Ter Neuzensche Courant Hitler herdenkt het ontstaan van de partij voor de oude garde te Miinchen De man die lachte Binnenland Feuilleton Vrijdag 28 Februari 1941 No. 10.184 TWEEDE BLAD *- VAN L. ANDiBOUW-BOONOM1SGH INSTITUUT TE s-GBAVENHAGE OPGERICHT. Het Ned. LandbouwcomitC schrijft: Dezer dagen is te 's-Gravenhage definitief opgericht het Landbouw-Economisch Insti- tuut. Reeds geruimen tijd geleden voelde men in vele kringen noode bet gemis van een ceiitraal documentatiebureau waar practisen- wetenschappelijke mannen voor den boer op ^rond van betrouwbaar materiaal met iciten en ciifers uitwerken wat juist en onjuist is. Vooral ten aanzien van de rlchtprijzen der landibouwproducten moet een bete re fundee- ring worden gelegd. Niet alleen moet reke- ning gehouden worden met de productrekos- ten, doch een redelijke winstmarge moest den boe'r een aanvaardbaar bestaan verzekeren. Doch behalve dit zal het Instituut moeten bevorderen de kennis van bedrijfseconomische en sociaal-economische verschijnselen en vraagstukken, welke betrekking hebben op of van belang zijn voor den Nederlandschen landibouw. Zij zal dit doel trachten te berei- ken door het verzamelen, bewerken en publi- eeeren van statistische en andere gegevens. EENIGE felJZONDERiHEDEN OVER DE PERSOONSBEWIJZEN De Staatscourant van Dinsdagavond bevat een besChikking van den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken, waarin richtlrjnen worden gegeven voor de uitreiking van de persootisbewijzen, waarmede 1 Maart een aanvang wordt ge- Uit deze richtlijnen blijkt duidelijk, dat voor het gereed maken en het uitreiken der bewijiZen zeer veel werk zal moeten worden verricht en het is daarom, dat de uitreikmg wordt verdeeld over de maanden Maart t/m September. Elke maand wordt dan een zevende deel van. de gerechtigden opgeroepen om het persoonsbewijs in ontvangst te komen nemen (ongeveer 2/3 deel van de bevolking komt hiervoor in aanmerking). Behalve een nauwkeurige invulling van de gegevens zijn waarborgen noodig om te voor- komen, dat met de persoonsbewijzen wordt geknoeid. Daarom is bepaald, dat voor de in vulling uitsluitend van z.g. documenteninkt gebruik mag worden gemaakt. Voor het op- plakken van het legeszegel zijn speciale lijm- soorten aangewezen en liet onderteekeeien of waarmerken van het persoonsbewijs door mid- del van een stempel, cliche of fascimilie is verboden. De uitreiking van de persoonsbewijzen zal op de volgende wijze geschieden. De op te roepen personen ontvangen een scbriftelijke uitnoodiging. Met deze uitnoodi- ging vervoegen zij zich op de voor de uitrei king aangewezen plaats, waarbij zij twee foto's moeten overleggen. Deze foto's dienen in alle opzichten aan de bekende eischen te voldoen. De achterzijde moet volkomen blank en gaaf zijn, terwijl het formaat minimaal 3% bij 4,V2 cm moet bedragen. Een van deze foto's wordt dan gehecht op bladzijde vijf van het persoonsbewijs; door een uitgestanst gat is de achterzijde, waarop later een vinger- afdruk wordt aangebracht, zichtbaar op blad zijde vier. De andere foto wordt gehecht op de ingeleverde uitnoodiging (ontvangstbe- wijs). Vervolgens wordt de identiteit van den op- geroepene vsistgesteld, waartoe het identi- teitsbewijs en indien dit niet de distribu- tiestamkaart is bovendien deze stamkaart moet worden overgelegd. De naam van den opgeroepene is reeds tevoren op het persoons bewijs ingevuld. Desgewenscht kan echter onder „aanteekeningen van bevoegd gezag" melding worden gemaakt van den schuilnaam, waaronder men als schrijver, tooneelspeler, kunstenaar of artist bekend staat. Hetzelfde geldt voor r.k. geestelijken, ordebroeders en ordezusters, die in deze hoedanigheid een bijzonderen naam voeren. Het beroep. Nadat nationaliteit en burgerlijke staat zijn vastgesteld, wordt overgegaan tot invul ling van het beroep, dat nauwkeurig moet worden omschreven. Een aanduiding als ambtenaar, winkelier, reiziger