ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN De Rijkscommissaris bespreekt den binnenlandschen toestand De man die lachte No. 10.191 MAANDAG 17 MAART 1941 81® Jaargang Feuilleton er ABONNEMENTSPRUSBinnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post f 1,73 per 3 maanden Bfi vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika /2.20, overige landen f 2,65 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. Oitgeefster: N.V. Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels 0,82% Voor elken regel meer /0,20%. KLEINE ADVERTENTIEN: per 5 regels 52 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentlen by regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaai is. - Inzending van advertentien Uefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAV OND. (Vervolg.) De wederopbouw. Daar wy over economdsche maatregelen spreken, kan ik er in diit verband op wijzem, dat de verziorginig met alles wat Nederland noocddg heeft, thans, met bet oog op den oor- logstoestand, uitsluitend geschiedt uit het Europeescbe gebied. Als de gruwelsprookjes waar zijn, zou er een onaindige stroom van goederen naar Duitschland stro-omen en zou er niets terug komen. In werkelijkheid is bet zoo, dat in Januari 1941 uit bet Duitsche Rijk met tobegrip van bet Protectoraat en bet gouvemement-generaal, goederen ter waarde van 43 millioen gulden naar Nedecland zijn togevoend en dat goederen ter waarde van 21.6 mlllioen gulden naar deze gebieden zijn ultgevcerd. wy hebben ons gezet aan het herstel van de gebieden in Nederland, welke door de oor- logBgebeurteniscen verwoest zijn. Daartoe is vooral noodig ijzer en staal. Daar hierbij in de eerste plaats woningruimte ter beschikking gesteld aal moeten worden, is deze wederop bouw vooral in het belanig van de arbeidende bevolking. Het ligt voor de hand, dat elke plaat ijzer met het oog op onzen strijd be ter voor een pantserwagen en elk blok staal beter voor een kanohsloop gebruikt kan worden, dan voor den wederopbouw van niet mibtaire gebouwen. Niettemin was het mogelijk, dat voor den wederopbouw in Nederland, vooral in Rotterdam, de toezegging voor belangrijke grcndstoffen verkregen werd. Ik interesseer mij ook voor de tunnelver- binding onder het U, om aldus den arbeiders een coigestoorde mogelijkheid tot verbinding te gov en tussdhen woning en werkplaats. Wij zullen, wameer het zoover is, zorgen voor de besdhiktoaarstelling van het materiaal en van de financieele middelen. Het spceekt echter van zeif, dat by de wer- keiyke verdeeling der gnondstoffen de over- wegixsg van tovloed moet zyn, op welke wyze de Nederlandsche bevolking haar standpunt bepsalt ten aanzien van het tegenwoordige conflict tusschcn Duitschland en Engeland. Voce- orts naticnaal-soclalisten is het inte- ressan-t te zien, hoe het bestuurs- en belas- tingstelsel van dezen staat doordrenkt is met liberaie, kapdtalistische en klassetendenzen. Daar de tegenwocrdige omstandigheden groote eischen stellen aan de staatsfinancien dit was overigens ook het geval in de ja- ren 1914-1918 moet, om inflationistische invloeden te onderscheppen, een aanzienlijke belastingverhooging plaats hebben. Wij heb ben erop gestaan, dat deze verhoogingen zou- den geschieden volgens sociale normen en ik wil toegeven, dat onze desbetreffende aanwij- zlngen een toenemend begrlp bij de Neder landscbe tostanties gevonden hebben. Het is thans zoo, dat op het oogenblik hoewel de