Ter Neuzensche Courant De man die lachte Binnenland Feuilleton Vrijdag 24 Januari 1941 No. 10.169 TWEEDE BLAD VAN VERHOOGING VAN STEUPTNORMEN. De persdienst van het N.V.V. meldt: Naar aanleiding van de stappen, die het N.V.V. heeft gedaan bij de betrokken instan- tdea om te geraken tot algeheele verhooging van steunnormen, is kort geleden een publi- catie van den persdienst van het N.V.V. ver- schenen. De-v publicatie had hoofdzakelijk ten doel de onjuiste geruchten te ontzenu- wdti, welke grootendeels waren verspreid onder de ,,uitgevroren" werkverruimings- arbeiders. In deze publicatie was toen o.m. rnedegedeeld. dat het N.V.V. steunverhooging wenochelijk achtte en dat het departement van sociale zaken de oplossing zoo veel mogeltjk wilde vinden in het yerstrekken vaa warm eten beneden kostprys, thans aari- gevuld met het versrtrekken van tomatensoep in blik, blrjkens een recente mededeeling van het departement van sociale zaken. De persdienst van het N.V.V. heeft in be- doeld artikel rnedegedeeld, dat binnenkort nog nader op deze zaak zal worden terug- gekomen. Wjj kunnen thans mededeelen, dat, in ver- band met de weersgesteldheid, die nog steeds geen grondwerk toelaat, de algeheele toe- stand van de ondersteunden naar het inzieht van den commissaris van het N.V.V., den beer Woudenberg, verhooging van den steun noodzakelijk maakt. Verschillende met rede- nen omkleede vertoogen zyn tot de betrokken autoriteiten gericht. Hopelijk zal het depar tement van sociale zaken het dringende van spoedige verbetering inzien. Hi. MUSSERT TE MUNCHEN. Dezer dagen zijn enkele leidende figuren der N.S.B. voor besprekingen naar Duitsch- land vertrokken. Dit Miinchen meldt thans het D.N.B., dat de plaatsvervanger van den Ffihrer, Rudolf Hesa, in tegenwoordigheid van den rijkscom- miasaris voor' Nederland, rijksminister Seyss Inquart, Dinsdag 27 dezer in de senatoren- raai van het bruine huis aldaar den leider der N.S.B., ir. A. A. Mussert, heeft ontvan- g6IL j Voorts is de heer Mussert, die eemge dagen te MOnchen heeft vertoefd, ontvangen door den rptsleider S.S. Heinrich Himmler, wiens gast hij tijdens zijn verblyf te Miinchen is geweest. Woensdagavond heeft hij de hoofd- ■stad der beweging weer verlaten. Aan het einde van deze week wordt ir Mussert in ons land terugverwacht. DE BETALING VAN DE RADJO-I.lTSTKKVEROI NNINt; EN I>E VRIJWILLHIE BUDRAGEN. Het hoofdbestuur der P.T.T. deelt het vol gende mede: Nu de betalingen voor de radioluisterver- gunntngen beginnen binnen te komen, blijken er luisteraars te zijn, die van de verplichte hiisterbijdrage hun vrijwillige bijdrage aan de omroepvereeniging, waarbij zij zyn aan- gestoten, aftrekken. Dit is echter niet toegestaan. Iedere luiste- raar moet het thans verschuldigde voile bedrag betalen, hetzij door radiozegels te koopen, hetzij door op de postrekening van het staatsbedrijf der P.T.T. no. 400200 de vol- gende bedragen te shorten, resp. over te schrtjven: 9 voor een jaar, ,f4,50 voor een half jaar, 2,25 voor een kwartaal. Wenscht men een aan een omroepvereeni ging betaalde vrijwillige bijdrage terug te ontvangen, dan dient men zich rechtstreeks tot die vereeniging te wenden. De omroep- vereenigingen zijn verplicht, aan verzoeken van dien aaid te voldoen. KKJOULDHrlNti PERSONEEL OPBOUW DIENST. Blflkens besluit van den secretaris-generaal van algemeene zaken betreffende de voor- loopige bezoldiging van het personeel van den opbouwdienst zijn eenige wyzigingen in die bezoldiging aangebracht, waarbij het volgende is bepaald: De bezoldiging van officieren op non- activiteit, ingedeeld bij den opbouwdienst, zal bedragen de activiteitsbezoldiging, welke zij bij de landmacht zouden hebben genoten. Kindertoelage wordt in rekening gebracht. De bezoldiging van officieren en militairen beneden den rang van officier, ontslagen onder toekenning van wachtgeld en ingedeeld bij-den opbouwdienst, zal bedragen: voor personeel van de landmacht de activiteitsbezoldiging, welke