Ter Neuzensche Courant De man die lachte tweede blad Binnenland Feuilleton Vrijdag 17 Januari 1941 No. 10.166 het kapitaal voor de nederlandsche onderneming. N VAN Ieder, die wat geld heeft overgespaard. het maakt geen verschil of het veel is of weinlg heeft maar ddn wensch: dit geld zoo veilig mogelijk te bewaren. Er zijn lieden geweest en er zijn er ook heden ten dage nog, die meenden, dat de veiligste plaats waar men zrjn geld kon opber-jen en dan vooral in klinkenden munt en niet in papier de linnenkast is. Dat men dan (jeen rente van ziin geld maakte, liet den eigenaar onver- schillig, voor hem was het belangrijker, dat hrj zijn snaarduiten dagelijks kon natellen rndien hij dit wenschte, en hij naar hij ver- moedde, niet de minste risico liep. Met die rentederving herokkent hij op zijn hoogst nadeel aan zich zelf en niet aan anderen, maar, dat hrj zijn duiten in de lin nenkast stopt en niet naar een spaarbank brengt, is sociaal minder te rechtvaardigen. Immers zoo'n spaarbank bestaat niet uit een linnenkast van formidabele afmetingen om 't geld der spaarders in op te bergen, neen, zij leent deze gelden op haar beurt w^er uit aan hen, die crediet behoeven. Een land- bouwer b.v., die een nieuwe stal wil laten bouwen en niet over voldoende geldmiddelen beschikt „neemt een hypotheek op zijn land" en krijgt die bij de spaarbank. Het gespaarde geld van den eenen komt dus door tusschenkomst van de spaarbank als crediet ten goede aan den ander, die het rendabel weet te maken. Daarom is het een plicht van iederen Nederlander zijn spaar- gelden niet' in de kous te stoppen, doch aan zjjn medeburgers ter beschikking te stellen. Wij erkennen, dat hier risico in schuilt. Nie- mand zal durven beweren, dat een spaarbank niet failliet zou kunnen gaan (hoewel de kans daartoe by groote lichamen minimaal is) in welk geval men zijn geld geheel of gedeelte- lgk kwijt is. Maar ook de linnenkast is niet tegen alle gevaren bestand: diefstal en brand komen nogal veelvuldig voor. Haast even onnationaal als de linnenkast- spaarder, is, de aartsgokker; hij is het ondere uiterste. Geen risico is hem te groot, mlts hij maar kapitaalwinst maakt of al- thans een hoog dividend op kan strijken. De financieele techniek om met weinig geld groote risico's te kunen loopen, zoodat men inderdaad groote winsten maakt, maar even- zeer groote verliezen kan leiden, is vergevor- derd. Het is daarbij merkwaardig, dat men deze speculanten veelal aantreft onder de Ideinere spaarders, die bovendien niet het minste verstand hebben van de fondsen waarin zij speculeeren. Hun kennis houdt meestal op toy den naam van het fonds en den koers van de beursnoteering. Het zijn Ueden, die afgaan op de „fijne neus" van hun commissionnair in effecten, of die een ,,tip hebben gekregen aan de borreltafel en dan ineens overtuigd zijn, dat zij slapende rijk zullen worden. De meeste hunner zijn echter slapende arm geworden, voorzoover zij al- thane geen slapelooze nachten hadden. Indien deze Ueden nu maar in Nederland- sche fondsen gokten zou het nog te aanvaar- den zijn, maar neen, het zijn haast altijd bui- tenlandsche papieren waarin zrj hun geluk beproeven en hun geld verliezen. Hun spaar- duiten stroomen dus naar het buitenland. Ook de grootere belegger achtte het nog niet zoo heel lang geleden veiliger om een deel van zijn vermogen in Rus3en, Hongaren, Brazilianen e.a. exotische effecten te beleg- gen, dan in Nederlandsche industriesle fond sen.' De verliezen, die daarmede zijn geleden, bedoopen honderden roillloenen guldens en ons nationaal vermogen is met een evengroot be- drag verminderd. In dien tyd waren wij echter nog een rijk volk, dat zich dergelijke verliezen kon ver- oorloven, zonder dat de gevolgen ervan in breeden kring werden gevoeld. Ook moet men het den belegger uit dien tijd niet al te kwa- lijk nemen, want de mogelijkheden om zijn geld in Nederland of Nederlandsch-lndie uit te zetten, waren beperkt. Wat dus aldaar geen emplooi kon vinden, vloeide