belastingopbremgst uit de inkomstenbelasting b.v. meer dan verdubbeld wordt een huis- vader met drie kinderen minder belasting zal betalen dan volgens het vroegere libeiale stdlsel. Voorts ligt het niet in myn bedoellng de vooral wat haar controle betreft weinig waardige rywielbelasting op den duur te hand- haven. De posltie van den landbouwer. Naast den arbeider kan ook het standpunt van den landbouwer als positief besehouwd worden. De boer ziet geen loon, hy ziet eigen lijk over het algemeen zelden geld. Daarom is* hij bijzonder gehecht aan de reeele waarden welke liy bezit. Deze houding heeft een posi- tieve beteekenis, want zy geeft aan de volks- ecOnomie de groote elasticiteit om door tyden van crises en nood aldus heen te komen, dat de boer in bepaalde omstanidigheden om zoo te zeggen zonder loon werkt voor zyn vele uren werk per dag en economisch gezien uit sluitend daarvoor werkt dat hy een vaak ka- rig levensonderhoud uit zijn boerderij ver- ddent. Deze reeele zdn van den boer moet als een positief element worden erkend. Het be- trekken van den landbouwer evenwel bij den dienst voor het algemeen is een aangelegen- hedd van de boeren-organisaties. En wat er op dit gebied te doen valt bewyzen de kolos- sale stijgingeci van pxestatles welke de „Nahr- stand" in Duitschland bereikt heeft. Het na- tionaa.l-socialistische Duitschland heeft in de eerste vijf jaren van zyn optreden ruim het v ervoudige voor laud'bouwwerkzaamheden be- steed dan het vroegere syst-eem in tien jaren. Aan de reeele en moreele politiek van den „Red'Chsnahrstand" is het daarom te danken dat b.v. de gemiddekle tarwe-oogst met onge- veer vier millioen ton, de aardappeloogst in het jaar 193940, die Ostmark inbegrepen, met 25 miUdoen ton, de suikerbietenoogst met ongeveer 11 milUoen ton is toegenomen en da>t de invoer van voedergraan van 4.4 mil lioen ton tot 1.4 milUoen ton in het laatste vredesjaar kon dalen, hoewel de levering van melk van 14 milUard liter tot 22 milliard Uter in het jaar 1940 gestegen is. Terwijl in het jaar 1932 7000 bedrijven met 153000 hectaren onder gedwonigon executie kwarn, kwamen in 1938 slechts 10.000 hectaren tot gedwongen wijziging van bezit om kolonisatiegebied te verkrygen. De landbouwers in Nederland staan thans voor dezelfde taak als de ..N&hrstamd" in Duitschland. Hun deskundigen verklaren, dat het mogelijk zal zyn het Nederlandsche volk op voldoende, zy het bescheiden wyze uit eigen land te voeden. De landbouworganisa- ties zullen nu haar bestaansrecht moeten be wyzen door aan te toonen, dat zij den boer tot een hoogere capaciteit voor het algemeen welzijn oproepen. Voor zoover de medewerking van den land- bouw door de prijscontrole van staatswege gunstig be'invloed kan worden, is dit gebeurd. Wiy hebben den landbouwer prijz-cn toege- staan die een voldoende stimulans moeten vormen om uit den bodem te halen wat eruit te haled valt. De prijzen zijn daarbij zoo ge steld, diat de levensimiddelen niet essentieel duurder zullen worden. Kraclitens deze prijzen zal b.v. een kilogram aard&ppelen slechts een halve cent en een brood twee cent duurder worden. Van meer belang zal het zijn, dat al wat miogehjk Is geproduceerd wordt en dat deze productie tegen wettige prijzen in het wettige distiibutieproees gebracht wordt. Dit is eventueel een kwestie van discipline van het Nederlandscbe volk. Wy verlangen ordelijk gedrag. Toen den vyftienden Mei 1940 de oorlog na vier- dagen ten einde