ALEEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
DeRijkscommissaris bespreekt
den binnenlandschen toestand
De man die lachte
No. 10.192
WOENSDAG 19 MAART 1941
81e Jaargang
Feuilleton
Binnenland
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJSBinnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen
fr. per post f 1,73 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Vaer BeJgie en Amerika 2,20, overlge landen 2,65 per 3 maanden fr. per post
Alwnnem en ten voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeefrtsr: N.V. Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073.
ADVERTENTTENVan 1 tot 4 regels 0,83% Voor elken regel meer f 0,20%.
ICLEINE ADVERTENTIEN: per 5 regels 52 cent bti vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Intending yan advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSOHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
(Slot.)
(Het taalonderwijs.
Ook aan het taalonderwijs zal bijzondere
aandacht worden geschonken en wel in de
eerste plaats aan het onderwijs in de Neder
landsche taal, waarbij het naar ik hoar
van bijzonder belang is, eindelijk eens een
uniforme spelling tot stand te brengen. Wan-
neer op deze wijze het aan de Nederlandsche
kinderen te geven onderwijs in de Nederland
sche taal, alsook in alle cultuurschatten van
dezen taal voldoende gewaarborgd is, kan er-
aan gedacht worden aan het onderwijs in het
Duitseh de aandacht te schenken, die deze
taal als de toekomstige voertaal, althans in
het gebied der Germaansohe gemeenschap
toekomt.
Want het is duidelijk, dat de voertaal in dit
gebied zich zal richten naar het Duitseh spre-
kende volk van 85 millioen zielen, aangezien
het op edn na sterkste lid dezer gemeenschap,
de Nederlanders, nog slechts 9 millioen zielen
telt. De kennis van de Duitsche taal zal daar-
ora een der voorwaarden zijn voor de bewe-
gimgsvrijheid, am te beginnen in het Ger
maansohe gebied, daarenboven echter in
Europa en waarschijnlijk in niet onaanzienlijke
mate in de geheele wereld. De kennis van
deze taal mag echter niet een voorrecht zijn
van de hoogere scholen en zoodoende slechts
van enkele welgestelde klassen. De kennis
van de Duitsche taal zal den Nederlander
slechts ten voordeele strekken. Zij zal en mag
hem niets van zijn ware Nederlandsche wezen
ontnemen.
In ddt verband zou ik in het algemeen iets
kunnen zeggen over het veelvuldige beroep
daL gedaan wordt op het Nederlandsche we
zen. Dat wij voor de werkelijk Nederlandsche
waarden begrip hebben, blijkt wel uit hetgeen
ik in den aanvang gezegd heb en uit de er-
kenning van bijzondere prestaties der Neder
landers als kolonisatoren; op scheeps- en wa-
terbouwkundig gebied, op het terrein van
land- en tuinbouw en uit de bijzondere waar-
deering voor de Nederlandsche kunst en we-
tenschappelijke verrichtingen. Wat echter
verder als bijzonder Nederlandsch bestempeld
wordt, kornt mij voor als het reeds eveneens
genoemde vasthouden aan de Nederlandsche
idylle, die wij daarom niet zoo hoog kunnen
aanslaan, omdat zij tenslotte een volk onbe-
kwaam maakt voor den strijd om het bestaan,
hetgeen reeds in tijden van felle botsingen der
tegenstellingen tot uiting gekomen is. Ik hoop
dat het Nederlandsche volk met dezen bij-
zonderen Nederlandschen aard niet dezelfde
ervaringen opdoet, die wij, Qstmarkers, eens
hebben opgedaan met het z.g. vaderlandsche
front, dat een samenraapsel was van alle
mogelijke richtingen, alleen niet van volksch
bewuste overtuigingen, uitsluitend met het
doel zich door alle mogelijke internationalis-
me tegen een ware volksche vernieuwing te
besehermen.
Engelands strijd.
