ALEEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN DeRijkscommissaris bespreekt den binnenlandschen toestand De man die lachte No. 10.192 WOENSDAG 19 MAART 1941 81e Jaargang Feuilleton Binnenland NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSBinnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post f 1,73 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Vaer BeJgie en Amerika 2,20, overlge landen 2,65 per 3 maanden fr. per post Alwnnem en ten voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefrtsr: N.V. Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTTENVan 1 tot 4 regels 0,83% Voor elken regel meer f 0,20%. ICLEINE ADVERTENTIEN: per 5 regels 52 cent bti vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Intending yan advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSOHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. (Slot.) (Het taalonderwijs. Ook aan het taalonderwijs zal bijzondere aandacht worden geschonken en wel in de eerste plaats aan het onderwijs in de Neder landsche taal, waarbij het naar ik hoar van bijzonder belang is, eindelijk eens een uniforme spelling tot stand te brengen. Wan- neer op deze wijze het aan de Nederlandsche kinderen te geven onderwijs in de Nederland sche taal, alsook in alle cultuurschatten van dezen taal voldoende gewaarborgd is, kan er- aan gedacht worden aan het onderwijs in het Duitseh de aandacht te schenken, die deze taal als de toekomstige voertaal, althans in het gebied der Germaansohe gemeenschap toekomt. Want het is duidelijk, dat de voertaal in dit gebied zich zal richten naar het Duitseh spre- kende volk van 85 millioen zielen, aangezien het op edn na sterkste lid dezer gemeenschap, de Nederlanders, nog slechts 9 millioen zielen telt. De kennis van de Duitsche taal zal daar- ora een der voorwaarden zijn voor de bewe- gimgsvrijheid, am te beginnen in het Ger maansohe gebied, daarenboven echter in Europa en waarschijnlijk in niet onaanzienlijke mate in de geheele wereld. De kennis van deze taal mag echter niet een voorrecht zijn van de hoogere scholen en zoodoende slechts van enkele welgestelde klassen. De kennis van de Duitsche taal zal den Nederlander slechts ten voordeele strekken. Zij zal en mag hem niets van zijn ware Nederlandsche wezen ontnemen. In ddt verband zou ik in het algemeen iets kunnen zeggen over het veelvuldige beroep daL gedaan wordt op het Nederlandsche we zen. Dat wij voor de werkelijk Nederlandsche waarden begrip hebben, blijkt wel uit hetgeen ik in den aanvang gezegd heb en uit de er- kenning van bijzondere prestaties der Neder landers als kolonisatoren; op scheeps- en wa- terbouwkundig gebied, op het terrein van land- en tuinbouw en uit de bijzondere waar- deering voor de Nederlandsche kunst en we- tenschappelijke verrichtingen. Wat echter verder als bijzonder Nederlandsch bestempeld wordt, kornt mij voor als het reeds eveneens genoemde vasthouden aan de Nederlandsche idylle, die wij daarom niet zoo hoog kunnen aanslaan, omdat zij tenslotte een volk onbe- kwaam maakt voor den strijd om het bestaan, hetgeen reeds in tijden van felle botsingen der tegenstellingen tot uiting gekomen is. Ik hoop dat het Nederlandsche volk met dezen bij- zonderen Nederlandschen aard niet dezelfde ervaringen opdoet, die wij, Qstmarkers, eens hebben opgedaan met het z.g. vaderlandsche front, dat een samenraapsel was van alle mogelijke richtingen, alleen niet van volksch bewuste overtuigingen, uitsluitend met het doel zich door alle mogelijke internationalis- me tegen een ware volksche vernieuwing te besehermen. Engelands strijd. Wat zou dan de voorwaande zijn voor het vasthouden aan zulk een toestand? Toch niets anders don een overwinning van Enge- land, doch ook die zou thans niet meer vol doende zijn. De wereld-situatie van Septem ber 1939 komt niet meer terug. Ook een overwinning van Engeland zou niet tot den vroegeren evenwichtstoestand leiden, doch in- tegendeel tot de chaos. Engeland heeft boven- dlen de gewoonte, zijn verplichtingen te vol- doen met de saldi en sehatten van anderen, bij voorkeur van zijn bendgenooten. Wanneer er thans nog iemand in Nederland is, die zich de definitieve nederlaag van Engeland niet kan voorstellen, dan houdt dit verband met het ongewone van de voor de Nederlanders nieuwe gebeurtenissen en denkbeelden. Wan neer echter nog iemand in een overwinning Door GERARD FAIRLIE. Uit het Engelsch door Jhr. R. H. G. NAHUYS. 