was, lierademde de Ne- derlandsche bevolking. De oorlog was kort, de verUezen waren naar vcrhouding gering en de Duitsche soldaten gedroegen zich geheel in tegenstelling -tot de gruwelpropaganda van onze vijanden buitengewoon tegemoetkomend. Voor wie inzicht had was het duidelijk, dat deze stemming niet erg lang zou duren. Want de Nederlander uit zijn rust en relatief comfort meegesleept in de ontwikkeUng der wereldgeschiedenis moest in de toekomst een reeks beperkingen op economisch en maatschappeUjk gebied aanvaarden, stond voor een onzekere toekomst en was thans aan de worsteling van pohtigke krachten blootgesteld. Dat de stemming slechter moest worden, was duidelijk. Datgene waarop het aankwam, is of het Nederlandscbe volk hou ding en discipline bewaart. Wy verlangen geen jubelende vertvelkoming en instemming. Een proces en toestand van eeuwen laat zich niet in maanden wijzigen en slechten. Wy verlangen echter ordeUjk gedrag. Ik geloof te kurrnen zeggen, dat de lagen, die van- volksch standpunt dragers zijn dus vooral het werkende volk in den ruimsten zin des woords in de fabrieken, in het handwerk en in den landbouw deze nuchtere houding liebhen gehandhaafd. Niet geheel hetzelfde kan men beweren van de krlngen der intel- ligentia en van die lager:, die daartoe gerekend willen worden. Hier is het ai niet anders dan het by ons in Duitschland was: maatschappe- lyke, ccnventioneele, traditioneele, doch voor al kapitalistische en klassengroepeermgen leiden tot een verstarring, die met uitzonde- ring van een verhoudingsgewijs klein deel, dat met het volk verbonden gebleven is, de burgerlijke kringen in het algemeen de poli- tieke ontwikkelingen achterna doet hinken. Diegene, wiens trots op niets gebaseerd is, treedt steeds het opvallendst op. Wij zien dat gelaten over het hoofd, wij zullen onze hoar ding ook handhaven, is Engeland verplet- tecd ter aarde ligt. In dit' verband is de hou ding van de opgroeiende intelligentie typee- rend. Naar men weet, Ljebben wij in Neder land een studentenstaking gehad aan de uni- versiteit van Leiden en de hoogeschool van Delft, die gemotiveerd werd met de omstan- digheid, dat verordeningen. die zich met de aanwezigheid van Joodsche professoren aan de inrichtingen van hooger onderwijs bezig- hielden, in strijd zullen zijn met de vrijheden en geestelijke grondslageh van het Nederland- sche leven. Dit is vootf niy aanieiding mijn standpunt ttegenover het jodenvraagstuk in verband met Nederland uiteen te zetten. Het jodenvraagstuk. Ik verklaar dat mijn woord ,,wij willen het Nedierlandsche volk niet benauwen en het onze overtuiging niet ojidringen" nog steeds geldt. Maar dit geldt slechts voor het Neder landscbe volk. De Joden worden door ons niet besehouwd als bestamddeel van het Neder- landische volk. De Joden zijn voor het natio- naal socialisme en het nationaal socialistische Duitsche Rijk de vijand. Van het oogenblik van hun emancipatie af was "nun streven erop gericht de volksche, zedelijke waarden in het Duitsche volk te vemietigen en in plaats van een nationaal bewuste en verantwoordelijke wereldbeschouwing een intemationaal nihilis- me te stellen. Volledig duidelijk werd de nood- lottige beteekenis van het Jodendom voor het Duitsche volk in J jaren van den we- reldcorlog. Zy waren het immers eigenlijk, die dien dolk slepen, wiens stoot in den rug van de Duitsche legers toen den tegenstand der Duitschers brak en van het jaar 1918 af