Ter Neuzensche Courant De man die lachte Binnenland Feuilleton Vrijdag 31 Januari 1941 No. 10.172 TWEEDE BLAD VAN NIEUIWE STAATSLEENING WERD GUNSTIG ONTVANGEN EN RUIM VOLTEEKEND. Naar wij van bevoegde zijde vernemen, is de 4 staatsleening ten bedrage van 500.000.000, waarop de inschrijving Woens- dag was opengesteld. ruim volteekend. Het beric'ht van de ruime volteekening der staatsleening van 500 millioen gulden zal, schrijft het Handelsblad, zeker met voldoe- ning worden ontvangen. Zooals wij reeds deden uitkomen, werd hier van de vermogende Nederlanders geen offer gevraagd in den eigenlrjken zin. Slechts werd van hen verlangd om een deel van hun ver- mogen op dit oogenblik en in een bepaalden omvang tegen de gangbare kapitaalrente ter beschikking te stellen van het Rijk. Nu het kapitaalkrachtige deel van de bevol king hierop het antwoord heeft gegeven, dat verwac'ht mocht worden, is er geen reden om hierover de loftrompet te doen hooren. Slechts is er grond voor tevredenheid, dat nu men met de herziening van het belastingstel- sel, waarmede de staatsfondsen zullen moeten worden opgevoerd een aanvang heeft ge- maakt, ook de eerste belangrijke schrede is gezet op den weg naar een verlaging van de vlottende schuld, zonder dat het noodig zal blijken in het financieele program, de figuur van een gedwongen leening in te schakelen. Zeer zeker zouden de jaarlijksche lasten van een dergelijke leening met een rente van 2% en een looptijd van 40 jaar lager zijn geweest dan die van de thans geslaagde tien- jarige leening, maar voor het aanzien van ons staatscrediet zou een zoodanige uitgifte waarvan de obligaties zonder twijfel een zeer groot disagio Van naar schatting 30 a 40 zouden hebben te zien gegeven, zeker niet bevorderlijk zijn geweest. Ook al wordt de rentevoet van bovenaf be- invloed, zooals dat dezer dagen bleek door de limiteering van de hypotheekrente, toch heeft men big de thans uitgegeven leening nog kun- nen vasthouden aan het principe van de op de markt gangbare condities van kapitaal- uitzetting. Het storende element van recht- streekschen leenings-dwang in de voile be- teekenis van het woord, heeft men derhalve tot nu toe kunnen vermijden. De aankondiging van de ruime volteeke ning geeft nog geen bijzonderheden wat be- treft de deelneming der verschillende groepen beleggers, fondsen en instellingen. Ook kan men zich vooralsnog geen oordeel vormen over de vraag, of het bedrag van, 500 millioen bijna geheel zal zijn btjeengebracht uit be- schikbare vrijere surplus (dus onbelegde gelden van particulieren en instellingen dan wel of men voor het fourneeren, van een min of meer belangrijk deel de hulp van de cre- dietinstellingen zal moeten inroepen. Dit zal eerst straks kunnen blijken n.l. tegen het tijdstip, waarop het leeningsverdrag op tafel zal moeten worden gelegd, dus 15 Februari. De groote omvang dezer leeningsoperatie zal het wel haast onvermijdelijk maken, dat de banken en eventueel de circulatiebank den eersten tijd zullen moeten bijspringen. Er zul len ook waarschijnlijk wel realisaties komen van inschrijvers, die voor deze leening de gelden slechts met moeite vlottend kunnen maken. Daartegenover staat echter, dat er onge- twijfeld bij andere particulieren en instellin gen meer middelen onbelegd liggen dan daar- voor werd ingeschreven. Van die zijde mag men dus de vraag op de markt verwachten, welke vraag, nu de leening geslaagd is, wel spoediger zal optreden dan wanneer 't tegen- overgestelde het geval ware geweest. Op dien grond is er reden om aan te nemen, dat de leening geen disagio zal doen, terwijl de toe- voeging, dat van een ruime" volteekening kan worden gesproken, de verwachting wet- tigt, dat ook de behoefte tot beleening van beperkten omvang zal blijven. Wij zullen het voor het oogenblik bij deze korte bespreking laten. In de komende weken zal er zeker gelegenheid zijn om de verschui- vingen, die de stortingen en de voorbereiding daarvan op de geldmarkt teweeg zullen bren- gen op den voet te volgen en de veranderin- gen in de schuldpositie van het Rijk te be- spreken. Wjj zullen thans besluiten met te constatee- ren, dat de vorm, waarin deze eerste om- vangrrjke consolidatie van vlottende schuld werd gegoten, in financieele kringen als juist werd geoordeeld en dat deze opvatting is be- vestigd door de wijze, waarop de leening is ontvangen door hen, die een bedrag ter be schikking hebben gesteld. Door GERARD FAIRLIE. Uit het Bngelsch door Jhr. R. H. G. NAHUYS. 