naar het buitenland. Whs ons land toen ook reeds meer „industrieel Lngesteld" dan had men wel nieuwe beleggingsmcgelijkheden in de Neder landsche industrie ontgonnen, doch behalve bij eenige families van groot-industrieelen, was de belangstellir.g voor het Nederlandsche bedrijfsleven van de zijde van den belegger zeer gering. Gelukkig is daarin in de laatste tientanen jaren een groote verbetering gekomen, maar er zjjn nog steeds lieden, die liever een gokje wagen in een onbekend Amerikaantje dan in een Nederlandsch fonds, waarvan balans en product voor ieder te zien zijn. In de toekomst is er echter in het geheel geen plaats meer voor afvloeiing van gok- kapitaal naar het buitenland. Wij zullen goed moeten beseffen, dat ons nationaal vermogen door dezen oorlog danig is geslonken. Het gevolg is, dat van minder kapitaal en dus van minder opbrengst evenveel menschen zullen moeten leven. Het zal dan ook niet te ontkomen zijn, dat eenerzijd3 het welvaarts- niveau zal dalen en dat anderzgd3 er minder over zal blijven om te sparen. Dit laatste nu is van vergaande beteekenls, want dit houdt in, dat voor uitbreiding en vernieuwing van ons industrieel apparaat minder gelden be- schlkbaar zullen komen. Maar dan moet het ook uit zijn met het sparen in de linnenkast en het gokken in buitenlandsche papiertjes. Deze gelden moe ten voor de Nederlandsche ondernemingen ter beschikking komen. Er zullen geen kapi- talen meer mogen worden vermorst, want elke gespaarde gulden zal moeten worden aangewend om wat vemietigd is, weer op te bouwen. Laat men nu niet meenen, dat de schat- kist maar moet worden aangesproken voor de ontwikkeling en opbouw van de Neder landsche industrie, want uiteindelijk moeten ook deze gelden door den Nederlandschen bedastingbetaler worden brjeengebracht. Men kan beter zelf zijn geld aan die Nederland sche ondernemingen ter beschikking stellen, waarin men vertrouwen en belangstelling heeft, dan zulks door de tusschenkomst van de schatkist te laten doen. Hier zal een om- schakeling van den Nederlandschen beleg- gingsgeest noodig zijn, een vernieuwing die door zoo velen, en onder hen ook door De Nederlandsche Unie wordt bepleit. De Nederlander is van huis uit spaarzaam, laat hij zijn spaarzaamheid in de toekomst op de juiste wijze aanwenden. NIEUWE ALGEMEENE BEPALINGEN VOOR DE VOEDSELVOORZIENING. De uitvocring van Ue voorsehriften kan thans worden afgedwongcn. Het Verordeningenblad van 13 Januari be- vat een nieuw Voedselvoorzieningbesluit. Aan de hand van toelichtingen, ontvangen van Oberregierungsrat Freiherr von der Wense en van den regeeringscommisaaris voor de voedselvoorziening den heer S. L. Louwes, kunnen wij hieromtrent het volgen- de mededeelen Ruimere bovoegdhoden van de Nederlandsche ambtenaren. Het oogmerk van de Verordening is te zorgen, dat de voorhanden voedselvoorraden zoo billijk mcgelijk over de geheele bevolking verdeeld worden. Daarvoor moeten d£ sluik- handel en het clandestien verwerken van pro- ducten, welke voor de voedselvoorziening van belang zijn, streng worden tegengegaan. Het besluit beoogt alleen de belangen der Neder landsche bevolking te behartigen, eenig Duitsch belang wordt ermee niet gediend. Daarom zijn aan de Nederlandsche ambte naren ruimere bevoegdheden toegekend, be- voegdheden intusschen, welke in het Neder landsche reoht niet onbekende figuren vor- men. Hoewel de Landbouw-Crisiswet 1933 te zamen met de wet van 30 September 1938 (Staatsblad 639c) voor de overheid reeds ver- schillende bevoegdheden inhoudt tot het tref- fen van regelingen op het gebied der voed selvoorziening, is het gebleken, dat onder de huidige tijdsomstandigheden aan ruimere be voegdheden op dat gebied dringend behoefte bestaat. Zoo is het op grond van de Land- bouw-Crisiswet 1933 niet mogelijk, geboden te stellen of directe verplichtingen op te leg- gen. Dit was aanleiding, dat tal van regelin gen, welke in de laatste maanden ten behoeve van de voedselvoorziening moesten worden getroffen, noodzakelijkerwrjze