mxmxmmx Feuilleton-vertellingen Dam- en Schaakrubriek M fi 4M. WEDEROPBOUW SCHERPENZEEL. BRABANTSCHE BRIEVEN. DAMMEN. m. vm. W. 'Mfoe&aM im A 1P§ IP! H M fy/W/., HHi SCHAKEN. Onder belangstelling van verschillende auto- riteiten en genoodigden is - Dinsdagmorgen in het zoo zwaar door den oorlog geteisterde Geldersche dorpje Scherpenzeel de eerste steen voor het eerste nieuwe gebouw inge- metseld. De heer Beekman uit Soest, architect voor den wederopbouw van Scherpenzeel, sprak enkele woorden van welkom tot de aanwezi- gen, waama de burgemeester van Scherpen zeel, mr. C. P. Hoytema, het woord voerde. Spr. dankte alien die hadden medegewerkt, zoodat thans definitief met den opbouw kon worden begonnen, ondanks de vele bezwaren, die moesten worden overwonnen en die onge- twijfeld nog zullen komen. Het heeft wel heel wat voeten in de aarde gehad, aldus de bur gemeester, voordat kon worden aangevangen met den opbouw, doch dank zij de medewer- king en adviezen van het bouwbureau is men dan thans zoover. Hierna metselde de echtgenoote van den burgemeester den eersten steen in, waarin staat gebeiteld: ,,Deze steen is een gedachte- nis aan Scherpenzeels herrijzenis". Ten slotte sprak ir. Kuysten, vertegenwoor- diger van den algemeen gemachtigde voor den wederopbouw, zijn vertrouwen uit over de toe- komst en hoopte, dat de opbouw van deze wo- ning spoedig gevolgd zal worden door die van vele andere. Handelsbl. NEDERL.-lNDIe EN JAPAN. 'Het A.N.P. meldt: Te Batavia werd Woensdag bekend ge- maakt, dat de onderhandelingen tusschen de Bataafsche Petroleum Maatschappij en de Nederlandsche Koloniale Petroleum Maat schappij eenerzijds en de vertegenwoordigers van de Japansehe oliebelangen anderzijds, ge- eindigd zijn met een accoord. Over dit accoord deelt een particulier com munique het volgende mede: Thans is voorzien in contracten van zes maanden tot een jaar, waarbij Nederlandsch- Indie aan Japan jaarlijks 760.000 ton ruwe olie en 650.000 ton olieproducten zal leveren boven het kwantum, dat reeds jaarlijks door Nederlandsch-Indie aan Japan wordt geleverd. Met inbegrip van dit laatste zal Japan nu een jaarlijksche hoeveelheid van 1.8 millioen ton olieproducten ontvangen. VEBpOOGINIG VAN DE HUREN NIET TOEGESTAAN. Uit de vele verzoeken om inlichtingen blijkt dat ten aanzien van de vraag. of verhooging van de huren van woningen, winkelpanden, be- drijven, gebouwen enz. geoorloofd is, misver- stand bestaat. In verband hiermede wordt er de aandacht op gevestigd, dat krachtens de verordening van den opperbevelhebber van het Duitsche bezettingsleger van 17 Mei de verhooging van alle prijzen en diensten is verboden, onder welk verbod ook deze huren vallen. Zoolang dit verbod niet door een regeling terzake is vervangen, blijft het van kracht. Een definitieve regeling, die terugwerkende kracht zal hebben tot 9 Mei 1940, kan echter binnenkort worden tegemoet gezien. BANKETBAKKERS KRIJGEN SUIKER VOOR ST. NICOLA AS EN KERSTMIS. In de komende dagen met Sint Nicolaas en in vervolg daarop Kerstmis, waren wij wel allemaal gewend. wat meer te snoepen dan anders. Bij St. Nicolaas hooren suikerbeest- jes, borstplaat en marsepein; bij Kerstmis zoetigheden. Het is misschien voor dezen of genen reeds een zorg geweest hoe het hier- mee dit jaar zou moeten gaan, nu de suiker onder de distributie zit. Naar de iN. R. Crt. bij informatie is geble ken behoeft men zich in dit opzicht niet al te groote zorgen te maken. De fabrieken, die borstplaat maken, hebben hun product reeds gereed en gaan dezer dagen aan het verzen- den. De banketbakkers, die borstplaat en marse pein vervaardigen, krijgen bij hun toewijzing, die thans wordt verzonden, een voorschot op hun normale portie suiker. Voor de St. Nico laas is dit een voorschot van twee weken, voor de Kerstmis van een week. Een overeenkom- stige regeling heeft de Meelcentrale reeds het vorige jaar, toen het ook al uitkijken was, toe- gepast. In het algemeen ontvangen de bakkers, over het jaar verdeeld, 13 gelijke porties. Het is echter wel duidelijk, dat er niet te alien tijde gedurende het jaar evenveel zoetigheid wordt gegeten, zoo bijvoorbeeld in de zomermaanden niet en ook niet in de eerste maanden van het nieuwe jaar, wanneer de menschen beu zijn van al het lekkers, dat zij met de feestdagen binnen hebben gekregen. Daarom is er ook geen bezwaar tegen den bakkers met het oog op laatstgenoemde dagen een grooter rant- soen toe te wijzen en daaraan de voorwaarde te verbinden, dat zij dit in de volgende drie maanden weer moeten inloopen. Aldus is nu geschied bij de extra toewijzing voor St. Nico laas en Kerstmis. Men kan dus gerust zijn, er zal borstplaat en marsepein wezen. Of