Ter Neuzensche Courant
De man die lachte
Binnenland
Feuilleton
Vrijdag 24 Januari 1941
No. 10.169
TWEEDE BLAD
VAN
VERHOOGING VAN STEUPTNORMEN.
De persdienst van het N.V.V. meldt:
Naar aanleiding van de stappen, die het
N.V.V. heeft gedaan bij de betrokken instan-
tdea om te geraken tot algeheele verhooging
van steunnormen, is kort geleden een publi-
catie van den persdienst van het N.V.V. ver-
schenen. De-v publicatie had hoofdzakelijk
ten doel de onjuiste geruchten te ontzenu-
wdti, welke grootendeels waren verspreid
onder de ,,uitgevroren" werkverruimings-
arbeiders. In deze publicatie was toen o.m.
rnedegedeeld. dat het N.V.V. steunverhooging
wenochelijk achtte en dat het departement
van sociale zaken de oplossing zoo veel
mogeltjk wilde vinden in het yerstrekken
vaa warm eten beneden kostprys, thans aari-
gevuld met het versrtrekken van tomatensoep
in blik, blrjkens een recente mededeeling van
het departement van sociale zaken.
De persdienst van het N.V.V. heeft in be-
doeld artikel rnedegedeeld, dat binnenkort
nog nader op deze zaak zal worden terug-
gekomen.
Wjj kunnen thans mededeelen, dat, in ver-
band met de weersgesteldheid, die nog steeds
geen grondwerk toelaat, de algeheele toe-
stand van de ondersteunden naar het inzieht
van den commissaris van het N.V.V., den
beer Woudenberg, verhooging van den steun
noodzakelijk maakt. Verschillende met rede-
nen omkleede vertoogen zyn tot de betrokken
autoriteiten gericht. Hopelijk zal het depar
tement van sociale zaken het dringende van
spoedige verbetering inzien.
Hi. MUSSERT TE MUNCHEN.
Dezer dagen zijn enkele leidende figuren
der N.S.B. voor besprekingen naar Duitsch-
land vertrokken.
Dit Miinchen meldt thans het D.N.B., dat
de plaatsvervanger van den Ffihrer, Rudolf
Hesa, in tegenwoordigheid van den rijkscom-
miasaris voor' Nederland, rijksminister Seyss
Inquart, Dinsdag 27 dezer in de senatoren-
raai van het bruine huis aldaar den leider
der N.S.B., ir. A. A. Mussert, heeft ontvan-
g6IL j
Voorts is de heer Mussert, die eemge dagen
te MOnchen heeft vertoefd, ontvangen door
den rptsleider S.S. Heinrich Himmler, wiens
gast hij tijdens zijn verblyf te Miinchen is
geweest. Woensdagavond heeft hij de hoofd-
■stad der beweging weer verlaten.
Aan het einde van deze week wordt ir
Mussert in ons land terugverwacht.
DE BETALING VAN DE
RADJO-I.lTSTKKVEROI NNINt; EN I>E
VRIJWILLHIE BUDRAGEN.
Het hoofdbestuur der P.T.T. deelt het vol
gende mede:
Nu de betalingen voor de radioluisterver-
gunntngen beginnen binnen te komen, blijken
er luisteraars te zijn, die van de verplichte
hiisterbijdrage hun vrijwillige bijdrage aan
de omroepvereeniging, waarbij zij zyn aan-
gestoten, aftrekken.
Dit is echter niet toegestaan. Iedere luiste-
raar moet het thans verschuldigde voile
bedrag betalen, hetzij door radiozegels te
koopen, hetzij door op de postrekening van
het staatsbedrijf der P.T.T. no. 400200 de vol-
gende bedragen te shorten, resp. over te
schrtjven: 9 voor een jaar, ,f4,50 voor een
half jaar, 2,25 voor een kwartaal.
Wenscht men een aan een omroepvereeni
ging betaalde vrijwillige bijdrage terug te
ontvangen, dan dient men zich rechtstreeks
tot die vereeniging te wenden. De omroep-
vereenigingen zijn verplicht, aan verzoeken
van dien aaid te voldoen.
KKJOULDHrlNti PERSONEEL OPBOUW
DIENST.
Blflkens besluit van den secretaris-generaal
van algemeene zaken betreffende de voor-
loopige bezoldiging van het personeel van
den opbouwdienst zijn eenige wyzigingen in
die bezoldiging aangebracht, waarbij het
volgende is bepaald:
De bezoldiging van officieren op non-
activiteit, ingedeeld bij den opbouwdienst,
zal bedragen de activiteitsbezoldiging, welke
zij bij de landmacht zouden hebben genoten.
Kindertoelage wordt in rekening gebracht.