is onvoldoende; de omschrijving moet het karakter van den uitgeoefenden arbeid geven, dus ambtenaar gemeentesecretarie, winkelier tabakswaren, reiziger speelgoederen. Bij gehuwde vrouwen zonder beroep ge- schiedt deze aanduiding door het woord .zon der", bij studeerenden ,,studeerend" wordt vermeld. Renteniers en gepensionneerden worden als zoodanig aangeduid; tenzij het tegendeel blijkt wordt ten aanzien van per sonen van 65 jaar en ouder „zonder" inge vuld. Academische titels worden niet ver meld. Het is niet geoorloofd een beschermd be roep op het persoonsbewijs en op de inge leverde uitnoodiging te vermelden, tenzij ter inzage is overgelegd het officieele bewijsstuk, waaruit blijkt, dat de persoon, krachtens aan- stelling of diploma, afgegeven door een wet- telijk bevoegde of algemeen erkende instan- tie, tot de uitoefening van dat beroep in het bezette Nederlandsche gebied bevoegd is. Als beschermde beroepen worden beschouwd elke functie in overheidsdienst, in alle rangen en onder alle benamingen, advocaat, apothe- ker, arts, candidaat-notaris, dierenarts, inge- nieur (bouwk.-, electro-techn.-, scheik.-, enz.), makelaar, notaris, predikant, priester, procureur, tandarts, verpleegster, verpleger. Op de ingeleverde uitnoodiging komen in het vak, dat bestemd is voor de vermelding van het beroep, zooals het is aangegeven op het persoonsbewijs, bovendien een tweetal vragen voor, welke nauwkeurig beantwoord moeten worden, te weten; 1. Werkzaam bij Deze vraag wordt alleen beantwoord ten aanzien van hen, die in loondienst werkzaam zijn. Ingevuld worden de naam en het adres van den werkgever. Huisarbeiders (z.g. thuiswerkersworden gerekend onder hen, die in loondienst werk zaam zijn en moeten dus opgeven bij welken werkgever zij werkzaam zijn. Ten aanzien van reizigers, die uitsluitend tegen genot van provisie werken, wordt even- eens vermeld bij wie(n) zij in dienstbetrek- king zijn. 2. Werkloos? Ja of neen? Ten aanzien van ieder persoon wordt deze vraag beantwoord door middel van doorhaling van een der beide woorden ja of neen, dus ook, indien de voorgaande vraag reeds beant woord is met de vermelding van een werk gever. Het is de bedoeling, dat slechts als werk loos zullen worden beschouwd personen, die gewoon zijn in loondienst te werken, die ech ter op den dag, waarop de vraag beantwoord wordt, niet tot eenigen werkgever in loon- dienstverband staan, en zoowel bereid als in staat zijn werk in loondienst te aanvaarden. Zij, die wel in loomdienstverband staan, doch op den dag, waarop de vraag beantwoord wordt, feitelijk geen arbeid verrichten, b.v. doordat zij van hun werkgever wachtgeld ont vangen, worden niet als werkloos beschouwd. Zij, die afwisselend werken en werkloos zijn (losse arbeiders), worden als zij op den dag, waarop de vraag beantwoord wordt, feitelijk zonder werk zijn, niet als werkloos aangemerkt. Als werkloos worden ook niet beschouwd gepensionneerden, personen zon der beroep, die volstrekt geen werk zoeken of ontvangers van ongevallen- of invaliditeits- rente (voorzoover toegekend wegens blijven- de arbeidsongeschiktheid) Met betrekking tot de werkloozen is een vragenlijst samengesteld, welke nauwkeurig door den betrokkene moet worden ingevuld. Hiema wordt overgegaan tot de vaststel- ling van het signalement. Niet vermeld wor den hierbij lengtemaat, kleur der oogen, vorm van het gelaat enz., wel bijzondere kenmer- ken als litteekens, moedervlekken, vermin- kingen etc. De vingerafdrukken (die geplaatst worden op de uitnoodiging, op de achterzijde van de in het persoonsbewijs gevoegde foto en op bladzijde drie van dit bewijs in het daarvoor bestemde vak) zullen worden gemaakt door speciaal daartoe aangewezen ambtenaren. Zij worden genomen van den rechterwijsvinger; ontbreekt deze, van een anderen vinger. Vtoor de dekking der kosten wordt een leges geheven van /I of 0,50; voor onvermogen- den is het persoonsbewijs