Ter Neuzensche Courant
Hitler
herdenkt het ontstaan van de partij voor
de oude garde te Miinchen
De man die lachte
Binnenland
Feuilleton
Vrijdag 28 Februari 1941 No. 10.184
TWEEDE BLAD
*-
VAN
L. ANDiBOUW-BOONOM1SGH INSTITUUT
TE s-GBAVENHAGE OPGERICHT.
Het Ned. LandbouwcomitC schrijft:
Dezer dagen is te 's-Gravenhage definitief
opgericht het Landbouw-Economisch Insti-
tuut. Reeds geruimen tijd geleden voelde
men in vele kringen noode bet gemis van een
ceiitraal documentatiebureau waar practisen-
wetenschappelijke mannen voor den boer op
^rond van betrouwbaar materiaal met iciten
en ciifers uitwerken wat juist en onjuist is.
Vooral ten aanzien van de rlchtprijzen der
landibouwproducten moet een bete re fundee-
ring worden gelegd. Niet alleen moet reke-
ning gehouden worden met de productrekos-
ten, doch een redelijke winstmarge moest den
boe'r een aanvaardbaar bestaan verzekeren.
Doch behalve dit zal het Instituut moeten
bevorderen de kennis van bedrijfseconomische
en sociaal-economische verschijnselen en
vraagstukken, welke betrekking hebben op of
van belang zijn voor den Nederlandschen
landibouw. Zij zal dit doel trachten te berei-
ken door het verzamelen, bewerken en publi-
eeeren van statistische en andere gegevens.
EENIGE felJZONDERiHEDEN OVER DE
PERSOONSBEWIJZEN
De Staatscourant van Dinsdagavond bevat
een besChikking van den secretaris-generaal
van het departement van binnenlandsche
zaken, waarin richtlrjnen worden gegeven
voor de uitreiking van de persootisbewijzen,
waarmede 1 Maart een aanvang wordt ge-
Uit deze richtlijnen blijkt duidelijk, dat
voor het gereed maken en het uitreiken der
bewijiZen zeer veel werk zal moeten worden
verricht en het is daarom, dat de uitreikmg
wordt verdeeld over de maanden Maart t/m
September. Elke maand wordt dan een
zevende deel van. de gerechtigden opgeroepen
om het persoonsbewijs in ontvangst te komen
nemen (ongeveer 2/3 deel van de bevolking
komt hiervoor in aanmerking).
Behalve een nauwkeurige invulling van de
gegevens zijn waarborgen noodig om te voor-
komen, dat met de persoonsbewijzen wordt
geknoeid. Daarom is bepaald, dat voor de in
vulling uitsluitend van z.g. documenteninkt
gebruik mag worden gemaakt. Voor het op-
plakken van het legeszegel zijn speciale lijm-
soorten aangewezen en liet onderteekeeien of
waarmerken van het persoonsbewijs door mid-
del van een stempel, cliche of fascimilie is
verboden.
De uitreiking van de persoonsbewijzen zal
op de volgende wijze geschieden.
De op te roepen personen ontvangen een
scbriftelijke uitnoodiging. Met deze uitnoodi-
ging vervoegen zij zich op de voor de uitrei
king aangewezen plaats, waarbij zij twee
foto's moeten overleggen. Deze foto's dienen
in alle opzichten aan de bekende eischen te
voldoen. De achterzijde moet volkomen blank
en gaaf zijn, terwijl het formaat minimaal
3% bij 4,V2 cm moet bedragen. Een van deze
foto's wordt dan gehecht op bladzijde vijf
van het persoonsbewijs; door een uitgestanst
gat is de achterzijde, waarop later een vinger-
afdruk wordt aangebracht, zichtbaar op blad
zijde vier. De andere foto wordt gehecht op
de ingeleverde uitnoodiging (ontvangstbe-
wijs).
Vervolgens wordt de identiteit van den op-
geroepene vsistgesteld, waartoe het identi-
teitsbewijs en indien dit niet de distribu-
tiestamkaart is bovendien deze stamkaart
moet worden overgelegd. De naam van den
opgeroepene is reeds tevoren op het persoons
bewijs ingevuld. Desgewenscht kan echter
onder „aanteekeningen van bevoegd gezag"
melding worden gemaakt van den schuilnaam,
waaronder men als schrijver, tooneelspeler,
kunstenaar of artist bekend staat. Hetzelfde
geldt voor r.k. geestelijken, ordebroeders en
ordezusters, die in deze hoedanigheid een
bijzonderen naam voeren.
Het beroep.