De bezoldiging van officieren en militairen
beneden den rang van officier, ontslagen
onder toekenning van wachtgeld en ingedeeld
bij-den opbouwdienst, zal bedragen:
voor personeel van de landmacht de
activiteitsbezoldiging, welke het by de land
macht zou hebben genoten;
voor personeel van de zeemacht het bedrag
van den wachtgetdgrondslag, eventueel ver-
meerderd met periodieke en andere bezoldi-
gingsverhoogingen, waarop op of na den
datum van opwachtgeldstelling recht zou
zijn verkregen en verminderd met het be
drag, waarop de vrije geneeskundige hulp,
enz., ten aanzien van den pensioengrondslag
is geschat, voor zoover in artikel 3a niet
ander9 wordt bepaald.
Kindertoelage wordt in rekening gebracht.
Personeel van de zeemacht, ontslagen
onder toekenning van wachtgeld met een
grondslag van niet meer dan /541 per jaar
en voor hetwelk het recht op wachtgeld
eindigt, ontvangt een zakgeld van f 0,45
per dag.
Personeel van de zeemacht, ontslagen
onder toekenning van wachtgeld met een
grondslag van meer dan 541 per jaar en
voor hetwelk het recht op wachtgeld eindigt,
ontvangt een bezoldiging overeenkomstig de
in artikel 4 gestelde regelen.
Dit besluit treedt in werking met terug-
werkende kracht tot 1 Januari 1941.
DOEL EN STREVEN
VAN WINTERHTILP NEDERLAND.
Een uiteenzetting van Mr. Bakker.
Het A.N.P. meldt:
In een druk taezochte persconferentie heeft
mr. A. J. Bakker, provinciale directeur voor
Noord-Holland en waamemend plaatselijk
directeur van Winterhulp te Amsterdam, een
uiteenzetting en beschouwing gegeven over
werk en doel van Winterhulp Nederland.
Deze beschouwing had ten doel vele misver-
standen en onverdiende critiek, welke nog
steeds over deze organisatie wordt gehoord
uit den weg te ruimen. Er zijn hier zoo
zeide hij o.a. in Nederland duizenden orga-
nisaties, die zich bezig houden met leniging
van sociale nooden. Een zeer groot aantal
hiervan wil men zeer zeker in stand houden
doch codrdinatie en samenwerking met Win
terhulp is noodzakeljjk. Reeds nu is er een
begin van samenwerking met verschillende
vereenigingen gevormd en deze samenwer
king zal in de toekomst worden versterkt.
Bij Winterhulp verliest men helaas het
groote doel wel eens uit het oog wanneer men
hier en <iaar een misprijzend oordeel, dat
dan bovendien nog volkomen ongegrond is,
hoort. Wij zijn altijd, zoo zeide de heer
Bakker, een volk van individualisten ge
weest en slechts in uren van gevaar voelen
wij ons 66n. Dat individualisme hield critiek
in. Soms gezonde critiek, maar ook wel
eens ongezonde critiek. Het is in deze dagen
van het allegrootste belang, dat niemand op
zij blijft staan. Wij kunnen met Winterhulp
een roeping vervullen. Wij kunnen als een-
heid, waarbij de politiek geen rol speelt, de
handen ineen slaan om hulp te bieden waar
hulp noodig is. Dat past ook in de histo-
rische roeping van onze staatsgemeenschap.
Immers door de eeuwen heen zijn stroomin-
gen van buiten door het Nederlandsche volk
geabsorbeerd; theorie werd hier tot gestal-
te, werd geconcretiseerd met den nuchteren
kjjk van den Nederlander. Er is een groot
aantal vertrouwensmenschen noodig, men-
schen, die zich belangeloos met hart en ziel
inzetten voor het winterhulpwerk en die ker-
nen vormen van waaruit het werk in kleine
groepen wordt verricht. In de kleinere ge-
meenten gaat het reeds in die richting; daar
immers heeft veelal de burgemeester zich
persoonlijk ingezet, hij heeft het vertrouwen
van zijn gemeentenaren en hij weet zijn ge-
meentenaren te doordringen van het groote
en goede doel van Winterhulp.
Het doel van Winterhulp, het zi) hier nog-
maals gezegd, is niet in de eerste plaats om
steun te geven in den vorm van geld of goe-
deren, noodzakelijk voor het directe levens-
onderhoud, maar om wat zon en licht te
brengen in die duizenden gezinnen, waarin
dit ontbreekt. Thans is de toestand nog zoo,
dat levensmiddelen, kolen,- kleeren en geld
worden gegeven. Maar in de toekomst zal
dit niet het hoofddoel van Winterhulp zijn.