kosteloos. Als onvermogend zullen in het algemeen beschouwd worden personen, aan wie een vetkaart is uitgereikt. Minvermogend (d.z. zij, die 0,50 betalen) zijn in het alge meen degenen, aan wie een boterkaart is uit gereikt, doch die door overlegging van de stamkaart van het gezinshoofd kunnen aan- toonen, dat aan dezen een bijslagkaart voor textielproducten is verstrekt. Alle andere personen betalen in den regel 1, doch aan den betrokken ambtenaar wordt overgelaten, de opgeroepenen in de drie boven- bedoelde groepen in te deelen. Tenslotte plaatst de opgeroepene (met documenteninkt) zijn handteekening in het persoonsbewijs en op de tot verklaring van ontvangst gereedgemaakte, ingeleverde, uit noodiging, waarna hem het persoonsbewijs wordt overhandigd. Voor vijf jaar is hij dan klaar; is deze tijd verstreken, dan is een nieuw persoonsbewijs noodig. (H. Slot.) De Fiihrer herinnerde eraan, dat hij van de wereld niets anders verlangd heeft dan dat zij Duitschland dezelfde rechten zal geven. Zoo hebben wij, zoo zeide hij, steeds nieuwe voor- stellen aan de wereld gedaan. Er zjjn difigen, die Duitschland hebben moet omdat wij wil- len leven. Het is onmogelijk, dat een volk, dat reeds 38 millioen vierkante kilometer be- zat, van een ander nog eens 2)4 millioen vier kante kilometer neemt. En het is daarbij on- verdraaglijk, voortdurend onder voogdij van deze volken te staan en ons te laten voor- schrijven welke economische politiek wij moe ten voeren. Wij voeren de economische poli tiek, die van nut is voor het Duitsche volk. Ik meng mij ook niet in de zaken van ande ren. Wanneer zij op zakken tgoud willen gaan zitten, laten zij hun gang gaan. Maar wanneer men zegt: ,,doet u het ook' dan zal ik mij er voor hoeden om voor de Duitsche werkkracht dood goud te koopen. Ik heb de Duitsche arbeidskracht, de producten van het Duitsche leven op het spel gezet en het resultaat van onze economische politiek getuigt voor ons en niet voor de goudstaten. Zeer zeker hebben wij achter onze economi sche politiek ook de geordende kracht en de discipline van de natie geplaatst. De econo mische strijd heeft opgehouden. Uiteraard was daartoe een algemeen sociaal fundament noodig. Men kan thans geen staten meer op- bouwen op een kapitalistischen grondslag. Op den duur ontwaken de volken en wanneer men meent, door den oorlog het ontwaken der volken te kunnen verhinderen, dan denkt men verkeerd, want daardoor wordt het ont waken juist bespoedigd. Deze staten zullen wegzinken in financieele catastrophen, welke den grondslag van hun eigen financieele Ifracht zullen vemietigen. Uit dezen oorlog zal niet de gouden standaard als overwinnaar haar intrede doen. En zij zullen onder elkaar den voor haar noodigen handel drijven. De volken zullen het in de toekomst van de hand wijzen om van een bankier voorschriften in ontvangst te moeten nemen over hun han- delspolitiek. Zij zullen de handelspolitiek voeren, die voor hen goed is. En wij kun nen gerust zeggen: Duitschland is een gewel- dige economische factor, niet alleen als pro- ducent maar ook als consument. Wij heb ben een groot afzetgebied, maar wij zijn ook de grootste koopers. Wij hebben niets tegen de andere wereld gehad. Nooit heb ik ver langd, dat Amerika of Ehgeland of een ander ons goud zou schenken. Dat hebben wij niet noodig. Dat mogen zij houden. Maar wij voeren geen economische politiek volgens de wenschen van de bankiers te New-York of London, maar uitsluitend volgens de belan- gen van het Duitsche volk. En op dit punt ben ik een fanatiek socialist, die altijd slechts de gezamenlijke belamgen van zijn volk voor oogen houd. Ik ben niet de knecht van een der internationale oankconsortia. Ik ben aan geen enkele kapitalistische groep iets ver- plicht. Onze beweging is een Duitsche volks- beweging. Wij zijn daarom verplicht aan het Duitsche volk. Zijn belangen geven richting aan onze economische politiek. Wanneer de andere