Wat zou dan de voorwaande zijn voor het
vasthouden aan zulk een toestand? Toch
niets anders don een overwinning van Enge-
land, doch ook die zou thans niet meer vol
doende zijn. De wereld-situatie van Septem
ber 1939 komt niet meer terug. Ook een
overwinning van Engeland zou niet tot den
vroegeren evenwichtstoestand leiden, doch in-
tegendeel tot de chaos. Engeland heeft boven-
dlen de gewoonte, zijn verplichtingen te vol-
doen met de saldi en sehatten van anderen,
bij voorkeur van zijn bendgenooten. Wanneer
er thans nog iemand in Nederland is, die zich
de definitieve nederlaag van Engeland niet
kan voorstellen, dan houdt dit verband met
het ongewone van de voor de Nederlanders
nieuwe gebeurtenissen en denkbeelden. Wan
neer echter nog iemand in een overwinning
Door
GERARD FAIRLIE.
Uit het Engelsch door
Jhr. R. H. G. NAHUYS.
29)
Vervolg.
Maar, hoewel die uiting waar genoeg was
en vocvr ons beiden gold, was de tijd daartoe
nog niet aange broken en juist op dat oogen-
blik begon vrouw Fortuna, die blijkbaar op
onze zrjde geweest was, weer eens een van
haar wispelturigheden te vertoonen en ons
ontrouw te worden. Jean, die nu begonnen
was eenige belangstelling voor het ons omrin-
gen.de landschap te toonen, maakte de op-
merking:
,,Zijn we nu nog niet op den hoofdweg? Dat
had toch zeker het gevai moeten zijn."
Ik keek snel door het raampje. Wij reden
nog steeds over dezelfde soort landweg als
die, waarop de Daimler ons opgepikt had, en
er vertoonde zich nog geen spoor van den
hoofdtverkeersweg, die ons zoo snel naar' Don-
den zou voeren.
,,Hoe lang zijn we nu al onderweg?"
Ik keek op mijn armband-horloge.
„We zitten nu reeds1 een half uur In dezen
wagen", zei ik.
Jean, zag mij met verschrikte oogen aan.
,,Zoo lang reeds? Maar, beste, herinner je
je de kaart?"
Deze woorden gaven mij een schok. Toen
van Engeland gelooft naar analogie van 1918,
don kan men slechts zeggen: Niets vergeten
en ook niet geleerd". Overigens is het pre-
cies dezelfde geestelijke houding, die wij in
Engeland zelf zien. Het is werkelijk primitief
en eentoonig zooals de Engelsche z.g. staats-
lieden en legerleiders, die een gezegenden j
ouderdcrm beredkt hehben, de ontwikkeling
van den wereldoorlog trachten na te bootsen.
Toen gang het met de blokkade, tenminste zij
geloofden dat. Nu dachten zij, dat het weer
zoo zou gaan en dat zij achter de Maginot-
linie een ,,opwindenden" oorlog konden he-
leven. Toen ging het met de ontbindingspro-
paganda onder het Duitsche volk. Thans laten
zij precies dezelfde oude walsen spelen, zoo-
dat men hoogstens met een meewarig lachje
dengelijken onzin moet constateeren. In de
eerste plaats kwam toen echter de militaire
stoot via den Balkan. Ditmaal moest precies
hetzelfde herhaald worden.
Thans moet eigenlijk een objectief waar-
nemer door het mislukken van al deze pogin-
gen den waren toestand eindelijk duidelijk
wcrden. Waar moet dan na de overweldigen-
de overwinningen in het begin van den vori-
gen zomer nog een Engelsch leger op het
continent vasten voet krijgen? Ik kan u niet
zeggen hoe sterk de Duitsche weermacht is.
Den vollen omvang ken ik zelf niet, doch dat,
wat ik ken, is voldoende. Wlat menschelijker-
wijze berekend kan worden en zich waar ook
in Europa zou kunnen voordoen, wordt uitge-
schakeld.
Geen sterk volk.