9) Vervolg. ,,Je bent vanavond erg stil, beste jongen", zei Jean. ,,Tob niet zoo over dien armen Anderson. Je kunt er immers niets aan doen." „Och, het is niet geheel en al dat," ant- woordde ik. ,,Jean, ik moet je iets vragen. Het is weliswaar niet gebruikelijk, maar zou je met mij naar mijn huis willen terugkeeren om esns gezellig met mij te praten? Hier met die drukte om ons heen is dat onmoge- Ijj'k." Zij wierp een eigenaardigen blik op mij en in haar oogen las ik iets dat mijn hart snel- ler deed Ijloppen. Ik las haar antwoord op de vraag, die ik haar te eeniger tijd zou, stel len en had nu daaromtrent zekerheid. Het kostte mij de grootste moeite haar niet op stel en sprong in mijn armen te nemen in het bijzijn van alle gasten, die aan de. omringende tafeltjes gezeten waren. Arme lieveling! Zij dacht niet anders of ik zou haar hand vra gen, terwijil integendeel, wij een zeer ernstig gesprek zouden moeten voersn, aangezien ik de noodzakelijkheid eikend had van haar al- thans cen deel van de jongste gebeurtenissen te moeten vertellen. Ik verwenschte me zelf opn.euw, dat ik haar ook voor het geringste bij de zaak betrokken had. Wg beeindigden ons diner; de champagne DE VOORZIENING VAN HET BEZETTE CEEIEB EN DE ENGELSCHE BLOKKADE Vler _:aar voorda de oorlog van 11)14- uit- i brak aldus schrijft de N. R. C'rt. schreef prof. De Louter in zijn Stellig Volkenrecht: Oorlog is ondenkbaar zonder zijne onvermijdelijke gevolgen, beter nog zijne essentieele kenmerken. Dit mogen de pleitbezorgers van moraal en recht ook in den oorlog nimmer vergeten. Het waar- schuwt tegen utopieen, maar ook tegen den waan, alsof de oorlog eene aangelegenheid was, die alleen de regeeringen aanging en de volken koud kon laten. De onderscheiding tusschen al en niet oorlogvoerenden is heil- zaam en een middel tot leniging van velerlei rampen; zij kan echter geen oogenblik de geweldige waarheid ontzenuwen noch ver- bloemen, dat de oorlog eene worsteling is en blijft tusschen twee volken, waarbij beider hoogste belangen op het spel staan, waarbij aller krachten worden ingespannen, waarbij bestaan en bezit zoowel van enkelen als van de gemeenschap aan onzekere kansen wor den blootgesteld." Wkmneer dit nog altijd het uitgangspunt kan zijn bij een beschouwing van de positie van de burgerlijke bevolking in oorlogstijd, dan moet een andere, tenminste even belang rijke waarheid niet uit het 'oog worden ver- loren: het betrekkelijke van alle stelligheden beteekent niet, dat onder een beroep op de betrekkelijikheid het stellige aan iedere wille- keur mag worden prijsgegeven; het betee kent, dat het stellige telkens weer in zijn be- trekkingen tot de werkelijkheid dient te worden overwogen, opdat het zelf een reali- teit blijve. Dat moet men zich wel herinneren in een tgd, waarin het begrip van den totalen oorlog in die mate toegang tot de geesten gekregen heeft, dat men al gauw geneigd kan raken tot de opvatting, dat er van eene stellige grens tusschen hetgeen geoorloofd is, wanneer in een oorlog de belangen van staat en volk, gemeenschap en enkelen vermengd worden, geen sprake meer kan zrjn. Men kan alleen zeggen, dat deze grens wat moeilijker te bepalen is. Er is een oogenblik geweest, het was ter Tweede Haagsche Vredesconferentie, dat En- geland een poging deed om het begrip con- trabande geheel afgeschaft te krijgen. ,,Uiting van de Britsche bezorgdheid