het by de land macht zou hebben genoten; voor personeel van de zeemacht het bedrag van den wachtgetdgrondslag, eventueel ver- meerderd met periodieke en andere bezoldi- gingsverhoogingen, waarop op of na den datum van opwachtgeldstelling recht zou zijn verkregen en verminderd met het be drag, waarop de vrije geneeskundige hulp, enz., ten aanzien van den pensioengrondslag is geschat, voor zoover in artikel 3a niet ander9 wordt bepaald. Kindertoelage wordt in rekening gebracht. Personeel van de zeemacht, ontslagen onder toekenning van wachtgeld met een grondslag van niet meer dan /541 per jaar en voor hetwelk het recht op wachtgeld eindigt, ontvangt een zakgeld van f 0,45 per dag. Personeel van de zeemacht, ontslagen onder toekenning van wachtgeld met een grondslag van meer dan 541 per jaar en voor hetwelk het recht op wachtgeld eindigt, ontvangt een bezoldiging overeenkomstig de in artikel 4 gestelde regelen. Dit besluit treedt in werking met terug- werkende kracht tot 1 Januari 1941. DOEL EN STREVEN VAN WINTERHTILP NEDERLAND. Een uiteenzetting van Mr. Bakker. Het A.N.P. meldt: In een druk taezochte persconferentie heeft mr. A. J. Bakker, provinciale directeur voor Noord-Holland en waamemend plaatselijk directeur van Winterhulp te Amsterdam, een uiteenzetting en beschouwing gegeven over werk en doel van Winterhulp Nederland. Deze beschouwing had ten doel vele misver- standen en onverdiende critiek, welke nog steeds over deze organisatie wordt gehoord uit den weg te ruimen. Er zijn hier zoo zeide hij o.a. in Nederland duizenden orga- nisaties, die zich bezig houden met leniging van sociale nooden. Een zeer groot aantal hiervan wil men zeer zeker in stand houden doch codrdinatie en samenwerking met Win terhulp is noodzakeljjk. Reeds nu is er een begin van samenwerking met verschillende vereenigingen gevormd en deze samenwer king zal in de toekomst worden versterkt. Bij Winterhulp verliest men helaas het groote doel wel eens uit het oog wanneer men hier en <iaar een misprijzend oordeel, dat dan bovendien nog volkomen ongegrond is, hoort. Wij zijn altijd, zoo zeide de heer Bakker, een volk van individualisten ge weest en slechts in uren van gevaar voelen wij ons 66n. Dat individualisme hield critiek in. Soms gezonde critiek, maar ook wel eens ongezonde critiek. Het is in deze dagen van het allegrootste belang, dat niemand op zij blijft staan. Wij kunnen met Winterhulp een roeping vervullen. Wij kunnen als een- heid, waarbij de politiek geen rol speelt, de handen ineen slaan om hulp te bieden waar hulp noodig is. Dat past ook in de histo- rische roeping van onze staatsgemeenschap. Immers door de eeuwen heen zijn stroomin- gen van buiten door het Nederlandsche volk geabsorbeerd; theorie werd hier tot gestal- te, werd geconcretiseerd met den nuchteren kjjk van den Nederlander. Er is een groot aantal vertrouwensmenschen noodig, men- schen, die zich belangeloos met hart en ziel inzetten voor het winterhulpwerk en die ker- nen vormen van waaruit het werk in kleine groepen wordt verricht. In de kleinere ge- meenten gaat het reeds in die richting; daar immers heeft veelal de burgemeester zich persoonlijk ingezet, hij heeft het vertrouwen van zijn gemeentenaren en hij weet zijn ge- meentenaren te doordringen van het groote en goede doel van Winterhulp. Het doel van Winterhulp, het zi) hier nog- maals gezegd, is niet in de eerste plaats om steun te geven in den vorm van geld of goe- deren, noodzakelijk voor het directe levens- onderhoud, maar om wat zon en licht te brengen in die duizenden gezinnen, waarin dit ontbreekt. Thans is de toestand nog zoo, dat levensmiddelen, kolen,- kleeren en geld worden gegeven. Maar in de toekomst zal dit niet het hoofddoel van Winterhulp zijn. Ook de huis- aan huiscollecte met de lis ten, die op 31 dezer en 1 Februari zal worden gehouden, bracht de heer Bakker ter sprake. Er is geen sprake van en hij legde hier den nadruk op, dat dit collectesysteem een dwang