En daarbij komt, dat de Engelschen toch
geenszins zulk een sterk volk zijn. Hun aan-
tal is immers nauwelijks de helft van dat van
het Duitsche volk en bovendien moeten zij nog
al hun toevoerwegen over zee open houden,
wat hun, zooals men weet, niet meer gelukt,
vooral echter de vele schepen bemannen, die
hun zoowel levensmiddelen als grondstoffen,
aisook wapens moeten brengen. Waar van-
daan willen zij dan nog de mannen halen om
tegen de millioenen-legers van het Duitsche
volk 85 millioen zielen in het veld te brengen
De zinneloosheid van de voorstelling, dat een
volk, dat in aantal slechts een fraetie is van
het Duitsche volk zou kunnen landen en nog
de Duitsche weermacht overwinnen, is duide
lijk. Wlat overigens het landen betreft, heeft
de Fobrer zich bereid verklaard, den Engel
schen ieder gewenscht gebied ter beschik-
kinig te stellen. Ik geloof, dat er ook in Ne
derland eenige dweepers zijn, die naar zulk
een landing verlangen. Daarover kan naar de
woorden van den Fiihrer gesproken worden.
Wanneer dan echter in den tegenaanval het
Ehgelsehe leger vernietigd wordt, kan zulk
een dweeper zich eens voorstellen, wat van
Nederland en van het Nederlandsche volk
met zijn 260 zielen per vierkante kilometer
nog over zou blijven. Ja, maar de luchtvloot.
Wat dit betreft, moet ik vragen consequent
te zijn. Degemen, die op de luchtvloot reke-
nen, zijn juist dezelfden, die meenen dat de
aanvallen van de Duitsche luchtvloot op En
geland niet een overeenkomstige uitwerking
hebben. Hoe kan de Engelsche luchtvloot met
de veel lamgere afstanden, die zij op weg naar
de in Duitschland en over half Europa ver-
spreide doelen over het continent moet afleg-
gen, succes hebben?
iEn wat de weerstandskracht van het Duit
sche volk betreft, kan ik .de wereld gerust
stellen. Deze weerstandskracht is thans on-t-
zaggelijk en de vastfceradenheid vreeselijk.
Eerder zal geheel Europa in een puinhoop
veranderen, voor Duitschland den strijd op-
geeft.
Ik weet niet, of het voor een bewoner van
de bezette gebieden doelmatig is, een derge-
lijke opvoering van den strijd te wenschen,
wij de kaart van Jean bestudeerd hadden,
even voor de komst van onzen jongen vriend
en zijn Daimler, hadden we naar het naaste
spoorwegstation gezocht. Maar ik had bere
kend dat we slechts ongeveer tien mijlen van
den hoofdverkeersweg verwijderd waren. En
blijkbaar was dit Jean ook opgevallen.
„We moeten ergens een verkeerden weg in-
geslagen zijn", zei zij.
'Haar woorden waren maar al te waar. Bij
de snelheid waarmee wij gered'en hadden, had
den wij die tien mijlen in ongeveer een
kwartier moeten afleggen, zeker geen half
uur, want onze gemiddelde snelheid, met in-
achtneming van het tijdverlies bij het om-
slaao van bochten, moest ongeveer veertig
mijlen per uur bedragen hebben.
Ik keek angstig vooruit, maar zag niets dan
een landweg waaraan geen einde soheen te
komen.
,,Doen wij niet be ter met hem opmerkzaam
te moken, dat we verkeend gereden zijn?"
Haar stem klonk een klein weinig beverig.
Ik keek haar een seconde aan en was ver-
baasd te zien, dat de natuurlijke kieur van
haar wangen voor eenige bleekheid plaats ge-
maakt had.
„Wlat scheelt er aan, liefste?"
„Ik weet het niet. O, niets! Maar... zeg
hem dat hij verkeend rijdt."
Een paniek, zegt men, verspreidt zich even
snel als vlammen. Tusschen ons heerschte in
dat oogenblik geen paniek. Maar, zooals ik
zeer lang daarna vemam, had Jean de waar-
heid reeds gegdst, althans gedeeltelijk. Haar
vnouwelijk instinct had haar reeds lang dat-
gene ingegeven, waarvan ik nog geen vermoe-
den had.