wil- den zij alle traditioneele, volksche, maar ook zedelijke en religieuse geloofswaacden in het Duitsche volk opheffen en ontbinden. De Joden zijn voor ons geen Nederlanders. zy zijn de vyanden, met wie wy noeh tot een wapenstllstand, noch tot een vrede kunnen komen. Dit geldt, indien u wilt, voor den tijd der bezetting. Verwacht u van mij geen ver- ordening, die dit vastst'elt behalve regelingen van politioneelen aard. Wy zullen de Joden raken, waar wij hen aantref'fen en wie met hen meegaat, heeft de gevolgen te dragen. De Fiihrer heeft verklaard, dat de Joden in Europa hun rol hebben ui/tgespeeld en der- hialve hebben zij hun rol uitgespeeld. Het eeni- ge waarover wy kunnen praten, is de invoe- ring van een dragelyken overgangstoestand met handhaVnig van het standpunt, dat de Joden vijanden zijn, dus met inachtneming van alle voca-zichtigheid. die men tegenover vyanden te pas brengt. Wat evenwel den tijd aangaat, dat Duitschland eens niet als be- zettende mogendheid hier te zorgen heeft voor handhaving van de orde en het openbare leven, dan zal het Nederlandscbe volk voor de keus gesteld worden of het het kameraad- schappelijke samengaan met het Duitsche volk terwille van de Joden op het spel wil zetten. Deze houd'mg heeft niets te maken met verdraagzaamheid. Ik heb veel nagedacht over het beginse.1 der verdraagzaamheid, zoo- als WUllem van Oranje dat tot grondbeginsel van zyn politieke standpunt heeft gemaakt. Het is my thans duideiyk, dat de diepere zin en de bedoeling van dit beginsel en van den categorischen imperatdef hij de tenuitvoerleg- glng daarvan het welzijn van het Nederland scbe volk was. Opdat het Nederlandsche volk zich niet onderling zou verscheuren, moest de verdraagzaamheid in geloofszaken tot begin sel worden verheven, gedicteerd door de zorg voor het volk als hoogste good. Derhalve is de zorg voor het volksche welzijn van het volk het dragende, besliasende beginsel, de verdraagzaamheid in geloofszaken binnen het volk een gebod van volksehcn plicht. Ver draagzaamheid Cm zichzelfs wille is een uit- vloeisel van den reeds genioepiden hang tot de idylle. Ik geloof, dat wij thans in het Ne derlandscbe volk veel meer gespletenheid en negatie dan verdraagzaamheid kunnen aan- treffen. Ik herinner mij nog een gesprek met een politicus, die destijds in dit land zeer toonaangevend was en my* zei, dat hij zich niet kon vocrstellen, dat katholieke boeren door calvinistische boerenleiders of calvinis- tische boeren door katholieke boerenleiders zouden kunnen worden geleid. Voot mijn vraag, of hij zich niet kon voor- stellen, dat Nederlandsche boeren geleid kun nen worden door Nederlandsche boerenleiders, ontbrak den man alle begrip. Overigens zou ik er wat de Joden betreft volkomen genoe- gen mee nemen, als zy thans dezelfde maat- schappelijke en politieke plaats zouden in- nemen en hun dezelfde beperkingen opgelegd zouden worden, als ten tijde van Willem den Zwijger het geval was. Het hooger onderwijs. Wat nu de inrichtingen van hooger ender- wys betreft heb ik den indruk, dat het en zoo was het immers destijds ook bij ons om jonge meoschen gaat met een klassen- waan, die steeds verder van het eigenlijke volk afiaken, om louter gegadigden voor be- taalde posten, van ambtenaar tot lid van raad van toezicht. Ook by ons hadden wij dergelijke verschijnselen en wel voor den wereldoorlog. De wereldoorlog heeft de Duitsche jeugd wakker gemaakt en gestaald. Maar tevoren gedroeg