bedoelt uit te oefenen. In de eerste plaats hoopt men op deze wijze een statistisch inzieht te krijgen, zoodat men na kan gaan, waar nog een nadere propaganda moet worden gevoerd. Tenslotte deelde de heer Bakker nog mee, dat door Winterhulp Nederland binnenkort een algemeene afrekening zal worden gepu- bliceerd. IHET BELEENEN DER STA ATSLEENING De Nederlandsche Bank deelt aan den ef- fectenhandel o.a. het volgende mede: Het behoeft geen betoog, dat het met het oog op de financieele en monetaire toekomst van ons land van groot belang moet worden geacht, dat bovenbedoelde vrijwillige leening niet alleen slaagt, doch ook, dat de stortin- gen op deze leening zooveel mogelijk plaats vinden met eigen geld. Het opnemen van gel- den om de stortingen op de leening in kwestie te bewerkstelligen, dient beperkt te blijven tot hen, die bij de te verrichten stortingen liquiditeitsmoeilijikheden ondervinden en deze niet uit eigen kracht kunnen overwnnen. Voor zoover de betrokkenen een desbetref- fende vraag ontkennend beantwoorden, be- hoeven tegen het sluiten van de desbetreffen- de posten geen bezwaren te bestaan. Voor het geval de betrokkenen de vraag in kwestie niet ontkennend kunnen beantwoor den, verzoekt de Nederlandsche Bank de ge- vraagde credietverleening te onthouden. De Bank zou het op prijs stellen, wanneer de handel er naar zou willen streven, het ter leen verstrekken van gelden in verband met stortingen op de staatsleening in kwestie, voor zoover het niet gepaard gaat met ver- panding van obligaties dier leening zelve, ook zooveel mogelijk te beperken tot gevallen van werkelijke liquiditeitsmoeilijkheden. MEER SINAASAPPELEN, AMANDELEN EN NOTEN AAN DE MARKT. Terwijl het ijs de waterwegen verstart en de sneeuw neerdwarrelt over het land, doet het goed, bijwijlen eens te denken aan een milder klimaat. Aan de landen, waar de citroenen en aanverwante versnaperingen groeien. Deze heerlijkheden komen thans weer in ruimer mate naar ons land dan men algemeen wel aanneemt, zoo vernamen wij te bevoegder plaatse. De hoeveelheden, welke Nederland thans importeert, worden hoofd zakelijk bepaald door het bedrag aan devie- zen, dat de Nederlandsche deviezencentrale tot dit doel beschikfbaar stelt. Dezer dagen heeft men weer sinaasappelen kunnen koopen. De prijs hiervoor is van overheidswege vastgesteld en ligt tusschen 7 en 9 cent per stuk, al naar de grootte. In normale tijden importeerden wij hiervan rond 80 millioen kg per jaar, het bedrag, dat thans voor den aankoop van sinaasappelen is uitgetrokken, zal het mogelijk maken, 13 millioen kg in te voeren. De sinaasappelen zullen vermoedelijk van Spanje naar Genua worden vervoerd en van- daar per spoor naar ons land komen al- thans, voor zoover ze uit Spanje kunnen wor den betrokken. De ervaring heeft namelijk geleerd, dat Spanje wel allerlei leverings- contracten afsluit, maar dat daarmee nog niet gezegd is, dat de goederen ook werkelijk komen. Het grootste deel van den import van genoemd product zal dan ook wel door Italie geleverd worden. Bij de binnenlandsehe handelaren is na- tuurlijk een geweldig gedrang ontstaan om aan de zoozeer begeerde handelswaar te komen. Daarom heeft men er bij de groente- en fruitcentrale toe besloten, zelf als eenig kooper op te treden en vervolgens den han del te bevoorraden op basis van een punten- stelsel. Hiertoe is men gekomen door den omzet over enkele jaren als grondslag te nemen, doch tegelijkertijd aan het laatste normale jaar 1939 een in verhouding grootere beteekenis toe te kenneu. Amandelen enz. Ook amandelen komen hier in aanzienlijke hoeveelheden binnen. Honderden tonnen zijn reeds in omloop gebracht en men neemt aan, dat ongeveer de helft van de normale be- hoefte aan dit artikel kan worden gedekt. Hetzelfde geldt ten aanzien van wal- en hazelnooten. alsmede sukade. Voorts worden op het oogenblik pogingen in het werk gesteld om rozynen uit Turkije en mogelijk zelfs uit Perzie te betrekken. Op krenten, die