voor den levens- middelentoevoer in geval van oorlog", schrijft prof. Francois in zijn Handboek van het Vol kenrecht en hij voegt daar meteen aan toe: waarbij moet worden in het oog gehouden, dat de blokkade in het bij zonder voof Enge- land een machtig wapen zou blijven om den toevoer van goederen aan den tegenstander te belemmeren". Hoezeer deze overweging zich liet gelden, bleek, tocn na den oorlog, onder sterken En- gelschen invloed, in het raam van de oeco- nomische sancties van het Volkenbondsver- drag een algeheele oeconomische boycott nie slechts werd aanvaard, maar tevens als een humaner middel dan aanwending van wapengeweld werd beschouwd. Zelfs het afsnijden van de voedselvoorziening werd daarvan niet uitgesloten, ook al werd deze beschouwd als een uiterste maatregel, welke uitsluitend mocht worden toegepast als an dere oeconomische middelen ontoereikend bleken. Het kan zijn, dat onder den indruk van deze Volkenbondsregeling, maar waarschijn lijk niet minder in herinnering aan de prak- tijk van den vorigen oorlog, de buitenwereld weliswaar met een zwaar hart, maar noch- tans met berusting de aankondiging van de Engelsche regeering van 6 September 1939 over zich heen heeft laten gaan, blijkens wel ke van stonde af aan de poging zou worden hervat om den Duitschen tegenstander 66k door afsinijding van den levensmiddelentoe- voer ten onder te brengen. i De neutralen hadden trouwens al werk genoeg om zich zelf en hun eigen belang tegen schendingen van het totdusver nog erkende Volkenrecht te verdedigen en de meeste hunner moesten zoo pijnlijk beseffen, dat bij gebrek aan macht woorden niet veel baatten, dat het nauwelijks te verwonderen valt, dat men aan een pleit voor algemeen- menschelijke belangen niet recht toe kwam. Toch schreef in deze dagen de Sowjet- regeering de volgende woorden van scherp protest: ,,Door in deze lijst van oorlogscon- trabande goederen op te nemen en artikelen zooals brandstof, papier, katoen, veevoeder, schoeisel, kleeding en materialen voor de ver- vaardiging daarvan en zelfs alle levensmidde- len brood, vleesch, boter, suiker en andere voedingsmiddelen, proclameert de Britsche regeering in feite tot contratoande de funda- menteele artikelen van het massaverbruik en schept zij de mogelijkheid eener onbe- perkte willekeurigheid om alle artikelen van volksverbruik onder te brengen in de klasse van oorlogscontrabande. Dit leidt onvermij- delijk tot een diepe desorganisatie van de bevoorrading der vreedzame burgerbevolking met levensbehoeften, brengt ernstig de ge- zondheid en het leven der wreedzame bevol king in gevaar en voorspelt ontelbare rampen voor de massa's van het volk. ,,Het is bekend, dat de algemeen erken- had mij verkwikt, en zij verldet mij om in de garderobe haar mantel te gaan halen. Toen zij zich weer bij mij gevoegd had, liet ik een taxi vooekomen, en in weerwil van haar op- merking dat zij de voorkeur gaf aan wande- len, liet ik haar instappen, zorg dragende, dat de kraag van haar mantel zoo hoo-g mogelijk opgeslagen werd terwijl zij over het trottoir liep, onder voorwendsel dat de koele avondlucht buiten zeer scherp bij de hitte in het restaurant afstak. Ik wenschte namelijk dat de bespieder, dien ik wistdat aanwezig was, niet meer dan een zeer v'ludhtigen in druk van haar gelaatstrekken zou krijgen. lOnder den rit door St. James' Street keek ik uit door het kleine achterraampje. Een andere taxi kwam van Piccadilly juist den hoek om, maar overigens was niets te zien. Ik glimlachte bij mezelf ik wist wat die taxi in den zin had. Toen ik mij weer omdraaide, drong het parfum van de haren van Jean mij in de neus- gaten, en haar lief persoontje zoo dicht in mijn nabijheid voelende, nam ik een van haar handen in de mijne en drukte er een kus op. ,,Jean, liefste," zei ik bedaard, ,,ik heb je zoo lief." i Ik keek haar aan. Een zoet glimlachje speelde haar om de lippen; een zachte glans, geheel voor mij alleen