Nadat nationaliteit en burgerlijke staat
zijn vastgesteld, wordt overgegaan tot invul
ling van het beroep, dat nauwkeurig moet
worden omschreven. Een aanduiding als
ambtenaar, winkelier, reiziger is onvoldoende;
de omschrijving moet het karakter van den
uitgeoefenden arbeid geven, dus ambtenaar
gemeentesecretarie, winkelier tabakswaren,
reiziger speelgoederen.
Bij gehuwde vrouwen zonder beroep ge-
schiedt deze aanduiding door het woord .zon
der", bij studeerenden ,,studeerend" wordt
vermeld. Renteniers en gepensionneerden
worden als zoodanig aangeduid; tenzij het
tegendeel blijkt wordt ten aanzien van per
sonen van 65 jaar en ouder „zonder" inge
vuld. Academische titels worden niet ver
meld.
Het is niet geoorloofd een beschermd be
roep op het persoonsbewijs en op de inge
leverde uitnoodiging te vermelden, tenzij ter
inzage is overgelegd het officieele bewijsstuk,
waaruit blijkt, dat de persoon, krachtens aan-
stelling of diploma, afgegeven door een wet-
telijk bevoegde of algemeen erkende instan-
tie, tot de uitoefening van dat beroep in het
bezette Nederlandsche gebied bevoegd is.
Als beschermde beroepen worden beschouwd
elke functie in overheidsdienst, in alle rangen
en onder alle benamingen, advocaat, apothe-
ker, arts, candidaat-notaris, dierenarts, inge-
nieur (bouwk.-, electro-techn.-, scheik.-,
enz.), makelaar, notaris, predikant, priester,
procureur, tandarts, verpleegster, verpleger.
Op de ingeleverde uitnoodiging komen in
het vak, dat bestemd is voor de vermelding
van het beroep, zooals het is aangegeven op
het persoonsbewijs, bovendien een tweetal
vragen voor, welke nauwkeurig beantwoord
moeten worden, te weten;
1. Werkzaam bij
Deze vraag wordt alleen beantwoord ten
aanzien van hen, die in loondienst werkzaam
zijn. Ingevuld worden de naam en het adres
van den werkgever.
Huisarbeiders (z.g. thuiswerkersworden
gerekend onder hen, die in loondienst werk
zaam zijn en moeten dus opgeven bij welken
werkgever zij werkzaam zijn.
Ten aanzien van reizigers, die uitsluitend
tegen genot van provisie werken, wordt even-
eens vermeld bij wie(n) zij in dienstbetrek-
king zijn.
2. Werkloos? Ja of neen?
Ten aanzien van ieder persoon wordt deze
vraag beantwoord door middel van doorhaling
van een der beide woorden ja of neen, dus
ook, indien de voorgaande vraag reeds beant
woord is met de vermelding van een werk
gever.
Het is de bedoeling, dat slechts als werk
loos zullen worden beschouwd personen, die
gewoon zijn in loondienst te werken, die ech
ter op den dag, waarop de vraag beantwoord
wordt, niet tot eenigen werkgever in loon-
dienstverband staan, en zoowel bereid als in
staat zijn werk in loondienst te aanvaarden.
Zij, die wel in loomdienstverband staan, doch
op den dag, waarop de vraag beantwoord
wordt, feitelijk geen arbeid verrichten, b.v.
doordat zij van hun werkgever wachtgeld ont
vangen, worden niet als werkloos beschouwd.
Zij, die afwisselend werken en werkloos
zijn (losse arbeiders), worden als zij op den
dag, waarop de vraag beantwoord wordt,
feitelijk zonder werk zijn, niet als werkloos
aangemerkt. Als werkloos worden ook niet
beschouwd gepensionneerden, personen zon
der beroep, die volstrekt geen werk zoeken of
ontvangers van ongevallen- of invaliditeits-
rente (voorzoover toegekend wegens blijven-
de arbeidsongeschiktheid)
Met betrekking tot de werkloozen is een
vragenlijst samengesteld, welke nauwkeurig
door den betrokkene moet worden ingevuld.
Hiema wordt overgegaan tot de vaststel-
ling van het signalement. Niet vermeld wor
den hierbij lengtemaat, kleur der oogen, vorm
van het gelaat enz., wel bijzondere kenmer-
ken als litteekens, moedervlekken, vermin-
kingen etc.
De vingerafdrukken (die geplaatst worden
op de uitnoodiging, op de achterzijde van de
in het persoonsbewijs gevoegde foto en op
bladzijde drie van dit bewijs in het daarvoor
bestemde vak) zullen worden gemaakt door
speciaal daartoe aangewezen ambtenaren. Zij
worden genomen van den rechterwijsvinger;
ontbreekt deze, van een anderen vinger.
Vtoor de dekking der kosten wordt een leges
geheven van /I of 0,50; voor onvermogen-
den is het persoonsbewijs kosteloos.