een deel van onze academische jeugd zich ook zoo, totdat de boeren cn arbeiders drastisch dreigden deze jongelui over de knie te leggen en hun energielc aan het ver- stand brachten, dat zij slechts de academie bezochten om een grondige studie in den vocrgesrhreven tyd te voltooien, opdat zij nut- Uge medewerkers der gemeenschiap worden. De academische studie is geen privilege, maar een verpUchting. Ik wil mij overigens in deze dingen niet meng-cn. Ik laat deze ont- wikkeling over aan het gezonde instinct van het Nederlandsche volk en aan den cevolutio- nairen geest van de volksche vernieuwings- beweging. In-dien ik het Nederlandsche volk slecht gez'nd zou zijn, dan zou ik zeggen: ,,Deze academische jeugd kunnen jullie hou- den, die is toch nergens goed voor". Van het standpunt der bezetting is het in het geheel niet noodig, dat er inrichtingen van hooger onderwys geopend zijn, maar rust en cede moeten heers-hen. Nu ik by de behandeling van afzonderlyke verschijnselen op het terrein van het hooger enderwijs reeds bij deze tegensprekers en neen-zeggers ben, zou ik in het algemeen wil len zeggen, dat er stellig niet al te groote kringen in het Nederlandsche volk zyn, die zich overigens steeds op de eerste rij dringen en zich gedragen als kinderen, die in den regen staan en onder elkaar zeggen „lekke<r, voor vader word rk nat". Nu, die mogen wat mij betreft nat worden. Ik koester ook gee- nerlei vaderlij ke gevoelens jegens het Neder landsche volk. Ik ben evenwel bereid tot een kameraadsehappelij'ke verhouding op den grondslag van Germaansche gelijk-gerechtig- heid als de andere party zich evenzoo ge- diraagt. Interessant is in dit verband bijv. het lot van de Nederland'sohe Winterhulp. Vooral zou ik duidelijk willen maken dat vol gens onze opvatting Winterhulp niets met liefdadigheid te maken heeft. Winterhulp. Liefdadigheid is een maatsehappelyke, po litieke of confessioneele gebeurtenis en een Door GERARD FAIRLIE. Uit het Engelseh door Jhr. R. H. G. NAHUYS. 28) Vervolg. Toen werden wy gereden met een smelheid die mij deed duizelen. De bestuurder werd blykbaar door hetzelfde verlangen naar spoed aahgestoken als ik. Hy bracht den grooten wagen langs landwegjes op een wyze, die my hoogst gevaarlyk zou toegeschenen zyn, als "ik niet duideiyk gezien had dat hy het chauffeuren verstond. De snelheid waar- mee wy reden, sloot op zichzelve gevaren in, maar behalve dat gevaar liep hij geen enkel ander. Wy stoven om de bochten heen, maar dan wist hy zijn vier-wiel-remmen steeds zoo- danig aan te wenden, dat wij met een mini mum verlies van tyd, niettemin al die bochten aan het juiste gedeelte van den weg met een behoorlyken gang namen. Zoodra wy dan de kromnring voorby waren, ging het er weer op los, met vol gas, zoodra de weg maar eenigs- zius recht was. ,,Die man kan chauffeuren!" riep ik uit. ■,Zeg dat wel!" beaamde Jean, zelve een hartstochtelijk en bekwaam auto-bestuurster, blijkbaar door dit staaltje van stuurkunst van be'wondering vervuld. 