Ter Neuzensche Courant
De man die lachte
Binnenland
Feuilleton
Vrijdag 31 Januari 1941
No. 10.172
TWEEDE BLAD
VAN
NIEUIWE STAATSLEENING WERD
GUNSTIG ONTVANGEN EN RUIM
VOLTEEKEND.
Naar wij van bevoegde zijde vernemen, is
de 4 staatsleening ten bedrage van
500.000.000, waarop de inschrijving Woens-
dag was opengesteld. ruim volteekend.
Het beric'ht van de ruime volteekening der
staatsleening van 500 millioen gulden zal,
schrijft het Handelsblad, zeker met voldoe-
ning worden ontvangen.
Zooals wij reeds deden uitkomen, werd hier
van de vermogende Nederlanders geen offer
gevraagd in den eigenlrjken zin. Slechts werd
van hen verlangd om een deel van hun ver-
mogen op dit oogenblik en in een bepaalden
omvang tegen de gangbare kapitaalrente ter
beschikking te stellen van het Rijk.
Nu het kapitaalkrachtige deel van de bevol
king hierop het antwoord heeft gegeven, dat
verwac'ht mocht worden, is er geen reden om
hierover de loftrompet te doen hooren.
Slechts is er grond voor tevredenheid, dat nu
men met de herziening van het belastingstel-
sel, waarmede de staatsfondsen zullen moeten
worden opgevoerd een aanvang heeft ge-
maakt, ook de eerste belangrijke schrede is
gezet op den weg naar een verlaging van de
vlottende schuld, zonder dat het noodig zal
blijken in het financieele program, de figuur
van een gedwongen leening in te schakelen.
Zeer zeker zouden de jaarlijksche lasten
van een dergelijke leening met een rente van
2% en een looptijd van 40 jaar lager zijn
geweest dan die van de thans geslaagde tien-
jarige leening, maar voor het aanzien van
ons staatscrediet zou een zoodanige uitgifte
waarvan de obligaties zonder twijfel een zeer
groot disagio Van naar schatting 30 a 40
zouden hebben te zien gegeven, zeker niet
bevorderlijk zijn geweest.
Ook al wordt de rentevoet van bovenaf be-
invloed, zooals dat dezer dagen bleek door de
limiteering van de hypotheekrente, toch heeft
men big de thans uitgegeven leening nog kun-
nen vasthouden aan het principe van de op
de markt gangbare condities van kapitaal-
uitzetting. Het storende element van recht-
streekschen leenings-dwang in de voile be-
teekenis van het woord, heeft men derhalve
tot nu toe kunnen vermijden.
De aankondiging van de ruime volteeke
ning geeft nog geen bijzonderheden wat be-
treft de deelneming der verschillende groepen
beleggers, fondsen en instellingen. Ook kan
men zich vooralsnog geen oordeel vormen
over de vraag, of het bedrag van, 500 millioen
bijna geheel zal zijn btjeengebracht uit be-
schikbare vrijere surplus (dus onbelegde
gelden van particulieren en instellingen dan
wel of men voor het fourneeren, van een min
of meer belangrijk deel de hulp van de cre-
dietinstellingen zal moeten inroepen. Dit zal
eerst straks kunnen blijken n.l. tegen het
tijdstip, waarop het leeningsverdrag op tafel
zal moeten worden gelegd, dus 15 Februari.
De groote omvang dezer leeningsoperatie
zal het wel haast onvermijdelijk maken, dat
de banken en eventueel de circulatiebank den
eersten tijd zullen moeten bijspringen. Er zul
len ook waarschijnlijk wel realisaties komen
van inschrijvers, die voor deze leening de
gelden slechts met moeite vlottend kunnen
maken.
Daartegenover staat echter, dat er onge-
twijfeld bij andere particulieren en instellin
gen meer middelen onbelegd liggen dan daar-
voor werd ingeschreven. Van die zijde mag
men dus de vraag op de markt verwachten,
welke vraag, nu de leening geslaagd is, wel
spoediger zal optreden dan wanneer 't tegen-
overgestelde het geval ware geweest. Op dien
grond is er reden om aan te nemen, dat de
leening geen disagio zal doen, terwijl de toe-
voeging, dat van een ruime" volteekening
kan worden gesproken, de verwachting wet-
tigt, dat ook de behoefte tot beleening van
beperkten omvang zal blijven.
Wij zullen het voor het oogenblik bij deze
korte bespreking laten. In de komende weken
zal er zeker gelegenheid zijn om de verschui-
vingen, die de stortingen en de voorbereiding
daarvan op de geldmarkt teweeg zullen bren-
gen op den voet te volgen en de veranderin-
gen in de schuldpositie van het Rijk te be-
spreken.