wereld zegt; dus dan oorlog, dan kan ik slechts zeggen: goed, ik wil den oorlog niet, maar de vroomste kan niet in vrede leven, wanneer het den boozen buurman niet bevalt. Ik behoor niet tot degenen, die be- ginnen te jammeren, wanneer zij zulk een oorlog zien aankomen. Steeds heb ik nieuwe voorstellen aan Engeland en Frankrijk ge daan, maar steeds heeft men die met spot en hoon van de hand gewezen en erom gelachen. Toen ik bemerkte, dat de tegenpartij het con flict wilde, heb ik datgene gedaan wat ik als nationaal-socialist als oude strijder ook in de partij steeds deed; terstond heb ik een af- weeTinstrument gevormd. Zooals ik vroeger al gezegd heb, moeten wij sterk genoeg zijn om niet alleen slagen van de tegenpartij af te weren, maar ook om deze terstond te vergelden. Zoo heb ik ook het staatspolitieke instrument van de Duit- 1 sche weermacht gevormd, niet om slagen in tt ontvangst te nemen, maar om, wanneer het niet anders gaat, ook slagen uit te deelen. Een Amerikaansche generaal heeft nog slechts enkele dagen geleden voor de com- missie van onderzoek uit het Congres ver- klaard, dat Churchill hem in 1936 persoonlijk verzekerd heeft: Duitschland wordt ons te machtig, het moet vemietigd worden. Ik zal alles in het werk stellen om met deze vemie- tiging te beginnen. Ik heb voor Churchill ge- waarschuwd, vervolgde de Fiihrer. Zoodra ik echter merkte, dat in Engeland 'n bepaalde kliek, aangevuurd door het Jodendom, bewust en vastberaden tot den oorlog ophitste en naar den oorlog dreef, heo ik op hetzelfde oogcnblik van mp kant alle voorbere'.dingen getroffen om de Duitsche natie te bewape- nen. Ik heb dat grondig gedaan. Wanneer thans de anderen zeggen: we doen dit en dat, dan kan ik slechts zeggen: ik heb het al ge daan. Zij vertellen mij geen sprookjes, want ik ben deskundige, en specialist in bewape- ningsaangelegenheden. Ik weet heel precies wat men van menschen kan maken en wat men er niet van kan maken. Ik heb tijdig het Duitsche volk daarop ingesteld. Ik kan ook Europa er op instellen en doe het ook. Ik zie het conflict met kalmte tege- moet, moge slechts de andere partij het met dezelfde kalmte tegemoet zien. Ik steun daarbij op de beste weermacht ter wereld, op de beste weermacht, die het Duitsche volk ooit bezeten heeft. Zij is numeriek sterk, wat de wapens betreft maximaal uitgerust, wat de leiding betreft, beter dan ooit tevoren. Wij hebben een corps van jeugdige leiders, dat thans grootendeels niet alleen zijn waarde in den oorlog bewezen heeft, doch ook met roem overdekt is. Een garde uitgelezen mannen voert de beste soldaten ter wereld aan en achter deze soldaten en leiders staat het ge- heele Duitsche volk. Temidden van dit volk en als zijn kern staat de nationaal-socialis- tische beweging, die een organisatie is waar- tegenover men in democratische landen niets beter kan plaatsen doch die haar evenknie nog slechts vindt in het fascisme. Volk en weermacht, partij en staat, zij zijn thans een ondeelbare eenheid. Geen macht ter wereld kan deze structuur meer losmaken of uiteen rijten. Alleen dwazen kunnen zich verbeelden, dat het jaar 1918 zich kan herhalen. Onze democratieen koesterden altijd hoop op een binnenlandsche politieke ontbinding. Daarvan leefden zrj vroeger en thans weer. Zij zeg gen: binnen zes weken tijds is er in Duitsch land revolutie, maar zij weten niet, wie die revolutie zal maken. De revolutionairen zijn n.l. bij ons. De andere revolutionairen van het slag Thomas Mann zijn zoo ver mogelijk weg- gereisd van hun toekomstig slagveld. Wie dus de revolutie moet maken, ik weet het niet. Hoe zjj gemaakt wordt, dat weet ik ook niet. Slechts 66n ding weet ik, dat er in Duitschland slechts een paar dwazen kunnen zijn, die aan revolutie denken. Die zitten ech ter alien achter slot en grendel. Vervolgens zeggen de anderende winter zal Duitsch land op de knieen dwingen. Ach, het Duitsche volk is tamelijk bestand