grootendeels uit Griekenland plachten te komen, is uiteraard vooreerst weinig kans. Omtrent de mogelijkheid, om gedroogde pruimen uit Joego-Slavie te betrekken is men evenmin optimistisch gestemd. Gedroogde vruchten in blik appeltjes, perziken, abrikozen zijn er, naar men ons mededeelde, nog in voldoende mate aanwezig. Bij het uitbreken van den oorlog waren be- langrijke voorraden in entrepdt opgeslagen en deze worden langzamerhand in consumptie gebracht. Dit is eerst geschied via een tijde- lijk afleveringsverbod, waardoor de gelegen- heid werd geschapen, den voorraad te inven- tariseeren. I Tel.) VOLKSHOUDING IN BEZET GEBIED. Drieerlei houding is mogelijk. In het weekblad van De Nederland sche Unie wordt opnieuw gesproken over het onderwerp van den dag: de houding van ons volk onder de bezetting. Na opgemerk te hebben. dat in het con flict tusschen gevoel en verstand ons volk de juiste oplossing heeft gevonden de hou ding van de Duitsche weermacht, dit moet worden erkend, heeft dit vergemakkelijkt schrjjft ,,De Unie": ,,Toen wij bezet gebied werden, trad uiter aard tegelijkertijd de Engelsche blokkade tegen ons land in werking. Met het gevolg, dat wij van dat oogenblik af onze voor raden buiten beschouwing gelaten voor het levensonderhoud van ons volk aangewezen waren op onze eigen voortbrenging van voe- dingsmiddelen en op ruil met die landen, welke wij, ongehinderd door de blokkade, nog kunnen bereiken. Onze eigen voortbrenging van voedings- middelen voor mensch en dier is geheel on- voldoende om ons volk en onzen veestapel te onderhouden. Het is 66k niet mogelijk deze voortbrenging z66 te wijzdgen, dat zij dit wel zou worden. De aard van vele onzer gronden verzet zich daartegen; en de opper- vlakte van ons land is te klein om dit te kunnen bereiken. Veeleer is te vreezen, dat wij de intensiviteit van onzen land- en tuin- bouw niet zullen kunnen handhaven wegens vermindering van de beschikbare hoeveelheid meststoffen. Onzen veestapel en onzen pluimveestapel moesten we reeds sterk ver- minderen wegens het stagneeren van den aanvoer van krachtvoer uit het buitenland. Dit alles beteekent een ontzaglijken onder- gang van onzen zuiveluitvoer. Tegelijkertijd kunnen wij geen diensten meer buiten de door Duitschland bezette gebieden bewijzen door onzen handel, waarvan 23 onzer bevolking leefde. En onze industrie kan voor een groot deel haar grondstoffen niet meer betrekken uit landen, welke vroeger haar leveranciers waren. Men denke slechts aan katoen, ijzer- erts, tin, hout, koper enz., enz. Ten slotte zijn wij afgesloten van onze eigen overzee- sche gebiedsdeelen! Aangezien nu ons eigen land, zelfs in gun- stiger omstandigheden, op zijn hoogst uit eigen voortbrenging een 5 millioen menschen kan voeden, kleeden en huisvesten en ons inwonertal ongeveer 9 millioen bedraagt, zijn wij, als onvermijdelijk gevolg van de bezet ting, aangewezen op goederenruil met en dienstbewijs aan die deelen van Europa, wel ke wij, ongehinderd door de blokkade, kunnen bereiken. Dit kunnen wij wel alleen over het gebied van de mogendheid, welke ons land bezet houdt, 6f over gebied, dat buiten ons eigen land eveneens in haar macht is. Met andere woorden: voor het naakte levensonderhoud van ons volk zijn wij aan gewezen op de bezettende macht. Van niet minder beteekenis dan de bezet ting van ons land in Europa zijn nog andere feiten, welke het vinden van de juiste houding moeilijk maken: onze Regeering in vijandig land, het niet bezette gebied van he Konink- rijk en zijne zeemacht nog in vollen oorlog met de bezettende macht. De gemakkelijkste houding tegenover deze feiten is die van afwachten, van onthouding, welke wordt aanbevolen om gevoelsredenen. De onwaardigste houding is die van hen die tot een volledige samenwerking met de machthebbers der bezettende mogendheid zouden willen overgaan, die, door middel van die samenwerking, met terzijdestelling van de Grondwet en tegen den klaarblijkelijken wil van ons volk, het