Miaar, en daarop wilde ik eigenlijk neer-
komen, die blik op haar toen bleeke wangen,
dat lichte beven van haar stem, oefenden hun
invloed op mijn verbeeldingskracht uit, waar-
schijnlijk des te sterker, omdat zij en ik zoo
want naar tijdsonde gerekend zullen zeker
eerst de bezette gebieden in pudn gelegd wor
den, voordat een vijand Duitschland bereikt.
E5n wanneer men zulk een dweeper vraagt,
hoe het wonder moet geschieden, dan rekent
hij in de laatste plaats met de wapenleveran-
ties der Vereemigde Staten. Dit heeft zijn
goede redenen. In de eerste plaats zijn de
wapens niet in Engeland, doch de wapens zijn
nog niet eens in de Vereenigde Staten. Ze
zijn er dus in het geheel niet. Ja, de wapen-
fabrieken en de grondstoffen voor het ver- j
vaardigen van deze wapens zijn er nog niet j
eens. Eerst moeten de electrisehe centrales
gehouwd worden om met behulp hiervan de
grondstoffen voor de vliegtuigen te verkrij-
gen. De wapens zijn dug absoluut in het ge
heel niet aanwezig. Het is moeilijk een juis-
ten zin te vormen om Ait-niet-aanwezig-zijn
uit te drukken. In 1941 rekent men ook in
Engeland niet meer op eenigerlei merkbare
hulp. En wanneer eenmaal de fabricage
langzaam op gang komt de Fiihrer is de
eerste deskundige op het gebied van bewape-
ning en kan beoordeelen hoe lang zulk een op
gang komen duurt wanneer dus in lang
zaam tempo wapens ter beschikking komen
en vervolgens vervoerd moeten worden, dan
moeten zij eerst door de dudkboot- en lucht-
versperring breken, waarvan onlangs een
Amerikaiansche deskundige, n.l. een admiraal,
verklaarde, dat in den afgeloopen tijd een
kwart van alle wapens zich aan boord bevond j
van schepen, die getorpedeefd zijn- Een setup
echter, dat getorpedeerd wordt, endergaat en i
niet aankomt, brengt ook geen wapens naar j
Engeland. Dit alles geschfedde in een periode j
waarin am zoo te zeggen de duikhootoorlog
met zeer besc'heiden strijdkrachten werd ge- j
oefend. Wanneer echter toch Amerikaansche
wapens naar Europa zouden komen, dan zal
dit echter weer een derden partner van het
driemogendhedenpact rust en voldoening
schenken.
De sabotagedaden.
Ik heb deze bijzonderbeden ietwat uitvoe-
riger vermeld, omdat ik nu tot een onder-
weip kom, dat zeer ernstig is. Er is hier in
Nederland een soort verzetbeweging geweest.
Krachtens de uiteenloopendste drijfveeren
hebben zich enkele lieden vereenigd om sabo
tagedaden tegen de Duidsche weermacht te
plegen. Deze drijfveeren waren van verschil-
lenden, gedeeltelijk van' materieelen aard.