Als onvermogend zullen in het algemeen
beschouwd worden personen, aan wie een
vetkaart is uitgereikt. Minvermogend
(d.z. zij, die 0,50 betalen) zijn in het alge
meen degenen, aan wie een boterkaart is uit
gereikt, doch die door overlegging van de
stamkaart van het gezinshoofd kunnen aan-
toonen, dat aan dezen een bijslagkaart
voor textielproducten is verstrekt.
Alle andere personen betalen in den regel
1, doch aan den betrokken ambtenaar wordt
overgelaten, de opgeroepenen in de drie boven-
bedoelde groepen in te deelen.
Tenslotte plaatst de opgeroepene (met
documenteninkt) zijn handteekening in het
persoonsbewijs en op de tot verklaring van
ontvangst gereedgemaakte, ingeleverde, uit
noodiging, waarna hem het persoonsbewijs
wordt overhandigd. Voor vijf jaar is hij dan
klaar; is deze tijd verstreken, dan is een
nieuw persoonsbewijs noodig.
(H. Slot.)
De Fiihrer herinnerde eraan, dat hij van de
wereld niets anders verlangd heeft dan dat zij
Duitschland dezelfde rechten zal geven. Zoo
hebben wij, zoo zeide hij, steeds nieuwe voor-
stellen aan de wereld gedaan. Er zjjn difigen,
die Duitschland hebben moet omdat wij wil-
len leven. Het is onmogelijk, dat een volk,
dat reeds 38 millioen vierkante kilometer be-
zat, van een ander nog eens 2)4 millioen vier
kante kilometer neemt. En het is daarbij on-
verdraaglijk, voortdurend onder voogdij van
deze volken te staan en ons te laten voor-
schrijven welke economische politiek wij moe
ten voeren. Wij voeren de economische poli
tiek, die van nut is voor het Duitsche volk.
Ik meng mij ook niet in de zaken van ande
ren. Wanneer zij op zakken tgoud willen gaan
zitten, laten zij hun gang gaan.
Maar wanneer men zegt: ,,doet u het ook'
dan zal ik mij er voor hoeden om voor de
Duitsche werkkracht dood goud te koopen. Ik
heb de Duitsche arbeidskracht, de producten
van het Duitsche leven op het spel gezet en
het resultaat van onze economische politiek
getuigt voor ons en niet voor de goudstaten.
Zeer zeker hebben wij achter onze economi
sche politiek ook de geordende kracht en de
discipline van de natie geplaatst. De econo
mische strijd heeft opgehouden. Uiteraard
was daartoe een algemeen sociaal fundament
noodig. Men kan thans geen staten meer op-
bouwen op een kapitalistischen grondslag.
Op den duur ontwaken de volken en wanneer
men meent, door den oorlog het ontwaken
der volken te kunnen verhinderen, dan denkt
men verkeerd, want daardoor wordt het ont
waken juist bespoedigd. Deze staten zullen
wegzinken in financieele catastrophen, welke
den grondslag van hun eigen financieele
Ifracht zullen vemietigen. Uit dezen oorlog
zal niet de gouden standaard als overwinnaar
haar intrede doen. En zij zullen onder elkaar
den voor haar noodigen handel drijven. De
volken zullen het in de toekomst van de hand
wijzen om van een bankier voorschriften in
ontvangst te moeten nemen over hun han-
delspolitiek. Zij zullen de handelspolitiek
voeren, die voor hen goed is. En wij kun
nen gerust zeggen: Duitschland is een gewel-
dige economische factor, niet alleen als pro-
ducent maar ook als consument. Wij heb
ben een groot afzetgebied, maar wij zijn ook
de grootste koopers. Wij hebben niets tegen
de andere wereld gehad. Nooit heb ik ver
langd, dat Amerika of Ehgeland of een ander
ons goud zou schenken. Dat hebben wij niet
noodig. Dat mogen zij houden. Maar wij
voeren geen economische politiek volgens de
wenschen van de bankiers te New-York of
London, maar uitsluitend volgens de belan-
gen van het Duitsche volk. En op dit punt
ben ik een fanatiek socialist, die altijd slechts
de gezamenlijke belamgen van zijn volk voor
oogen houd. Ik ben niet de knecht van een
der internationale oankconsortia. Ik ben aan
geen enkele kapitalistische groep iets ver-
plicht. Onze beweging is een Duitsche volks-
beweging. Wij zijn daarom verplicht aan het
Duitsche volk. Zijn belangen geven richting
aan onze economische politiek. Wanneer de
andere wereld zegt; dus dan oorlog, dan kan
ik slechts zeggen: goed, ik wil den oorlog
niet, maar de vroomste kan niet in vrede
leven, wanneer het den boozen buurman niet
bevalt. Ik behoor niet tot degenen, die be-
ginnen te jammeren, wanneer zij zulk een
oorlog zien aankomen. Steeds heb ik nieuwe
voorstellen aan Engeland en Frankrijk ge
daan, maar steeds heeft men die met spot en
hoon van de hand gewezen en erom gelachen.