een gewrongen en onduidelijk karakter verkregen, omdat hetzg door middel van verbodsbepallngen, herzij door het opleggen van voorwaarden, ge.racht moest worden het beoogde doel te bereiken. Voorts is als gemis gevoeld, dat de Land- bouw-Crisiwet 1933 de overheid niet de mo- gelijkheid biedt om, indien aan een voor- schrift niet wordt voldaan, er op snelle wcze voor zorg te dragen, dat de betreffende maat- regel ook metterdaad word uitgevoerd. Ge- wezen moge b.v. worden op de verplichting tot inlevering van producten aan de overheid. Indien een producent of een handelaar deze verplichting niet nakomt, dan kan hij straf- rechtelijk of tuchtrechtelijk worden vervolgd, desnoods met inbeslagneming der goederen. Inieverir.g op de voorgeschreven wijze kan echter niet op grond van de Landbouw-Crisis- wet 1933 worden afgedwongen, waardoor kostbare voedselvoorraden verloren kunnen gaan. Ook ten aanzien van andere voor sehriften, b.v. tot bewerking of verwerking van producten voigens bepaalde richtlijnen. is de bevoegdheid van de overheid om bij niet-nakoming rechtstreeks daadwerkelijk in te kunnen grijpen, onmistaar. Op grond van de Landbouw-Crisiswet 1933 kunnen slechts regelen worden gesteld ten aanzien van producten van den landbouw. In verband met de eischen, welke een bshoorlijk verloop der voedselvoorziening thans stelt, is dit te beperkt. Zoo dient thans ook ten aan zien van surrcgaten van landbouwproducten regelend te kunnen worden opgetreden en dienen ook regelen gesteld te kunnen worden ten opzichte van het gebruik van grond- en hulpstoffen door den landbouw, zooals kunst- meststoffen en verpakkingsmateriaal. Ten slotte is het gewenscht geoordeeld op grond van de noodzaak, dat thans ieder, die eenige functie bij de voedselvoorziening ver- vult, ten voile zijn plicht doet, eenige alge meene voorsehriften op te nemen, welke ten doel hebben handelingen, die niet in overeen- stemming zijn met de door de overheid op het gebied der voedselvoorziening beoogde doel- einden, strafbaar te stellen. Zoo is thans in het voedselvoorzieningsbesluit o.a. bepaald, dat ieder, die een handeling verricht, welke van belang is voor de voedselvoorziening, daarbij die zorg moet aanwenden, welke met inachtneming van de ten aanzien van de voedselvoorziening bestaande omstandigheden redelijkerwijze van hem verlangd kan worden. Voorts moet hij van alles, wat zijn bedrijf be- treft, op behoorlijke en duidelijke wijze aan- teekenir.g houden. Om te bevorderen dat producten, die voor menschelijk voedsel kunnen dienen, ook zoo- veel mogelijk daarvoor worden aangewend, is het verbod gesteld, dat kennelijk voor men- schelijke consumptie bestemde of geschikte producten in beroep of bedrijf voor andere doeleinden worden aangewend, tenzij daartoe door of vanwege den secretaris-generaal toe- stemming is verleend. Strafmaxima: acht jaar of j 50.000 boete. De krachtens het voedselvoorzieningsbe sluit op te leggen straffen zijn zwaarder dan die van de Landbouw-Crisiswet 1933. Zoo kan gevangenisstraf van ten hoogote acht jaren of boete van ten hoegste vijftig duizend gulden"- worden opgelegd, waardoor tevens preventieve hechtenis mogelijk is geworden. De positie van onze voedselvoorziening eischt, dat de op dit gebied door de overheid vast- gestelde voorsehriften stipt worden nage- leefd. Zoo noodig zal dan ook niet worden geschroomd, een behoorlijke naleving door toepassing van strenge straffen af te dwin- gen. Het voedselvoorzieningsbesluit heeft, even- als de Landbouw-Crisiswet 1933, het karakter van een bevoegdhedenwet. Het zal naast de Landbouw-Crisiswet 1933, welke voorloopig niet wordt ir.getrokken, gelden. „Tusschen ons en den honger staat alleen een goede organisatie", aldus de heer Lou wes. ,,Laat ieder nu goed begrijpen, dat sluik- handel en clandestien slachten de voorraden alleen maar daarheen brengen, waar zij niet moeten zijn. De financieel zwakke bevol- kingsgroepen worden erdoor beroofd van het haar toekomende aandeel in