bestemd, scheen in haar oogen. Eensklaps, als bij ingeving, sloeg zij haar armen rond mijh hals en kuste mij. ,,'Wil je met mij trouwen, liefste?" „lO, jij domme jongen, ik was al bang, dat je het mij nooit zou vragen!" Nooit kwam een verloving vreemder tot stand; in een taxi rijdende door St. James' Street, van dichtbij gevolgd door een andere, waarin ik wist dat de handlanger gezeten was van -den man, dien ik minstens reeds als een moordenaar -had leeren kennen. Wy bereikten St. James' Place en ik over- Irandigde haar mijn huissleutel, opdat zij naar biiineh zou kunnen gaan zonder zich op de stoep op te houden. Zij trad binnen en na de beginselen van het internationale recht •_,cen luchtbombardement toestaan op de \reedzame bevolking van vrouwen, kinderen en oadan van dagen. Op dezslfde gronden acht de Sowjetregeering het ontoelaatbaar, de vreedzame bevolking levensmiddelen, brandstof en kleeding te onthouden en op die wijze kinderen, vrouwen, ouden van dagen en invaliden bloot te stellen aan iedere ont- bering en honger door goederen voor volks- ge'bruik tot oorlogscontrabande te verkla- ren". Op deze gronden heeft de Sowjet-regeering de geldigheid van de Engelsche nota, waarbij haar de lijst van contrabandegoederen werd meegedeeld, nimmer erkend. Intusschen heeft de oorlog zijn loop gehad. De Duitsche legers hebben het geheele Wes- telijke randgebied van het Europeesche vasteland overstroomd. Landen, die uit vrije verkiezing of door toedoen van de gebeurte nissen Engeland's bondgenoot geworden wa ren, zijn bezet. En Engeland heeft niet ge- aarzeld om de in zichzelf reeds aanvechtbare maatregelen tegen het Duitsche Rijk ook tot de bezette gebieden uit te breiden. Wanneer het al op zichzelf onmenschelijk blijft om de burgerlijke bevolking van een vijandelijk land aan het gevaar van verhon- gering bloot te stellen, dan krijgt het iets tegennatuurlijks om eenzelfden maatregel ook van toepassing te verklaren op de be volking van landen, waarmede men door lot of overeenkcxmst in wapenbroederschap ver- eenigd is. Nu weten we wel, dat de oorlog een gru- wel is, waarin zelfs het onmenschelijke en zelfs het tegennatuurlijke door de omstandig- heden kan worden afgedwongen. Maar dan moet men toch wel heel goed weten, of de kans, dat men daafrdoor het oorlogsdoel, de vernietiging van den tegenstander, bereikt, groot genoeg is, dat mag worden aangeno- men, dat de uitwerking van den maatregel niet tot gruwelen op de burgerlijke bevolking en daarom ook noodelooze gruwelen beperkt blrjft. De poging om ook de bevolking van de bezete gebieden te laten verhongeren, zou alleen dan eenig resultaat van militaire be- teekenis kunnen hebben, wanneer het Duit sche Rijk erdoor genoopt werd om de verzor- ging van deze gebieden over te nemen en dus zijm eigen beperkte middelen nog verder moest verdeelen, over bijkans tweemaal zoo- veel menschen als het eigen land telt. Het Duitsche Rijk heeft er geen twijfel aan laten bestaan, dat het deze bedoeling niet heeft. Wanneer Engeland al meent de bevolking van bondgenootschappelijke landen te laten verhongeren, hoe zou Duitschland zich dan gedwongen kunnen voelen om zich zelf op te offeren, om de bevolking van lan den, die ermee in oorlog zijn of geweest zgn, dien honger te besparen. Wij, in Nederland, die bij de bezetting van ons land zoo goed bevoorraad waren, da de bezetter ons -de oezegging kon doen, dat de bezetter ons de toezegging kon doen, men zouden worden, niet behoefden te vree- zen, dat wij er slechter aan toe zouden ge- raken dan het Duitsche volk, wij beseffen nog te weinig, hoe de toestanden in Belgie en Frankrijk, het onbezette zoowel als het bezette gedeelte, zijn. Als we dat beter beseften, zouden we ook wel sterker de bittere beteekenis erkennen van een incident, als zich dezer dagen met de Mendoza heeft voorgedaan, een schip, waar mede de Fransche regeering eenige van de minst ontbeerlijke goederen uit Zuid-Amerika