Toen ik bemerkte, dat de tegenpartij het con
flict wilde, heb ik datgene gedaan wat ik als
nationaal-socialist als oude strijder ook in de
partij steeds deed; terstond heb ik een af-
weeTinstrument gevormd.
Zooals ik vroeger al gezegd heb, moeten
wij sterk genoeg zijn om niet alleen slagen
van de tegenpartij af te weren, maar ook om
deze terstond te vergelden. Zoo heb ik ook
het staatspolitieke instrument van de Duit-
1 sche weermacht gevormd, niet om slagen in
tt
ontvangst te nemen, maar om, wanneer het
niet anders gaat, ook slagen uit te deelen.
Een Amerikaansche generaal heeft nog
slechts enkele dagen geleden voor de com-
missie van onderzoek uit het Congres ver-
klaard, dat Churchill hem in 1936 persoonlijk
verzekerd heeft: Duitschland wordt ons te
machtig, het moet vemietigd worden. Ik zal
alles in het werk stellen om met deze vemie-
tiging te beginnen. Ik heb voor Churchill ge-
waarschuwd, vervolgde de Fiihrer. Zoodra
ik echter merkte, dat in Engeland 'n bepaalde
kliek, aangevuurd door het Jodendom, bewust
en vastberaden tot den oorlog ophitste en
naar den oorlog dreef, heo ik op hetzelfde
oogcnblik van mp kant alle voorbere'.dingen
getroffen om de Duitsche natie te bewape-
nen. Ik heb dat grondig gedaan. Wanneer
thans de anderen zeggen: we doen dit en dat,
dan kan ik slechts zeggen: ik heb het al ge
daan. Zij vertellen mij geen sprookjes, want
ik ben deskundige, en specialist in bewape-
ningsaangelegenheden. Ik weet heel precies
wat men van menschen kan maken en wat
men er niet van kan maken. Ik heb tijdig
het Duitsche volk daarop ingesteld.
Ik kan ook Europa er op instellen en doe
het ook. Ik zie het conflict met kalmte tege-
moet, moge slechts de andere partij het met
dezelfde kalmte tegemoet zien. Ik steun
daarbij op de beste weermacht ter wereld, op
de beste weermacht, die het Duitsche volk
ooit bezeten heeft. Zij is numeriek sterk, wat
de wapens betreft maximaal uitgerust, wat
de leiding betreft, beter dan ooit tevoren. Wij
hebben een corps van jeugdige leiders, dat
thans grootendeels niet alleen zijn waarde in
den oorlog bewezen heeft, doch ook met roem
overdekt is. Een garde uitgelezen mannen
voert de beste soldaten ter wereld aan en
achter deze soldaten en leiders staat het ge-
heele Duitsche volk. Temidden van dit volk
en als zijn kern staat de nationaal-socialis-
tische beweging, die een organisatie is waar-
tegenover men in democratische landen niets
beter kan plaatsen doch die haar evenknie
nog slechts vindt in het fascisme. Volk en
weermacht, partij en staat, zij zijn thans een
ondeelbare eenheid. Geen macht ter wereld
kan deze structuur meer losmaken of uiteen
rijten. Alleen dwazen kunnen zich verbeelden,
dat het jaar 1918 zich kan herhalen. Onze
democratieen koesterden altijd hoop op een
binnenlandsche politieke ontbinding. Daarvan
leefden zrj vroeger en thans weer. Zij zeg
gen: binnen zes weken tijds is er in Duitsch
land revolutie, maar zij weten niet, wie die
revolutie zal maken. De revolutionairen zijn
n.l. bij ons. De andere revolutionairen van het
slag Thomas Mann zijn zoo ver mogelijk weg-
gereisd van hun toekomstig slagveld. Wie
dus de revolutie moet maken, ik weet het
niet. Hoe zjj gemaakt wordt, dat weet ik ook
niet. Slechts 66n ding weet ik, dat er in
Duitschland slechts een paar dwazen kunnen
zijn, die aan revolutie denken. Die zitten ech
ter alien achter slot en grendel. Vervolgens
zeggen de anderende winter zal Duitsch
land op de knieen dwingen. Ach, het Duitsche
volk is tamelijk bestand tegen den winter,
het heeft reeds vele duizenden winters door-
gemaakt. Dan zeggen zij weer: er zal honger
komen. Op dat punt hebben wij voorzorgs-
maatregelen genomen, want wij kennen de
vriendelijke gevoelens van onze tegenstanders
jegens medemenschen. Wij weten, dat de hon
ger daar eerder komt dan bij ons. Vervolgens
beroepen zij zich op den tijd, die moet hel-
pen. De tijd helpt altijd slechts diegene die
werkt. En in Duitschland wordt gewerkt.