Ook de begiaselen van deze groepen waren
eigenlijk materieel, want anders zou niet als
hoogste straf voor alomvattend verraad be-
slag op het vermogen in uitzicht gesteld kun
nen worden. Het is duidelijk, dat in een der-
gelijk geval de bezettende mogendheid met
onverbiddelijke scherpte doortast. Er zijn
menscben, die van meenimg zijn, dat zij
krachtens nafionale beweegredenen zich per-
soonlijk op het spel zetten en dat het inge-
zette en verspeelde leven een soort oproep en
aansporing voor de overigen vormt en een
aanleiding tot mationale gedachtenis voor de
nakomelingenkortom, dat zij nationole hel-
den en martelaars worden. Deze meening is
een onjuistheid. Als nationale helden en
martelaars hlijven slechts diegenen in de her-
innering van een volk voortleven, die hun
leven aan de goede zijde van de ontwikkeling
van dit volk op het spel hebben gezet. Slechts
wie voor de werkelijk dragende politieke idee
van een volk zijn leven heeft gelaten, geldt
als heros. Wie aan den verkeerden kant
stond wordt vergeten, al heeft hij zich per-
soonlijk nog zoo flink gedragen. Wij bezitten
vele voorbeelden uit de geschiedenis, ik her
inner slechts aan de Fransche revolutie. Het
is niet aan twijfel onderhevdg, dat de Fran
sche adel destijds met een heroiek gebaar is
gestorven. Daarover spreekt men thans nau
welijks meer in de literatuur en uit de natio
nale herinnering van Frankrijk zijn deze
dcodenoffers volkomen verdwenen. Het
eenige, dat is gebleven, is de voorstelling, dat
de Fransche adel onder het dansen van een
menuet de guillotine besteeg. Dat is de
waarheid en zoo gaat het steeds. En als de
aan elkaar gebecht waren en zooveel met
elkaar gemeen hadden. Van dat oogenblik af
vermoedde ik iets wat? Ik weet het niet,
maar mijn geest was terstond wakker, ont-
vankelijk voor alies watjm .aou gebeuren, om
alles aan elkaar te passen en het juiste ant-
woord te vinden.
Ik boog mij: voorover, op het punt op de
voorruit te tikken, die ons in de tonneau van
de voorplaatsen scheidde. Maar om de een of
andere reden aarzelde ik, in tweestrijd.
Uit die houdinig, voorovergehogen, kon ik
het instrumentenbord zien. En onder het kij-
ken warden mijn oogen opeens op de rechter-
hand van den chauffeur gevestigd en bleven
daarop rusten. Zij bewoog zich, langzaam
maar zeker, naar een knop, dien ik voor een
rem of zooiets hield.
Ik weet niet waarom, maar die hand voor-
spelde verraad, onheil. De vingers waren lang
en puntig, en het kwam even bij mij op, dat
die hand beschreven kon worden als artis-
tiek. Maar toch, ik scheen verlamd te zijn,
kon mijn oogen er niet afwenden, ik moest
blijven toekajken.
De vingers bereikten den knop.
Ik probeerde een anderen kant uit te zien.
Op de een of andere wijze wilde ik den knop
zien omdraaien of drukken. Ik had zoo graag
den anderen kant uitgekeken, maar kon niet.
Het was mij cnmogelijk.
De vingers sloten zich over den knop.
Ik geloof, dat ik mijn adem inhield. Iedere
zenuw in mijn lichaam klopte, het hloed deed
mijn polsen hameren. Ik wist dat een ramp
ons boven het hoofd hing.
De knop werd uitgetrokken.
Het zonlicht werd onmiddellijk uitgesloten.
Een oogenblik kon ik niet begrijpen hoe; toen
zag ik dat de hand, de knop en het bord niet
langer ziehtbaar voor mij waren. Ik zag bui
ten niefs. Ik zag biniien niets. Wij zaten in de
1 duistemis.
ontwikkeling van de Nederlandsche geschie
denis niet gaat in een richting, dat de toe
stand, dien ik hierboven omschreven heb als
het volharden in de idylle, blijft bestaan,
maar als het Nederlandsche volk zich op-
maakt en den weg van de volksche vernieu
wing en de gelijkgerechtigde medewerking
aan den nieuwen opbouw van Europa inslaat,
dan zullen degenen, die aan de andere zijde
hebben gestaan en zijn gevallen, worden ver
geten. De historische opdracbt, die ons hier
heeft geplaatst, gebiedt ons onverbdddelijk
hard te blijven. Maar deze hardheid, aan den
dag gelegd ter wille van de groote gebeurte
nissen, zal op het oogenblik, waarop met En
geland het politieke fantoom van tegenhou-
den en terugdraaien van het rad der geschie
denis bezwijkt, de politieke fantasten voor
het niets staan en de meeloopers, die hen vol-
gen, richtingloos zijn. aan het Nederlandsche
volk houvast en vertrouwen geven. Het zal
dan weten, dat dit Duitschland, de kameraad
der toekomst, ook een harde strijder kan zijn.