Wjj zullen thans besluiten met te constatee-
ren, dat de vorm, waarin deze eerste om-
vangrrjke consolidatie van vlottende schuld
werd gegoten, in financieele kringen als juist
werd geoordeeld en dat deze opvatting is be-
vestigd door de wijze, waarop de leening is
ontvangen door hen, die een bedrag ter be
schikking hebben gesteld.
Door
GERARD FAIRLIE.
Uit het Bngelsch door
Jhr. R. H. G. NAHUYS.
9)
Vervolg.
,,Je bent vanavond erg stil, beste jongen",
zei Jean. ,,Tob niet zoo over dien armen
Anderson. Je kunt er immers niets aan
doen."
„Och, het is niet geheel en al dat," ant-
woordde ik. ,,Jean, ik moet je iets vragen.
Het is weliswaar niet gebruikelijk, maar zou
je met mij naar mijn huis willen terugkeeren
om esns gezellig met mij te praten? Hier
met die drukte om ons heen is dat onmoge-
Ijj'k."
Zij wierp een eigenaardigen blik op mij en
in haar oogen las ik iets dat mijn hart snel-
ler deed Ijloppen. Ik las haar antwoord op
de vraag, die ik haar te eeniger tijd zou, stel
len en had nu daaromtrent zekerheid. Het
kostte mij de grootste moeite haar niet op
stel en sprong in mijn armen te nemen in het
bijzijn van alle gasten, die aan de. omringende
tafeltjes gezeten waren. Arme lieveling! Zij
dacht niet anders of ik zou haar hand vra
gen, terwijil integendeel, wij een zeer ernstig
gesprek zouden moeten voersn, aangezien ik
de noodzakelijkheid eikend had van haar al-
thans cen deel van de jongste gebeurtenissen
te moeten vertellen. Ik verwenschte me zelf
opn.euw, dat ik haar ook voor het geringste
bij de zaak betrokken had.
Wg beeindigden ons diner; de champagne
DE VOORZIENING VAN HET BEZETTE
CEEIEB EN DE ENGELSCHE BLOKKADE
Vler _:aar voorda de oorlog van 11)14- uit-
i brak aldus schrijft de N. R. C'rt.
schreef prof. De Louter in zijn Stellig
Volkenrecht: Oorlog is ondenkbaar zonder
zijne onvermijdelijke gevolgen, beter nog
zijne essentieele kenmerken. Dit mogen de
pleitbezorgers van moraal en recht ook in
den oorlog nimmer vergeten. Het waar-
schuwt tegen utopieen, maar ook tegen den
waan, alsof de oorlog eene aangelegenheid
was, die alleen de regeeringen aanging en de
volken koud kon laten. De onderscheiding
tusschen al en niet oorlogvoerenden is heil-
zaam en een middel tot leniging van velerlei
rampen; zij kan echter geen oogenblik de
geweldige waarheid ontzenuwen noch ver-
bloemen, dat de oorlog eene worsteling is en
blijft tusschen twee volken, waarbij beider
hoogste belangen op het spel staan, waarbij
aller krachten worden ingespannen, waarbij
bestaan en bezit zoowel van enkelen als van
de gemeenschap aan onzekere kansen wor
den blootgesteld."
Wkmneer dit nog altijd het uitgangspunt
kan zijn bij een beschouwing van de positie
van de burgerlijke bevolking in oorlogstijd,
dan moet een andere, tenminste even belang
rijke waarheid niet uit het 'oog worden ver-
loren: het betrekkelijke van alle stelligheden
beteekent niet, dat onder een beroep op de
betrekkelijikheid het stellige aan iedere wille-
keur mag worden prijsgegeven; het betee
kent, dat het stellige telkens weer in zijn be-
trekkingen tot de werkelijkheid dient te
worden overwogen, opdat het zelf een reali-
teit blijve.
Dat moet men zich wel herinneren in een
tgd, waarin het begrip van den totalen oorlog
in die mate toegang tot de geesten gekregen
heeft, dat men al gauw geneigd kan raken tot
de opvatting, dat er van eene stellige grens
tusschen hetgeen geoorloofd is, wanneer in
een oorlog de belangen van staat en volk,
gemeenschap en enkelen vermengd worden,
geen sprake meer kan zrjn.
Men kan alleen zeggen, dat deze grens
wat moeilijker te bepalen is.
Er is een oogenblik geweest, het was ter
Tweede Haagsche Vredesconferentie, dat En-
geland een poging deed om het begrip con-
trabande geheel afgeschaft te krijgen. ,,Uiting
van de Britsche bezorgdheid voor den levens-
middelentoevoer in geval van oorlog", schrijft
prof. Francois in zijn Handboek van het Vol
kenrecht en hij voegt daar meteen aan toe:
waarbij moet worden in het oog gehouden,
dat de blokkade in het bij zonder voof Enge-
land een machtig wapen zou blijven om den
toevoer van goederen aan den tegenstander
te belemmeren".