tegen den winter, het heeft reeds vele duizenden winters door- gemaakt. Dan zeggen zij weer: er zal honger komen. Op dat punt hebben wij voorzorgs- maatregelen genomen, want wij kennen de vriendelijke gevoelens van onze tegenstanders jegens medemenschen. Wij weten, dat de hon ger daar eerder komt dan bij ons. Vervolgens beroepen zij zich op den tijd, die moet hel- pen. De tijd helpt altijd slechts diegene die werkt. En in Duitschland wordt gewerkt. Alles welbeschouwd zijn al deze vage ver- wachtingen terecht naief. Het Duitsche volk heeft een ontwi'kkeling van vele duizenden jaren achter zich, in deze tijden heeft ons volk de zwaarste slagen van het noodlot doorstaan. Het zal alles doorstaan, wat heden en toe komst het brengen, evenals het het verleden doorstaan heeft. Maar het zal alles nog beter te boven komen, omdat er wel altijd een Duitsch volk geweest is, maar niet altijd de Duitsche een heid van thans. Er heeft ook niet altijd de leiding bestaan, die het Duitsclie volk thans bezit. Ik heb het reeds met vele democrati sche tegenstanders opgenomen. Tot dusver ben ik altijd nog als overwinnaar uit dezen strijd te voorschijn gekomen. Ik geloof, dat ook deze strijd niet onder andere omstandig- heden plaats vindt, d.w.z. dat de sterktever- houding dezelfde is als toen. Ik ben de voor- zienigheid dankbaar, dat, nu deze strijd een- maal niet langer kon uitblijven, hij tijdens mijn leven is uitgebrokeci en op een tijd, waar in ik mij nog flink en sterk voel. En juist thans voel ik mij heel monter. De lente komt, dien wij alien begroeten. De tijd breekt weer aan, waarin men de krachten kan meten. Ik weet, dat ondanks de vreese- lijke hardheid van den strijd op dit oogenblik millioenen Duitsche soldaten net zoo denken als ik. Wij hebben een jaar achter ons van ongelooflijke successen, ook van zware offers niet gezien in het algemeen, maar toch in het afzonderlijk verband. Wij weten echter, dat wij niets cadeau hebben gekregen, doch dat ontelbare Duitsche mannen aan het front met de grootste dapperheid het leven op het spel hebben gezet en nog onverstoorbaar op het spel zetten. De wil van de oude garde. Wat zoovele van onze mannen presteeren, heeft men nog nooit meegemaakt. Nog nooit waren er betere en dapper der soldaten. Wij, oude nationaal-socialisten, zijn bijzonder trotsch op hen, want wij zijn toch niet anders dan een enkele oude frontpartij van den wereldoorlog. Voor deze oude nationaal-socia listen was het een geweldige voldoening thans datgene werkelijkheid te zien worden waarvoor zij toen goed en bloed hebben veil gehad zonder iets te kunnen bereiken. Zij zijn trotsch op hun zoons, op de jonge sol daten van het Derde rijk. Wij staan voor een nieuw gevechtsjaar. Wij weten allemaal dat het groote beslissingen zal brengen en blikken met vast vertrouwen in de toekomst. Wij hebben de hardste school doorloopen, die menschen doorloopen kunnen en weten, dat deze groote offers niet tever- geefs waren, want wij gelooven hier ook aan een rechtvaardigheid. De voorzienigheid heeft ons niet tevergeefs dezen wondenbaren weg laten opgaan. Ik heb op den dag der oprichting van de beweging eens het volgende gezegd: Ons volk heeft wonderbaarlijke overwin- ningen behaald, maar toen is het ondankbaar geworden en heeft zich de straf van de voor zienigheid op den hals gehaald. Wij waren er toen van overtuigd, dat wanneer ons volk weer vlijtig en achtenswaardig wordt, wan neer elke Duitscher voor zijn volk opkomt en niet voor zichzelf alleen, dan zal eens het uur komen, waarop God de Heer onze be- proeving voor geeindigd verklaart en wan neer dan het lot ons nog eens naar het slag veld roept, dan zal zijn zegen berusten bij hen, die den zegen in harden arbeid van tien- tallen jaren verdiend hebben. En dat kan ik thans zeggen, zoo besloot de Fiihrer zijn redevoering, die steeds weer met zeer grooten bijval werd onderbroken: „Wanneer ik naar mrjn tegenstanders