Alles welbeschouwd zijn al deze vage ver-
wachtingen terecht naief. Het Duitsche volk
heeft een ontwi'kkeling van vele duizenden
jaren achter zich, in deze tijden heeft ons volk
de zwaarste slagen van het noodlot doorstaan.
Het zal alles doorstaan, wat heden en toe
komst het brengen, evenals het het verleden
doorstaan heeft.
Maar het zal alles nog beter te boven
komen, omdat er wel altijd een Duitsch volk
geweest is, maar niet altijd de Duitsche een
heid van thans. Er heeft ook niet altijd de
leiding bestaan, die het Duitsclie volk thans
bezit. Ik heb het reeds met vele democrati
sche tegenstanders opgenomen. Tot dusver
ben ik altijd nog als overwinnaar uit dezen
strijd te voorschijn gekomen. Ik geloof, dat
ook deze strijd niet onder andere omstandig-
heden plaats vindt, d.w.z. dat de sterktever-
houding dezelfde is als toen. Ik ben de voor-
zienigheid dankbaar, dat, nu deze strijd een-
maal niet langer kon uitblijven, hij tijdens
mijn leven is uitgebrokeci en op een tijd, waar
in ik mij nog flink en sterk voel.
En juist thans voel ik mij heel monter. De
lente komt, dien wij alien begroeten. De tijd
breekt weer aan, waarin men de krachten
kan meten. Ik weet, dat ondanks de vreese-
lijke hardheid van den strijd op dit oogenblik
millioenen Duitsche soldaten net zoo denken
als ik. Wij hebben een jaar achter ons van
ongelooflijke successen, ook van zware offers
niet gezien in het algemeen, maar toch in het
afzonderlijk verband. Wij weten echter, dat
wij niets cadeau hebben gekregen, doch dat
ontelbare Duitsche mannen aan het front met
de grootste dapperheid het leven op het spel
hebben gezet en nog onverstoorbaar op het
spel zetten.
De wil van de oude garde.
Wat zoovele van onze mannen presteeren,
heeft men nog nooit meegemaakt. Nog nooit
waren er betere en dapper der soldaten. Wij,
oude nationaal-socialisten, zijn bijzonder
trotsch op hen, want wij zijn toch niet anders
dan een enkele oude frontpartij van den
wereldoorlog. Voor deze oude nationaal-socia
listen was het een geweldige voldoening
thans datgene werkelijkheid te zien worden
waarvoor zij toen goed en bloed hebben veil
gehad zonder iets te kunnen bereiken. Zij
zijn trotsch op hun zoons, op de jonge sol
daten van het Derde rijk.
Wij staan voor een nieuw gevechtsjaar. Wij
weten allemaal dat het groote beslissingen
zal brengen en blikken met vast vertrouwen
in de toekomst. Wij hebben de hardste school
doorloopen, die menschen doorloopen kunnen
en weten, dat deze groote offers niet tever-
geefs waren, want wij gelooven hier ook aan
een rechtvaardigheid.
De voorzienigheid heeft ons niet tevergeefs
dezen wondenbaren weg laten opgaan. Ik heb
op den dag der oprichting van de beweging
eens het volgende gezegd:
Ons volk heeft wonderbaarlijke overwin-
ningen behaald, maar toen is het ondankbaar
geworden en heeft zich de straf van de voor
zienigheid op den hals gehaald. Wij waren er
toen van overtuigd, dat wanneer ons volk
weer vlijtig en achtenswaardig wordt, wan
neer elke Duitscher voor zijn volk opkomt
en niet voor zichzelf alleen, dan zal eens
het uur komen, waarop God de Heer onze be-
proeving voor geeindigd verklaart en wan
neer dan het lot ons nog eens naar het slag
veld roept, dan zal zijn zegen berusten bij
hen, die den zegen in harden arbeid van tien-
tallen jaren verdiend hebben.
En dat kan ik thans zeggen, zoo besloot
de Fiihrer zijn redevoering, die steeds weer
met zeer grooten bijval werd onderbroken:
„Wanneer ik naar mrjn tegenstanders kijk in
andere landen, dan wordt het mij niet bang
te moede bij het afwegen van mijn gevoelens.
Wie zijn zij, deze ego'isten? Elk van hen komt
slechts op voor de belangen van zijn stand.