Hoezeer deze overweging zich liet gelden,
bleek, tocn na den oorlog, onder sterken En-
gelschen invloed, in het raam van de oeco-
nomische sancties van het Volkenbondsver-
drag een algeheele oeconomische boycott
nie slechts werd aanvaard, maar tevens als
een humaner middel dan aanwending van
wapengeweld werd beschouwd. Zelfs het
afsnijden van de voedselvoorziening werd
daarvan niet uitgesloten, ook al werd deze
beschouwd als een uiterste maatregel, welke
uitsluitend mocht worden toegepast als an
dere oeconomische middelen ontoereikend
bleken.
Het kan zijn, dat onder den indruk van
deze Volkenbondsregeling, maar waarschijn
lijk niet minder in herinnering aan de prak-
tijk van den vorigen oorlog, de buitenwereld
weliswaar met een zwaar hart, maar noch-
tans met berusting de aankondiging van de
Engelsche regeering van 6 September 1939
over zich heen heeft laten gaan, blijkens wel
ke van stonde af aan de poging zou worden
hervat om den Duitschen tegenstander 66k
door afsinijding van den levensmiddelentoe-
voer ten onder te brengen.
i De neutralen hadden trouwens al werk
genoeg om zich zelf en hun eigen belang
tegen schendingen van het totdusver nog
erkende Volkenrecht te verdedigen en de
meeste hunner moesten zoo pijnlijk beseffen,
dat bij gebrek aan macht woorden niet veel
baatten, dat het nauwelijks te verwonderen
valt, dat men aan een pleit voor algemeen-
menschelijke belangen niet recht toe kwam.
Toch schreef in deze dagen de Sowjet-
regeering de volgende woorden van scherp
protest: ,,Door in deze lijst van oorlogscon-
trabande goederen op te nemen en artikelen
zooals brandstof, papier, katoen, veevoeder,
schoeisel, kleeding en materialen voor de ver-
vaardiging daarvan en zelfs alle levensmidde-
len brood, vleesch, boter, suiker en andere
voedingsmiddelen, proclameert de Britsche
regeering in feite tot contratoande de funda-
menteele artikelen van het massaverbruik
en schept zij de mogelijkheid eener onbe-
perkte willekeurigheid om alle artikelen van
volksverbruik onder te brengen in de klasse
van oorlogscontrabande. Dit leidt onvermij-
delijk tot een diepe desorganisatie van de
bevoorrading der vreedzame burgerbevolking
met levensbehoeften, brengt ernstig de ge-
zondheid en het leven der wreedzame bevol
king in gevaar en voorspelt ontelbare rampen
voor de massa's van het volk.
,,Het is bekend, dat de algemeen erken-
had mij verkwikt, en zij verldet mij om in de
garderobe haar mantel te gaan halen. Toen
zij zich weer bij mij gevoegd had, liet ik een
taxi vooekomen, en in weerwil van haar op-
merking dat zij de voorkeur gaf aan wande-
len, liet ik haar instappen, zorg dragende,
dat de kraag van haar mantel zoo hoo-g
mogelijk opgeslagen werd terwijl zij over het
trottoir liep, onder voorwendsel dat de koele
avondlucht buiten zeer scherp bij de hitte in
het restaurant afstak. Ik wenschte namelijk
dat de bespieder, dien ik wistdat aanwezig
was, niet meer dan een zeer v'ludhtigen in
druk van haar gelaatstrekken zou krijgen.
lOnder den rit door St. James' Street keek
ik uit door het kleine achterraampje. Een
andere taxi kwam van Piccadilly juist den
hoek om, maar overigens was niets te zien.
Ik glimlachte bij mezelf ik wist wat die
taxi in den zin had.
Toen ik mij weer omdraaide, drong het
parfum van de haren van Jean mij in de neus-
gaten, en haar lief persoontje zoo dicht in
mijn nabijheid voelende, nam ik een van haar
handen in de mijne en drukte er een kus op.
,,Jean, liefste," zei ik bedaard, ,,ik heb je
zoo lief." i
Ik keek haar aan. Een zoet glimlachje
speelde haar om de lippen; een zachte glans,
geheel voor mij alleen bestemd, scheen in haar
oogen.
Eensklaps, als bij ingeving, sloeg zij haar
armen rond mijh hals en kuste mij.
,,'Wil je met mij trouwen, liefste?"
„lO, jij domme jongen, ik was al bang, dat
je het mij nooit zou vragen!"