kijk in andere landen, dan wordt het mij niet bang te moede bij het afwegen van mijn gevoelens. Wie zijn zij, deze ego'isten? Elk van hen komt slechts op voor de belangen van zijn stand. Achter hen alien staat of wel de Jood of wel de eigen geldzak. Zij zjjn alien niets dan geld- verdieners. Zij leven van de winst van dezen oorlog. Daarop kan geen zegen rusten. Tegen- over deze Keden treed ik op als niets anders dan de strijd voor mijn volk. Voor dit volk kom ik op en ik ben er van overtuigd, dat evenals deze strijd door de voorzienigheid ge- zegend werd, hij ook in de toekomst gezegend zal zijn. 21 jaar geleden kwam ik ook voor mijn volk op als een onbekende en in deze 21 jaar is er een nieuwe wereld ontstaan. De weg van thans naar de toekomst zal gemak- kelijker zijn dan de weg van 24 Februari 1920 tot heden op deze plek. Zoo zie ik met een fanatiek vertrouwen de toekomst tege moet. 'Het geheele volk staat thans aange- tc-eden. Ik weet, dat wanneer het commando: voorwaarts marsch vyeerklinkt, alles optrekt. DE DISTRIBUTEE VAN TEXTIEL PRODUCTEN. De uitgifte van speciale vergunningen voor textielproducten is van 17 Februari tot 17 Maart stopgezet. Naar wij van het rijks- bureau voor de distributie van textielproduc ten vernemen, is deze maatregel getroffen in verband met de drukte die er op het oogen- blik heerscht bij dat bureau met het afhan- j delen van reeds ingediende aanvragen. Wan neer na 17 Maart weer speciale vergunningen worden uitgereikt zal hierbij een andere rege- ling gelden dan tot dusver. Deze regeling zal nog nader bekend gemaakt worden. PRI.ISOFDRMVING IN DEN HAAG. De inspectie voor de prijsbeheersching te 's-Gravenhage heeft in de week van 17 tot en met 22 Februari twintig gevallen van prijsopdrijving tuchtrechtelijk gestraft. De boeten, die in al deze gevallen werden op- gelegd, varieeren tusschen 10 en 4000. Bovendien werden nog bijkomende straffen opgelegd, n.l. tweemaal verbeurdverklaring Door GERARD FALRLIE. Uit het Bngelsch door Jhr. R. H. G. NAHUYS. 21) Vervolg. Bensklaps werd ik ruw aangegrepen en op mijn voeten overeind gezet en in dien tus- schentrjd vernam ik vlak in mijn nabijheid een gekreun. ,,Zij. komt bij," zei een stem die mij vreemd was. Mijn verademing bij het vernemen dat Jean niet dood was, gaat alle beschrijving te boven, maar werd gematigd door de weten- schap dat zij zich evenals ik, volkomen in de macht van den Octopus bevcnd. Toen hoorde ik zijn stem: „Laat haar waar zij is. Zij heeft niets gezien, en zij is nog iang niet volkomen bij haar zinnen. Zoodra zij uit haar bewusteloosheid ontwaakt is, zal zij een hoofdpijn hebben die haar voor eeuwig een les zal zijn." ..Zouden we haar niet af maken? Ze heeft ons in het huis onnoeme'.ijk veti last veroor- zaakt, chef." Ik wankeide op mijn oeenen en zou tegen den grond geslagen zijn als ik niet tegenge- hcuden was. De koelbioedige wijze waarop deze bandiet voorgesteld had het huipelooze meisje te vermoorden, maakte mij misselijk. ,.Neen!" De stem van den Octopus klonk als staal. ,,Als ik raad noodig heb, zal ik er om vragen. Heb je den zak? ,.Ja." Ik werd naar den muur geduwd en ik hoor de iemand de touwladder bestijgen. Daama werd ik van boven achter in den nek gepakt, terwijl de man benedem mijn lichaam omhoog duwde. Ik spartelde hevig tegen, maar die twee kerels waren bovenmensehelijk sterk, want ik werd als een veer opgetild en op den bovenkamt van den muur geworpen. Nu durfde ik geen vin te verroeren, want mijn toestand was hoogst netelig en ik had ieder oogenblik in de gracht kunnen rollen. Toch was ik niet voor het minst bevreesd; feitelijk voelde ik mij voor de eerste maal tamelijk met mijn lot verzoend, nu ik wist dat Jean veilig was. Ik dacht dat men mij. als gevangene zou wegvoeren en het kwam geen oogenblik bij mij op, dat de Octopus zijn dui- velsche bedreiging zou uitvoeren. Bene den mij kon ik de gracht juist even zien. Daar lag een