heeft willen laten komen, maar tot dusver door de Engelscne vloot- van zijn bestemming is afgehouden. Te weinig ook hebben we totdusver de bittere beteekenis beseft van de vergun- ning, welke de Engelsche regeering aan 66n enkel schip van het Amerikaansche Roode Kruis heeft verleend, om vitaminen, gecondenseerde melk en kinderkleertjes naar het Fransche gebied over te brengen. Men weet, dat dezer dagen leden van het Hoover Relief Committee ook ons bezocbt hebben. Ongetwijfeld is op het oogenblik hun aanwezigheid voor de bevolking van Bel gie en Frankrijk van veel grooter belang. Bij alle beperkingen, welke ons totdusver zijn opgelegd, he'bben wij het nog altijd goed, niet alleen betrekkelijk, maar zoo goed, dat we wellicht niet voldoende beseffen, wat het is, het niet goed te hebben. Anders zouden ook wij, zou de Nederland- sche bevolking in haar geheel, wel meer van spanning gevoelen; spanning of het, bij alle ongunst der voorteekenen, toch nog zal ge- lukken om tusschen de oorlogvoerenden een best^nd te bereiken dat het mogelijk maakt ora de bevolking van de bezette gebieden in hun nooddruft te hulp te komen, een nood- druft, waarin men in het onbezette Frankrijk reeds afschuwelijkheden eet en van den hon ger sterft. Het bezwaar, dat het Duitsche Rijk de hand op den toevoer zou kunnen leggen, heeft men in den vorigen oorlog overwonnen, toen het de hulpverleening aan de noodlijden- de Belgische bevolking gold. Het bezwaar zou een voorwendsel zjjn, wanneer het ook ditmaal niet te overwinnen ware. den chauffeur betaald te hebben,, wien ik tot zijn groote verbazing met een vorstelijike fooi bedacht, bleef ik een oogenblik wachten om te zien of de bespieder zich om den hoek zou laten zien. Ik kon evenwel taal noch teeken van hem bespeuren. Nadat hij gezien had, dat ik naar St. James' Place gereden was, had hij stellig als zekerheid aangenomen, dat ik mij weer naar huis begaf en zijn taxi af- gedankt, ten einde zich ergens schuil te hou den waar hij kon zien zonder gezien te worden. I-k trad het huis binnen en sloot de deur achter mij. Jean wachtte mij in de ha! op, en niets van Smith bemerkende, nam ik haar een zalig oogenblik in mijn armen. Vervol- gens, terwijl ik haar beide handen vasthield, deed ik mijn biecht. ,,'Lieveling," zei ik, ,,ik heb je onder val- sche voorwendsels hier gebracht. ,1k ver- zocht je mij te vergezellen omdat ik waarlijk niet wist hoe ik je naar je huis zou kunnen krijgen, tenzij via het mijne. Houd mij niet voor krankzinnig! Ik ben nooit beter bij mijn verstand geweest dan nu, maar de omstan- digheden, die ik probeeren zal je uit te leg gen, maakten het volstrekt noodzakelijk. Ga mee naar mijn kamer; daar is het gezellig en kunnen wij praten." Zij zag mij aan, blijkbaar verrast, maar met vol vectrouwen. Daarna keerde zij zich om en ging de trap op, die naar mijn kamer voerde. Toen wij de deur naderden, vingen wij het geluid van .stermm-en op. Ik opende snel de deur. Een welbekende stem, een stem, waarvan het hooren mij met innige blijdschap vervulde, speak tot Smith. Bij ons b'innentr-eden zat de spreker bij den haard. Dus de schal-k is eens lekker gaan eten Ik wil twee tegen een we-dden, mijn brave, dat dat briefje van je zijn eetlust totaal be- dorven heeft!" Dat deed het," zei ik met warmte. Het hoofd van Vic vertoonde zich uit den clubstoel. In het eerst zag hij Jean niet, BIERACCIJNS VERHOOGD. De ,,iStaatscourant" van Woensdag- avond vermeldt een besluit van den secre- taris-generaal van het Departament van Financien tot wijziging van de Bierwet 1917, blijkens hetwelk met ingang van 1 Februari 1941 de accijns op bier van 1.50 gulden per hectolitergraad wordt verhoogd tot 2.20 gld. Ten aanzien van de hoeveelheid bier, daar- onder begrepen de nog niet geheel afgewerk- te brouwsels, welke de bierbrouwers op 1 Februari 1941 voorhanden hebben, wordt de verhooging van den accijns nagevorderd. De bierbrouwers zijn verplicht