Nooit kwam een verloving vreemder tot
stand; in een taxi rijdende door St. James'
Street, van dichtbij gevolgd door een andere,
waarin ik wist dat de handlanger gezeten was
van -den man, dien ik minstens reeds als een
moordenaar -had leeren kennen.
Wy bereikten St. James' Place en ik over-
Irandigde haar mijn huissleutel, opdat zij naar
biiineh zou kunnen gaan zonder zich op de
stoep op te houden. Zij trad binnen en na
de beginselen van het internationale recht
•_,cen luchtbombardement toestaan op de
\reedzame bevolking van vrouwen, kinderen
en oadan van dagen. Op dezslfde gronden
acht de Sowjetregeering het ontoelaatbaar,
de vreedzame bevolking levensmiddelen,
brandstof en kleeding te onthouden en op
die wijze kinderen, vrouwen, ouden van dagen
en invaliden bloot te stellen aan iedere ont-
bering en honger door goederen voor volks-
ge'bruik tot oorlogscontrabande te verkla-
ren".
Op deze gronden heeft de Sowjet-regeering
de geldigheid van de Engelsche nota, waarbij
haar de lijst van contrabandegoederen werd
meegedeeld, nimmer erkend.
Intusschen heeft de oorlog zijn loop gehad.
De Duitsche legers hebben het geheele Wes-
telijke randgebied van het Europeesche
vasteland overstroomd. Landen, die uit vrije
verkiezing of door toedoen van de gebeurte
nissen Engeland's bondgenoot geworden wa
ren, zijn bezet. En Engeland heeft niet ge-
aarzeld om de in zichzelf reeds aanvechtbare
maatregelen tegen het Duitsche Rijk ook tot
de bezette gebieden uit te breiden.
Wanneer het al op zichzelf onmenschelijk
blijft om de burgerlijke bevolking van een
vijandelijk land aan het gevaar van verhon-
gering bloot te stellen, dan krijgt het iets
tegennatuurlijks om eenzelfden maatregel
ook van toepassing te verklaren op de be
volking van landen, waarmede men door lot
of overeenkcxmst in wapenbroederschap ver-
eenigd is.
Nu weten we wel, dat de oorlog een gru-
wel is, waarin zelfs het onmenschelijke en
zelfs het tegennatuurlijke door de omstandig-
heden kan worden afgedwongen. Maar dan
moet men toch wel heel goed weten, of de
kans, dat men daafrdoor het oorlogsdoel, de
vernietiging van den tegenstander, bereikt,
groot genoeg is, dat mag worden aangeno-
men, dat de uitwerking van den maatregel
niet tot gruwelen op de burgerlijke bevolking
en daarom ook noodelooze gruwelen
beperkt blrjft.
De poging om ook de bevolking van de
bezete gebieden te laten verhongeren, zou
alleen dan eenig resultaat van militaire be-
teekenis kunnen hebben, wanneer het Duit
sche Rijk erdoor genoopt werd om de verzor-
ging van deze gebieden over te nemen en dus
zijm eigen beperkte middelen nog verder
moest verdeelen, over bijkans tweemaal zoo-
veel menschen als het eigen land telt.
Het Duitsche Rijk heeft er geen twijfel
aan laten bestaan, dat het deze bedoeling
niet heeft. Wanneer Engeland al meent de
bevolking van bondgenootschappelijke landen
te laten verhongeren, hoe zou Duitschland
zich dan gedwongen kunnen voelen om zich
zelf op te offeren, om de bevolking van lan
den, die ermee in oorlog zijn of geweest zgn,
dien honger te besparen.
Wij, in Nederland, die bij de bezetting
van ons land zoo goed bevoorraad waren,
da de bezetter ons -de oezegging kon doen,
dat de bezetter ons de toezegging kon doen,
men zouden worden, niet behoefden te vree-
zen, dat wij er slechter aan toe zouden ge-
raken dan het Duitsche volk, wij beseffen
nog te weinig, hoe de toestanden in Belgie en
Frankrijk, het onbezette zoowel als het
bezette gedeelte, zijn.
Als we dat beter beseften, zouden we ook wel
sterker de bittere beteekenis erkennen van
een incident, als zich dezer dagen met de
Mendoza heeft voorgedaan, een schip, waar
mede de Fransche regeering eenige van de
minst ontbeerlijke goederen uit Zuid-Amerika
heeft willen laten komen, maar tot dusver
door de Engelscne vloot- van zijn bestemming
is afgehouden.
Te weinig ook hebben we totdusver de
bittere beteekenis beseft van de vergun-
ning, welke de Engelsche regeering aan
66n enkel schip van het Amerikaansche
Roode Kruis heeft verleend, om vitaminen,
gecondenseerde melk en kinderkleertjes naar
het Fransche gebied over te brengen.