staatkundig systeem van de bezettende macht, althans in zijn voor- naamste wezenabestanddeelen, aan dat volk zou willen opleggen en die, zelfs, terwijl het Koninkrijk nog in vollen oorlog is met de mogendheid, welker legers ons land bezet houden, het bezette deel van dat Koninkrijk met den invaller-bezetter militair zouden willen doen samenwerken, tegen het land, waar de Regeeering een toevlucht vond en waarmede het niet-bezette deel van het Koninkrijk en de marine samenwerken tegen onzen bezetter. De Unie eonstateert, dat deze beide uiter- ste houdingen klaarblijkelijk uitgaan van een miskenning der feiten. Het blad schrjjft: De eerste wil de onvermijdelijke, feitelijke gevolgen der bezetting van Europeesch Ne derland, zooals wij die boven schetsten, niet erkennen. Zij blijft bij de feiten ten achter. Zij is ook in de practijk onhoudbaar; want wij zagen immers reeds een onmiskenbaar contact tusschen en samenwerking m6t de bezettende macht bij alle groote maatschap- pelijke organisaties: werkgevers, werkne- mers, middenstand. De tweede wil de even onvermijdelijke feitelijke gevolgen niet erkennen van de om standigheden, dat het Koninkrijk der Neder- landen nog altijd in oorlog is met het Duit sche Rijk, dat slechts een deel van dit Ko ninkrijk bezet is en de wettige Regeering in een aan Duitschland vijandig land vertoeft. Zij wil op de feiten vooruitloopen en hande- lingen stellen en maatregelen treffen, welke eerst ten rechte zouden kunnen worden genomen, als Nederland niet alleen maar bezet doch definitief na een vrede bij Duitsch land ingelijfd gebied zou zijn. Zij tast daar- door de waardigheid van het Nederlandsche volk aan; zij ontketent in dit volk een inner- lijken strijd, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn, zij jaagt het tegen haar in het hamas, ten nadeele 66k van de bezettende macht, Zoowel de eene als de andere houding lijkt het Umieblad niet te verantwoorden. Van haar eerste optreden d.d. 23 Juli 1.1. af is de leiding der Nederlandsche Unie, op grond van de feiten, ervan overtuigd ge weest, dat de bezetting van ons land door de Duitsche legers een zekere mate van samen werking tusschen het Nederlandsche volk en den bezetter onvermijdelijk zou maken. Zij was van oordeel, dat die samenwerking niet verder behoorde te gaan dan wederom door de feiten wordt voorgeschreven. De leiding der Unie is steeds van oordeel ge weest, dat. gezien ook alweer die niet weg te redeneeren feitelijke omstandigheden, een lichaam in het leven diende te worden ge- roepen, ter aanvulling van het luchtledig, dat bij de bezetting tusschen het Nederlandsche volk en de bezettende macht ontstond. Uiter aard zou zulk een lichaam klaarblijkelijk het vertrouwen van het Nederlandsche volk moeten hebben, wilde zij kunnen worden ge acht namens dat volk de bezettende macht bij de door deze te treffen maatregelen van de gevoelens van dat volk op de hoogte tt kunnen brengen en voor zijn levensbelangen te waken. Het blad zet vervolgens nog eens uiteen, waarom voor de door de Unie noodzakelijk geachte beperkte samenwerking een in be ginsel van den bezetter onafhankeljjk lichaan noodig is. De Nederlandsche Unie zou barer vaderlandschen plicht verzaken, als zij niet alles in het werk bleef stellen om in boven- staanden zin den bezettingstijd voor ong volk zoo draaglyk mogelijk te maken. Slechts in twee gevallen zou De Nederland sche Unie genoopt kunnen worden haar pogen op te geven. Het eerste geval was aanwezig, wanneei de machthebbers van de bezettende mogend heid zouden doen blijken, dat zij op eenig;e samenwerking met het Nederlandsche Volk geen prijs zouden stellen, doch alles geheeJ om eigen gezag en eigen gelegenheid zouden wenschen te regelen. Voor samenwerking zijn er twee noodig, in zulk een geval zou elke mogelijkheid tot samenwerking ont- breken. Het geldt hier evenwel een louter theore- tisch geval: want de machthebbers der bezet tende mogendheid hebben herhaaldelijk ver- klaard tot