ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN MKERTM De man die lachte No. 10.179 MAANDAG 17 FEBRUARI 1941 81® Jaargang Binnenland Feuilleton R ADIOTO BS FRA VK VAN MR. LINTHORST HOMAN VOOR DE WINTERHULP. a. m tta f n 89U Vnor elkp.n res'el ABQNNHMENTSPRIJSBinnen Temeuzen 1,42 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr per poet 173 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika /2,20, overige landen 2,65 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor bet buitenland alleen b(j vooruitbetaling. Uitgeefi N.V. Finna P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels 0,82% Voor elken regel meer 0,20%. KLELNE ADVERTENTIEN: per 5 regels 52 cent brj vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de m ga DIT BLAD VERSOHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. Naar nationale binding in het. Hookale leveai. Vrijdagavoitfd heeft Mr. Liinthorst Homan een radiorede gebouden, waaraan bet volgen- de wordt ontleend: Dat er zeer veel voor ons volk gedaan moet worden, weten wij allien. Dat ieder volk ook wij, dit bet liefste zelf doen, weten wjj alien evemzeer. Maar helaas weten wij alien ook wel, dat bet moeilijk is, gezamenlijk den weg te vinden, waarlangs wij zullen gaan. Ik zou eraan willen toevoegen, dat wij in ieder geval moeten bedenken, dat wij den weg niet zullen vinden door te blijven staan. Want bet gaat in de gescbiedenis der volke- ren niet om het inslaan van gebaande paden, doch om het zelf uitzetten en zelf bouwen van den toekomstweg in het moeilijke terrein der omstandigheden. Onjuist is dan ook de houding van hen, die *u niets nieuws willen. Ieder leven, zoo- wel in de natuur als ook in bet bestaan der volkeren, is groei, is ontwikkeling, ook in de moeilijkste uren. Ook in een storm groeit bet natuurlijke leven, ook in tijden van oorlog en bezetting onwikkelt zich een volk. Ja, de ontwikkeling in een volk is dikwijls in tijden van oorlog en van moeilijkheden nog meer beslissend dan in tijden van geleidelijkheid. In bet sociale leven in Nederland is dik- w$te prachtig werk verricbt. In alle deelen des lands, in alle volksgroepen, beeft men zich op dit terrein krachtig ingespannen. Veel is voor den naaste gedaan en menig werk zal lang blijven getuigen van goeden broederzin. Maar ook bierin stond de tijd niet stil. Ook hierin openbaarde zicb in Nederland reeds duidelijk de behoefte aan meer nationale samenwerking en aan meer aaneeirvoeging van bet zoo verscbeiden beeld. Zou de oorlog niet zijn gekomen, dan zou stellig ook op dit sociale gebied de nationale saamhoorigheid zicb steeds krachtiger hebben doen gelden en dan zou ook hier de aaneen- voeging zijn tot stand gebracbt, waamaar op ieder- terrein ontelbaar velen alom reeds streefden. Spreker wees erop, dat wij bij een derge- lijk streven gewoonljjk groot entbousiasme en eerlijk idealisme bij velen, doch even groot wantrouwen en even groote afzijdigheid bij vele anderen, zien. Dit is geen toeval, want dat beeld vertoonde door de eeuwen heen de geschiedenis van ieder volk, en het zal door de eeuwen heen steeds hetzelfde blijven; iedere meer of minder ingrijpende verande- ring zal steeds hare voorvechters en bare bestrijders en vele afzijdigen hebben. Maar wij zien tegelijkertijd, dat men kort na de felste schermutselingen, ook op bet sociale gebied, de veranderingen aanvaardt en zelfs binnen vrij korten tijd daama deze veranderingen bescbouwt en behandelt, alsof zij de gewoonste zaak van de wereld zijn. Ik heb in de laatste maanden honderden, misschien- duizenden, brieven gelezen en be- bandeld over de Winterhulp. Bijna alle spra- ken Vein bezorgdheid om het eigen volk, ver- langen naar eigen werk voor ons volk, be hoefte aan arbeid voor ons volk. Ik