29) Vervolg. Maar, hoewel die uiting waar genoeg was en vocvr ons beiden gold, was de tijd daartoe nog niet aange broken en juist op dat oogen- blik begon vrouw Fortuna, die blijkbaar op onze zrjde geweest was, weer eens een van haar wispelturigheden te vertoonen en ons ontrouw te worden. Jean, die nu begonnen was eenige belangstelling voor het ons omrin- gen.de landschap te toonen, maakte de op- merking: ,,Zijn we nu nog niet op den hoofdweg? Dat had toch zeker het gevai moeten zijn." Ik keek snel door het raampje. Wij reden nog steeds over dezelfde soort landweg als die, waarop de Daimler ons opgepikt had, en er vertoonde zich nog geen spoor van den hoofdtverkeersweg, die ons zoo snel naar' Don- den zou voeren. ,,Hoe lang zijn we nu al onderweg?" Ik keek op mijn armband-horloge. „We zitten nu reeds1 een half uur In dezen wagen", zei ik. Jean, zag mij met verschrikte oogen aan. ,,Zoo lang reeds? Maar, beste, herinner je je de kaart?" Deze woorden gaven mij een schok. Toen van Engeland gelooft naar analogie van 1918, don kan men slechts zeggen: Niets vergeten en ook niet geleerd". Overigens is het pre- cies dezelfde geestelijke houding, die wij in Engeland zelf zien. Het is werkelijk primitief en eentoonig zooals de Engelsche z.g. staats- lieden en legerleiders, die een gezegenden j ouderdcrm beredkt hehben, de ontwikkeling van den wereldoorlog trachten na te bootsen. Toen gang het met de blokkade, tenminste zij geloofden dat. Nu dachten zij, dat het weer zoo zou gaan en dat zij achter de Maginot- linie een ,,opwindenden" oorlog konden he- leven. Toen ging het met de ontbindingspro- paganda onder het Duitsche volk. Thans laten zij precies dezelfde oude walsen spelen, zoo- dat men hoogstens met een meewarig lachje dengelijken onzin moet constateeren. In de eerste plaats kwam toen echter de militaire stoot via den Balkan. Ditmaal moest precies hetzelfde herhaald worden. Thans moet eigenlijk een objectief waar- nemer door het mislukken van al deze pogin- gen den waren toestand eindelijk duidelijk wcrden. Waar moet dan na de overweldigen- de overwinningen in het begin van den vori- gen zomer nog een Engelsch leger op het continent vasten voet krijgen? Ik kan u niet zeggen hoe sterk de Duitsche weermacht is. Den vollen omvang ken ik zelf niet, doch dat, wat ik ken, is voldoende. Wlat menschelijker- wijze berekend kan worden en zich waar ook in Europa zou kunnen voordoen, wordt uitge- schakeld. Geen sterk volk. En daarbij komt, dat de Engelschen toch geenszins zulk een sterk volk zijn. Hun aan- tal is immers nauwelijks de helft van dat van het Duitsche volk en bovendien moeten zij nog al hun toevoerwegen over zee open houden, wat hun, zooals men weet, niet meer gelukt, vooral echter de vele schepen bemannen, die hun zoowel levensmiddelen als grondstoffen, aisook wapens moeten brengen. Waar van- daan willen zij dan nog de mannen halen om tegen de millioenen-legers van het Duitsche volk 85 millioen zielen in het veld te brengen De zinneloosheid van de voorstelling, dat een volk, dat in aantal slechts een fraetie is van het Duitsche volk zou kunnen landen en nog de Duitsche weermacht overwinnen, is duide lijk. Wlat overigens het landen betreft, heeft de Fobrer zich bereid verklaard, den Engel schen ieder gewenscht gebied ter beschik- kinig te stellen. Ik geloof, dat