Ook de huis- aan huiscollecte met de lis
ten, die op 31 dezer en 1 Februari zal
worden gehouden, bracht de heer Bakker ter
sprake. Er is geen sprake van en hij legde
hier den nadruk op, dat dit collectesysteem
een dwang bedoelt uit te oefenen. In de
eerste plaats hoopt men op deze wijze een
statistisch inzieht te krijgen, zoodat men na
kan gaan, waar nog een nadere propaganda
moet worden gevoerd.
Tenslotte deelde de heer Bakker nog mee,
dat door Winterhulp Nederland binnenkort
een algemeene afrekening zal worden gepu-
bliceerd.
IHET BELEENEN DER STA ATSLEENING
De Nederlandsche Bank deelt aan den ef-
fectenhandel o.a. het volgende mede:
Het behoeft geen betoog, dat het met het
oog op de financieele en monetaire toekomst
van ons land van groot belang moet worden
geacht, dat bovenbedoelde vrijwillige leening
niet alleen slaagt, doch ook, dat de stortin-
gen op deze leening zooveel mogelijk plaats
vinden met eigen geld. Het opnemen van gel-
den om de stortingen op de leening in kwestie
te bewerkstelligen, dient beperkt te blijven
tot hen, die bij de te verrichten stortingen
liquiditeitsmoeilijikheden ondervinden en deze
niet uit eigen kracht kunnen overwnnen.
Voor zoover de betrokkenen een desbetref-
fende vraag ontkennend beantwoorden, be-
hoeven tegen het sluiten van de desbetreffen-
de posten geen bezwaren te bestaan.
Voor het geval de betrokkenen de vraag in
kwestie niet ontkennend kunnen beantwoor
den, verzoekt de Nederlandsche Bank de ge-
vraagde credietverleening te onthouden.
De Bank zou het op prijs stellen, wanneer
de handel er naar zou willen streven, het ter
leen verstrekken van gelden in verband met
stortingen op de staatsleening in kwestie,
voor zoover het niet gepaard gaat met ver-
panding van obligaties dier leening zelve, ook
zooveel mogelijk te beperken tot gevallen van
werkelijke liquiditeitsmoeilijkheden.
MEER SINAASAPPELEN, AMANDELEN
EN NOTEN AAN DE MARKT.
Terwijl het ijs de waterwegen verstart en
de sneeuw neerdwarrelt over het land, doet
het goed, bijwijlen eens te denken aan een
milder klimaat. Aan de landen, waar de
citroenen en aanverwante versnaperingen
groeien. Deze heerlijkheden komen thans
weer in ruimer mate naar ons land dan men
algemeen wel aanneemt, zoo vernamen wij te
bevoegder plaatse. De hoeveelheden, welke
Nederland thans importeert, worden hoofd
zakelijk bepaald door het bedrag aan devie-
zen, dat de Nederlandsche deviezencentrale
tot dit doel beschikfbaar stelt.
Dezer dagen heeft men weer sinaasappelen
kunnen koopen. De prijs hiervoor is van
overheidswege vastgesteld en ligt tusschen 7
en 9 cent per stuk, al naar de grootte. In
normale tijden importeerden wij hiervan
rond 80 millioen kg per jaar, het bedrag, dat
thans voor den aankoop van sinaasappelen
is uitgetrokken, zal het mogelijk maken, 13
millioen kg in te voeren.
De sinaasappelen zullen vermoedelijk van
Spanje naar Genua worden vervoerd en van-
daar per spoor naar ons land komen al-
thans, voor zoover ze uit Spanje kunnen wor
den betrokken. De ervaring heeft namelijk
geleerd, dat Spanje wel allerlei leverings-
contracten afsluit, maar dat daarmee nog
niet gezegd is, dat de goederen ook werkelijk
komen. Het grootste deel van den import
van genoemd product zal dan ook wel door
Italie geleverd worden.
Bij de binnenlandsehe handelaren is na-
tuurlijk een geweldig gedrang ontstaan om
aan de zoozeer begeerde handelswaar te
komen. Daarom heeft men er bij de groente-
en fruitcentrale toe besloten, zelf als eenig
kooper op te treden en vervolgens den han
del te bevoorraden op basis van een punten-
stelsel. Hiertoe is men gekomen door den
omzet over enkele jaren als grondslag te
nemen, doch tegelijkertijd aan het laatste
normale jaar 1939 een in verhouding
grootere beteekenis toe te kenneu.
Amandelen enz.
Ook amandelen komen hier in aanzienlijke
hoeveelheden binnen. Honderden tonnen zijn
reeds in omloop gebracht en men neemt aan,
dat ongeveer de helft van de normale be-
hoefte aan dit artikel kan worden gedekt.
Hetzelfde geldt ten aanzien van wal- en
hazelnooten. alsmede sukade.