beb in verschillende functies ontelbare besprekingen en gesprekken gevoerd en meegemaakt over de Winterhulp, waarbij ieder repte van zijn verlangen, veel voor de naaste te kunnen doen. Is onze bezorgdheid, onze bekommer- nis om het volk zoo groot, dan kunnen en dan moeten wij offers brengen. Een offer is ook dikwijls een offer van eigen plannen, eigen initiatief, eigen voornemens. Invoegen van eigen werk in dat van anderen is wel- licht bet grootSte offer, dat wij, als werkers, kunnen brengen. Wij moeten dat doen, wan- neer wij de eigen idealen daardoor niet scba- den. Ik aarzel niet te verklaren, dat ik de overtuiging beb, dat wij door invoeging van ons aller werk in een nationaal Winter hulp gebeel, ten behoeve van goede hulp aan de maatschappelijk minder gelukkigen, een groote vermeerdering van gezamenlijk resultaat zal zijn te bereiken. Neen, zoo zeggen dan sommigen, want de Winterhulp beboort aan deze of gene groep. Neen, zoo zeggen weer anderen, want de Winterhulp geeft niet genoeg. Neen, zoo zeggen derden, de Winterhulp zal toch niet slagen. Deze menscben doen mij denken aan een fietser, die woedend is op zijn fiets omdat het ding zonder trappen niet rijden wil, of aan den toescbouwer, die boos is dat de brandweer den brand niet beter bluscbt, ter- wijl bij zelf den watertoevoer dichtdrukt. En het ergste is dan nog, dat de fietser juist moet rijden voor hulp aan gezinnen, waar men hem met smarte wacht, en dat de brand weer een huis moet blusschen, waar kinderen zijn. Nooit is een nieuw werk ineens volmaakt. Alle instellingen, die wij kenn-en, hebben een tijd van kinderziekten gebad. Bij de Winter hulp, welke zich hier moet vormen en aan- passen, is dit ook het geval. Er zijn bezwa- ren, er zijn fouten gemaakt, maar de leiding waarborgt ons, dat het in orde zal komen. Wij mogen niet overdrijven. Wij mogen niet zooals mij dezer dagen iemand schreef, „leven op geruchten". Wie leeft op geruchten mftakt voor zijn omgeving het leven ondra- gelijk. Er is heusch wel zooveel concreet werk in ons volk te doen, dat wij aan de geruchten niet behoeven- toe te komen, laat staan „erop te leven." Vergeet odk niet, dat een werk als dit juist in tijden als deze zoo veel geruchten aantrekt, dat normaal verder werken uiterst moeilijk zou kunnen zijn, ter- wijl toch voorbgewerkt moet worden. Leest eens in oude boeken en oude stukken van al hetgeen destjjds rond vemieuwingen te doen is geweest, zelfs buiten oorlogs- en bezet- tingstijd. En wat bleef van die geruchten over? Hoe wanhopig is bijvoorbeeld niet op het verkeersgebied de achterdocht en de strrjd geweest bij iedere modemiseering Is de spoorweg niet door hoogstaande doktoren als levensgevaarlijk voor de zenuwen afge- wezen? Zijn de grootste plannen op water- staatsgebied, juist in ons waterstaatsland, niet het eerst met smaad begroet? Is niet de ontwikkeling van het wegverkeer een tijd- lang stelselmatig tegengegaan? Zeker, ik weet het, dit alles ligt op het sociale gebied dieper, veel dieper dan op technisch of econo- misch terrein, hier komen overwegingen van geestelijken en godsdienstigen aard het vraag- stuk veel moeiiijker maken, doch ook dat kwam in ons verleden bij menig vraagstuk voor, waar nu nauwelijks iemand meer een vraagstuk ziet. leders inzet is noodig. Het is van het grootste belang, dat wij alien, zonder een uitzondering, de Winterhulp als onze eigen Winterhulp zien en behande- len, opdat alles gezamenlijk hier versterking en verbetering kan zijn van het vele goede, dat hier is. Dat zal voor velen medebrengen het terugtreden naar een teruggelegen rij, maar het resultaat van het werk, innerlijk en praktisch, voor medewerker en voor ge- holpene, kan bij ieders inzet stijgen. Er zijn reeds plaatsen, waar