er ook in Ne derland eenige dweepers zijn, die naar zulk een landing verlangen. Daarover kan naar de woorden van den Fiihrer gesproken worden. Wanneer dan echter in den tegenaanval het Ehgelsehe leger vernietigd wordt, kan zulk een dweeper zich eens voorstellen, wat van Nederland en van het Nederlandsche volk met zijn 260 zielen per vierkante kilometer nog over zou blijven. Ja, maar de luchtvloot. Wat dit betreft, moet ik vragen consequent te zijn. Degemen, die op de luchtvloot reke- nen, zijn juist dezelfden, die meenen dat de aanvallen van de Duitsche luchtvloot op En geland niet een overeenkomstige uitwerking hebben. Hoe kan de Engelsche luchtvloot met de veel lamgere afstanden, die zij op weg naar de in Duitschland en over half Europa ver- spreide doelen over het continent moet afleg- gen, succes hebben? iEn wat de weerstandskracht van het Duit sche volk betreft, kan ik .de wereld gerust stellen. Deze weerstandskracht is thans on-t- zaggelijk en de vastfceradenheid vreeselijk. Eerder zal geheel Europa in een puinhoop veranderen, voor Duitschland den strijd op- geeft. Ik weet niet, of het voor een bewoner van de bezette gebieden doelmatig is, een derge- lijke opvoering van den strijd te wenschen, wij de kaart van Jean bestudeerd hadden, even voor de komst van onzen jongen vriend en zijn Daimler, hadden we naar het naaste spoorwegstation gezocht. Maar ik had bere kend dat we slechts ongeveer tien mijlen van den hoofdverkeersweg verwijderd waren. En blijkbaar was dit Jean ook opgevallen. „We moeten ergens een verkeerden weg in- geslagen zijn", zei zij. 'Haar woorden waren maar al te waar. Bij de snelheid waarmee wij gered'en hadden, had den wij die tien mijlen in ongeveer een kwartier moeten afleggen, zeker geen half uur, want onze gemiddelde snelheid, met in- achtneming van het tijdverlies bij het om- slaao van bochten, moest ongeveer veertig mijlen per uur bedragen hebben. Ik keek angstig vooruit, maar zag niets dan een landweg waaraan geen einde soheen te komen. ,,Doen wij niet be ter met hem opmerkzaam te moken, dat we verkeend gereden zijn?" Haar stem klonk een klein weinig beverig. Ik keek haar een seconde aan en was ver- baasd te zien, dat de natuurlijke kieur van haar wangen voor eenige bleekheid plaats ge- maakt had. „Wlat scheelt er aan, liefste?" „Ik weet het niet. O, niets! Maar... zeg hem dat hij verkeend rijdt." Een paniek, zegt men, verspreidt zich even snel als vlammen. Tusschen ons heerschte in dat oogenblik geen paniek. Maar, zooals ik zeer lang daarna vemam, had Jean de waar- heid reeds gegdst, althans gedeeltelijk. Haar vnouwelijk instinct had haar reeds lang dat- gene ingegeven, waarvan ik nog geen vermoe- den had. Miaar, en daarop wilde ik eigenlijk neer- komen, die blik op haar toen bleeke wangen, dat lichte beven van haar stem, oefenden hun invloed op mijn verbeeldingskracht uit, waar- schijnlijk des te sterker, omdat zij en ik zoo want naar tijdsonde gerekend zullen zeker eerst de bezette gebieden in pudn gelegd wor den, voordat een vijand Duitschland bereikt. E5n wanneer men zulk een dweeper vraagt, hoe het wonder moet geschieden, dan rekent hij in de laatste plaats met de wapenleveran- ties der Vereemigde Staten. Dit heeft zijn goede redenen. In de eerste plaats zijn de wapens niet in Engeland, doch de wapens zijn nog niet eens in de Vereenigde Staten. Ze zijn er dus in het geheel niet. Ja, de wapen- fabrieken en de grondstoffen voor het ver- j vaardigen van deze wapens zijn er nog niet j eens. Eerst moeten de electrisehe centrales gehouwd worden om met behulp hiervan de grondstoffen voor de vliegtuigen te verkrij- gen. De wapens zijn dug absoluut in het ge heel niet aanwezig. Het is moeilijk een juis- ten zin te vormen om Ait-niet-aanwezig-zijn uit te drukken. In 1941 rekent men ook in Engeland niet meer op eenigerlei merkbare hulp. En wanneer eenmaal de fabricage langzaam