den totalen voor- raad. De clandestiene handel en verwerking zijn ernstige sociale vergrijpen. Hiertegen kan en zal nu met kracht worden opgetreden. „Het is zoo jammer", zoo vervolgde de heer Louwes, „dat er met straf moet worden ge- dreigd. Eigenlijk zou het moreel besef van ons volk voldoende moeten zijn". POSITIE LAGER RIJKSPERSONEEL. van het Bezoldigingsbesluit 1928 met 10 pet. verlaagd. Bovendien werd het pensioenver- haal voor eigen pensioen gebracht van 3 pCt. op 4y2 pCt., zoodat de pensioenpremie in totaal bedroeg 10 pCt. Voorts werd voor de ongehuwden het salaris beperkt tot 90 pCt. van het maximum, terwijl de 3 pCt. doorloo- pende korting bleef gehandhaafd. Met ingang van 1 Juli 1935 werd voor de z.g. maand- en weeklooner3 een verscherpte standplaatsregeling ingevoerd door de toe- voeging van een vierde klas standplaats. Voor de 4e klassers beteekende dat een extra veriaging van 6 pCt. Bij K.B. van 4 Dec. 1935 werden met ingang van 1 Januari 1936 alle voigens het Bezoldigingsbesluit 1934 toe- gekende of toe te kennen wedden, toelagen, inhoudingen, periodieke verhocgingen enz., nogmaals verminderd met 5 Deze salaris- verlaging van 1936 was, naar destijds door de regeering in de memorie van toelichting werd medegedeeld, te beschouwen als tijdelijke maatregel en om in den nood der schatkist te voorzien. De depreciatie van den gulden maakte dezen z.g. tijdelijken maatregel voor al voor het lagere personeel bijzonder moei- lgk te dragen. In bepaalde categorieen heerscht dan ook ongetwijfeld bittere nood. Bij ,,salarissen van 60, 70 en 80 per maand, die bij het Rjjk geen zeldzaamheid vormen, io het vooral in de huidige tijdsomstandigheden niet mo gelijk, een gezin naar behooren te onderhou- den. De tot stand gekomen loonsverbetering wordt door het N.V.V. dan ook ten zeerste toegejuicht, mede, daar de tegemoetkoming aan den nood der lagere groepen den eersten stap vormt op den weg naar herstel van het salarisonrecht, het overheidspersoneel door de vorige regeering aangedaan. Het spreekt vanzelf, zegt de N.V.V.-pers- dienst, dat de getroffen maatregel nog niet afdoende is om het salaris der laagstbezol- digde groepen en der ongehuwde ambtenaren weder op een behoorlijk peil te brengen. Men moet echter bedenken, dat than3 ten gevolge van den oorlog door iedereen offers moeten worden gebracht, dus ook door het overheids personeel. Mede daarom is het niet zonder meer mogelijk om het oude onrecht met e6n slag te herstellen. Niettemin hoopt de bij het N.V.V. aange- sloten Ambtenaarsbond, dat het hem met den krachtdadigen steun van de leiding van het N.V.V. zal gelukken, in de naaste toekomst een verdere verbetering in de positie van het overheidspersoneel tot stand te kunnen brengen. HUISSLAOHTINGEN VAN VARKENS. Naar het Drentsch Landbouwblad mede- deelt, loopt de huisslachtingregeling van var- kens ook dit jaar gewoon door, zulks in strijd met geruchten, dat de regeling einde Decem ber 1940 zou afloopen. HET S.S. „BUITENZORG" IN NOOD. Het D.N.B. meldt uit New York: Radio Mackay heeft een s.o.s.-sein opge- vangen van het Nederlandsche s.s. ,,Buiten- zorg", dat door Engeland overgenomen is. Het schip seinde dat het aan den grond ge- loopen was en snel zonk. De positie werd niet opgegeven. De „Buitenzorg" moet 7098 brt., is in 1916 bij de Schelde gebouwd en behoorde aan den Rotterdamschen Lloyd. In het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied is, naar reeds werd ge- meld, afgekondigd de verordening van den Rijkscommissaris d.d. 13 Januari 1941, waar- bij voor de lagere groepen Rijkspersoneel een loonsverbetering is vastgesteld. Met ingang van 1 December j.l. wordt aan het gehuwde Rijkspersoneel in vasten en tijde- I lijken dienst of op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam, een tijdelijke toe- lage verleend van zes ten honderd van de bruto-wedde of het bruto-loon, vermeerderd met deze toelage, een bedrag van 1900 's jaars niet overachrijdt. Het bovenstaande is niet van toepassing, wanneer ingevolge een algemeene loonsverhooging na 31 December 1937 de wedde of het loon van vorenbedoeld Rijkspersoneel is verhoogd. Ingaande 1 Jan., wordt, bij wijze van tijdelijken maatregel, het minimum-bedrag van de kindertoelage, be- doeld in artikel 21, eerste lid, onder a, en in artikel 24, zevende lid, van het Bezoldigings besluit Burgerlijke Rrjksambtenaren 1934, van 60 "s jaars, 1,15 per week of /5 per maand. per kind, opgevoerd tot f 75 's jaars, f 1,45 per week of 6,25 per maand per kind. Deze loonsverbetering, zoo meldt de N.V.V.