'Het speet mij een weinig om den auto; e^nmaal in het bizonder, toen wij onverwacht aan een scherpe bocfat kwamen, en de rem- men hun nood luide uitknersten. ,,Nu moeten we toch spoedig op den hoofd- weg komen," merkte Jfean op. Maar ik was met myn gedachten by andere dingen. Ik beproefde een plan uit te-denken. wat we by onze aankomst te Londen doen zouden, ten einde geen tyd verloren te laten gaan. ■Het was duidelijk dat ik mij zoo spoedig mogelijk van Jean moest zien te ontslaan. Ik veroorloofde my de weelde van een oogenblik spyt wegens den beloofden dag met haar, dien ik nu zou moeten missen. In het voorbygaan verwensehte ik daarby den Octopus. Vervol- gens zette ik mijn hersens aan het werk. Het was onraadzaam, oordeelde ik, dat de jenge man die ons reed, haar naam of haar adres te weten zou komen. Ik was bevreesd dat de Octopus nu minstens mijn verhouding tot haar gegist moest hebben, maar ik had het vaste besluit genomen, dat ik het hem niet gemakkelyker zcu maken bij het ontdek- ken wie zij eigenlijk was. Dit eerste punt, derhalve, was uitgemaakt. Zoodra wy Ham mersmith bereikt hadden, zou ik den auto laten stilhouden, den jongen man voor zijn vriendelijkheid bedanken en voor den verde- ren weg een taxi nemen. Dan dacht ik Jean recht naar huis te brengen en had de deur van, het ouderlyk huis zich eenmaal achter haar gesloten, dan zou ik my cnmiddellijk naar St. James' Place begeven. Daar zcu ik vinden wat ik noodig had, maar ik hoopte oprecht dat ik verwelkomd zou worden door het lachencte gezicht van dien flinken politie- beambte, Smith. Ging daar alles goed, dan zou ik, met alle middelen die mij ten dienste stonden, beproeven in verbinding te komen met Vctor Caryll. Ik siloeg een blik op Jean. Zy had haar arm door den mijne gestoken en my blijkbaar zit- ten aacistaren. Haar oogen ontmoetten de mijne en zy lachte. „Eln?" Ik bewoog haar arm op eu naer. ,,Hoe gaat het met jou?" vroeg ik. „Kom laat het uit zijn met die geheimzin- niigheld'V zei zy. Zi|iadniWtewni4j» arm.-^Je mag niet de gewccnbe- aarmemen van de dingen voor mij verborgen te hoaden,Meve. Het is een sdech-te manier om bet huwelyksleven te beginnen! Waaroon span je je hersens zoo to?" „Ik heb er over zitten denken, wat we zul len doen als we te Londen aangekomen zijn." „En wat heb je besloten?" Ik deelde het Liaar in het kort mee. Ik leg- de haar uit, dat het een noodzakelijkheid was dat we een taxi namen. al leek het ook eenigs- zins onvriendelijk on ondankhaar, maar dat ik niet wenschte dat haar naam en adres be- kend werden aan wie -ook, die voor het ge- rin gs t e to aan raking kon komen met den Octopus. „Dat beteekent dus", zei zij, toen ik uitge- sproken had, ,,dat je je verbeeldt, dat het monster vermoedens kcestert?" ,,Vermoedens koestert?." „Ja. Omtrent ens." Het had niet in mijn voomemen gelegen dat zij dit weten zou, maar ik kon niet anders dan erkennen, diat zij de waarheid geraden had. „Och", zei ik du-s, „ik weet het niet zeker, maar ik ben er bang voor." „In dat geval", zei Jean doedbedaard, „be- staat er geen reden meer waarom ik wegge- stopt moet worden. Dan kan ik je evengoed naar Brighton vergezeUen." ..Wat!" Ik was ontsteld, des- te eerder omdat ik de vastberadenheiid van' die stem kende. Als Jean bedaard sprak, deed zy het gewoonlyk als haar besluit; onherroepelyk was en hoe- middel om maatschappelijke, politieke of con fessioneele d'oeleinden te bereiken. Ik ontken niet, dat er ook in die kringen menschen zyn die handelen uit een werkelyk verantwoorde- lijkheidsbesef. De instellingen zelf streven echter in werkelijkheid altijd andere doelein- den na. Winterhulp heeft met liefdadigheid niets te maken, zy spruit voort uit de verant- wooidelijkheid voor den volksigenoot en is de vervulling van een verhoogden plicht, welke ontstaat uit de grootere mate van recht en bezit. Deze liefdadigheidsorganisaties kunnen en zullen meestal