van de bij hen op 1 Februari 1941 aanwezige hoeveelheden bier v66r 5 Februari 1941 aangifte te doen bij den ontvanger der accijnzen, onder wiens kantoor de brouwerij is gevestigd. Het specifiek invoerrecht op bier is in ver- band hiermede nader vastgesteld op 9 gld. ANGST VOOR BUREAUCRATIE. Overhetids-organisatie. Als wij rondom ons heen overal de vernieu- wingsgedachte zien baanbreken, past het een ieder zich te bezinnen, in hoeverre hijzelf en zijn omgeving daarbrj betrokken is, of dient betrokken te zijn. Wij dienen hierbij echter onze objectiviteit te bewaren om te voor- komen, dat wij, slechts gaan vemieuwen 6m te vemieuwen zonder meer, terwijl wij ander- zijds een open oog moeten hebben voor de noodzakelijke vemieuwingen, die wij uit plichtsbesaf zooveel mogelijk moeten helpen bevorderen. Bezien wrj nu de overheids-administratie in al haar geledingen op deze wijze, dan zul len wij er ongetwijfeld een uitgebreid ver- nieuwingsobject aantreffen. Hier is vemieu- wing niet alleen nuttig, maar zelfs nood zakelijk. Wij betreden hierbij geenszins een onbekend terrein, integendeel, reeds verschillende jaren is er ernstig gepoogd het overheids-apparaat te vereenvoudigen, maar telkens weer stuitte men op een bijna ziekelijken angst voor het nieuwe en eigendunkelijke behoudzucht van het oude. In dit licht is het begrijpelijk, echter niet goed te praten, dat een groot aantal jongeren onder de ambtenaren vaak pro of contra en helaas meestal het laatste de nieuwe gedachte waren. Velen hebben zich zoo doende geen reken- schap gegeven van het bestaan en den om vang van dit probleem en ook de groote stroom van vakkundige periodieken, die maandelijks of wekelijks met copy moesten worden gevuld, zijn vaak zoo onaantrekkelijk geworden, dat zij veelal ongelezen werden ter zijde gelegd met als gevolg, dat de kennis der administratieve problemen steeds ver- vaagde en men steeds meer zijn toevlucht ging nemen tot cliche-werk. Ook de opleiding der toekomstige ge- meente-ambtenaren, die vrijwel geheel ge- schiedt in de vrije avonduren, zoowel van docent als leerling, heeft niet nagelaten het gebruik der clichd's te helpen bevorderen. Als volontair en een toekomstig ge- meente-ambtenaar is verplicht zulks twee jaren te zijn alvorens hij tot het vakexamen wordt toegelaten is zijn functie de defi- nieeren als onbezoldigd typist en eenmaal in het bezit van zijn diploma mist hij veelal de noodige practusche ervaring om op eigen compas te zeilen, aangenomen, dat hem hier- toe de gelegenheid zou worden gegeven. Nuttelooze arbeid ontneeant den lust tot werken. Vandaar dat vele lagere ambtena ren, die evengoed als de andere een deel van het groote administratieve raderwerk zijn, door hun gebrek aan interesse een aanmer- kelijke vertraging in het geheel teweeg brengen. De overheidsadministratie bestaat uit een zeer groot aantal administratieve instellin gen, die echter onderling het zoozeer nood zakelijke verband missen of, voorzoover zij door eenig wettelijk voorschrift op elkaar zijn aangewezen, veelal organisatorisch niet voldoende op elkaar zijn ingesteld om een harmonisch geheel te vormen. Wij beschikken over een zeer, omvangrijk overheidsorkest met ontelbare concertmees- ters en executanten. Alleen de dirigent, zon der wiens leiding het haast onmogelijk is, eenig concertstuk met succes te vertolken, ontbreekt. Eenheid van leiding en coordi- natie op dit gebied is dringend noodzakelijk. In groote lijnen bestaat nog steeds de overheidsorganisatie zooals deze door Thor- becke in 1848 was ontworpen. Bij den aan- en uitbouw echter heeft niet steeds het har monisch geheel voor oogen gestaan. Wij zien thans vele na dien ontstane instellingen volkomen zelfstandig zonder rekening te houden met de mogelijke en nuttige coordi- natie met bestaande en nauw bij hun werk- sfeer betrokken adlministraties ruimschoots de gelegenheid bieden voor het ontstaan en bevorderen van een chaos op