bestaand werk, prach tig geconcentreerd, zich als geheel in het Winterhulpwerk heeft ingeschakeld. Die voorbeelden toonen en de bedoelingen van de Winterhulpleiding en praktische mogelijkheid aan. Hopenlijk zal dit voorbeeld hier en daar provinciaal, misschien ook nationaal gevolgd worden. Dan groeit een steeds sterker geheel voor geheel het volk. O, het zit nog zoo vast in ons volk, dat wij vooral in eigen kring, maar ook vooral niet te ver buiten eigen gemeente of provin- cie, anderen behulpzaam zijn. Wel is bij groote rampen steeds goed geholpen, doch ook dan veelal had betere en krachtiger samenbundeling nog hddl wat meer kunnen doen. Wjj hebben zoo menigmaal, ook nog in dezen oorlogstijd, het bezwaaar ondervon- den, dat al dat gescheiden werk, hoe goed ook voor de eigen groepen, zeer velen tekort deed komen en zeer v. el dubbel werk mee- bracht. Ook voor de medewerkers en de gevers kan een grootsche actie beter over- zichtelijk en meer welkom worden dan het vele kleinere. Laat ons dankbaar zijn voor wat men in ons land aan orgamsatie en ini tiatief reeds volbracht, doch laa; ens voor oogen houden, dat deze tijden om nationale en om praktische redenm lamenbinding van ons vragen. Kortom, laat iedere organisatie eens ernstig overwegen, wat haar stap in dezen nu moet zijn. Dan kan er zeer veel goeds gaan komen. Niet ten bate van de Winter hulp zelf, doch door de Winterhulp ten bate van ons volk. Wij weten alien wel, dat de inspanning voor eigen omgeving bij waarlijk geheel zich gevende menschen reeds groote offers vraagt. Toch moeten ook zij Zich bewust zijn, dat het volk als volk zich zijn innigen samen- hang dagelijks bewust moet zijn, wil het niet in de stroomingen der tijden uiteenslaan. Vroeger bouwde iangs onze kusten en stroomen ieder zijn eigen dijk, maar reeds spoedig kwam het inzicbt, dat juist de ver- binding van dat alles voor alien beslissend was. Of, om een ander beeld te gebruiken, ook vroeger bloeide het prachtig in Neer- lands tuin, maar er waren veel vergeten hoekjes. Velen hebben in eenzaamheid ge- leden. En de oorlog deed in menigen anderen hoek nieuwe moeilijkheden ontstaan. Laat ons nu gezamenlijk met Gods hulp weer wer ken voor nieuwen bloei en laat ons elkaar dan beloven, dat geheel de tuin zal worden verzorgd en dat er geen vergeten hoekjes meer zullen zijn. Wij zullen ervaren, hoezeer dat ons zal binden in een nieuw plichtsbesef en in gezamenlijke arbeidsvreugde. Er zijn in ons land ruim duizend gemeen- ten. In die gemeenten wacht overal een zeer groot aantal gezinnen nu op onze daden. Ik weet het uit vroegere ervaring en ook uit berichten van dezen tijd. Laat ons, als Neder- landsch volk, het aan onze duizend burge- meesters mogelijk maken, onopvallend veel goed werk te doen. Er liggen vele, zeer vele aanvragen. Dat mogen wij niet vergeten. En daarom offeren wij. DNTHEFFING INKOMSTENBELASTING. In verband met de loonbelasting. De Staatscourant van Vrij dag bevat het reeds aangekondigde besluit van den Secre- taris-Generaal van finanCien tot uitvoering van het besluit op de loonbelasting. De eerste drie artikelen van dit besluit luiden als volgt: Artikel 1. Aan dengene, die in de belas- tingen naar het inkomen over het belasting- jaar 1940/41 is aangeslagen uitsluitend ter zake van opbrengst van in dienstbetrekking verrichten arbeid en v66r 1 Mei 1941 inkom- sten geniet welke aan de loonbelasting zijn onderworpen, wordt op zijn verzoek een ont- heffing verleend over vier maanden. Artikel 2. Aan dengene, die in de belas- tingen naar het inkomen over het belasting- jaar 1940/41 is aangeslagen mede ter zake van opbrengst van in dienstbetrekking ver richten arbeid en v66r 1 Mei 1941 inkomsten geniet, welke aan de loonbelasting zijn onderworpen, wordt