Achter hen alien staat of wel de Jood of wel
de eigen geldzak. Zij zjjn alien niets dan geld-
verdieners. Zij leven van de winst van dezen
oorlog. Daarop kan geen zegen rusten. Tegen-
over deze Keden treed ik op als niets anders
dan de strijd voor mijn volk. Voor dit volk
kom ik op en ik ben er van overtuigd, dat
evenals deze strijd door de voorzienigheid ge-
zegend werd, hij ook in de toekomst gezegend
zal zijn. 21 jaar geleden kwam ik ook voor
mijn volk op als een onbekende en in deze 21
jaar is er een nieuwe wereld ontstaan. De
weg van thans naar de toekomst zal gemak-
kelijker zijn dan de weg van 24 Februari
1920 tot heden op deze plek. Zoo zie ik met
een fanatiek vertrouwen de toekomst tege
moet. 'Het geheele volk staat thans aange-
tc-eden. Ik weet, dat wanneer het commando:
voorwaarts marsch vyeerklinkt, alles optrekt.
DE DISTRIBUTEE VAN TEXTIEL
PRODUCTEN.
De uitgifte van speciale vergunningen voor
textielproducten is van 17 Februari tot 17
Maart stopgezet. Naar wij van het rijks-
bureau voor de distributie van textielproduc
ten vernemen, is deze maatregel getroffen in
verband met de drukte die er op het oogen-
blik heerscht bij dat bureau met het afhan- j
delen van reeds ingediende aanvragen. Wan
neer na 17 Maart weer speciale vergunningen
worden uitgereikt zal hierbij een andere rege-
ling gelden dan tot dusver. Deze regeling zal
nog nader bekend gemaakt worden.
PRI.ISOFDRMVING IN DEN HAAG.
De inspectie voor de prijsbeheersching te
's-Gravenhage heeft in de week van 17 tot
en met 22 Februari twintig gevallen van
prijsopdrijving tuchtrechtelijk gestraft.
De boeten, die in al deze gevallen werden op-
gelegd, varieeren tusschen 10 en 4000.
Bovendien werden nog bijkomende straffen
opgelegd, n.l. tweemaal verbeurdverklaring
Door
GERARD FALRLIE.
Uit het Bngelsch door
Jhr. R. H. G. NAHUYS.
21)
Vervolg.
Bensklaps werd ik ruw aangegrepen en op
mijn voeten overeind gezet en in dien tus-
schentrjd vernam ik vlak in mijn nabijheid een
gekreun.
,,Zij. komt bij," zei een stem die mij vreemd
was.
Mijn verademing bij het vernemen dat Jean
niet dood was, gaat alle beschrijving te
boven, maar werd gematigd door de weten-
schap dat zij zich evenals ik, volkomen in de
macht van den Octopus bevcnd.
Toen hoorde ik zijn stem: „Laat haar waar
zij is. Zij heeft niets gezien, en zij is nog iang
niet volkomen bij haar zinnen. Zoodra zij
uit haar bewusteloosheid ontwaakt is, zal zij
een hoofdpijn hebben die haar voor eeuwig
een les zal zijn."
..Zouden we haar niet af maken? Ze heeft
ons in het huis onnoeme'.ijk veti last veroor-
zaakt, chef."
Ik wankeide op mijn oeenen en zou tegen
den grond geslagen zijn als ik niet tegenge-
hcuden was. De koelbioedige wijze waarop
deze bandiet voorgesteld had het huipelooze
meisje te vermoorden, maakte mij misselijk.
,.Neen!" De stem van den Octopus klonk
als staal. ,,Als ik raad noodig heb, zal ik er
om vragen. Heb je den zak?
,.Ja."
Ik werd naar den muur geduwd en ik hoor
de iemand de touwladder bestijgen. Daama
werd ik van boven achter in den nek gepakt,
terwijl de man benedem mijn lichaam omhoog
duwde. Ik spartelde hevig tegen, maar die
twee kerels waren bovenmensehelijk sterk,
want ik werd als een veer opgetild en op den
bovenkamt van den muur geworpen. Nu
durfde ik geen vin te verroeren, want mijn
toestand was hoogst netelig en ik had ieder
oogenblik in de gracht kunnen rollen.
Toch was ik niet voor het minst bevreesd;
feitelijk voelde ik mij voor de eerste maal
tamelijk met mijn lot verzoend, nu ik wist dat
Jean veilig was. Ik dacht dat men mij. als
gevangene zou wegvoeren en het kwam geen
oogenblik bij mij op, dat de Octopus zijn dui-
velsche bedreiging zou uitvoeren.