- persdienst, draagt het karakter van duurte- bijslag en door den getroffen maatregel is eenige leniging gebracht in den noodtoestand, welke onder het Rijkspersoneel en in het bij- zonder onder de lagere groepen, heerscht. De persdienst vervolgt dan: Meer dan aan het groote publiek bekend is, heeft het amb- tenarencorps in den loop der jaren offero moeten brengen als gevolg van den nood van de schatkist. Om maar bjj het jaar 1934 te beginnen, werden alle wedden en toelagen Door GERARD FAIRLIE. Uit het Engelsch door Jlhr. R. H. G. NAHUYS. 3) Vervolg. Ik keek van het lezen van dit merkwaar- dige epistel op, om te bevinden dat Vic mij nauwlettend gadesloeg. „En?" „Ik denk", zei ik, „dat deze brief als een grap bedoeld werd." ,,'Hij werd ongetwijfeld als zoodanig opge- nomen," antwoordde Vic langzaam, ,,maar sedert zijn andece dingen voorgevallen. Van welkai datum is die krant Ik bekeek het uitknipsel opnieuw. ,,Den eersten April, drie jaren geleden." Ffo vandaag is het de tweede April. Gis- teren, ouwe knaap, vond de Commissaris op zijn bureau, midden op zijn vloeimap, een fraai gedrukt visitekaartje, maar niet be- drukt met een naam. Alles wat er op stond was een octopus, inderdaad prachtig ge- Fn gisteren," zei ik glimiachende, „was het evenals drie jaren geleden de dag voor de Apritmoppen." „Dat weet ik", hemam Vic, ,jnaar er zi;n twee andere toizonderheden die het denkbeeld, dat we hier met een vemuftig uitgedachte April grap te doen hebben, vrijwel uiteCuiten. De eerste is: niemand van het personeel van Yard heeft dat kaartje op het bureau van den Commissaris gelegd, geen bezoeker werd toegeflaten en niemand had een voet in de kamer van den Commissaris gezet, zonder behcorlijke geleide, wat regel uitmaakt, zoo oud als Scotlzud Yard is!" ,,Men neemt dus voor waac- aan, dat met dezen regel gebroken is?" ,,M>en moet het wel aannemen, daar nie mand in Yard er iets van weet. Politieman- tien, waarde vriend, zelfs inspecteur-detecti- ves niet, houden zich met ongepaste aardig- heden op. En bovendien, een deigelijke geap zou hen hun betrekking kunnen kosten. Neen, ik vrees, dat dat kaartje daar door een bui- tenstaander neergelegd werd. Hy zweeg een oogenblik en na een van myn sigaretten uit het doosje naast zich genomen en aangestoken te hebben, sprak hij vecder. „De tweede bizenderheid," zei hy eers- klaps, na een onberispeiyk rcokkringetje om- hoog geblazen te hebben, ,,is van veel grootere strekking, hoe belangryk ook de eerste reeds is. zy betceft dat zeer eigenaatdige visite kaartje." Hy vischte iets uit zijn zak, een kiein stukje kartcn, en reikte het my ter hezichtiging over. Het had den vorm van een vi3itekaarije, maar was in werkelijkheid een juweeltje van teekenkunst. In het midden, waar in gewone omstandigheden de naam gedrukt zou zijn, vectoonde zich de nauwkeurige afbeelding van een octopus, zod kwaadaardig cn naar het leven getrouw, dat zy mij een rilling fce- zorgde. Het ondier bezat zes vangarmen, waarvan vier naar de vier hoeken van de kaart wezen en de twee andere veitikaal naar de randen. Maar in plaats van de gewone zulgers, of grijpers, was aan he', uiteinde van iederen vangarm een kleine teekening ge- maakt. Ik keek van dichterbij. wart deze teekeningen waren op zeer kleme schaal ver vaardigd, maar terwijl ik daarmee bezig was, voelde ik mij door Dick op den s-m getikt. ,,Maak hiervan gebruik," zei hy. Hy hield mij een k.ein vergrootglao voor en met