Voorts worden op het oogenblik pogingen
in het werk gesteld om rozynen uit Turkije
en mogelijk zelfs uit Perzie te betrekken. Op
krenten, die grootendeels uit Griekenland
plachten te komen, is uiteraard vooreerst
weinig kans.
Omtrent de mogelijkheid, om gedroogde
pruimen uit Joego-Slavie te betrekken is men
evenmin optimistisch gestemd.
Gedroogde vruchten in blik appeltjes,
perziken, abrikozen zijn er, naar men ons
mededeelde, nog in voldoende mate aanwezig.
Bij het uitbreken van den oorlog waren be-
langrijke voorraden in entrepdt opgeslagen
en deze worden langzamerhand in consumptie
gebracht. Dit is eerst geschied via een tijde-
lijk afleveringsverbod, waardoor de gelegen-
heid werd geschapen, den voorraad te inven-
tariseeren. I Tel.)
VOLKSHOUDING IN BEZET GEBIED.
Drieerlei houding is mogelijk.
In het weekblad van De Nederland
sche Unie wordt opnieuw gesproken over het
onderwerp van den dag: de houding van ons
volk onder de bezetting.
Na opgemerk te hebben. dat in het con
flict tusschen gevoel en verstand ons volk de
juiste oplossing heeft gevonden de hou
ding van de Duitsche weermacht, dit moet
worden erkend, heeft dit vergemakkelijkt
schrjjft ,,De Unie":
,,Toen wij bezet gebied werden, trad uiter
aard tegelijkertijd de Engelsche blokkade
tegen ons land in werking. Met het gevolg,
dat wij van dat oogenblik af onze voor
raden buiten beschouwing gelaten voor
het levensonderhoud van ons volk aangewezen
waren op onze eigen voortbrenging van voe-
dingsmiddelen en op ruil met die landen,
welke wij, ongehinderd door de blokkade, nog
kunnen bereiken.
Onze eigen voortbrenging van voedings-
middelen voor mensch en dier is geheel on-
voldoende om ons volk en onzen veestapel te
onderhouden. Het is 66k niet mogelijk deze
voortbrenging z66 te wijzdgen, dat zij dit
wel zou worden. De aard van vele onzer
gronden verzet zich daartegen; en de opper-
vlakte van ons land is te klein om dit te
kunnen bereiken. Veeleer is te vreezen, dat
wij de intensiviteit van onzen land- en tuin-
bouw niet zullen kunnen handhaven wegens
vermindering van de beschikbare hoeveelheid
meststoffen. Onzen veestapel en onzen
pluimveestapel moesten we reeds sterk ver-
minderen wegens het stagneeren van den
aanvoer van krachtvoer uit het buitenland.
Dit alles beteekent een ontzaglijken onder-
gang van onzen zuiveluitvoer. Tegelijkertijd
kunnen wij geen diensten meer buiten de door
Duitschland bezette gebieden bewijzen door
onzen handel, waarvan 23 onzer bevolking
leefde. En onze industrie kan voor een groot
deel haar grondstoffen niet meer betrekken
uit landen, welke vroeger haar leveranciers
waren. Men denke slechts aan katoen, ijzer-
erts, tin, hout, koper enz., enz. Ten slotte
zijn wij afgesloten van onze eigen overzee-
sche gebiedsdeelen!
Aangezien nu ons eigen land, zelfs in gun-
stiger omstandigheden, op zijn hoogst uit
eigen voortbrenging een 5 millioen menschen
kan voeden, kleeden en huisvesten en ons
inwonertal ongeveer 9 millioen bedraagt, zijn
wij, als onvermijdelijk gevolg van de bezet
ting, aangewezen op goederenruil met en
dienstbewijs aan die deelen van Europa, wel
ke wij, ongehinderd door de blokkade, kunnen
bereiken. Dit kunnen wij wel alleen over het
gebied van de mogendheid, welke ons land
bezet houdt, 6f over gebied, dat buiten ons
eigen land eveneens in haar macht is.
Met andere woorden: voor het naakte
levensonderhoud van ons volk zijn wij aan
gewezen op de bezettende macht.
Van niet minder beteekenis dan de bezet
ting van ons land in Europa zijn nog andere
feiten, welke het vinden van de juiste houding
moeilijk maken: onze Regeering in vijandig
land, het niet bezette gebied van he Konink-
rijk en zijne zeemacht nog in vollen oorlog
met de bezettende macht.
De gemakkelijkste houding tegenover deze
feiten is die van afwachten, van onthouding,
welke wordt aanbevolen om gevoelsredenen.