administratief gebied. Ook vele oude instellingen .hebben zich echter zelfstandig weten te maken en dragen er zoo niet toe bij het administratief terrein overzichtelijk te doen zijn. Wat de toekomst nog voor maatregelen van overheidswege zal brengen is niet be- daar ik tusschen hem en haar in stond. ,,Kom er in, ouwe lekkerbeft!" zei hij. ,,Laat ons watertanden bij een opsomjning van het menu,! Het staat je erg fraai, ouwe knaap, de plaat te poetsen terwijl wij hier de wacht houden." Ik deed een stap zijwaarts. Het gezicht van Vic ging alle beschrijving te boven. Met een uitroep van verbazing sprong hij op en bracht verlegen uit: ,,'Neem mij niet kwalijk. Ik wist niet dat Jack door iemand vergezeld werd. 'Htn... hoe vaart gij?" Wij bacstten alien in lachen uit. ,,Dit is mejuffrouw Anstruther, Vic Victor Caryll. Zij is de hoofdoorzaak waarom het briefje van Smith de hors d'oeuvres bedierf, zooals je je zult kunnen voorstellen, beste kerel." ,,Ja," zei Vic langzaam. „Ja... ik kan het begrijpen. Ju.ffrouw Anstrutiher, we zullen u dadelijk een nadere verklaring geven. Wilt ge mij en Jack een oogenblik veront- scbulddgen? Onze vriend Smith hier zal u aangenaam bezig houden." De arme Jean, die er niets vap begreep, wat niet te verwonderen was, liet toe, dat ik haar naar een clubstoel leidde, waarin zij plaats nam. Maar haar verwondering, al verdween deze niet geheel, duurde slechts een oogenblik. althans voor zoover uiterlijk aan haar meikbaar was, want nauwelijks was zij gezeten of zij glimlachte tegen Smith en maakte de opmerking: ,,Het zou mij spijten, mijniheer Smith, als ik u tot last was. Zoudt ge het met mij kunnen vinden?" Smith, die een oogenblik in de grootste ver- legenheid verkeerd had, was reeds volkomen tegenover haar op zijn gemak, toen Vic en ik de kamer verlieten. Wij be.gaven ons naar de hal, en Vic richtte zich tot mij. „We zullen dit naar alle waarschijnlijkheid te boven komen," zei hij vol ernst, ,,maar laat het een les voor je zijn, mijn vriend. In dienst, of, in een geval als dit, voor een be kend. Hoevele en welke deze zullen zijn komt er ook niet op aan, mits zij slechts worden uitgevoerd in organisch verband en niet zoo als veelal voorheen door honderd en een ver schillende instanties op honderd en een ver schillende manieren, die dikwijls nog zeer uiteenloopen. Spreekt het niet voor zichzelf, dat in onze taal de woorden „bureaucratie" en ,,ambte- narij" burgerrecht hebben verkregen? Hebben wij ons ooit rekenschap gegeven van de diepere oorzaken van den geweldigen achterstand der overheidsorganisatie bij het normale bedrijfsleven ep bankwezen? Heeft niet het zooveel hoofden zooveel zinnen" in hooge mate zijn stempel gedrukt op de overheidsorganisatie? Beschouwde de overheid zich niet te veel als monopoliehoudster en dus zonder eenige concurrentie Geenszins is het dan ook te verwonderen, dat De Nederlandsche Unie, die streeft naar een nieuwe Nederlandsche saamhoorigheid, gezamenlijk opgebouwd door stoeren arbeid en op Nederlandsche wijze, onder het nieuwe ook verstaat een opheffing van de ambte- narij en de bureaucratie. Thans echter is het niet de tijd een alge heele reorganisatie op dit gebied te bepleiten, gezien de vele staatkundige problemen, die hiermede nauw verbonden zijn. Aan hen op wie de taak rust, straks in de vernieuwde overheids-organisatie leiding te geven, past het echter, zich bewust te voelen van de groote verantwoordelijkheid, die zij in deze hebben te dragen voor vaderland en volk. Hiermede is echter niet gezegd, dat ook nu geen land meer braak ligt voor deze ver- betering. Laat ook thans hierin iedereen van hoog tot laag zich zijn plaats waardig too- DE OPBRENGSTEN DER P.T.T. IN NOVEMBER 1940. De P.T.T.