,,'Met ons of tegen ons", dat is het parool
en de beslissing, waarvoor iedereen staat.
MisscMen hesft menig Nederlander nog be-
zwaren, omdat hij van meening is, dat „met
ons" beteekent zich bloot te stellen aan Groot-
Dudtsch imoerialisme. Van Duitsche zijde
staat tegenover deze hezorgdheid omtrent
Groot-Duitsche imperialisme de bedenking
nopens Nederlandsch separatisme.
Grondslag voor een gelukkig leven.
Wat evenwel moet worden nagestreefd is
de wil en de vastberadenheid om gemeen-
sclhappelijk te arbeiden. Het gaat eenvoudig
hierom, "dat de Germaansche volken zonder
rekening te houden met hun zielental, de
voorwaarden voor een volkomen gemeen-
schaps-arbeid vervullen op een wijze, dat
Nederlander naost Duitscher en Duitscher
naast Nederlander werkt en streeft, opdat
door den gemeenschappelijken arbeid de
grondslagen voor een gelukkig leven van de
komende geslachten vormen, behooren op den
grondslag van economische successen in de
eerste plaats de cultureele prestaties, voort-
komend uit de volksche suhstantie zoowel van
het Nederlandsche als ook van het Duitsche
en van elk ander Germaansch volk. Essen-
tieel is dus de overtuiglng, dat nog slechts een
,,met elkander" nooit meer een tegen elkan-
der", maar ook niet meer een „naast elkan
der" mogelijk is. Als mij thans gevraagd
wordt, hoe mijn verhouding is tegenover de
af zonder! ij ke Nederlandsche mannen, dan kan
ik zeggen, dat ik van het standpunt van de
bezettende mogendheid den Nederlander af-
zonderlijk er naar beoordeel of hij de openbare
orde en het openbare leven steunt of in ge-
vaar brengt. Als nationaal-socialist echter
en nationaal-socialist zijn is; het wezen van
elken Duitscher dus met het oog op den
zin van alle gebeurtenissen van onzen tijd en
op de bijzendere taak, die de nationaal-socia
list in dezen tijd onder volstrekte opoffering
van zijn eigen bestaan heeft te vervullen, zeg
ik, dat het onderscheid tusschen vriend en
vijand gemaakt wordt naar den maatstaf of
wij ons op iemand kunnen verlaten als wij
niet meer als bezettende mogendheid in dit
land zijn. Want wij willen in het geheel niet
voor alle tijden als bezettende mogendheid in
dit land hlijven. Wij willen, dat de Neder
landers zelf uit innerlijke overtuiging en met
hun geheele wezen aantreden voor het groote
werk van den opbouw van ons Germaansche
gemeenschapsgebied en daarmee van een
nieuw Europa. Daarom luidt de vraag hoe
zullen de menscben afzonderlijk zich hier ge
dragen, als de Duitsche weermacht en de
Duitsche politie niet meer in het land zijn?
Zullen dan de op de menschen afzonderlijk
aanstormende ccnfessioneele, maatschappelrjk,
traditioneele en kapitalistische invloeden er
toe leiden, dat de enkeling vroeg of laat van
zijn min of meer eerlrjk en vast genomen be-
sluit wordt afgebracht en ten slotte in zijn
gang naar de vertrouwde idylle weer in het
Auglophiele vaarwater verzeild raakt?
Naar deze mogelijkheden beoordeelen wij de
menschen hier en daar er nooit meer een
lOden Mei mag komen is het duidelijk in
welke handen wij de vrije politieke verant-
woordelijkheid in dit land eenmaal kunnen
leggen, n.l. in de handen van diegeen, die door
bewuste, onwankelbare vervulling van de
taak, die uit het gemeenschappelijke Ger
maansche lot voortvloeit, dit land en tevens
zijn vrijbeid voor de toekomst vermogen te
beveildgen.