op zijn verzoek een ontheffing op zijn aanslag verleend ten be- drage van de belasting aver vier maanden, welke verschuldigd zou zijn geweest, indien hij uitsluitend opbrengst van in dienstbetrek king verrichten arbeid had genoten. De aldus berekende ontheffing mag echter niet het bedrag van een ontheffing van zijn aanslag over vier maanden overtreffen. Artikel 3. Indien wegens een feit, dat zich v66r 1 Januari 1941 heeft voorgedaan, inge- volge artikel 95 der wet op de inkomsten- belasting 1914 ontheffing wordt verleend, wordt de ontheffing ingevolge de vorige artikelen berekend over de opbrengst van in dienstbetrekking verrichten arbeid, welke in het overgebleven belastbaar inkomen, be- doeld in het tweede lid van het ;enoemde artikel, is begrepen. In afwachting van de totstandkoming van de in artikel 1 van het besluit op de loon belasting 1940 bedoelde enkele inkomsten- belasting, wordt terzake van feiten, welke zich na 31 December 1940 voordoen, geen ontheffing ingevolge hoofdstuk 13 der wet op de inkomstenbelasting 1914 verleend. EEN DAG S. S. MAN. Op bezoek bij de Standarte Westland in Miinehen. In een tempo, dat den modemen verslag- gever past, hebben wij dezer dagen een be- zoek gebracht aan de S. S. kazerne in Miin ehen waar Nederlandsche en Vlaamsche jon- gens in het corps van de Duitsche, politieke soldaten worden opgeleid. In vjjf dagen waren wij uit en thuis, maar in die vijf dagen hebben wij ongetwijfeld een idee gekregen van al datgene wat zich in een kazerne afspeelt, een indruk ook van de wijze, waarop deze jongelui, stoer van lijf en leden, worden op geleid tot eerste klas soldaten, strijder voor een nieuw Europa naar geest en lichaam. Ergens in de omgeving van de schoone Beiersche stad staat de geweldige modeme kazerne, waar wij Vrijdagmiddag den schild- wacht passeerden. Eerlijk gezegd: het was ons, als burger, vreemd te moede te midden van de grauwe Duitsche uniformen, in een wereld, waarin het snerpen van een fluitje van alles kan beteekenen, waar een zacht woord een streng bevel en een hard woord een vriendelrjke vermaning kan zijn. Wij hadden niet zoo heel veel over hen gehoord. Wij wisten, dat een aantal naar Miinehen was vertrokken, maar eigenlijk hield daarmee onze kennis over den toestand van de Nederlansche S. S.-mannen op. Wat wij evenwel in den korten tijd van ons verblijf in Miinehen hebben gezien en beleefd, Door GERARD FAIRLIE. Uit het Engelsoh door Jhr. R. H. G. NAHUYS. 16) Vervoig. „Vic" zei ik. „Was dit... een true?" „Ik weet het niet", antwoordde hij lang- zaam, „maar het riekt naar den Octopus, vind je ook niet Zie je, als we gedood wa ren, zooals stellig had moeten gebeuren als er bij zulk een vaart als wij hadden een wiel van den wagen loopt, zou het volkomen gesche- nen hebben, alsof wij door een ongeluk het leven verloren hadden. k begin te denken, ouwe jongen, dat ons spelletje golf, hoewel zeer pleizierig, wat de rest betreft, niet aan het doel beantwoord heeft. Het zou zoo ge- makkeljjk geweest zijn..." Hij zweeg plotseling en keek in het rond. Het gezoem van een auto die ons met groote snelheid naderde, had zijn aandacht getrok- ken en zijn volgende woorden, met zachte stem gesproken, hielden een bevel in. ,Ga liggen alsof je dood was!" zei hij. „Neem een onnatuurlijke houding aan en bljjf onbeweeegtjfk liggen tot ik je waarschuw." Zelf stak hij zijn hoofd door de verbrjjzelde voorrudt, en bleef roerloos zitten. Ik hoorde den auto naderbij komen, vaart minderen en vervolgens, tot mjjn groote verbazing, weet* vaart nemen en wegrijden. Maar mjjn verbazing nam af, toen de wagen weer op weg was, want ik hoorde duidelijk de klanken van dien afschuweljjken triomfanteldjken lach, die mjj het laatst in mjjn eigen huis