op gang komt de Fiihrer is de eerste deskundige op het gebied van bewape- ning en kan beoordeelen hoe lang zulk een op gang komen duurt wanneer dus in lang zaam tempo wapens ter beschikking komen en vervolgens vervoerd moeten worden, dan moeten zij eerst door de dudkboot- en lucht- versperring breken, waarvan onlangs een Amerikaiansche deskundige, n.l. een admiraal, verklaarde, dat in den afgeloopen tijd een kwart van alle wapens zich aan boord bevond j van schepen, die getorpedeefd zijn- Een setup echter, dat getorpedeerd wordt, endergaat en i niet aankomt, brengt ook geen wapens naar j Engeland. Dit alles geschfedde in een periode j waarin am zoo te zeggen de duikhootoorlog met zeer besc'heiden strijdkrachten werd ge- j oefend. Wanneer echter toch Amerikaansche wapens naar Europa zouden komen, dan zal dit echter weer een derden partner van het driemogendhedenpact rust en voldoening schenken. De sabotagedaden. Ik heb deze bijzonderbeden ietwat uitvoe- riger vermeld, omdat ik nu tot een onder- weip kom, dat zeer ernstig is. Er is hier in Nederland een soort verzetbeweging geweest. Krachtens de uiteenloopendste drijfveeren hebben zich enkele lieden vereenigd om sabo tagedaden tegen de Duidsche weermacht te plegen. Deze drijfveeren waren van verschil- lenden, gedeeltelijk van' materieelen aard. Ook de begiaselen van deze groepen waren eigenlijk materieel, want anders zou niet als hoogste straf voor alomvattend verraad be- slag op het vermogen in uitzicht gesteld kun nen worden. Het is duidelijk, dat in een der- gelijk geval de bezettende mogendheid met onverbiddelijke scherpte doortast. Er zijn menscben, die van meenimg zijn, dat zij krachtens nafionale beweegredenen zich per- soonlijk op het spel zetten en dat het inge- zette en verspeelde leven een soort oproep en aansporing voor de overigen vormt en een aanleiding tot mationale gedachtenis voor de nakomelingenkortom, dat zij nationole hel- den en martelaars worden. Deze meening is een onjuistheid. Als nationale helden en martelaars hlijven slechts diegenen in de her- innering van een volk voortleven, die hun leven aan de goede zijde van de ontwikkeling van dit volk op het spel hebben gezet. Slechts wie voor de werkelijk dragende politieke idee van een volk zijn leven heeft gelaten, geldt als heros. Wie aan den verkeerden kant stond wordt vergeten, al heeft hij zich per- soonlijk nog zoo flink gedragen. Wij bezitten vele voorbeelden uit de geschiedenis, ik her inner slechts aan de Fransche revolutie. Het is niet aan twijfel onderhevdg, dat de Fran sche adel destijds met een heroiek gebaar is gestorven. Daarover spreekt men thans nau welijks meer in de literatuur en uit de natio nale herinnering van Frankrijk zijn deze dcodenoffers volkomen verdwenen. Het eenige, dat is gebleven, is de voorstelling, dat de Fransche adel onder het dansen van een menuet de guillotine besteeg. Dat is de waarheid en zoo gaat het steeds. En als de aan elkaar gebecht waren en zooveel met elkaar gemeen hadden. Van dat oogenblik af vermoedde ik iets wat? Ik weet het niet, maar mijn geest was terstond wakker, ont- vankelijk voor alies watjm .aou gebeuren, om alles aan elkaar te passen en het juiste ant- woord te vinden. Ik boog mij: voorover, op het punt op de voorruit te tikken, die ons in de tonneau van de voorplaatsen scheidde. Maar om de een of andere reden aarzelde ik, in tweestrijd. Uit die houdinig, voorovergehogen, kon ik het instrumentenbord zien. En onder het kij- ken warden mijn oogen opeens op de rechter- hand van den chauffeur gevestigd en bleven daarop rusten. Zij bewoog zich, langzaam maar zeker, naar een knop, dien ik voor een rem of zooiets hield. Ik weet niet waarom, maar die hand voor- spelde verraad, onheil. De vingers waren lang en puntig, en het kwam even bij mij op, dat die hand beschreven kon worden als artis- tiek. Maar toch, ik scheen verlamd te