Men weet, dat dezer dagen leden van het
Hoover Relief Committee ook ons bezocbt
hebben. Ongetwijfeld is op het oogenblik
hun aanwezigheid voor de bevolking van Bel
gie en Frankrijk van veel grooter belang. Bij
alle beperkingen, welke ons totdusver zijn
opgelegd, he'bben wij het nog altijd goed, niet
alleen betrekkelijk, maar zoo goed, dat we
wellicht niet voldoende beseffen, wat het is,
het niet goed te hebben.
Anders zouden ook wij, zou de Nederland-
sche bevolking in haar geheel, wel meer van
spanning gevoelen; spanning of het, bij alle
ongunst der voorteekenen, toch nog zal ge-
lukken om tusschen de oorlogvoerenden een
best^nd te bereiken dat het mogelijk maakt
ora de bevolking van de bezette gebieden in
hun nooddruft te hulp te komen, een nood-
druft, waarin men in het onbezette Frankrijk
reeds afschuwelijkheden eet en van den hon
ger sterft.
Het bezwaar, dat het Duitsche Rijk de
hand op den toevoer zou kunnen leggen, heeft
men in den vorigen oorlog overwonnen,
toen het de hulpverleening aan de noodlijden-
de Belgische bevolking gold. Het bezwaar
zou een voorwendsel zjjn, wanneer het ook
ditmaal niet te overwinnen ware.
den chauffeur betaald te hebben,, wien ik tot
zijn groote verbazing met een vorstelijike fooi
bedacht, bleef ik een oogenblik wachten om
te zien of de bespieder zich om den hoek zou
laten zien. Ik kon evenwel taal noch teeken
van hem bespeuren. Nadat hij gezien had,
dat ik naar St. James' Place gereden was,
had hij stellig als zekerheid aangenomen, dat
ik mij weer naar huis begaf en zijn taxi af-
gedankt, ten einde zich ergens schuil te hou
den waar hij kon zien zonder gezien te
worden.
I-k trad het huis binnen en sloot de deur
achter mij. Jean wachtte mij in de ha! op,
en niets van Smith bemerkende, nam ik haar
een zalig oogenblik in mijn armen. Vervol-
gens, terwijl ik haar beide handen vasthield,
deed ik mijn biecht.
,,'Lieveling," zei ik, ,,ik heb je onder val-
sche voorwendsels hier gebracht. ,1k ver-
zocht je mij te vergezellen omdat ik waarlijk
niet wist hoe ik je naar je huis zou kunnen
krijgen, tenzij via het mijne. Houd mij niet
voor krankzinnig! Ik ben nooit beter bij mijn
verstand geweest dan nu, maar de omstan-
digheden, die ik probeeren zal je uit te leg
gen, maakten het volstrekt noodzakelijk. Ga
mee naar mijn kamer; daar is het gezellig en
kunnen wij praten."
Zij zag mij aan, blijkbaar verrast, maar met
vol vectrouwen. Daarna keerde zij zich om
en ging de trap op, die naar mijn kamer
voerde. Toen wij de deur naderden, vingen
wij het geluid van .stermm-en op.
Ik opende snel de deur. Een welbekende
stem, een stem, waarvan het hooren mij met
innige blijdschap vervulde, speak tot Smith.
Bij ons b'innentr-eden zat de spreker bij den
haard.
Dus de schal-k is eens lekker gaan eten
Ik wil twee tegen een we-dden, mijn brave,
dat dat briefje van je zijn eetlust totaal be-
dorven heeft!"
Dat deed het," zei ik met warmte.
Het hoofd van Vic vertoonde zich uit den
clubstoel. In het eerst zag hij Jean niet,
BIERACCIJNS VERHOOGD.
De ,,iStaatscourant" van Woensdag-
avond vermeldt een besluit van den secre-
taris-generaal van het Departament van
Financien tot wijziging van de Bierwet 1917,
blijkens hetwelk met ingang van 1 Februari
1941 de accijns op bier van 1.50 gulden per
hectolitergraad wordt verhoogd tot 2.20 gld.
Ten aanzien van de hoeveelheid bier, daar-
onder begrepen de nog niet geheel afgewerk-
te brouwsels, welke de bierbrouwers op 1
Februari 1941 voorhanden hebben, wordt de
verhooging van den accijns nagevorderd. De
bierbrouwers zijn verplicht van de bij hen op
1 Februari 1941 aanwezige hoeveelheden bier
v66r 5 Februari 1941 aangifte te doen bij den
ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor
de brouwerij is gevestigd.
Het specifiek invoerrecht op bier is in ver-
band hiermede nader vastgesteld op 9 gld.