op St. James' Place in de ooren gedrongen was. ,,De Octopus!" riep ik ontsteld. „Houd je stil!" Vic sprak gebiedend en ik overmeesterde mjjn verbazing en hood weerstand aan den aandrang om op te zien. Na langen tijd, al- thans zoo scheen het mjj, want Vic wachtte een paat* seconden en nadat het gezoem van den auto niet meer door ons gehoord werd, hoorde ik 'hem zeggen: „Richt je maar weer op." Ik verloste mjj uit de lastige houding die ik aangenomen had en zag hoe Vic zijn hoofd voorzichtig uit de gebroken ruit loswerkte. Na deze vrjj moeiljjke bewerking verricht te hebben, keerde hij zioh met een stralend ge- zicht tot mjj. ,/Komt dat niet prachtig uit!" riep hjj. ,,Nu is de beurt om te lachen aan ons. De Octopus denkt dat wij onschadelijk gemaakt zijn, waarschijnlijk dood. Maar we zijn spring- levend en in staat nader van ons te laten hooren." Ik gl'imlachte. ,,Mjaar Vic", zei ik, ,Jiet mag waarlijk een geluk heeten, dat dit ons niet overkwam, toen wij die vaart hadden. Als het bijvoor beeld eens gebeurd was in het oogenblik..." „Ja", antwoordde Vic, „maar zij waren ver- plicht dat kleine risico op zioh te nemen. Zij dachten dat het wiel het nog een weinig lan- ger zou uithouden en liefst zonder ons te waarschuwen. Bij Jupiter, ik speelde in hun kaart. bij die zoogenaamde autoval." Hoe zoo?" ,,W©1, door mij zoo lang van den domme te houden. Het gaf den aoderen schavuit ruim- schoots den tjjd het wiel Jos te schroeven." ,,Ik moet zeggen, dat het prachtig gedaan werd", lachte ik. „Ik heb niets van den man gezien." ,,Dat is het ergste van die breede spatbor- den", zei hij. ..Bvenwel, eind goed, al goed. Ga maar weer mee. ouwe jongen. We moe ten zoo spoedig mogeljjk naar Wheen zien te komen, maar de vraag is hoe, nu de auto onbruikbaar geworden is." Maar, zooals het uitkwam, was het bijna zes uur eer we ons in „De Blauwe Beer" bij Williams konden voegea... We hadden een uur noodig om aan een dorp te komen en toen we daar aankwamen, was er voor geld noch goede woorden een auto verkrijgbaar, zoodat we genoodzaakt waren naar ,,De Blauwe Beer" te telefoneeren, dat er een auto gezonden moest worden om ons af te halen. Williams kwam ons op den drempel tege- moet. ,,'En?" zei hjj. ,,Wiat is er gebeurd?" ,,iAUes op zjjn tijd en op zjjn plaats", ant woordde Vic, „en dit ljjkt mjj de juiste tijd voor een dronk. Bovendien. oude rot, we heb ben er bitter behoefte aan!" HOOFDSTUK VII. Vic zei niets dan de waarheid en de onge- duldige Williams was verplioht te wachten tot Vic en ik onzen dorst gelescht hadden, alvorens we hem het verloop van ons avon- tuur vertelden. Vic gaf een aan de waarheid getrouw ver- slag en toen hjj gereed was, wanschte Wil liams, die met een ernstig gezicht geluisterd had, ons in korte bewoordingen geluk, dat wjj er zoo goed afgekomen waren. Vervolgens telefoneerde hjj de politie en deelde haar de plek mee, waar de achtergelaten auto was, met verzoek dezen te laten verwijderen. ,,Ik geloof niet. dat er reden bestaat om onzen dood tengevolge van een auto-ongeval in de dagbladen bekend te maken", zei Vic, toen Williams brj ons teruggekeerd was. „Neen", zei Williams, ,,ik ook niet. De Oc topus zal het gauw genoeg weten, vermoede- ljjk vanavond reeds, dat zijn toeleg mislukt is. Voor het oogenblik verkeeren wij in een sterke positie, want hij zal gelooven, wat hij Neem direct 'n "AKKERTJE", want "AKKERTJES" ziin dan van groote waarde. Ze be- strijden koorts en infectie. "AKKERTJES" verdrijven de ziektekiemen, door hun af- leidende working. Bovendien bevorderen "AKKERTJES" het transpireeren, onmisbaar bij het doeltreffend bestrijden van kou, koorts en griep. '"AKKERTJES" stillen direct alle pijnen en maken dat U zich prettig gaat gevoelen. tegen hoofdpijn, pijnen, "nare