zijn, kon mijn oogen er niet afwenden, ik moest blijven toekajken. De vingers bereikten den knop. Ik probeerde een anderen kant uit te zien. Op de een of andere wijze wilde ik den knop zien omdraaien of drukken. Ik had zoo graag den anderen kant uitgekeken, maar kon niet. Het was mij cnmogelijk. De vingers sloten zich over den knop. Ik geloof, dat ik mijn adem inhield. Iedere zenuw in mijn lichaam klopte, het hloed deed mijn polsen hameren. Ik wist dat een ramp ons boven het hoofd hing. De knop werd uitgetrokken. Het zonlicht werd onmiddellijk uitgesloten. Een oogenblik kon ik niet begrijpen hoe; toen zag ik dat de hand, de knop en het bord niet langer ziehtbaar voor mij waren. Ik zag bui ten niefs. Ik zag biniien niets. Wij zaten in de 1 duistemis. ontwikkeling van de Nederlandsche geschie denis niet gaat in een richting, dat de toe stand, dien ik hierboven omschreven heb als het volharden in de idylle, blijft bestaan, maar als het Nederlandsche volk zich op- maakt en den weg van de volksche vernieu wing en de gelijkgerechtigde medewerking aan den nieuwen opbouw van Europa inslaat, dan zullen degenen, die aan de andere zijde hebben gestaan en zijn gevallen, worden ver geten. De historische opdracbt, die ons hier heeft geplaatst, gebiedt ons onverbdddelijk hard te blijven. Maar deze hardheid, aan den dag gelegd ter wille van de groote gebeurte nissen, zal op het oogenblik, waarop met En geland het politieke fantoom van tegenhou- den en terugdraaien van het rad der geschie denis bezwijkt, de politieke fantasten voor het niets staan en de meeloopers, die hen vol- gen, richtingloos zijn. aan het Nederlandsche volk houvast en vertrouwen geven. Het zal dan weten, dat dit Duitschland, de kameraad der toekomst, ook een harde strijder kan zijn. ,,'Met ons of tegen ons", dat is het parool en de beslissing, waarvoor iedereen staat. MisscMen hesft menig Nederlander nog be- zwaren, omdat hij van meening is, dat „met ons" beteekent zich bloot te stellen aan Groot- Dudtsch imoerialisme. Van Duitsche zijde staat tegenover deze hezorgdheid omtrent Groot-Duitsche imperialisme de bedenking nopens Nederlandsch separatisme. Grondslag voor een gelukkig leven. Wat evenwel moet worden nagestreefd is de wil en de vastberadenheid om gemeen- sclhappelijk te arbeiden. Het gaat eenvoudig hierom, "dat de Germaansche volken zonder rekening te houden met hun zielental, de voorwaarden voor een volkomen gemeen- schaps-arbeid vervullen op een wijze, dat Nederlander naost Duitscher en Duitscher naast Nederlander werkt en streeft, opdat door den gemeenschappelijken arbeid de grondslagen voor een gelukkig leven van de komende geslachten vormen, behooren op den grondslag van economische successen in de eerste plaats de cultureele prestaties, voort- komend uit de volksche suhstantie zoowel van het Nederlandsche als ook van het Duitsche en van elk ander Germaansch volk. Essen- tieel is dus de overtuiglng, dat nog slechts een ,,met elkander" nooit meer een tegen elkan- der", maar ook niet meer een „naast elkan der" mogelijk is. Als mij thans gevraagd wordt, hoe mijn verhouding is tegenover de af zonder! ij ke Nederlandsche mannen, dan kan ik zeggen, dat ik van het standpunt van de bezettende mogendheid den Nederlander af- zonderlijk er naar beoordeel of hij de openbare orde en het openbare leven steunt of in ge- vaar brengt. Als nationaal-socialist echter en nationaal-socialist zijn is; het wezen van elken Duitscher dus met het oog op den zin van alle gebeurtenissen van onzen tijd en op de bijzendere taak, die de nationaal-socia list in dezen tijd onder volstrekte opoffering van zijn eigen bestaan heeft te vervullen, zeg ik, dat het onderscheid tusschen vriend en vijand gemaakt wordt naar den maatstaf of wij ons op iemand kunnen verlaten als wij niet meer als bezettende mogendheid in dit land zijn. Want wij willen in het geheel niet voor