-opbrengsten blijven zich in be- vredigende lijn bewegen; de cijfers over November zijn: Opbrengst meer of minder dan 1939 Posterijen 3.226.504 -j- 123.012 Telegrafie 53.247 527.388 Telefonie 3.025.685 300.337 Postcheque- en girodienst 868.233 107.264 Totaal 7.173.669 f 3.225 De lage opbrengsten der zomermaanden zullen vanzelfsprekend de jaarcijfers beinvloe- den, zooals ook reeds blijkt uit de hieronder volgende opbrengsten over de periode Januari tot en met November: Posterijen 29.270.558 2.322.071 Telegrafie 2.584.439 1.950.518 Telefonie 28.725.749 76.514 Postcheque- en girodienst 9.154.312 1.293.508 Totaal f 69.785.058 3.055.595 DE INVOERING VAN PERSOONS- BEWIJZEN. Met ingang van 1 Maart. In de Staatscourant van Maandag is opge- nomen een uitvoeringsbesluit van den secre- taris-generaal van binnenlandsche zaken in- gevolge het „besluit persoonsbewijzen Hierbij wordt bepaald, dat het persoons- bewijs wordt ingevoerd met ingang van 1 Maart 1941. Vastgesteld zijn de volgende modellen voor persoonsbewijzen Model 1: persoonsbewijs voor een Neder- lander, Model 2: persoonsbewijs voor een Neder- landsch onderdaan, bedoeld in de wet van 10 Februari 1910 (iStaatsblad no. 551, sedert gewijzigd, Model 3: persoonsbewijs voor een vrfeem- aeling. Het hoofd der rijksinspectie is belast met de zorg voor den aanmaak, den opslag, het beheer en de verstrekking van persoons bewijzen. De verstrekking van persoonsbewijzen aan de burgemeesters geschiedt kosteloos. Omtrent ieder in het bevolkingsregister op- genomen persoon, die 15 jaar of ouder is, worden uitsluitend aan de hand van de per- soonskaart, de na te noemen gegevens op een persoonsbewijs ingevuld: 1) de geslachts- naam, 2) de voornamen, 3) dag, maand en jaar van geboorte, 4) geboortegemeente met aanduiding van de provincie. 5) land van ge boorte, 6) nationaliteit, 7) burgerlijke staat, 8) het beroep, 9) adres in de gemeente, 10) geslacht. De burgemeester noodigt 'n ieder, te wiens behoeve een persoonsbewijs is ingevuld, schriftelijk uit, in persoon te verschijnen ter secretarie van de gemeente. Omtrent de uitreiking van persoonsbewij zen aan de tot de varende, rijdende of zwer- vende bevolking behoorende personen, zoo- mede omtrent de uitreiking ten behoeve van hen, aan wie het rqcht tot het bezit van een persoonsbewijs, ingevolge artikel 4, eerste lid, van het ,„Besluit persoonsbewijzen" is ont- paalde taak gesteld,, houd dan in Godsnaam die taak, en die taak alleen, voor oogen. Denk eens na welk een leed je je zou berokkenen, als haar eens iets overkwam!" Hij glimlachte plotseling met dat lachje, dat zoo onweerstaanbaar was en die alle bit- terheid aan zijn woorden ontnam, zonder aan de uitwerking in het minst te kort te doen. ,,Maar het is nu eenmaal zoo met mij ge steld, dat ik je vergiffenis schenk, Jack, beste jongen; je hebt natuurlijk gevoeld, dat je geen maand uit haar gezicht kon zijn zonder gevaar haar te verliezen. Was het niet?" „Ja." ,,Ga dadelijk naar boven," zei Vic met voorgewende gestrenghsid, ,,zend Smith bij me en haal je antwoord. Vlug! Ik kan je slechts een paar minuten toestaan; dan moe ten we ter zake komen." ,,Ik... ik heb het antwoord al!" ,,Zoo Prachtig, kerel. Hartelijk geluk- gewenscht. Eh nu, wat is er gebeurd?" In het kort vertelde ik hem mijn moeilrjk- heden en dat de eenige weg die mij toegesche- nen had open te liggen, geweest was haar naar mijn huis te brengen, waar ik wist dat verdere hulp te verkrijgen was. Ik zei hem, dat ik het gevaar van haar alleen naar huis te laten gaan te groot achtte. ,.Ja", beaamde Vic, „dat kon je onmogelijk doen. Na je kolossale domheid geloof ik, dat je de wijste partij gekozen hebt. Maar, Jack, na het voorgevallene van hedenavond, had je mceten bedenken, dat wij tegenover een bende staan en niet tegenover een enkel persocm, en dat dientengevolge al je gangen nagegaan zouden worden, vcoral omdat ik, in de eerste plaats, in mijn gang van Yard naar je huis reeds gevolgd meet zijn. Heb je juffrouw Anstruther iets omtrent den Octopus mee gedeeld ,,Neen. De acme meld verkeert nog steeds in het volkomen duister." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 5