ANGST VOOR BUREAUCRATIE.
Overhetids-organisatie.
Als wij rondom ons heen overal de vernieu-
wingsgedachte zien baanbreken, past het een
ieder zich te bezinnen, in hoeverre hijzelf en
zijn omgeving daarbrj betrokken is, of dient
betrokken te zijn. Wij dienen hierbij echter
onze objectiviteit te bewaren om te voor-
komen, dat wij, slechts gaan vemieuwen 6m
te vemieuwen zonder meer, terwijl wij ander-
zijds een open oog moeten hebben voor de
noodzakelijke vemieuwingen, die wij uit
plichtsbesaf zooveel mogelijk moeten helpen
bevorderen.
Bezien wrj nu de overheids-administratie
in al haar geledingen op deze wijze, dan zul
len wij er ongetwijfeld een uitgebreid ver-
nieuwingsobject aantreffen. Hier is vemieu-
wing niet alleen nuttig, maar zelfs nood
zakelijk.
Wij betreden hierbij geenszins een onbekend
terrein, integendeel, reeds verschillende jaren
is er ernstig gepoogd het overheids-apparaat
te vereenvoudigen, maar telkens weer stuitte
men op een bijna ziekelijken angst voor het
nieuwe en eigendunkelijke behoudzucht van
het oude.
In dit licht is het begrijpelijk, echter niet
goed te praten, dat een groot aantal jongeren
onder de ambtenaren vaak pro of contra
en helaas meestal het laatste de nieuwe
gedachte waren.
Velen hebben zich zoo doende geen reken-
schap gegeven van het bestaan en den om
vang van dit probleem en ook de groote
stroom van vakkundige periodieken, die
maandelijks of wekelijks met copy moesten
worden gevuld, zijn vaak zoo onaantrekkelijk
geworden, dat zij veelal ongelezen werden
ter zijde gelegd met als gevolg, dat de kennis
der administratieve problemen steeds ver-
vaagde en men steeds meer zijn toevlucht
ging nemen tot cliche-werk.
Ook de opleiding der toekomstige ge-
meente-ambtenaren, die vrijwel geheel ge-
schiedt in de vrije avonduren, zoowel van
docent als leerling, heeft niet nagelaten het
gebruik der clichd's te helpen bevorderen.
Als volontair en een toekomstig ge-
meente-ambtenaar is verplicht zulks twee
jaren te zijn alvorens hij tot het vakexamen
wordt toegelaten is zijn functie de defi-
nieeren als onbezoldigd typist en eenmaal in
het bezit van zijn diploma mist hij veelal de
noodige practusche ervaring om op eigen
compas te zeilen, aangenomen, dat hem hier-
toe de gelegenheid zou worden gegeven.
Nuttelooze arbeid ontneeant den lust tot
werken. Vandaar dat vele lagere ambtena
ren, die evengoed als de andere een deel van
het groote administratieve raderwerk zijn,
door hun gebrek aan interesse een aanmer-
kelijke vertraging in het geheel teweeg
brengen.
De overheidsadministratie bestaat uit een
zeer groot aantal administratieve instellin
gen, die echter onderling het zoozeer nood
zakelijke verband missen of, voorzoover zij
door eenig wettelijk voorschrift op elkaar
zijn aangewezen, veelal organisatorisch niet
voldoende op elkaar zijn ingesteld om een
harmonisch geheel te vormen.
Wij beschikken over een zeer, omvangrijk
overheidsorkest met ontelbare concertmees-
ters en executanten. Alleen de dirigent, zon
der wiens leiding het haast onmogelijk is,
eenig concertstuk met succes te vertolken,
ontbreekt. Eenheid van leiding en coordi-
natie op dit gebied is dringend noodzakelijk.
In groote lijnen bestaat nog steeds de
overheidsorganisatie zooals deze door Thor-
becke in 1848 was ontworpen. Bij den aan-
en uitbouw echter heeft niet steeds het har
monisch geheel voor oogen gestaan. Wij
zien thans vele na dien ontstane instellingen
volkomen zelfstandig zonder rekening te
houden met de mogelijke en nuttige coordi-
natie met bestaande en nauw bij hun werk-
sfeer betrokken adlministraties ruimschoots
de gelegenheid bieden voor het ontstaan en
bevorderen van een chaos op administratief
gebied. Ook vele oude instellingen .hebben
zich echter zelfstandig weten te maken en
dragen er zoo niet toe bij het administratief
terrein overzichtelijk te doen zijn.
Wat de toekomst nog voor maatregelen
van overheidswege zal brengen is niet be-
daar ik tusschen hem en haar in stond.