behulp daarven waren de afbceldin- gen duidelijk te onderscheider,. Allereecst werd ik getroffen door de buttengewone nauwkeurigheid waarmee ze geteekend ER ZIJN GEEN Z.G. VRIJE EIEREN. Men verzoekt ons het volgende op te nemen: Indertijd is bekend gemaakt, dat van de kippenhouders wordt verwacht, dat zij in het trdvak van 28 October j.l. tot en mat 3 l"ebruari a.s. per kip, waarvoor hun voed?r wordt verstrekt, tenminste 20 eieren zullen aLeveren aan een verzamelaar. In het des- betreffende bericbt werd verder medege deeld, dat het in de bedoeling ligt, de toe- komstige voedertoewyzing voor de kippen afhankeiyk te stellen van bet inleversn van bovengenoemd aantal eieren als minimum. Hetzelfde geldt voor de toewijzing van het aantal kippen dat ten hoogste op een bedrijf mag worden gehouden. Tevens werd gezegd, dat de voedertoewijzing voor kuikens ver band zal houden met het totale aantal afge- leverde eieren. Een overeenkomstige mede- deeling werd gedaan aangaande de eenden- eieren. Naar gebleken is, heeft bovenbedoeld be- richt by sommigen de meening doen ontstaan, als zouden pluimveehouders, die meer eieren van hun dieren rapen dan genoemde 20, het meerdere vry aan iedereen mogen afleveren en ook wel tegen hoogere prijzen dan de er- kende verzamelaars mogen betalen. Men spreekt in dit verband van „vrije" eieren. De Nederlandsche Centrale voor Eieren en Pluimvee vestigt er daarom nog eens de aan- dacht op, dat een pluimveehouder de eieren, die op zijn bedrijf beschikbaar komen, uitslui- tend mag afleveren aan zijn vasten erkenden verzamelaar, die voor alle door hem ont vangen eieren de prijsvoorsehriften in acht moet nemen. Indien een pluimveehouder anders handelt, komt hy in botsing met de desbetreffende wetteiyke bepalingen. VERORDENING OP HET OPLEGGEN VAN PRESTATIES VOOR HANDELINGEN TEGEN DE BELANGEN DER DUITSCHE BEZETTIN GSTROEPEN Het Verordeningenblad bevat een verorde ning, houdende voorsehriften betreffende repressies tegen vijandelijke handelingen, welke zich tegen de belangen van de Duitsche bezettingstroep-en rich-ten. Artikel 1. Ter zake van handelingen, welke na 25 Mei 1940 zijn geschied of ge- schieden, en welke tegen belangen van het Duitsche volk of van het Groot-Duitsche rijk zijn gericht, of welke de openbare cede of het openbare leven in het onder de bescherming van de Duitsche troepen staande Nederland sche gebied zouden kunnen verstoren, kan een verplichting tot vergoeding van schade en een zosngeld (Seuhneleistung) worden op gelegd. 1. Aan pecsonen of vereenigingen (stich- tingen), die zoodanige handelingen hilly ken of bevorderen of van wie mag worden aan- genomen, dat zjj die handelingen billijken of bevorderen. 2) Aan gemeenten, binnen welker gebied zoodanige handelingen zijn geschied. Artikel 2. (1) Opgelegd kunnen worden persoonlijke, geldelijke of zakelijke prestaties. (2) Wordt een persoonhjke pcestatie opge legd, dan kan degene, die daartoe gehouden is, zich bij het volbrengen daarvan niet dan met toestemming van de in artikel 4 ge noemde autoriteit laten vervangen. Artikel 3. Wordt aan meerdere personen of veceenigingen (stichtingcn) een prestatle opgelegd, zoo zijn deze hoofdelfjk aansprake- iyk. Artikel 4. Prestaties, als bedoeld in deze verordening, worden door den rijkscommiasa- ris voor het bezette Nederlandsche gebied (commissaris-generaal voce de openbare vei- ligheid) bij schriftelijke beschikking opge legd. Artikel 5. (1) Voor zoovar in bepaalde ge- vallen niet anders wordt bepaald, vindt de tenuitvoerlegging der beschikking plaats overeenkomotig de bepalingen van het wet- boek van burgerhjke cechtsvordering; de be schikking wordt ten deze gelijkgesteld met een vonnls in executorialen vorm. (2) Wordt aan de verplichting niet binnen den vastgestelden tyd voldaan, zoo kan de betrokkene daartoe door middel van lgfs- dwang (Haft) worden genoopt. (3) Is een verplichting opgelegd aan een vereeniging (stichting) dan wocden de per sonen, tegen wie zich de bedreiging met hjfs- dwang