Bene den mij kon ik de gracht juist even
zien. Daar lag een kleine boot, een soort
van opvouwbare kano en onmiddellijk was
het mij duidelijk waarom de gracht zoo in
stilte overgestoken was kunnen worden. In
het bootje zat een man.
Ik hoorde den tweeden man de ladder tot
aan den top van den muur beklimmen. Er
werd iets aan den man in het bootje overge-
geven en dit werd door dezen aan den boeg
neergezet. Vervolgens hoorde ik de stem van
den Octopus in mijn ocr fluisteren:
,,Ziezoo, je laatste kans is gekomen. Aan
welken kant van den muur wil je naar be-
neden geworpen worden?"
Ik lachte bij mezelf om deze opsnijderij,
want zoo beschouwde ik het. Ik schudde
mijn hoofd.
Ik voelde terstond dat ik op den muur naar
voren geschoven werd. Ik hemieuwde mijn
verzet, spande al de kracht van mijn spieren
in; een oogenblik sloeg de doodschrik mij om
het hart, want eindelijk was de blinddoek -van
mijn oogen gegleden en had ik de uitdrukking
kunnen zien die zich in die van mijn tegen-
stander weerspiegelde. Er kon niet langer
eenige twijfel bestaan; hier was hoegenaamd
geen sprake van grootspraak. Ik kreeg het
voile besef dat ik van aangezicht tot aange-
zicht tegenover den dood stond.
Zoolang ik leef zal mij dien glimp bijblijven,
dien ik van het aangezicht van den Octopus
opving. Het was het aangezicht van een
jeugdig uitziend man, bij wien een cynisch
glmlachje om een eigenaardig hardvochtigen
mond speelde. Zijn lippen waren dun, bij het
tandvleesch opgetrokken, waardoor zeer
regelmatige en zeer witte tanden te voor
schijn kwamen, op de wijze als bij een wild
dier. Maar het waren zijn oogen die mij boei-
den, oogen van een staalgrijze kleur; oogen,
voor welke ik mij geneigd voelde terug te
deinzen, zod woest en onheilspellend was hun
glans. Ik had geen tijd om meCr te zien,
want ik werd op den muur verder naar voren
geschoven en ik rolde, machteloos en weer-
loos, in de gracht.
In hetzelfde oogenblik waarin ik met het
water in aati raking kwam, meende ik een
revolverschot te hooren.
De plotselinge kilheid, toen het water zich
boven mij sloot, dreef al mijn vrees en mijn
schrik op de vluoht. Ik herinner me dat ik
mij afvroeg of de verdrinkingsdood werkelijk
het meest verkieselijke uiteicide van den
mensch zou zijn, zooals de volksmeening zegt.
Ik hield mijn adem in zoo lang het mij moge-
!lijk was, tot de aderen aan mijn slapen op-
zwollen en ik dreigde te bersten. Eensklaps
kwam er een einde aan mijn weerstand; ik
deed een laatste wanhopige poging, slaagde
er niet in mij aan de modder, waarin ik ge-
zakt was, te ontworstelen en opende den
mond, in hetzelfde oogenblik, geloof ik, waar
in ik mijn bezinning verloor.
HOGFDSTUK IX.
Toen ik mijn bezinning herkreeg, lag ik in
een kamer, die ik niet kende. Ik scheen ge-
heel in dekens gewikkeld te zijn, en werd mij
onmiddellijk bewust van een cnultstaanbare
hoofdpijn. Tevens ondervond ik een zeker
gevoel van walging, dat mij de oogen weer
snel deed sluiten, opdat ik de kamer niet in
van goederen, tweemaal sluiting van de be
trokken zaak voor den tijd van een maand,
terwijl zesmaal werd overgegaan tot open-
baarmaking van de tuchtbeschikking.
De meeste dezer prijsovertredingen hadden
betrekking op het te duur verkoopen van
artikelen voor het dagelijksche levensonder-
houd.
Zoo kunnen onder meer worden genoemd
verkoop tegen ongeoorloofde prijzen van
brood, koffie. vleesch, handschoenen, schoe-
nen, rijwielbanden enz., terwijl niet minder
dan vijf veroordeelingen plaats vonden wegens
prijsopdrijving van roode kool.
EEN 14-JARIGE REDDER BELOOND.
In den avond van 25 December 1940 viel
een 52-jarige man in het water aan den Zuid-
wal te 's-Gravenhage.
het rond zou zien draaien. Een enkel oogen
blik vroeg ik mij verwonderd af waar ik mij
bevinden zou en wat er gebeurd was, maar
die poging tot denken kwam mij duur te
staan en ik verviel opnieuw in mijn bewuste
loosheid, die misschien slaap was.