De onwaardigste houding is die van hen
die tot een volledige samenwerking met de
machthebbers der bezettende mogendheid
zouden willen overgaan, die, door middel van
die samenwerking, met terzijdestelling van
de Grondwet en tegen den klaarblijkelijken
wil van ons volk, het staatkundig systeem
van de bezettende macht, althans in zijn voor-
naamste wezenabestanddeelen, aan dat volk
zou willen opleggen en die, zelfs, terwijl het
Koninkrijk nog in vollen oorlog is met de
mogendheid, welker legers ons land bezet
houden, het bezette deel van dat Koninkrijk
met den invaller-bezetter militair zouden
willen doen samenwerken, tegen het land,
waar de Regeeering een toevlucht vond en
waarmede het niet-bezette deel van het
Koninkrijk en de marine samenwerken tegen
onzen bezetter.
De Unie eonstateert, dat deze beide uiter-
ste houdingen klaarblijkelijk uitgaan van een
miskenning der feiten. Het blad schrjjft:
De eerste wil de onvermijdelijke, feitelijke
gevolgen der bezetting van Europeesch Ne
derland, zooals wij die boven schetsten, niet
erkennen. Zij blijft bij de feiten ten achter.
Zij is ook in de practijk onhoudbaar; want
wij zagen immers reeds een onmiskenbaar
contact tusschen en samenwerking m6t de
bezettende macht bij alle groote maatschap-
pelijke organisaties: werkgevers, werkne-
mers, middenstand.
De tweede wil de even onvermijdelijke
feitelijke gevolgen niet erkennen van de om
standigheden, dat het Koninkrijk der Neder-
landen nog altijd in oorlog is met het Duit
sche Rijk, dat slechts een deel van dit Ko
ninkrijk bezet is en de wettige Regeering in
een aan Duitschland vijandig land vertoeft.
Zij wil op de feiten vooruitloopen en hande-
lingen stellen en maatregelen treffen, welke
eerst ten rechte zouden kunnen worden
genomen, als Nederland niet alleen maar
bezet doch definitief na een vrede bij Duitsch
land ingelijfd gebied zou zijn. Zij tast daar-
door de waardigheid van het Nederlandsche
volk aan; zij ontketent in dit volk een inner-
lijken strijd, waarvan de gevolgen niet te
overzien zijn, zij jaagt het tegen haar in het
hamas, ten nadeele 66k van de bezettende
macht,
Zoowel de eene als de andere houding lijkt
het Umieblad niet te verantwoorden.
Van haar eerste optreden d.d. 23 Juli 1.1.
af is de leiding der Nederlandsche Unie, op
grond van de feiten, ervan overtuigd ge
weest, dat de bezetting van ons land door de
Duitsche legers een zekere mate van samen
werking tusschen het Nederlandsche volk
en den bezetter onvermijdelijk zou maken.
Zij was van oordeel, dat die samenwerking
niet verder behoorde te gaan dan wederom
door de feiten wordt voorgeschreven. De
leiding der Unie is steeds van oordeel ge
weest, dat. gezien ook alweer die niet weg
te redeneeren feitelijke omstandigheden, een
lichaam in het leven diende te worden ge-
roepen, ter aanvulling van het luchtledig, dat
bij de bezetting tusschen het Nederlandsche
volk en de bezettende macht ontstond. Uiter
aard zou zulk een lichaam klaarblijkelijk het
vertrouwen van het Nederlandsche volk
moeten hebben, wilde zij kunnen worden ge
acht namens dat volk de bezettende macht
bij de door deze te treffen maatregelen van
de gevoelens van dat volk op de hoogte tt
kunnen brengen en voor zijn levensbelangen
te waken.
Het blad zet vervolgens nog eens uiteen,
waarom voor de door de Unie noodzakelijk
geachte beperkte samenwerking een in be
ginsel van den bezetter onafhankeljjk lichaan
noodig is. De Nederlandsche Unie zou barer
vaderlandschen plicht verzaken, als zij niet
alles in het werk bleef stellen om in boven-
staanden zin den bezettingstijd voor ong volk
zoo draaglyk mogelijk te maken.
Slechts in twee gevallen zou De Nederland
sche Unie genoopt kunnen worden haar pogen
op te geven.
Het eerste geval was aanwezig, wanneei
de machthebbers van de bezettende mogend
heid zouden doen blijken, dat zij op eenig;e
samenwerking met het Nederlandsche Volk
geen prijs zouden stellen, doch alles geheeJ
om eigen gezag en eigen gelegenheid zouden
wenschen te regelen. Voor samenwerking
zijn er twee noodig, in zulk een geval zou
elke mogelijkheid tot samenwerking ont-
breken.
Het geldt hier evenwel een louter theore-
tisch geval: want de machthebbers der bezet
tende mogendheid hebben herhaaldelijk ver-
klaard tot samenwerking met het Nederland
sche Volk bereid te zijn.