kleine boot, een soort van opvouwbare kano en onmiddellijk was het mij duidelijk waarom de gracht zoo in stilte overgestoken was kunnen worden. In het bootje zat een man. Ik hoorde den tweeden man de ladder tot aan den top van den muur beklimmen. Er werd iets aan den man in het bootje overge- geven en dit werd door dezen aan den boeg neergezet. Vervolgens hoorde ik de stem van den Octopus in mijn ocr fluisteren: ,,Ziezoo, je laatste kans is gekomen. Aan welken kant van den muur wil je naar be- neden geworpen worden?" Ik lachte bij mezelf om deze opsnijderij, want zoo beschouwde ik het. Ik schudde mijn hoofd. Ik voelde terstond dat ik op den muur naar voren geschoven werd. Ik hemieuwde mijn verzet, spande al de kracht van mijn spieren in; een oogenblik sloeg de doodschrik mij om het hart, want eindelijk was de blinddoek -van mijn oogen gegleden en had ik de uitdrukking kunnen zien die zich in die van mijn tegen- stander weerspiegelde. Er kon niet langer eenige twijfel bestaan; hier was hoegenaamd geen sprake van grootspraak. Ik kreeg het voile besef dat ik van aangezicht tot aange- zicht tegenover den dood stond. Zoolang ik leef zal mij dien glimp bijblijven, dien ik van het aangezicht van den Octopus opving. Het was het aangezicht van een jeugdig uitziend man, bij wien een cynisch glmlachje om een eigenaardig hardvochtigen mond speelde. Zijn lippen waren dun, bij het tandvleesch opgetrokken, waardoor zeer regelmatige en zeer witte tanden te voor schijn kwamen, op de wijze als bij een wild dier. Maar het waren zijn oogen die mij boei- den, oogen van een staalgrijze kleur; oogen, voor welke ik mij geneigd voelde terug te deinzen, zod woest en onheilspellend was hun glans. Ik had geen tijd om meCr te zien, want ik werd op den muur verder naar voren geschoven en ik rolde, machteloos en weer- loos, in de gracht. In hetzelfde oogenblik waarin ik met het water in aati raking kwam, meende ik een revolverschot te hooren. De plotselinge kilheid, toen het water zich boven mij sloot, dreef al mijn vrees en mijn schrik op de vluoht. Ik herinner me dat ik mij afvroeg of de verdrinkingsdood werkelijk het meest verkieselijke uiteicide van den mensch zou zijn, zooals de volksmeening zegt. Ik hield mijn adem in zoo lang het mij moge- !lijk was, tot de aderen aan mijn slapen op- zwollen en ik dreigde te bersten. Eensklaps kwam er een einde aan mijn weerstand; ik deed een laatste wanhopige poging, slaagde er niet in mij aan de modder, waarin ik ge- zakt was, te ontworstelen en opende den mond, in hetzelfde oogenblik, geloof ik, waar in ik mijn bezinning verloor. HOGFDSTUK IX. Toen ik mijn bezinning herkreeg, lag ik in een kamer, die ik niet kende. Ik scheen ge- heel in dekens gewikkeld te zijn, en werd mij onmiddellijk bewust van een cnultstaanbare hoofdpijn. Tevens ondervond ik een zeker gevoel van walging, dat mij de oogen weer snel deed sluiten, opdat ik de kamer niet in van goederen, tweemaal sluiting van de be trokken zaak voor den tijd van een maand, terwijl zesmaal werd overgegaan tot open- baarmaking van de tuchtbeschikking. De meeste dezer prijsovertredingen hadden betrekking op het te duur verkoopen van artikelen voor het dagelijksche levensonder- houd. Zoo kunnen onder meer worden genoemd verkoop tegen ongeoorloofde prijzen van brood, koffie. vleesch, handschoenen, schoe- nen, rijwielbanden enz., terwijl niet minder dan vijf veroordeelingen plaats vonden wegens prijsopdrijving van roode kool. EEN 14-JARIGE REDDER BELOOND. In den avond van 25 December 1940 viel een 52-jarige man in het water aan den Zuid- wal te 's-Gravenhage. het rond zou zien draaien. Een enkel oogen blik vroeg ik mij verwonderd af waar ik mij bevinden zou en wat er gebeurd was, maar die poging tot denken kwam mij duur te staan en ik verviel opnieuw in mijn bewuste loosheid, die misschien slaap was. Toen ik na eenigen tijd weer wakker werd, was dat gevoel van bezwijming van mij