Wij hebben in dit land kameraden gevon-
den, dat wil zeggen, de gevluchte regeering
heeft deze kameraadschap in de gemeen
schappelijke gevangenissen samengesmeed.
Wij zien, dat deze kameraadschap steeds
hechter wordt. De een een goede Nederlan
der, de ander een goede Duitscher, maar
beide vereenigd in nationaal socialistischen
geest en vastbesloten dit nationaal-socialisme
als dragende politieke beweging tot grond-
beginsel van de nieuwe ordening te maken.
Zoo zijn wij hier aangetreden, wij staan
hier op dezen bodem om een historische op
dracbt te vervullen. Wij zullen niet van
dezen grond wijken voor deze opdracht in
der daad is vervuld. Men zal ons eerder in
stukken moeten scheuren dan dat wij ook
maar een milimeter van de vervulling van
deze opdracht afwijken. Wij zijn waarlijk
vol van een religieus fanatisme. Adolf Hit
ler, de Fiihrer van het Groot-Duitsche rijk, de
Fiihrer van alle Germanen in de nieuwe orde
ning van het Avondland, heeft ons de op
dracht ge geven. W|ij staan aangetreden en
ook al zouden wij sneuvelen, hij zal overwin
nen. Hedl dem Fiihrer.
DE BEURT AAN DEN BOER.
Ook wij, schrijft de N. R. Crt., hebben
eenige malen aangedrongen op bekcndmakmg
van de prijzen, welke de boeren voor htm pro-
ducten van den oogst-1941 zullen ontvangen.
Thans is die publicatie dan geschied en de
directeur-generaal van de voedselvoorziening
heeft intusschen ook reeds een nadere toe-
lichting bij het nieuwe prijsschema gegeven.
Die nieuwe prijzen moesten een krachtig
wapen vormen in den „slag", welken onze
landbouwende bevolking heeft te leveren om
de voedselvoorziening in ons land te verzeke-
ren. Zij zouden dan ook hooger moeten zijn
dan het voorafgaande jaar.
De beer Uouwes heeft er in dit verband op
gewezen, dat een van de drie pijlers, waarop
het thans vastgestelde schema rust, de eisch
is. de prijzen voor den consument desendanks
zoo laag mogelijk te houden, zulks in het raam
van de algemeene beheersching van het
HOOFDSTUK XH.
Gedurende eenige oogenblikken waren Jean
en ik beiden, geloof ik, te verbijsterd om te
kunnen denken of begrijpen.
Van het gewone daglicht, waarin akkers en
heggen aan beide kanten. snel voorbij vlogen,
waren wij plotseling in de zwartste duister-
nijg gedompeld; een duisterms, waarin zelfs
geen flauwe lichtstraal doordrong; een duis
temis, die bijna voelbaar was. En dan, dan
was daar ook de onverklaarbare plotseling-
heid. Van alle mo,geUj:kheden die mij door het
brein geflitst waren, toen ik een oogenblik
eerder, bijna gehypnotiseerd, die onheilbren-
gende vingers naar den knop had zien gaan
om hem eindelijk aan te raken, was deze,
geloof ik, degene geweest waarop ik het minst
Terdacht was. Dat wij volkomen uit onze om-
geving losgerukt zouden worden en zoo on-
verwacht, leek mij bijna iets bovennatuurlijks.
Het was Jean, die dappere zie'l, die zich het
eerst herstelde en een bijna onvrijwillige op-
merking, die zij maakte, toont beter dan iets
anders welk een bewonderenswaardige bond-
genoo»te zij in dergelijke omstandigheden was.
Zij zei: „Foei! Dat heerschap, de Octopus,
is zeer zeker een origineel mensch!"