alle tijden als bezettende mogendheid in dit land hlijven. Wij willen, dat de Neder landers zelf uit innerlijke overtuiging en met hun geheele wezen aantreden voor het groote werk van den opbouw van ons Germaansche gemeenschapsgebied en daarmee van een nieuw Europa. Daarom luidt de vraag hoe zullen de menscben afzonderlijk zich hier ge dragen, als de Duitsche weermacht en de Duitsche politie niet meer in het land zijn? Zullen dan de op de menschen afzonderlijk aanstormende ccnfessioneele, maatschappelrjk, traditioneele en kapitalistische invloeden er toe leiden, dat de enkeling vroeg of laat van zijn min of meer eerlrjk en vast genomen be- sluit wordt afgebracht en ten slotte in zijn gang naar de vertrouwde idylle weer in het Auglophiele vaarwater verzeild raakt? Naar deze mogelijkheden beoordeelen wij de menschen hier en daar er nooit meer een lOden Mei mag komen is het duidelijk in welke handen wij de vrije politieke verant- woordelijkheid in dit land eenmaal kunnen leggen, n.l. in de handen van diegeen, die door bewuste, onwankelbare vervulling van de taak, die uit het gemeenschappelijke Ger maansche lot voortvloeit, dit land en tevens zijn vrijbeid voor de toekomst vermogen te beveildgen. Wij hebben in dit land kameraden gevon- den, dat wil zeggen, de gevluchte regeering heeft deze kameraadschap in de gemeen schappelijke gevangenissen samengesmeed. Wij zien, dat deze kameraadschap steeds hechter wordt. De een een goede Nederlan der, de ander een goede Duitscher, maar beide vereenigd in nationaal socialistischen geest en vastbesloten dit nationaal-socialisme als dragende politieke beweging tot grond- beginsel van de nieuwe ordening te maken. Zoo zijn wij hier aangetreden, wij staan hier op dezen bodem om een historische op dracbt te vervullen. Wij zullen niet van dezen grond wijken voor deze opdracht in der daad is vervuld. Men zal ons eerder in stukken moeten scheuren dan dat wij ook maar een milimeter van de vervulling van deze opdracht afwijken. Wij zijn waarlijk vol van een religieus fanatisme. Adolf Hit ler, de Fiihrer van het Groot-Duitsche rijk, de Fiihrer van alle Germanen in de nieuwe orde ning van het Avondland, heeft ons de op dracht ge geven. W|ij staan aangetreden en ook al zouden wij sneuvelen, hij zal overwin nen. Hedl dem Fiihrer. DE BEURT AAN DEN BOER. Ook wij, schrijft de N. R. Crt., hebben eenige malen aangedrongen op bekcndmakmg van de prijzen, welke de boeren voor htm pro- ducten van den oogst-1941 zullen ontvangen. Thans is die publicatie dan geschied en de directeur-generaal van de voedselvoorziening heeft intusschen ook reeds een nadere toe- lichting bij het nieuwe prijsschema gegeven. Die nieuwe prijzen moesten een krachtig wapen vormen in den „slag", welken onze landbouwende bevolking heeft te leveren om de voedselvoorziening in ons land te verzeke- ren. Zij zouden dan ook hooger moeten zijn dan het voorafgaande jaar. De beer Uouwes heeft er in dit verband op gewezen, dat een van de drie pijlers, waarop het thans vastgestelde schema rust, de eisch is. de prijzen voor den consument desendanks zoo laag mogelijk te houden, zulks in het raam van de algemeene beheersching van het HOOFDSTUK XH. Gedurende eenige oogenblikken waren Jean en ik beiden, geloof ik, te verbijsterd om te kunnen denken of begrijpen. Van het gewone daglicht, waarin akkers en heggen aan beide kanten. snel voorbij vlogen, waren wij plotseling in de zwartste duister- nijg gedompeld; een duisterms, waarin zelfs geen flauwe lichtstraal doordrong; een duis temis, die bijna voelbaar was. En dan, dan was daar ook de onverklaarbare plotseling- heid. Van alle mo,geUj:kheden die mij door het brein geflitst waren, toen ik een oogenblik eerder, bijna gehypnotiseerd, die onheilbren- gende vingers naar den knop had zien gaan om hem eindelijk aan te raken, was deze, geloof ik, degene geweest waarop ik het minst Terdacht