samenwerking met het Nederland sche Volk bereid te zijn. Het tweede geval ware aanwezig indien de machthebbers der bezettende mogendheid een andere instantie dan De Nederlandsche Unie als de eenige en uitsluitend verteger,- woordigende van het Nederlandsche Volk zouden beschouwen, als zij zulk een .andere instantie volmachten in handen zouden geven en met haar alleen zouden willen samen werken. Ook dan zou een verdere actie van De Nederlandsche Unie in den zin van de hier- bedoelde samenwerking geen reden van be staan meer hebben. Hiermede is, meenen wij, de positie der Unie duidelijk en scherp afgebakend en hare houding bepaald. Hier is de eenige houding welke eenerzijds met tweeerlei werkelijk- heden rekening houdt, anderzijds de nationale waardigheid ongerept laat". WASSOHEN ZONDEK ZEEP. Vervangingsmiddelen en hun toepasslng. Wij hebben, schrijft de N. R. Crt., aange- geven op welke wijze men water kan onthar- den, waardoor bij het wasschen een bes-paring van zeep wordt verkregen, maar een zeep- besparing alleen langs dezen weg zal in het algemeen niet voldoende tegemoet komen aan ons tekort of gebrek aan zeep, zoodat het ook noodig zal zijn om de goederen, die daarvoor geschikt zijn, te wasschen zander zeep. Er is thans reeds een groot aantal rnidde- len in den handel, die geschikt zijn als ver vangingsmiddelen voor zeep. Brj onderzoek van een aantal van deze middelen bleek, dat deze in hoofdzaak hetzelfde werkzame be- standdeel bevatten, hetgeen eefhter nog niet wil zeggen, dat alle middelen, die op heft, oogenblik aangeboden worden, precies gelijk zouden zijn. Hier kornt nog bij, dat niet alk producten, die in deze middelen zrjn verwerkt in onbeperkten voorraad in ons land aanwe zig zijn, zoodat het te verwachten is, dat bin nenkort weer andere middelen zullen ver- schijnen. De middelen, die thans in den han del zijn, zijn hoofdzakelijk op phosphaatbasb- en op silicaatbasis samengesteld. Verwacht mag echter worden, dat in de naaste toekomst de waschmiddelen meer op silicaatbasis zul len worden samengesteld. Het in den hande brengen van deze middelen zal in het vervolg niet meer kunnen gebeuren zonder de con- trole en goedkeuring van het rijksbureau voor onderzoek van handelswaren en den rijks- vezeldienst. Hierdoor wordt voorkomen, dat inferieure of schadelijke middelen ten verkoop worden aangeboden. Een silicaat, dat reeds zijn weg in de hub- houding heeft gevonden, is het watergla*. Het gewone watenglas, z.g. neutraal water- glas, dat men in den kleinhandel (drogist otf anderszinsals een dikke vloeibare sixoop kan betrekken en dat veelvuldig wordt ge-. brulkt om eieren in te leggen, is gebleken een uitstekend vervangingsmiddel te zijn voor zeep. We stellen hier voorop, dat men van aJ dergelijke vervangingsmiddelen nieft mag verwachten, dat ze be ter zullen zrjn dan zeep of zeep zullen evenareci, maar zeker is1 het wel, dat de resultaten, die bij de proefnemin- gen werden verkregen, de verwachtinger hebben overtroffen. Wij noemen hier als voor beeld waterglas, echter zal men met d* meeste waschmiddelen, die nu in den handel zijn, doch die we niet alle bij naam kunner noemen, ongeveer gelijke resultaten krijgen. Wat zonder zeep gewasschen kan worder Alle weefsels, waarin plantaardige vezea- stoffen, dat zijn dus katoen en lirrnen, maar ook kunstzijde, doch geen acetaatzijde, zyr- verwerkt, kunnen zonder zeep worden ge- wasschen. Weefsels, waarin zich dierlrjke ve- zelfs bevinden mogen niet met deze middelen worden behandeld. Daarvoor reserveere men de zeep. Met zeep moeten dus alle stoffen, breisels en weefsels van wol, echte zijde en acetaatzijde worden gewasschen. Het zijr) echter niet alleen be witte weefsels van ka toen, linnen enz., die men zonder zeep kan Door GERARD FAIRLIE. Uit het Bngelsch dooi Jhr. R. H. G. NAHUYS. 