Hetgeen natuurlijk, volkomen, volkomen
juist was. Maar de woorden brachten al mijn
twijfel weer terug, nu tot zekerheid herleid,
die ik gekoesterd had, zoodra wij ontdekten,
dat de auitoband van Jean moedwillig door-
gesneden was. Het was duidelijk dat wij ont-
voerd waren, dat men ons te slim af geweest
was. Het verhaal van den jongen man met
het prettige gezicht omtrent zijn eigen ban-
den, was inderdaad een geniaal stukje; het
had, zooals verwacht werd, al mijn wantrou-
wen jegens den Daimler op de vlucht gajaagd
en mij bewogen er in te stappen, mijzelf en
Jean zoodoende aan handen en voeten gebon-
den aan mijn vijand overleverende.
Nederlandsche prijspeil. Met name werd de
ten deze in den vorigen wereldoorlog ge-
voerde politiek £ifgewezen.
De richtprijzen moesten ook daarom zoo
laag mogelijk worden gehouden, omdat de
verbruiker tocih reeds meer zal hebben te be-
taien voor de eindproducten, waarvoor de
landbouw de grondstoffen levert.
Ir. Louwes heeft dit niet verheeld. Hij wees
erop, dat onder meer het brood duurder zal
worden. Sindsdien is gehleken, dat de prijs-
stijging van dit onontbeerlijke volksvoedsel
op cngeveer 2 cent per brood zal komen,
waarbij wordt verwacht, dat de verhooging
pas van kracht zal worden, wanneer de oogst
van het loopende jaar zal worden verwerkt.
De prijzen van andere voedingsmiddelen zul
len eveneens een, zij het geringere, prrjsstij-
ging te zien geven.
De prijzen, welke den ccnsument voor de
eindproducten konden worden berekend, vor
men eenerzijds een rem voor de verhooging
van de richtprijzen; anderzijds diende te wor
den bedacht, dat men hier te lande streeft
naar aanpassing over de geheele linie bij het
Een oogenblik werd ik door een dolle woede
overweldigd. Ik sloeg uit naar de zijde waar
ik verondterstelde dat de voorruit zich bevond.
Het eenige wat gebeurde was, dat ik mijn
knokels bezeerde. lets veel sterkers dan glas
had of de plaats van de ruit ingenomen, of
was er voor geschoven.
,,Steek eens een lucifer aan", zei Jean.
Dat was een uitmuntend denkbeeld. Ik
voelde in mijn zakken tot ik mijn lucifers-
doosje vond, en weldra werd onze gevangenis
door een flauw vlammetje verlicht.
Nu werd de oorzaak van de plotselinge
duistemis ons duidelijk. Voor alle raampjes
bevond zich in plaats van glas, een sterke
stalen plaat, die er voor geschoven was. Ik
rukte en trok er aan, maar al mijn moeite
gaf niets; het stal was cneindig sterker dan
eenig menschelijk wezen en wij waren gevan-
gen, zoo stevig als het maar kon. Ik probeer
de de portieren, alleen om te vinden wat ik
verwacht had; zij waren gesloten. Blijkbaar
was die eene knop, die ik in werking had
zien brengen, het middel om de weelderige
tonneau in een oogwenk in een gevangenis-
cel te veranderen. De vlam van den lucifer
flikkerde en doofde uit.
„Wie zou die carosserie gemaakt hebben?"
vroeg Jean.
Daarover", antwoordde ik, .hebben wij
ons op 't oogenblik niet te bekommeren.
Waarschijnlijk de duivel in persoon. Waar
het op aan komt is, hoe komen wij er uit?"
to gedachten school ik alle zelfverwijt dat
ik zelf en wat belangrrjker was, dat ik ver-
oorloofd had dat Jean, biindelings in den stiik
liep die voor ons gespannen was, terzijde.
Want ik kon onmogelijk inzien, dat ik anders
had kunnen handelen. De Octopus had zijn
plannen met zulk een duivelsche listigheid
voorbereid, dat de oude Vic er zelf gemakke-
lijk ingeloopen zou zijn.
(Wordt vervolgd.)