was. Dat wij volkomen uit onze om- geving losgerukt zouden worden en zoo on- verwacht, leek mij bijna iets bovennatuurlijks. Het was Jean, die dappere zie'l, die zich het eerst herstelde en een bijna onvrijwillige op- merking, die zij maakte, toont beter dan iets anders welk een bewonderenswaardige bond- genoo»te zij in dergelijke omstandigheden was. Zij zei: „Foei! Dat heerschap, de Octopus, is zeer zeker een origineel mensch!" Hetgeen natuurlijk, volkomen, volkomen juist was. Maar de woorden brachten al mijn twijfel weer terug, nu tot zekerheid herleid, die ik gekoesterd had, zoodra wij ontdekten, dat de auitoband van Jean moedwillig door- gesneden was. Het was duidelijk dat wij ont- voerd waren, dat men ons te slim af geweest was. Het verhaal van den jongen man met het prettige gezicht omtrent zijn eigen ban- den, was inderdaad een geniaal stukje; het had, zooals verwacht werd, al mijn wantrou- wen jegens den Daimler op de vlucht gajaagd en mij bewogen er in te stappen, mijzelf en Jean zoodoende aan handen en voeten gebon- den aan mijn vijand overleverende. Nederlandsche prijspeil. Met name werd de ten deze in den vorigen wereldoorlog ge- voerde politiek £ifgewezen. De richtprijzen moesten ook daarom zoo laag mogelijk worden gehouden, omdat de verbruiker tocih reeds meer zal hebben te be- taien voor de eindproducten, waarvoor de landbouw de grondstoffen levert. Ir. Louwes heeft dit niet verheeld. Hij wees erop, dat onder meer het brood duurder zal worden. Sindsdien is gehleken, dat de prijs- stijging van dit onontbeerlijke volksvoedsel op cngeveer 2 cent per brood zal komen, waarbij wordt verwacht, dat de verhooging pas van kracht zal worden, wanneer de oogst van het loopende jaar zal worden verwerkt. De prijzen van andere voedingsmiddelen zul len eveneens een, zij het geringere, prrjsstij- ging te zien geven. De prijzen, welke den ccnsument voor de eindproducten konden worden berekend, vor men eenerzijds een rem voor de verhooging van de richtprijzen; anderzijds diende te wor den bedacht, dat men hier te lande streeft naar aanpassing over de geheele linie bij het Een oogenblik werd ik door een dolle woede overweldigd. Ik sloeg uit naar de zijde waar ik verondterstelde dat de voorruit zich bevond. Het eenige wat gebeurde was, dat ik mijn knokels bezeerde. lets veel sterkers dan glas had of de plaats van de ruit ingenomen, of was er voor geschoven. ,,Steek eens een lucifer aan", zei Jean. Dat was een uitmuntend denkbeeld. Ik voelde in mijn zakken tot ik mijn lucifers- doosje vond, en weldra werd onze gevangenis door een flauw vlammetje verlicht. Nu werd de oorzaak van de plotselinge duistemis ons duidelijk. Voor alle raampjes bevond zich in plaats van glas, een sterke stalen plaat, die er voor geschoven was. Ik rukte en trok er aan, maar al mijn moeite gaf niets; het stal was cneindig sterker dan eenig menschelijk wezen en wij waren gevan- gen, zoo stevig als het maar kon. Ik probeer de de portieren, alleen om te vinden wat ik verwacht had; zij waren gesloten. Blijkbaar was die eene knop, die ik in werking had zien brengen, het middel om de weelderige tonneau in een oogwenk in een gevangenis- cel te veranderen. De vlam van den lucifer flikkerde en doofde uit. „Wie zou die carosserie gemaakt hebben?" vroeg Jean. Daarover", antwoordde ik, .hebben wij ons op 't oogenblik niet te bekommeren. Waarschijnlijk de duivel in persoon. Waar het op aan komt is, hoe komen wij er uit?" to gedachten school ik alle zelfverwijt dat ik zelf en wat belangrrjker was, dat ik ver- oorloofd had dat Jean, biindelings in den stiik liep die voor ons gespannen was, terzijde. Want ik kon onmogelijk inzien, dat ik anders had kunnen handelen. De Octopus had zijn plannen met zulk een duivelsche listigheid voorbereid, dat de oude Vic er zelf gemakke- lijk ingeloopen zou zijn. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 1