de dekmantel zijn voor alle mcgelijke mactiinaties. Zij moeten daarom ten tijde van de bezetting geneutcaliseerd worden. Dit is gebeurd in de Winterhulp. Deze instellinig is ook tegenover de Duitsche zijde welbewust geneubraliseerd geworden. Wij hebben daarmede niets meer te maken dan de nu eenmaal onontkomenlijke aandacht ais be- zettende macht veredscht. Wanneer onze adviezen op grond van onze ec-varingen nut tig kunnen zijn^ zal ons zulks verheugen. Maar deze geneutrahseerde Win terhulp, die thans uitsluitend volksche ver- antwoording en niet meer liefdadigheid is, schijnt velen Nederlanders niet naar den zin te zijn. Natuurlijk werden weer de dolzinnig- ste gerudhten verspreid. Het geld zou naar Duitschland gaan. Alsof ik als Rijkscommis saris op dezen moeizaam en openbaar verza- melde centen en guldens zou zijn aangewezen. Waar is het dat het Duitsche Winterhulp- werk dat vergeleken met verleden jaar een aanzienlijk hooger resultaat vertoont, en voor welk resultaat ik u, partijgenooten, vooral echter den directeuren zeer hartelijk dank, ook Nederlandsche kinderen en moeders naar de Duitsche herstelhuizen zal zenden. Niette min: de Nederlandsche Winterhulp is een suc- ces, dat bewijzen de cijfers. Het totale resultaat benadert tlians reeds de vier millicen gulden, de coilectes in de maand Februari vertoonen de hoogste totale bedragen rinds met dit werk begonnen is. Het Nederlandsche volk mag deze ontwlkkeling voor zichzelf als een goed teeken beschouwen. De ArbeldsdlensL Den laatsten tijd is er ook geachreven over den Arbeddsdienst. De Arbeidsdienst is een vocrtreffelijk middel voor de volksche ver- deigedijking van de natie. Wanneer wij het met de Nederlanders niet goed zouden meene®, zou er nooit sprake van zijn, dat de Neder landers een Arbeidsdienst mochten mrichten. Er li'ggen volksdie-elen binnen ons bereik, wien wij dit beslist niet zullen toestaan, niet om dat wij het niet goed met hen meenen, maar omdat wij hun by gebrek aan Germaansche substantie geen aanspraak op leiddng kunnen toekennen. De Arbeidsdienst is echter een voortrelfelijke sctbaling voor leiders. Nu heb ik onlangs gelezen dat deze Arbeidsdienst slechts dan een beteekenis kan hebben, wan neer hij een nadrukkelijk Nederlandschen Ar beidsdienst is. Ik heb in het artikel dat dit ondiec-werp behandeld lang gezocht naar de verklaring wat eigenlijk onder den nadrukke- lijken Nederlandschen Arbeidsdienst versitaan moet worden. Zulk een verklaring viel er niet in te lezen, er werd slechts een bewering ge- daah. Nu zeg ik tot mezelf, wat heeft de Ar beidsdienst tot doel! Hij moet de jonge men- sclien van een bepaaldien leeftijd, zonder acht te slaan op maatsehappelyke school tezamen brenigen, waarbij het vocrtreffelijke opvoe- dingsmiddel het grondelenent van den arbeid en het werken aan grond en bodem is. Daar komt bij een opvoeding in discipline. Kortom, in dit halve jaar vergeet een ieder van welke speciale afkomst hij: is en gevcelt hij, zich slechts als een jonge man van zijn volk, wien* een waardeering voor werk-elijken arbeid wordt bijgebracht. Ik geloof, dat deze grond- beginselen ovecal gelijk zijn, althans in alle Germaansche landen. Dat dte jongste men- sctien zich daarbij ervan bewust moeten zijn, dat het gaat om den vaderlandschen bodem en dat in de gemeensichappelijk opvoediyg de moioie vrikshederen gezongen worden, dais, dat dieze opvoeding in den Nederlandschen wel haar woorden in den vorm