6) Vervolg. Ik sloeg de oogen naar de kamerdeur op, het lijk van Anderson nog in mijn armen. Zij was even ver open als ik haar gelaten had. Iemand moesit mijn levenloozen knecht tegen den stoel geplaatst, en hem de revolver, die nu naast het lijk op den grond lag, in de hand gedrukt hebben. Ik schold mezeJf voor een idioot, maar als ik daaraan. terugdenk, ten onrechte, geloof ik, want ik kon moeilijk anders gehandeld hebben dan ik deed. Ik raapte mijn revolver op en begaf mij naar de haL De voordeur, die ik opengelaten had, was dicht. Maar er was nog een ander en deugde- lijker bewtjs, dat mijn bezoeker einde lijk ver trokken was. Een klein zilveren presenteer- blad, dat gewoonlijk op een tafeltje bij de deur stond, was nu op m het oog vallende wijze op de tafel in het midden van de hal geplaatst en erop lag een kaartje. Ik wist wat ik vinden zou, maar liep er toch heen en nam het op. Het was geheel ge- iijk aan het andere kaartje van den Octopus, dat Vic mij getoond had; gelijk, dat wil zeg gen, op efen punt na. Aan het einde van den eerste van de vangarmen was het wapehsohild van de stad Parijs vervangen door een ander prentje, weer een wapenschild. En het kostte mij geen moeite daarin het wapen van Lon- den te herkennen. ,,Met of zonder geweld, naar gelang van ieders smaak!" sprak ik bij mezelf en niet zonder bitterheid. "HOOFDSTUK HI. Ik vermoed dat ik twee of drie minuten lettelijk vermorst heb met het kljken naar dat wapen van Londen en van lieverlede tot het besef kwam dat wjj stonden tegenover iets, van veel grooter omvang dan Scotland Yard of zelfs Vic zich ooit verbeeld hadden, alvorens ik bedacht wat mij nu te doen stond. Het meest voor de hand liggende was de politie op te bellen, maar toen schoot mij te binnen, dat ik zonder Vic in een zeer val- sche positie geplaatst was, want van de kogelwond in het aangezicht van Anderson zou nadere i-ekenschap afgelegd moeten wor den en ik had er niet het flauwste denkbeeld van, hoeveel Vic Scotland Yard omtrent mi) verteld had ik wist niet of hij zelfs mijn raam wel genoemd had. Was dit niet het geval, dan was mijn toe- stand niet benjjdenswaardig, want hoewel ik in deze omstandigheden nauwelyk anders had kunnen handelen, zou het geheele verloopvan de gebeurtenissen een zakelijken inspecteur van politie tamelijk ongelooflijk toeschijnen, en verder, leek het mij te machtig om een poging te doen tot het beschrijven van dien lach. En dan, hoe prikkelend, dreigend, of triomfantelijk een lach ook mag zijn, het kan nauwelijks aangevoerd worden als een reden om een vuurwapen te gebruiken met het doel om te doodcci, hoewel mijn schot vol komen uitgelokt was door het feit, dat ik, bij het zien van de revolver in de hand van den levenloozen Anderson, niet anders dacht dan dat mijn leven in het grootste gevaar ver- keerde. Maar aangezien er iets gedaan moest wor den en snel, ging ik naar boven naar mijn kamer, waar de telefoon zich bevond en stak onder het gaan dat tweede kaartje, thans in- derdaad bij een bezoek afgegeven. in mijn zak. Na mijn kamer binnengekomen te zijn ging ik een oogenblik zitten en schonk mij een drank in, ten einde den toestand te over- denken. Zoover ik kon nagaan, hadden wjj dien avond op verschillende oogenblikken juist ge handeld op zoodanige wijze, als de Octopus gewild had dat witj handelen zouden, en deze gedachte hinderde mij buitengewoon. Die eer ste lach had ons naar de trap gelokt en het touw dat dwars over de trap gespannen was leverde het bewijs, dat zulks de bedoeling van den Octopus geweest was. Daama had dat touw zijn werking verricht, ongetwijfeld tot groot vermaak van den ons beloerenden Octopus, en het koord van het electrisch licht naar de deur had Vic zonder bedenken op een dwaalspoor geleid. Het was mij belet hem te volgen, alweer onbetwistbaar in overeenstem- mlng met de plannen van den Octopus, ter wijl ik een schot gelost had op een man die reeds dood was, en in diqp. tusschentjjd had de Octopus zijn kaartje achtergelaten en was hij spoorloos vet'dwenen. Om de waarheid te zeggen, moesten wij den indruk gemaakt hebben van twee bij zonder onnoozele