Het tweede geval ware aanwezig indien de
machthebbers der bezettende mogendheid
een andere instantie dan De Nederlandsche
Unie als de eenige en uitsluitend verteger,-
woordigende van het Nederlandsche Volk
zouden beschouwen, als zij zulk een .andere
instantie volmachten in handen zouden geven
en met haar alleen zouden willen samen
werken.
Ook dan zou een verdere actie van De
Nederlandsche Unie in den zin van de hier-
bedoelde samenwerking geen reden van be
staan meer hebben.
Hiermede is, meenen wij, de positie der
Unie duidelijk en scherp afgebakend en hare
houding bepaald. Hier is de eenige houding
welke eenerzijds met tweeerlei werkelijk-
heden rekening houdt, anderzijds de nationale
waardigheid ongerept laat".
WASSOHEN ZONDEK ZEEP.
Vervangingsmiddelen en hun toepasslng.
Wij hebben, schrijft de N. R. Crt., aange-
geven op welke wijze men water kan onthar-
den, waardoor bij het wasschen een bes-paring
van zeep wordt verkregen, maar een zeep-
besparing alleen langs dezen weg zal in het
algemeen niet voldoende tegemoet komen aan
ons tekort of gebrek aan zeep, zoodat het ook
noodig zal zijn om de goederen, die daarvoor
geschikt zijn, te wasschen zander zeep.
Er is thans reeds een groot aantal rnidde-
len in den handel, die geschikt zijn als ver
vangingsmiddelen voor zeep. Brj onderzoek
van een aantal van deze middelen bleek, dat
deze in hoofdzaak hetzelfde werkzame be-
standdeel bevatten, hetgeen eefhter nog niet
wil zeggen, dat alle middelen, die op heft,
oogenblik aangeboden worden, precies gelijk
zouden zijn. Hier kornt nog bij, dat niet alk
producten, die in deze middelen zrjn verwerkt
in onbeperkten voorraad in ons land aanwe
zig zijn, zoodat het te verwachten is, dat bin
nenkort weer andere middelen zullen ver-
schijnen. De middelen, die thans in den han
del zijn, zijn hoofdzakelijk op phosphaatbasb-
en op silicaatbasis samengesteld. Verwacht
mag echter worden, dat in de naaste toekomst
de waschmiddelen meer op silicaatbasis zul
len worden samengesteld. Het in den hande
brengen van deze middelen zal in het vervolg
niet meer kunnen gebeuren zonder de con-
trole en goedkeuring van het rijksbureau voor
onderzoek van handelswaren en den rijks-
vezeldienst. Hierdoor wordt voorkomen, dat
inferieure of schadelijke middelen ten verkoop
worden aangeboden.
Een silicaat, dat reeds zijn weg in de hub-
houding heeft gevonden, is het watergla*.
Het gewone watenglas, z.g. neutraal water-
glas, dat men in den kleinhandel (drogist otf
anderszinsals een dikke vloeibare sixoop
kan betrekken en dat veelvuldig wordt ge-.
brulkt om eieren in te leggen, is gebleken een
uitstekend vervangingsmiddel te zijn voor
zeep. We stellen hier voorop, dat men van aJ
dergelijke vervangingsmiddelen nieft mag
verwachten, dat ze be ter zullen zrjn dan zeep
of zeep zullen evenareci, maar zeker is1 het
wel, dat de resultaten, die bij de proefnemin-
gen werden verkregen, de verwachtinger
hebben overtroffen. Wij noemen hier als voor
beeld waterglas, echter zal men met d*
meeste waschmiddelen, die nu in den handel
zijn, doch die we niet alle bij naam kunner
noemen, ongeveer gelijke resultaten krijgen.
Wat zonder zeep gewasschen kan worder
Alle weefsels, waarin plantaardige vezea-
stoffen, dat zijn dus katoen en lirrnen, maar
ook kunstzijde, doch geen acetaatzijde, zyr-
verwerkt, kunnen zonder zeep worden ge-
wasschen. Weefsels, waarin zich dierlrjke ve-
zelfs bevinden mogen niet met deze middelen
worden behandeld. Daarvoor reserveere men
de zeep. Met zeep moeten dus alle stoffen,
breisels en weefsels van wol, echte zijde en
acetaatzijde worden gewasschen. Het zijr)
echter niet alleen be witte weefsels van ka
toen, linnen enz., die men zonder zeep kan
Door
GERARD FAIRLIE.
Uit het Bngelsch dooi
Jhr. R. H. G. NAHUYS.
6)
Vervolg.
Ik sloeg de oogen naar de kamerdeur op,
het lijk van Anderson nog in mijn armen. Zij
was even ver open als ik haar gelaten had.