richt, in de beschikking genoemd. (4) De lyfsdwang wordt ten uitvoer gelegd door de Duitsche politie. Artikel 6. Beschikkingen op grond van deze verordeningen hebben voorrang boven die, welke voortvloeien uit de vecordening no. 3311940 betreffende het verbeurdverklaren van vermogens. Artikel 7. Deze verordening treedt in wer- king cp den dag harec afkondiging. Toelichting. Van bevoegde Duitsche zijde is het A.N.P. naar aanleiding van bovenstaande verorde ning de volgende verklaring verstrekt: Deze verordening richt zich geenszins tegen de Nederlandsche bevolking als zoodanig en zeker niet tegen de overwegende meerder- heid van de bevolking. Alle ervaringen en waamemingen, die in de afgeloopen maan den hier konden worden gemaakt, hebben aangetoend, dat op zyn minst 4/5 van het Nederlandsche volk wenschen in rust en orde hun normaie bezigheden voort te zetten en daarbij streeft naac een zoo correct mogelijke, ten deele zelfs vriendschappeiyke verhoudicig jegens de Duitsche troepen en de Duitsche bezettingsautoriteiten. Dit geldt met name voor de breede massa's van de arbeiders, van de kleine beambten en van de boerenbevol- king. Al deze menschen hebben er fcegrip voor getoond en weten het te waardeeren, dat zy door de Duitschers niet als bewoners van een veroverd land, maar als leden van een stam en rasverwant bevelend nabuuirvolk en als een van de kostbaac-ste bestanddeelen van de Germaansche vblkerenfamllie worden be- schcuwd. Daar komt nog by, dat talrijke per sonen uit de zooeven genoemde bevolkings- groepen reeds persooniyk ervaren hebben, dat men ook aan Duitsohen kant heocgt be paalde sociale instellingen, die in Dultscih- land reeds gemeen goed zijn geworden, ook den tceeden massa's der Nederlandsche be volking ten goede te doen komen. Het open- stellen van uitgebrside nieuwe afzetmogelijk- heden vcor den Nederlandschen landh-ouw, de verlichting of opheffiag van de grensbepalin- gen, de bestrijding van de werkloosheid, de instelling van „Vreugde en Arbeid", het pa- rool ,,schoonheid van den arbeid", invoering van een arbetdsvaemtie en sociale reuzen- prestaties als die van bet Winterhulpwerk waren. geheel in overeenstemming met de vol- ltdige afwerking van de ootopus zelf. Vervoi- gens iaa/dcc inziende, dat die kleine teekenin gen lets moesten voorstellen, beschouwde Ik zs nauwkeuriger, ieder op haar beurt, met die in den linker bovenhoek beginnende. Vier schencu afbeeldingen te zijn van wapenschil- den, maar de vijfde stelde niets meer of min der voce dan een nieuwe maan. De zesde was een meesterstukje Zy was even klein als ieder van de andere, maar vertoonde de getrcuwe nabootsmg van een plein, en ik stond verbaasd over de wijze waarop de bizon- derheden, tot in de bladccen van een boom, nagebootst waren. Ik was vast overtuigd nooit het voorrecht gehad te hebben zulk een natuurgetrouwe afbeelding te zien, cioch er oedt weer een onder oogen te zullen krygen. ,JSn vx-ceg Vic my weer. ,jDit kaart'je is het merkwaardigste voor- werp, dat ik oolt aanschouwd heb," ant woordde ik. „Maar ik begrijp niet dat het jou en Scotland Yard zulk een mate vau hezorgdhsid Inboezemt." „Dan zal ik je de reden vectellen," zei Vie met den grootsten emst. „De eerste afbeel- ding" hij was de teekening in den linker bovenhoek met ecu potlood aan stelt voor het wapen van Parijs. De tweede is het fami- liewapen van den Hertog van Barry, en de derde het wapsn van de stad Ecighton. Het vierde afbeeldsel, als we de kaart in dezelfde volgorde nagaau, is dat van die binnenplaats. Ben je ooit binnen in de Bank van Engeland geweesl?" Ik moest deze vraag ontkennend beant- woorden. „Welnu, als je haar binnentreedt, kom je op een soort van gewoon binncnplein neen, niet dit is op de kaart afgeteeld. Maar als je dadelijk links afslaat en onder een pcort doorgaat" lcop je langs een himenplein als twee drupp-els water gelijkende op het hier afigebeeLde, tot aan dien boom toe. Er kan geen twijfel bestaan of die teekening heeft betrekking op