af- gevallen en mijn hoofdpijn was merkbaar af- genomen. Ik opende de oogen en keek in het rond; ik lag in een vreemde kamer, die ik nog nooit gezien had, in een zeer gemakkelijk bed, en werd bijna gesmoord door de dekens. Ik maakte een beweging om er een paar te verwijderen, want ik was gloeiend heet, maar een kleine hand sloot zich over de mijne en duwde deze zacht, maar vastberaden, weer onder de dekens terug. ..Voel je je beter, beveling?" Ik richtte mij overeind en zag Jean, die glimlachende bij mijn bed stond. Zij zag er zeer bleek, maar volkomen lieftallig uit. Zij droeg nog het avondtoilet waarin ik haar den I vorigen avond gezien had, en toen de gordij- nen neergelaten en het electrisch licht aan- gestoken werd, zag ik dat de dageraad nog iniet aangebroken was. Langzamerhand, als uit een nevel, kwamen de gebeurtenissen van den vorigen avond mij i weer voor den geest. Ik herinnerde mij den muur, de ruimte tusschen muur en huis, en mijn waohten. Ik herinnerde mij mijn onge- kende verbazing, toen de touwladder over dien muur geworpen werd; den schok, toen ik die schaduw bewegen zag en begreep, dat behalve ik, nog een ander langs den muur van het huis voortsloop. Ik herinnerde mij het plotseling zien van Jean om den hoek waarbij haar japon in den maneschijn glin- sterde; mijn angst voor haar; haar verbazing bij het zien van de ladder; haar beweging daarheen, en het te voorschijn komen van haar aanvaller uit de schaduwen. Ik her innerde mij mijn doel zorgvuldig gekozen te hebben, terwijl ik God bad, dat ik het mocht treffen; daarna was alles duisternis. De 14-jarige J. M. Frank, die zich in zijn woning aan den Zuidwal bevond, hoorde om hulp roepen, snelde naar buiten, sprong ge- heel gekleed te water en wist den man zwem- mende naar den kant te brengen, waar bei- den door omstanders op het droge werden getrokken. Het bestuur van het Carnegie Heldenfonds heeft hierin aanleiding gevonden den moedi- gen jongen een zilveren horloge met inscrip- tie en ketting toe te kennen en hem de ge leden schade te vergoeden. HOE HELPT HET ROODE KRUIS? Onder den titel: Hoe helpt het Roode Kruis? heeft het hoofdbestuur van het Neder landsche Roode Kruis een brochure het licht doen zien, waarin men alles kan vinden be- Het volgende oogenblik wat ik mij daarna herinnerde was dat ik uit mijn bezwijming ontwaakte; dat ik gekneveld was, geblind- doekt en een prop in den mond had; mijn doodsangsrt voor de veiligheid van Jean; de oprechte blijdschap waarmee haar gekreun. mij vervuld had, aangezien ik daaruit kon op- maken dat zij niet dood was; dat ik toege- sproken werd door den Octopus en zijn voor- stel en zijn bedreiging, welke laatste ik voor grootspraak gehouden had. Ik herinnerde mij die laatste worsteling, waarbij de blinddoek mij van de oogen gegleden was, en den vluch- tigen blik, dien het mij daardoor vergund werd op den Octopus te werpen. Ik her innerde mij de dreigende koudheid, den wree- den blik van zijn oogen; en dan, het laatst van alles, mijn val, het zich sluiten van het water over mij, de ontstentenis van alle vrees. waarover ik nog verwonderd was, en mijn laatste vruchtelooze poging den adem in te houden. ,,Hoe komt het dat ik niet dood ben vroeg ik. Jean liet een lachje hooren. ,,Jij bent ook een dankbare!" riep zij uit, ,,en nog wel nadat we zoo'n moeite met je gehad hebben! O, liefste, ik ben God dank baar dat je leeft." Als bij, ingeving kuste zij mij en sloeg haar armen rond mgn hals. Ik hield haar een oogenblik omklemd, maar plotseling maakte zij zic'h los. - ,,Ga dadelijk weer liggen!" beval zij, nog steeds glimlachende. Alles is goed, beste jongen; de dokter zegt dat je na een goede nachtrust morgen weer zoo frisch zult zijn als een hoen. Maar' als Vic er niet geweest was, zou je brrr! laat ik er niet aan denken!" Zij dwcrng mij weer te gaan liggen en trok de dekens over mij heen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 5