Iemand moesit mijn levenloozen knecht tegen
den stoel geplaatst, en hem de revolver, die
nu naast het lijk op den grond lag, in de
hand gedrukt hebben. Ik schold mezeJf voor
een idioot, maar als ik daaraan. terugdenk,
ten onrechte, geloof ik, want ik kon moeilijk
anders gehandeld hebben dan ik deed. Ik
raapte mijn revolver op en begaf mij naar
de haL
De voordeur, die ik opengelaten had, was
dicht. Maar er was nog een ander en deugde-
lijker bewtjs, dat mijn bezoeker einde lijk ver
trokken was. Een klein zilveren presenteer-
blad, dat gewoonlijk op een tafeltje bij de
deur stond, was nu op m het oog vallende
wijze op de tafel in het midden van de hal
geplaatst en erop lag een kaartje.
Ik wist wat ik vinden zou, maar liep er
toch heen en nam het op. Het was geheel ge-
iijk aan het andere kaartje van den Octopus,
dat Vic mij getoond had; gelijk, dat wil zeg
gen, op efen punt na. Aan het einde van den
eerste van de vangarmen was het wapehsohild
van de stad Parijs vervangen door een ander
prentje, weer een wapenschild. En het kostte
mij geen moeite daarin het wapen van Lon-
den te herkennen.
,,Met of zonder geweld, naar gelang van
ieders smaak!" sprak ik bij mezelf en niet
zonder bitterheid.
"HOOFDSTUK HI.
Ik vermoed dat ik twee of drie minuten
lettelijk vermorst heb met het kljken naar
dat wapen van Londen en van lieverlede tot
het besef kwam dat wjj stonden tegenover
iets, van veel grooter omvang dan Scotland
Yard of zelfs Vic zich ooit verbeeld hadden,
alvorens ik bedacht wat mij nu te doen stond.
Het meest voor de hand liggende was de
politie op te bellen, maar toen schoot mij te
binnen, dat ik zonder Vic in een zeer val-
sche positie geplaatst was, want van de
kogelwond in het aangezicht van Anderson
zou nadere i-ekenschap afgelegd moeten wor
den en ik had er niet het flauwste denkbeeld
van, hoeveel Vic Scotland Yard omtrent mi)
verteld had ik wist niet of hij zelfs mijn
raam wel genoemd had.
Was dit niet het geval, dan was mijn toe-
stand niet benjjdenswaardig, want hoewel ik
in deze omstandigheden nauwelyk anders had
kunnen handelen, zou het geheele verloopvan
de gebeurtenissen een zakelijken inspecteur
van politie tamelijk ongelooflijk toeschijnen,
en verder, leek het mij te machtig om een
poging te doen tot het beschrijven van dien
lach. En dan, hoe prikkelend, dreigend, of
triomfantelijk een lach ook mag zijn, het kan
nauwelijks aangevoerd worden als een reden
om een vuurwapen te gebruiken met het
doel om te doodcci, hoewel mijn schot vol
komen uitgelokt was door het feit, dat ik, bij
het zien van de revolver in de hand van den
levenloozen Anderson, niet anders dacht dan
dat mijn leven in het grootste gevaar ver-
keerde.
Maar aangezien er iets gedaan moest wor
den en snel, ging ik naar boven naar mijn
kamer, waar de telefoon zich bevond en stak
onder het gaan dat tweede kaartje, thans in-
derdaad bij een bezoek afgegeven. in mijn
zak. Na mijn kamer binnengekomen te zijn
ging ik een oogenblik zitten en schonk mij
een drank in, ten einde den toestand te over-
denken.
Zoover ik kon nagaan, hadden wjj dien
avond op verschillende oogenblikken juist ge
handeld op zoodanige wijze, als de Octopus
gewild had dat witj handelen zouden, en deze
gedachte hinderde mij buitengewoon. Die eer
ste lach had ons naar de trap gelokt en het
touw dat dwars over de trap gespannen was
leverde het bewijs, dat zulks de bedoeling
van den Octopus geweest was. Daama had
dat touw zijn werking verricht, ongetwijfeld
tot groot vermaak van den ons beloerenden
Octopus, en het koord van het electrisch licht
naar de deur had Vic zonder bedenken op een
dwaalspoor geleid. Het was mij belet hem te
volgen, alweer onbetwistbaar in overeenstem-
mlng met de plannen van den Octopus, ter
wijl ik een schot gelost had op een man die
reeds dood was, en in diqp. tusschentjjd had
de Octopus zijn kaartje achtergelaten en was
hij spoorloos vet'dwenen. Om de waarheid te
zeggen, moesten wij den indruk gemaakt
hebben van twee bij zonder onnoozele kinde-
ren en daarom wenschte ik nu, juist een han-
deling te verrichten die geheel en al met de
wenschen van mijn bezoeker van zooeven in
strijd was.