dagen" Doos: 13 stuks - 12 stuivers; 2 stuks - 2stuivers. met eigen oogen gezien heeft en hij zal zich verbeelden, dat ge beiden onschadelijk ge maakt zijt." ,,Jawel", viel ik in, ,,maar die schurk is een vernuftige duivel. Ails wij gedood waren, zou bet bij niemand opkomen, dat er kwade op- zet in het spel geweest is." ,,Die opmerking is maar al te waar, beste kerel", merkte Vic lachen de tot mij op. „Even- wel; we zijn springlevend, zoodat het er niet veel toe afdoet." Hij richtte zich tot Williams. ,,En wat om- trent vanavond?" „Ik ben den bertog een bezoek wezen bren gen", antwoordde de laatste, „en in het kort zijn dit de door ons gemaakte schikkingen. Is de liggimg van Wheen's Ditch je bekend?" „Neen". „Welnu, de Octopus zal ondervinden dat het gemakkelijik genoeg is er binnen te komen, daar ik hem daarin geenszins zal ver- hinderen, maar dat het drommels lastig is er weer uit te komen! De oude hertog is het hoofd van een zeer oud geslacht zooals je weet; Wlheen's Ditch is eeuwen achtereen in het bezit van zijn voorvaderen geweest en able latere hertogen hebben het kasteel in den ouden toestand gelaten, behalve, natuur- •lij'k, de modeme verbeteringen binnen het kasteel zelf. Daarmee wil ik zeggen, dat de slotgracht inderdaad een slotgracht is vol onheilspellend zwart water en in precies demzelfden staat verkeert als tijdens de Mid- deleeuwen. Deze gracht omringt bet buis overal en moet overgestoken worden om op het slotplein te komen. Zij kan natuurlijk overgezwommen worden. maar dat zou ge- raas maken en ik ben voornemens op ver- scheidene punten mannen op te steilen, die niets anders te doen zullen hebben dan scherp te luisteren of zij in het water geplas hoo ren. De eenige andere weg om binnen het kasteel te komen, voert over de ophaalbrug. „Dus heb ik het zoo geschikt, dat de op haalbrug omhoog gebracht zal worden, zoo- stem t in alle opzichten tot tevredenheid, is zelfs boven alle lof verheven. Om dan te beginnen: de Hollanders zijn er en voelen zich volkomen op hun gemak onder een regiem, dat vrij wel totaal afwijkt van de paedagogische methoden, welke zij in hun jeugd in eigen land hebben meegemaakt. Wij zeiden al, dat het leven in deze kazerne aan zeer strenge bepalingen is onderworpen. .Het regiem is uitermate streng, maar.de Nederlanders hebben zich voortreffelijk aan- gepast, zij zien er uit of zij iederen dag slecbts melk en honing verorberen en hun houding Ja, die houding valt inderdaad het eerst op. Wij hoeven ons werkelijk niet wijs te maken. dat de Hollandsche jongen van dezen tijd uitmunt door „houding". Wij zouden over de oorzaken hiervan kunnen twisten, zeker is, dat op alle lessen van lichamelijke opvoeding in ons land de „briefjes" van dok toren, liefhebbende moeders en bezorgde vaders grooten invloed bebben. Wij schrijven evenwel niet over de Nederlandsche jeugd in het algemeen, maar over de groep Nederlan ders, die zich, deels uit idieele overwegingen, deels ook uit materialistische, aansloot bij de Duitsche S£.-Standarte Westland. Men kan natuurlijk beweren, dat die fiere, die trotsche houding verkregen wordt door den langen, harden dagelijkschen dienst in de kazerne, maar wjj meenen te mogen zeggen, dat het hier de houding is van jongemannen. die het hoofd hoog dragen, omdat zij in de zekerheid leven, iets te geven voor hun schoonste ideaal. Onder leiding van een S. S.-Hauptsturm- fiihrer bezichtigden wij eerst een deel van bet ontzaglijke complex, dat deze kazerne beslaat Wij zagen de beldere cantine, vroo- lijk en eenvoudig, de eetzaal, waar de voor- mannen van het Duitsche Rijk soma temid- den van hun soldaten aan tafel zitten, de hyperhygienische wascbgelegenheden, de exercitiebal, en tenslotte de slaapkamers waar de troep van een welverdiende rust van 's avonds tien uur tot 's morgens zes uur pleegt te genieten. Het was onze bedoeling een nacbt temid- den van deze S. S.