van een voor- stel gekleed waren, verdacht ik haar er van, dat het daarachtev liggende besluit zoo on- wTikbaar was als een rots. .:i „Jean", zei Ik misschien een beetje strong, ,.vvees niet'zoo'ldnderachtig." „Ik ben in 't getieel niet kinderachtig!" antwoordde zij met eenige warmte. ,,Je bent net als andere mannen, Jack! Zoodra een meisje laat - ultkomen dat zij van dienst kan 'zijn, trekken de mannen altyd een onnoozel gezicht verbeeld je niet, dat ik het niet van je gezien heb! en gaan op hun achter- ste beenen staan. Je schijnt ciiet te willen be- grijpen, dat een vrouw somtijds van groot nut kan zijn. Vic zei vanmorgen, dat ik niet kon meegaan, omdat ik zoo in den weg zou zyn en jelui zelfs de handon zou binden, als de Octopus -mij in handen kreeg, of zelfs eenig vermoeden van mijn verhouding tot je had. Maar nu vertel je me, dat je vermoedt, dat de Octopus reeds weet dat we veel van elkaar hcuden, dus schijnt het mij toe, dat ik v6el vedliger zou zijn bij jelui alien, dan alleen te Londen actiter te blijven en misschien ont- voerd te woTden." Het argument en het denkbeeld dat er ach ter zat waren vemuftig gevonden, maar ik was met het antwocrd gereed. „Lieveling", zei ik, ,,denk niet, dat ik je niet bij ons wil hebben, omdat ik vrees dat je ons in den weg zou zijn. Dat is het volstrekt niet. Maar, mijn beste, de arbeid die wij gaan verrichten brengt lichamelijk geweld met zich mee en je moet inzien, dat je daarbij niet tegen een man opgewassen bent! Als het alleen een kwestie van slimbeid was, dan zouden we je dolgraag steeds om ons heen hebben. Je hebt op Wheen's Ditch schitterend werk te zien gegeven, maar Vic en ik hebben onherroepelyk besloten dat je niet opnieuw aan een zwaren slag op het hoofd blootgesteld zult worden. Je aanwezigheid, liefste, zou onze kracht slecjits verlammen, omdat, hoe- zeer we er ook ons best toe zouden doen het te voorkomen, we het ons nooit zouden kun nen vergeven als je van ons gescheiden word. Wteet je niet, dat ik je van ganscher harte lief heb? Begrijp je niet, dat ik het niet dui- den kan je nog het geringste gevaar te laten loopen, niet zoozeer om je eigen welzyn als om het mijne?" Zij nestelde zich dicht tegen mij aan en legde haar mooie hcofdje tegen mijn schou- der. „0, liefste", zuchtte zij, ,,ik wou dat ik niet behoefde te trouwen met een man, die mij1 zoo gemakkelijk tot andere gedachten kan brengen als jij." „Je zult -verstandig zijn, liefste, niet waar? 'En Je niet ongerust maken over ens? We zullen dien Octopus er niet minder om on- schadelijk maken." ,,Dat weet ik", zei zy zactit. „Maar ik zou den afloop zoo gaaine bijwonen. Want weet je, van het allereerste begin was ik ook ge- tuige." „Mijn eigen best meisje", zei ik, een lich- ten koos op het bovengedeelte van haar hoofd tlrukkende, ,,ik weet er alles van en ik voe! met je mee. Maar de man, dien we achtdrvol- gen, vecht zonder handschoenen en hij houdt zich niet aan de regels van het spel. Ik kan eenvoudig niet toelaten, dat 6en haar \'an je goddelijk hoofdje gekrenkt zou worden." Zy sloeg de oogen naar mij op en glim— lachte. Ik wierp een Snellen blik naar voren; zoowel de bestuurder als de chauffeur keken recht vooTuit/ Ik nam mijn gelegenheid waar. „Ldefste", zei zij na een oogenblik, ,,we zullen gelukkig zijn, jy en ik." Wat, als men er over nadenkt, inderdaad een prachtig compliment mocht heeten. (Wordt vex-vuigd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 1