de Bank van Digeland. De vijfde is die nieuwe maan, en ik moet eerlijk bakennen daarvan niets te begrijpen. De zes de is, zooals je zult opmerken, gelijk aan de eerste, alweec het wapen van Parijs." „Goede Hemel!" rdep ik uit, „je algemeene ontwikkeling staat op verhazend hoogen trap, Vic, als je dat alles by het eerste gezicht ge- raden hebt!" „Dat deed, ik niet, brave kerel," zei Vic lachende. „Het was de Commissaris van Scotland Yard, die my alles uitlegde. Maar de geVolgtcekkingen zyn van oneindig groo- ter belang dan de feiten. De Commissaris llgaf aan de beteekenis van die prentjes de volgende uitlegging: in de eerste plaats, Parys. Biykbaar is de Octopus van plan zijn veldtocht van daar uit te beginnen. Ten tweede, het familiewapen van den hertog. Nu wil het tceval, dat de meerderjarigheid van diens zoon, Lccd Wheen, binnenkort staat gevierd te werden en wel met een groot bdl, overmorgen, te Wheen's Ditch, het landgoed van den hertog; met andere woorden, in April. Ten derde, Brighton. Daar houdt een Oostersch Potentaat verbiyf, een fabelachtig ryk man en de bezltter van een wereldbe- roemden robjjn. Gedurende de maand April, wel te verstaan. blijft hij te Brighton. Ten vierde, de Bank. Het is alleen aan de over heid en aan hen die er nauw by betrokken zijn bekend, dat een aanzienlijke hoeveelheid staven goud den acht en twintigsten, ook al van de maand April, naar een zekere Euro- peesche Mogendheid verscheept zal worden. In de vijfde plaats, die maan. Wat deze be- treft, we zijn er nog niet in geslaagd daar- aan eenige beteekenis toe te kennen. En ten slotte, weer Parijs, waarschijnlijk een aan- wyzing waarheen de Octopus zich begeven zal, zoodra zijn werkzaamheden afgeloopen zyn". „Je neemt dus aan," merkte ik op, „dat het bestaan van den Octopus een voldongen feit is, niettegenstaande de bekende gewoonte op 1 April, en do onwaarschiniykheid, dat de brief in emst geschreven werd?" „Ja", zei Vic, „en hoe ongaarne ook, deelt Scotland Yard mijn meening. Je weet hoe degelijk Scotland Yard in zijn methoden is, en het spreekt van zelf dat het dezen fccief nadere aandacht schonk, al hield Iedereen hem voor een grap. Deze kaart evenwel, heeft het geheele aanzien van de zaak ver- euderd. Als onze lezing van die afbeeldin gen juist is. bewijst die kaart dat de afzen- der en wie anders kan dat zyn dan de Octopus dingen weet, die men alleen be kend achtte aan de ten nauwste daarby be- trokkenen. En ledere omstandigheid, ieder feit, beste kerel, biedt een prachtige gelegen- heid aan voor een handig overlegden diefstal." !Hoe meer hij probeerde het my aan het verstand te tccngen, des te sterker voelde ik mij geneigd tot de gevolgtrekkingen van Vic over te hellen. Het was een zaak die zeer zeker een nader onderzoek behoefde, aange- zien het voor kennis acunemen en als een Aprilgrap beschouwen daarvan, te vtt-strek- kende gevolgen na zich kon sleepen. ,,Wat is de politie nu van plan te dcen?" „Haar eigen maatregeku nemen. Maar ik heb een scort van baantje in algemeenen dienst gekregen, zcoals in de dagen van wel- eer. Mij; is opgedragen in het wiel veu dien gladden yogel een spaak of twee te steken, als het mogelgk is, en ik vrceg of ik veriof had een ouden makker aan my te verbinden. Zoodat. nu je de feiten kent, boe denk je ©rover Doe je met me mee?" ,.Dat spreekt van zelf!" Toen gabeurde er iets waarvan ik zoodanig schrikte, dat ik geloof dat het my tot mijn stervensdag zal bybiyven. Van achter de ge- sloten deur van mij.i kamer, aan het andere einde daarvan, lachte iemand lang en luid- ruchtig, terwijl Vic en ik als op onze stoelen genageld zaten, en het bloed in cuze aderen stolde, wat althans bij mij het geval was. Ik rilde bijna van angst. Een gewone lach zou deze uitwerking niet gehad hebben, maar dit was zulk ecu angstaanjagend, zulk een on- heilspeaend lachen, z66 wreedaardig uittje- stooten, dat mijn voorhoofd klam werd van het zweet. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1941 | | pagina 5