-mannen door te brengen. met hen te eten, op hun slaapzaal, tevens zitkamer, poetskamer, garderobe en kleed- kamer te slapen en tenslotte een middag- dienst en een ochtenddienst mee te maken. Wij zeiden zoo even, dat ons de houding van de Nederlanders het meest is bijgeble- ven. Uit deze houding vallen verder alle goede hoedanigheden af te leiden. De compagnies-commandant deelde ons op een kamer in en toen deden we alsof we een dag soldaat waren. We kunnen uiteraard slechts een indruk geven van alles wat wij te zien kregen, maar deze indruk is dan ook voortreffelijk geweest. De commandant had ons tevoren meegedeeld, dat er in den be- ginne nogal wat strubbelingen tusscben de onderscheiden groepen waren geweest. De Nederlanders drukten zich niet gemakkelijk in de Duitsche taal uit en wonden zich over sommige kleinigheden nogal op. Daar kwam nog bij, dat zij onder elkaar niet steeds even kameraadschappelijk waren. Wat toch was bet geval? Er kwamen naar Miinehen jonge lui, die in bun korte leven al politiek hadden bedreven, er kwamen ook niet-politieke gees- ten en al spoedig waren de debatten leven- dig, soms te levendig. De commandant had de moeilijke taak deze vogels van verschillen de pluimage tot een hechte groep te vormen. Hiervoor is veel geduld noodig geweest, veel tact, vriendelijke en harde woorden. Wij kregen bij ons bezoek aan Miinehen alleen maar de resultaten van deze maanden- lange opleiding te zien. Op de houding viel niets aan te merken, evenmin op den kame- raadschappelijken geest. Die geest is in de troep van onnoemeiijke waarde. Hoewel de individueele opleiding op allerlei gebied van het militaire handwerk een zeer boog peil heeft bereikt, wordt den ipannen toch inge- dra de laatste gast binnen is. Van dat oogen blik af dus. kan het kasteel alleen bereikt worden door de gracht over te zwemmen en gebeurt dat, dan moet een van de ludsteraars het hooren en zal hij het alarmsein geven. Uit den aard der zaak evenwel, vermoed ik, dat de Octopus, of de man wien hij den dief- stal opgedragen heeft, zich reeds in het kas teel bevindt, waarschijnlijik onder de gehuurde kellners. ,,Gnmiddellijk nadat de ophaalbrug na de laatste gast opgetrokken is, denk ik mij zelf met de zorg daarvoor te belasten. Door een sterke politiemacht bijgestaan, zal ik haar neerlaten bij het vertrek van iederen gast en daar een ieder verzocht zal worden de kost- baarheden die hij of zij bij zicb draagt, te vertoonen, zullen we er spoedig genoeg meer van weten. Wat meer zegt, dat zal de eerste maal zijn waarop wij van onze aanwezigheid laten blijken, dus zal de feestvreugde niet verstoord worden als er niets voorvalt, daar de gasten eerst bij bun vertrek nader van ons zullen hooren. Voor de gasten zelf staat de hertog persoonljjk borg." Hij hield op en stak een sigaret aan. Toen keerde hij zich lachende tot Vic: ,,Iets tegen in te brengen?" ,,Twee punten!" zei Vic zonder bedenken. „Ik acht het denkbeeld uitstekend, op 6en uitzondering na. Hoe kan je weten, dat de gasten die vertrekken, de gasten zijn die aan kwamen? En mijn tweede opmerking is, waar komen Jack en ik op de proppen?" ,,Met betrekking tot (a)," zei de gOedmoe- dige inspecteur, ,,zal de bertog iederen gast persoonljjk tot aan de deur uitgeleide doen en dat zal mij het bewijs leveren, dat de ver- trekkenden de echte luidjes zrjn. Wat (b) be treft, waar je wilt. Met uw eigenschap in het gevecht dadelijk de plaats te weten waar het het heetst toegaat, waarde heer, kan ik u beter voorzien van een paar passapartouts." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 1