,,Kom er in, ouwe lekkerbeft!" zei hij. ,,Laat
ons watertanden bij een opsomjning van het
menu,! Het staat je erg fraai, ouwe knaap,
de plaat te poetsen terwijl wij hier de wacht
houden."
Ik deed een stap zijwaarts. Het gezicht
van Vic ging alle beschrijving te boven. Met
een uitroep van verbazing sprong hij op en
bracht verlegen uit:
,,'Neem mij niet kwalijk. Ik wist niet dat
Jack door iemand vergezeld werd. 'Htn... hoe
vaart gij?"
Wij bacstten alien in lachen uit.
,,Dit is mejuffrouw Anstruther, Vic Victor
Caryll. Zij is de hoofdoorzaak waarom het
briefje van Smith de hors d'oeuvres bedierf,
zooals je je zult kunnen voorstellen, beste
kerel."
,,Ja," zei Vic langzaam. „Ja... ik kan het
begrijpen. Ju.ffrouw Anstrutiher, we zullen u
dadelijk een nadere verklaring geven. Wilt
ge mij en Jack een oogenblik veront-
scbulddgen? Onze vriend Smith hier zal u
aangenaam bezig houden."
De arme Jean, die er niets vap begreep,
wat niet te verwonderen was, liet toe, dat ik
haar naar een clubstoel leidde, waarin zij
plaats nam. Maar haar verwondering, al
verdween deze niet geheel, duurde slechts een
oogenblik. althans voor zoover uiterlijk aan
haar meikbaar was, want nauwelijks was zij
gezeten of zij glimlachte tegen Smith en
maakte de opmerking: ,,Het zou mij spijten,
mijniheer Smith, als ik u tot last was. Zoudt
ge het met mij kunnen vinden?"
Smith, die een oogenblik in de grootste ver-
legenheid verkeerd had, was reeds volkomen
tegenover haar op zijn gemak, toen Vic en
ik de kamer verlieten.
Wij be.gaven ons naar de hal, en Vic richtte
zich tot mij.
„We zullen dit naar alle waarschijnlijkheid
te boven komen," zei hij vol ernst, ,,maar
laat het een les voor je zijn, mijn vriend. In
dienst, of, in een geval als dit, voor een be
kend. Hoevele en welke deze zullen zijn komt
er ook niet op aan, mits zij slechts worden
uitgevoerd in organisch verband en niet zoo
als veelal voorheen door honderd en een ver
schillende instanties op honderd en een ver
schillende manieren, die dikwijls nog zeer
uiteenloopen.
Spreekt het niet voor zichzelf, dat in onze
taal de woorden „bureaucratie" en ,,ambte-
narij" burgerrecht hebben verkregen?
Hebben wij ons ooit rekenschap gegeven
van de diepere oorzaken van den geweldigen
achterstand der overheidsorganisatie bij het
normale bedrijfsleven ep bankwezen?
Heeft niet het zooveel hoofden zooveel
zinnen" in hooge mate zijn stempel gedrukt
op de overheidsorganisatie?
Beschouwde de overheid zich niet te veel
als monopoliehoudster en dus zonder eenige
concurrentie
Geenszins is het dan ook te verwonderen,
dat De Nederlandsche Unie, die streeft naar
een nieuwe Nederlandsche saamhoorigheid,
gezamenlijk opgebouwd door stoeren arbeid
en op Nederlandsche wijze, onder het nieuwe
ook verstaat een opheffing van de ambte-
narij en de bureaucratie.
Thans echter is het niet de tijd een alge
heele reorganisatie op dit gebied te bepleiten,
gezien de vele staatkundige problemen, die
hiermede nauw verbonden zijn. Aan hen op
wie de taak rust, straks in de vernieuwde
overheids-organisatie leiding te geven, past
het echter, zich bewust te voelen van de
groote verantwoordelijkheid, die zij in deze
hebben te dragen voor vaderland en volk.
Hiermede is echter niet gezegd, dat ook nu
geen land meer braak ligt voor deze ver-
betering. Laat ook thans hierin iedereen van
hoog tot laag zich zijn plaats waardig too-
DE OPBRENGSTEN DER P.T.T. IN
NOVEMBER 1940.
De P.T.T.-opbrengsten blijven zich in be-
vredigende lijn bewegen; de cijfers over
November zijn:
Opbrengst meer of minder dan 1939
Posterijen 3.226.504 -j- 123.012
Telegrafie 53.247 527.388
Telefonie 3.025.685 300.337
Postcheque- en
girodienst 868.233 107.264
Totaal 7.173.669 f 3.225
De lage opbrengsten der zomermaanden
zullen vanzelfsprekend de jaarcijfers beinvloe-
den, zooals ook reeds blijkt uit de hieronder
volgende opbrengsten over de periode Januari
tot en met November:
Posterijen 29.270.558 2.322.071
Telegrafie 2.584.439 1.950.518
Telefonie 28.725.749 76.514
Postcheque- en
girodienst 9.154.312 1.293.508
Totaal f 69.785.058 3.055.595
DE INVOERING VAN PERSOONS-
BEWIJZEN.
