van Europa
was, thans muurvast is gegrondvest en den
steun voor verschillende Europeesche valuta's
vormt.
De Nederlandsche Bank een der
belangrijkste werkplaatsen van
het geheele volk.
Het Nederlandsche volk, dat zoo vaak be-
wijizen heeft afgelegd, in moeilijke tijden tot
uiterste krachtsinspanning bereid te zijn, zal
thans de moeilijkheden weten te overwinnen,
als wij elken arbeider en elke arbeidster
met het geloof aan den nieuwen tijd weten te
vervullen. In dezen dienst aan het eigen
volk is de Nederlandsche Bank een der vele
arheidsgemeenschappen. Zij behoort echter
een gesloten gemeenschap te zijn in de
plichtsvervulling en in de aanvaarding van
de taak, welke aan haar staf, dus aan het
geheele arbeidende personeel, door ons volk
is toevertrouwd.
In deze plichtsvervulling zal elkeen, die
bezield is met den wil tot dienen, ongeacht
zijn politieke opvattingen, den dank van zijn
volk oogsten. De Nederlandsche Bank is
inderdaad geen plaats voor politieke kracht-
metingen. Zij is een van de belangrgkste
werkplaatsen van het geheele volk. Diege
nen echter, die zich aan de dienstvervulling
van ons volk willen onttrekken en daarvoor
hun politieke opvattingen als verontschuldi-
gingen willen gebruiken, stellen zich buiten
de gemeenschap van ons volk en zullen daar-
De Octopus naderde mij. Hij was nog twee
ellen van mij af. Nu stond hij tegenover mij.
Het vereischte van mijn kant heel wat
moeite mijn oogen op te slaan en hem aan te
zien. Maar het moest, dat wist ik. Het was
van het uiterste belang dat zijn gelaatstrek
ken in mijn geheugen geprent werden, opdat
ik, in fortuinlijker omstandigheden, in staat
zou zijn ze te herkennen.
Ik keek op. Geen enkel deel van zijn aan-
gezicht was zichtfbaar.
Hij droeg een soort kap, van zijdestof ver
vaardigd, die over zijn hoofd hing en hem
bijna tot aan het middel creikte, los over zijn
schouders hangende. Ter hoogte van zgn
oogen waren twee gaten geknipt. Het effect
was eenigszins verbijsterend, maar ik begreep
dadelijk waarom ik hem voor misvormd aan-
gezien had, want de kap hing recht van zijn
hoofd af en stond over zijn schouders breed
uit, wat den indruk maakte van een kolos
saal hooijd, of anders, van een stierennek.
,,Hoe vindt je dit?" vroeg de Octopus.
Hij hield mij zijn hand voor, de palm naar
boven. Ik keek er in. In het midden rustte
een donkerroode steen.^die in de schemertng
kleine lichtstralen seheen te verspreiden.
Ik hield den adem in. Het was de grootste
en schoonste robijn dien ik ooit onder de oogen
gehad had. Somtijds, in de tegenwoordigheid
van een steen van ongekende zuiverheid en
kostbaarheid, wordt men vervuld met een ge
voel van ontzag, een gevoel als was men in
koninklijke tegenwoordigheid. En juist dat
gevoel hekroop mij, toen ik dien onschatbaren
robijn aanschouwde.
„Zeer mooi!"
De stem van den Octopus had een anderen
toon aangenomen, zij was bijna die van een
vrek, die zich in zijn schatten verlustigt.
(Wordt vervolgd.