Deze of gene autoriteit behoorde evenwel
onmiddellijk verwittigd te worden en Scot
land Yard leek mij daactoe de geschiktste.
Belde ik het ddcbtstbijzijnde politiebureau op,
dan liep ik kans binnen weinige minuten na
aankomst. van den inspecteur in verzekerde
bewaring genomen te worden, terwijl er een
kleine kans bestond. dat Vic mijn naam ge
noemd had als die van zijn te kiezen helper.
Kwam dit aldus uit, dan zou naar alle waar-
schijnlijkheid mijn verhaal niet in twjjfel ge-
trokken werden.
Dienovereenkomstig vond ik het nummer,
en na eemge oogenblikken werd ik met Scot
land Yard verbonden. Een onverschillige stem
gaf mij antwoord, maar op mijn verzoek ver
bonden te mogen worden met den inspecteur
die het geval van den Octopus in handen had,
werd grootere belangstelling in den toon
merkbaar. Na nog' een paar oogenblikken
wachtens, hoorde ik aan het andere einde van
den draad een prettige stem zeggen:
Hallo! Hier is inspecteur Williams."
„Ge spreekt met John Ackland. Mijn naam
is u waarschijnlijk onbekend, tenzij mynheer
Victor Caryll u van mij gesproken heeft."
Victor Caryll zegt ge?"
„Ja."
„En iiw naam is Ackland?"
„Ja."
.In orde dan. Wat wenscht ge?"
Ik gaf hem een kort verslag van het ge-
beui'de van dien avond, juist voldoende om
zijn eetlust te prikkelen, waarna ik hem ver-
zocht tei stond bij mij te komen en zich te
laten vergezellen door een voertuig om het
lijk te vervoeren. Hij stemde gereedelijk toe
en beloofde onmiddellijk naar mijn huis te
zullen komen, wat mij een zucht van verlich-
ting deed slaken.
Terwijl ik op den inspecteur wachtte, werd
ik plotseling door een onaangename gedachte
getroffen. Wat, als de krijgslist want ik
was overtuigd dat Vic nauwelijks den nacht
ingehold zou zijn zocals hij gedaan had in
dien er niets tastbaars te achtervolgen was
zooals de bedoeling geweest moest zijn,
V'c naar zijn noodlot, of althans naar zijn ge-
vangenneming dooc den Octopus voerde?
Hoe meer ik- daaraan dacht, des te grooter
werd mijn zeiterheid, dat deze theorie naar
alle waarschijnlifkiheid de waarheid nabij
kwam, want als er geen vooropgezette reden
bestaan had, werd het bezoek van den Octo
pus eenvo-udig tecuggebracht tot een zuivet
onziiuiig bravourestukje en ik acbtte het zeer
goed mogelijk, dat Vic zich in dat oogenblik
in de handen van den vijand bevond, als hi>
n6g erger, in de een of andere stille straat
of kelder niet vermoord lag.
Reeds deze veronderstellimg alleen joeg mij
een huivering door de leden. Toen werd bet
my duidebjk hoe hoog ik tegen Vic opzag,
hoe ik hem hoogachtte en vereerde. Maar
iik was tot werkeloosheid gedoemd, althans
voor het oogenblik, en de komst van inspet -
teur Williams met twee van zijn mannen in
buigerkleeding, maakte spoedig een einde
aan een gedachtengang, die my een marteling
was en mijn zenuwen h«vig aangreep.
De inspecteur stelde mij oogenbUkkelrjk op
mijn gemak door mij te behandelen als een
wapentroeder en een gelijke en gaf mij te
verstaan, dat Vic dien morgen een zees
vloeiend tafereel opgehangen had van myr
verrichtingen in samenwerking met hem, tij
dens den oorlog. Ik bracht hem naar miin
kamer en vertelde hem de gebeurtenissen van
dien avond. zonder een enkele byzonderheid
te vergeten. Vervolgens ging ik hem voon
naar mijn eetkamer en toonde hem het ver-
minkte overschot van den ongelukkiger
Anderson. Hij onderzocht het zeer nauwkeo-
rig en toonde tevens groote belangstelling
voor de door den Octopus achtergelaten revol
ver. Hij wikkelde deze voorzichtig in een
doek en merkte cp, dat hij misschien het ge-
luk zou smaken een paar vingerafdrukken
daarop te ontdekken. Hij nam eveneens bezit
van het tweede kaartje, maar deze twee voor-
werpen waren de eenige sporen die nze on
welkome bezoeker achtergelaten had.
(Wordt vervolgd. i