kinde- ren en daarom wenschte ik nu, juist een han- deling te verrichten die geheel en al met de wenschen van mijn bezoeker van zooeven in strijd was. Deze of gene autoriteit behoorde evenwel onmiddellijk verwittigd te worden en Scot land Yard leek mij daactoe de geschiktste. Belde ik het ddcbtstbijzijnde politiebureau op, dan liep ik kans binnen weinige minuten na aankomst. van den inspecteur in verzekerde bewaring genomen te worden, terwijl er een kleine kans bestond. dat Vic mijn naam ge noemd had als die van zijn te kiezen helper. Kwam dit aldus uit, dan zou naar alle waar- schijnlijkheid mijn verhaal niet in twjjfel ge- trokken werden. Dienovereenkomstig vond ik het nummer, en na eemge oogenblikken werd ik met Scot land Yard verbonden. Een onverschillige stem gaf mij antwoord, maar op mijn verzoek ver bonden te mogen worden met den inspecteur die het geval van den Octopus in handen had, werd grootere belangstelling in den toon merkbaar. Na nog' een paar oogenblikken wachtens, hoorde ik aan het andere einde van den draad een prettige stem zeggen: Hallo! Hier is inspecteur Williams." „Ge spreekt met John Ackland. Mijn naam is u waarschijnlijk onbekend, tenzij mynheer Victor Caryll u van mij gesproken heeft." Victor Caryll zegt ge?" „Ja." „En iiw naam is Ackland?" „Ja." .In orde dan. Wat wenscht ge?" Ik gaf hem een kort verslag van het ge- beui'de van dien avond, juist voldoende om zijn eetlust te prikkelen, waarna ik hem ver- zocht tei stond bij mij te komen en zich te laten vergezellen door een voertuig om het lijk te vervoeren. Hij stemde gereedelijk toe en beloofde onmiddellijk naar mijn huis te zullen komen, wat mij een zucht van verlich- ting deed slaken. Terwijl ik op den inspecteur wachtte, werd ik plotseling door een onaangename gedachte getroffen. Wat, als de krijgslist want ik was overtuigd dat Vic nauwelijks den nacht ingehold zou zijn zocals hij gedaan had in dien er niets tastbaars te achtervolgen was zooals de bedoeling geweest moest zijn, V'c naar zijn noodlot, of althans naar zijn ge- vangenneming dooc den Octopus voerde? Hoe meer ik- daaraan dacht, des te grooter werd mijn zeiterheid, dat deze theorie naar alle waarschijnlifkiheid de waarheid nabij kwam, want als er geen vooropgezette reden bestaan had, werd het bezoek van den Octo pus eenvo-udig tecuggebracht tot een zuivet onziiuiig bravourestukje en ik acbtte het zeer goed mogelijk, dat Vic zich in dat oogenblik in de handen van den vijand bevond, als hi> n6g erger, in de een of andere stille straat of kelder niet vermoord lag. Reeds deze veronderstellimg alleen joeg mij een huivering door de leden. Toen werd bet my duidebjk hoe hoog ik tegen Vic opzag, hoe ik hem hoogachtte en vereerde. Maar iik was tot werkeloosheid gedoemd, althans voor het oogenblik, en de komst van inspet - teur Williams met twee van zijn mannen in buigerkleeding, maakte spoedig een einde aan een gedachtengang, die my een marteling was en mijn zenuwen h«vig aangreep. De inspecteur stelde mij oogenbUkkelrjk op mijn gemak door mij te behandelen als een wapentroeder en een gelijke en gaf mij te verstaan, dat Vic dien morgen een zees vloeiend tafereel opgehangen had van myr verrichtingen in samenwerking met hem, tij dens den oorlog. Ik bracht hem naar miin kamer en vertelde hem de gebeurtenissen van dien avond. zonder een enkele byzonderheid te vergeten. Vervolgens ging ik hem voon naar mijn eetkamer en toonde hem het ver- minkte overschot van den ongelukkiger Anderson. Hij onderzocht het zeer nauwkeo- rig en toonde tevens groote belangstelling voor de door den Octopus achtergelaten revol ver. Hij wikkelde deze voorzichtig in een doek en merkte cp, dat hij misschien het ge- luk zou smaken een paar vingerafdrukken daarop te ontdekken. Hij nam eveneens bezit van het tweede kaartje, maar deze twee voor- werpen waren de eenige sporen die nze on welkome bezoeker achtergelaten had. (Wordt vervolgd. i

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 5