Toen ik na eenigen tijd weer wakker werd,
was dat gevoel van bezwijming van mij af-
gevallen en mijn hoofdpijn was merkbaar af-
genomen. Ik opende de oogen en keek in het
rond; ik lag in een vreemde kamer, die ik
nog nooit gezien had, in een zeer gemakkelijk
bed, en werd bijna gesmoord door de dekens.
Ik maakte een beweging om er een paar te
verwijderen, want ik was gloeiend heet, maar
een kleine hand sloot zich over de mijne en
duwde deze zacht, maar vastberaden, weer
onder de dekens terug.
..Voel je je beter, beveling?"
Ik richtte mij overeind en zag Jean, die
glimlachende bij mijn bed stond. Zij zag er
zeer bleek, maar volkomen lieftallig uit. Zij
droeg nog het avondtoilet waarin ik haar den
I vorigen avond gezien had, en toen de gordij-
nen neergelaten en het electrisch licht aan-
gestoken werd, zag ik dat de dageraad nog
iniet aangebroken was.
Langzamerhand, als uit een nevel, kwamen
de gebeurtenissen van den vorigen avond mij
i weer voor den geest. Ik herinnerde mij den
muur, de ruimte tusschen muur en huis, en
mijn waohten. Ik herinnerde mij mijn onge-
kende verbazing, toen de touwladder over
dien muur geworpen werd; den schok, toen
ik die schaduw bewegen zag en begreep, dat
behalve ik, nog een ander langs den muur
van het huis voortsloop. Ik herinnerde mij
het plotseling zien van Jean om den hoek
waarbij haar japon in den maneschijn glin-
sterde; mijn angst voor haar; haar verbazing
bij het zien van de ladder; haar beweging
daarheen, en het te voorschijn komen van
haar aanvaller uit de schaduwen. Ik her
innerde mij mijn doel zorgvuldig gekozen te
hebben, terwijl ik God bad, dat ik het mocht
treffen; daarna was alles duisternis.
De 14-jarige J. M. Frank, die zich in zijn
woning aan den Zuidwal bevond, hoorde om
hulp roepen, snelde naar buiten, sprong ge-
heel gekleed te water en wist den man zwem-
mende naar den kant te brengen, waar bei-
den door omstanders op het droge werden
getrokken.
Het bestuur van het Carnegie Heldenfonds
heeft hierin aanleiding gevonden den moedi-
gen jongen een zilveren horloge met inscrip-
tie en ketting toe te kennen en hem de ge
leden schade te vergoeden.
HOE HELPT HET ROODE KRUIS?
Onder den titel: Hoe helpt het Roode
Kruis? heeft het hoofdbestuur van het Neder
landsche Roode Kruis een brochure het licht
doen zien, waarin men alles kan vinden be-
Het volgende oogenblik wat ik mij daarna
herinnerde was dat ik uit mijn bezwijming
ontwaakte; dat ik gekneveld was, geblind-
doekt en een prop in den mond had; mijn
doodsangsrt voor de veiligheid van Jean; de
oprechte blijdschap waarmee haar gekreun.
mij vervuld had, aangezien ik daaruit kon op-
maken dat zij niet dood was; dat ik toege-
sproken werd door den Octopus en zijn voor-
stel en zijn bedreiging, welke laatste ik voor
grootspraak gehouden had. Ik herinnerde mij
die laatste worsteling, waarbij de blinddoek
mij van de oogen gegleden was, en den vluch-
tigen blik, dien het mij daardoor vergund
werd op den Octopus te werpen. Ik her
innerde mij de dreigende koudheid, den wree-
den blik van zijn oogen; en dan, het laatst
van alles, mijn val, het zich sluiten van het
water over mij, de ontstentenis van alle vrees.
waarover ik nog verwonderd was, en mijn
laatste vruchtelooze poging den adem in te
houden.
,,Hoe komt het dat ik niet dood ben
vroeg ik.
Jean liet een lachje hooren.
,,Jij bent ook een dankbare!" riep zij uit,
,,en nog wel nadat we zoo'n moeite met je
gehad hebben! O, liefste, ik ben God dank
baar dat je leeft."
Als bij, ingeving kuste zij mij en sloeg haar
armen rond mgn hals. Ik hield haar een
oogenblik omklemd, maar plotseling maakte
zij zic'h los. -
,,Ga dadelijk weer liggen!" beval zij, nog
steeds glimlachende. Alles is goed, beste
jongen; de dokter zegt dat je na een goede
nachtrust morgen weer zoo frisch zult zijn
als een hoen. Maar' als Vic er niet geweest
was, zou je brrr! laat ik er niet aan
denken!"
Zij dwcrng mij weer te gaan liggen en trok
de dekens over mij heen.
(Wordt vervolgd.)