Met ingang van 1 Maart.
In de Staatscourant van Maandag is opge-
nomen een uitvoeringsbesluit van den secre-
taris-generaal van binnenlandsche zaken in-
gevolge het „besluit persoonsbewijzen
Hierbij wordt bepaald, dat het persoons-
bewijs wordt ingevoerd met ingang van 1
Maart 1941.
Vastgesteld zijn de volgende modellen voor
persoonsbewijzen
Model 1: persoonsbewijs voor een Neder-
lander,
Model 2: persoonsbewijs voor een Neder-
landsch onderdaan, bedoeld in de wet van 10
Februari 1910 (iStaatsblad no. 551, sedert
gewijzigd,
Model 3: persoonsbewijs voor een vrfeem-
aeling.
Het hoofd der rijksinspectie is belast met
de zorg voor den aanmaak, den opslag, het
beheer en de verstrekking van persoons
bewijzen.
De verstrekking van persoonsbewijzen aan
de burgemeesters geschiedt kosteloos.
Omtrent ieder in het bevolkingsregister op-
genomen persoon, die 15 jaar of ouder is,
worden uitsluitend aan de hand van de per-
soonskaart, de na te noemen gegevens op
een persoonsbewijs ingevuld: 1) de geslachts-
naam, 2) de voornamen, 3) dag, maand en
jaar van geboorte, 4) geboortegemeente met
aanduiding van de provincie. 5) land van ge
boorte, 6) nationaliteit, 7) burgerlijke staat,
8) het beroep, 9) adres in de gemeente,
10) geslacht.
De burgemeester noodigt 'n ieder, te wiens
behoeve een persoonsbewijs is ingevuld,
schriftelijk uit, in persoon te verschijnen ter
secretarie van de gemeente.
Omtrent de uitreiking van persoonsbewij
zen aan de tot de varende, rijdende of zwer-
vende bevolking behoorende personen, zoo-
mede omtrent de uitreiking ten behoeve van
hen, aan wie het rqcht tot het bezit van een
persoonsbewijs, ingevolge artikel 4, eerste lid,
van het ,„Besluit persoonsbewijzen" is ont-
paalde taak gesteld,, houd dan in Godsnaam
die taak, en die taak alleen, voor oogen. Denk
eens na welk een leed je je zou berokkenen,
als haar eens iets overkwam!"
Hij glimlachte plotseling met dat lachje,
dat zoo onweerstaanbaar was en die alle bit-
terheid aan zijn woorden ontnam, zonder aan
de uitwerking in het minst te kort te doen.
,,Maar het is nu eenmaal zoo met mij ge
steld, dat ik je vergiffenis schenk, Jack, beste
jongen; je hebt natuurlijk gevoeld, dat je
geen maand uit haar gezicht kon zijn zonder
gevaar haar te verliezen. Was het niet?"
„Ja."
,,Ga dadelijk naar boven," zei Vic met
voorgewende gestrenghsid, ,,zend Smith bij
me en haal je antwoord. Vlug! Ik kan je
slechts een paar minuten toestaan; dan moe
ten we ter zake komen."
,,Ik... ik heb het antwoord al!"
,,Zoo Prachtig, kerel. Hartelijk geluk-
gewenscht. Eh nu, wat is er gebeurd?"
In het kort vertelde ik hem mijn moeilrjk-
heden en dat de eenige weg die mij toegesche-
nen had open te liggen, geweest was haar
naar mijn huis te brengen, waar ik wist dat
verdere hulp te verkrijgen was. Ik zei hem,
dat ik het gevaar van haar alleen naar huis
te laten gaan te groot achtte.
,.Ja", beaamde Vic, „dat kon je onmogelijk
doen. Na je kolossale domheid geloof ik, dat
je de wijste partij gekozen hebt. Maar, Jack,
na het voorgevallene van hedenavond, had je
mceten bedenken, dat wij tegenover een bende
staan en niet tegenover een enkel persocm,
en dat dientengevolge al je gangen nagegaan
zouden worden, vcoral omdat ik, in de eerste
plaats, in mijn gang van Yard naar je huis
reeds gevolgd meet zijn. Heb je juffrouw
Anstruther iets omtrent den Octopus mee
gedeeld
,,Neen. De acme meld verkeert nog steeds
in het volkomen duister."
(Wordt vervolgd.)