er ook een overeen- komstig extra toewijzing van bloem komt voor boterletters enz. is nog niet bekend. Men neemt overigens aan, dat de voorraden bij de bakkers voldoemde zullen zijn om aan het extra verbruik te voldoen. MEER VEILIGHEID IN DE DUISTERNIS. Er gaat geen dag voorbij, of men leest van ongevallen, veroorzaakt door de duisternis. Voorai in steden en dorpen met kanalen of grachten. Daarom is het toe te juichen, dat de „Rijks- inspectie voor de bescherming van de bevol- king tegen luchtaanvallen" thans voor de be- veiliging van het verkeer op den openbaren weg gedurende den tijd, dat de normale ver- lichting verboden is, een aantal voorschriften heeft vastgesteld. De bedoeling is o.m. om v6or 1 December a.s. alle min of meer geimproviseerde con- structies van richtlijnen en geleidelichten, die hier en daar voor de veilighedd waren aange- bracht, buiten bedrijf te stellen en deze te ver vangen door het standaardmodel of de door de Rijksinspectie Luchtbescherming goedge- keurde richt- of geleidelichten. De Philips' Laboratoria hebben nu een prac- tische lamp, te gebruiken als richt- of geleide- licht, geconstrueerd. Deze lamp, die uiterlijk den vorm heeft van een normale gloeilamp, is geheel grijs bespoten, met uitzondering van een ring van 1 cm hoogte, waardoor het licht kan uittreden. In elke lantaarn of armatuur kan de lamp worden aangebracht, eventueel ook met de huls naar beneden; de bovenbedoelde ring moet echter in ieder geval een horizontalen stand hebben. Bij gebruik als geleidelicht, in het bijzonder ten dienste van het voetgangers- verkeer, behooren deze lampen aan den kant van den rijweg te worden geplaatst, waarbij een minimale hoogte van 1.75 m en een maxi- male hoogte van 4 m kan worden toegelaten. Als richtlicht, in het bijzonder ten dienste van het rijdend verkeer, moeten zij tenminste op een hoogte van 4 m. en midden boven den rij weg worden aangebracht. Ulvenhout. Amico. Lesten Zondag was 't weerke wat ge noemt ,,halen en brengen". 'n Zonne- ke, 'n kledderbui, 'n sturmvlaag, afijn, ,,zoowa-d-afkrabsel van den blok", zou onzen slachter zeg- gen! 'n soortement van distributiegehakt. Den een kwam de „Gouwen Koei" bin- nengekuierd mee de houding van 'nen millioennair, die op vacan- tie was aan de Riviera; den ander kwam bin- nengesturmd, mee al z'n handen aan den hoed. Maar en da's 't veumaamste, heel de propclub gerokte present. Om kwart veur drieen mankeerde-n-er ginnen eenen meer. Den Jaan keek opgetogen. Beweerde: „man- nen, 'k heb 'r vandaag veul zin in" en gre6t blonken z'n donkere oogen naar den kaarten- stok, dien den Fielp zat te „verslijten", deur m verstrooid te buigen, te... knejen! ,,Hoe is 't thuis Jaan?" vroeg ik, want z'n Tonia z'n tweede vrouw, ge wit, is altij sukkelend. „Broerd", zee den Jaan opgewekt. „Toon is stijf van den rimmeltiek, Ochja," zee-t-ie te- vrejen: ochja kan nie anders, ee, mee zo'n wipselturig weer!" ,,Lee z'in bed?" ,,Jaja", zee-t-ie 'n bietje verwonderd. „Tuur- lijk! Zieke menschen zijn daar 't beste be- 626. Een partij uit de jongste wedstrijd om het kampioenschap van Nederland. Wit: Ph. J. Ham Zwart: R. C. Keller. 1. 32—28 19—23 Deze voortzetting past Keller vaak toe, zowel na 3228 als na 33—28. 2. 28X19 14X23 3. 33—28 23X32 4. 37X28 10—14 5. 41—37 5—10 6. 4641 16—21 7. 37—32 21—26 8. 41—37 1823 9. 28X19 14X23 10. 39—33 12—18 11. 4439 10—14 12. 50—44 14—19 13. 33—28 20—24 14. 38—33 15—20 15. 42—38 7—12 16. 34—29 23X34 17. 40X29 20—25 18. E9X20 25X14 19. 4742 1—7 Ben voorzichtige, maar onberispelijke spel- opbouw. Voorai beginners moeten zulke par ty-en met aandacht naspelen. 20. 3530 17—22 21. 28X17 12X21 22. 32—28 18—22 23. 28X17 21X12 24. 3328 4—10 25. 30—25 19—23 26. 28X19 14X23 27. 3933 13—19 28. 31—27 813 29. 3731 26X37 30. 42X31 10—14 31. 44—39 19—24 32. 49—44 14—19 33. 4540 9—14 34. 4842 3—9 35. 40—34 24—29 36. 33X24 19X30 37. 44—40 13—19 38. 38—33 11—17 39. 42—38 611 40. 40—35 9—13 steed". Opgerudmd zette-n-ie z'nen snor over- end. ,,Zoude nie 's geven, Fielp?" Den Fielp douwde diepzinnig z'n tong teugen z'n wang. Zweeg. Keek den Jaan bedroefd aan. Zweeg en kneejde. „Verstade me nie?" vroeg den Jaan. ,,'k Staai complex", docht den Fielp hardop, den Janus aankijkende zonder 'm te zien. De zon kroop weg. 'Nen wolk. zwart lijk den nacht, donkerde over't durp of Ulvenhout onder 'nen grooten hoed wierd gezet. 'n Sturmvlaag suisde over den weg. Leste blaren en dooie takken flierden dwars langs ons raam. Dan wierd de deur opengesmeten 'n lawijt of daar tien krijgsmannen binnen- kwamen op twintig gekopspijkerde zolen. Nol- leke...! 't „Wonderkind". Ge wit wel: dat dwergkeareltje, dat vrijgezellen rentenierke van 'n jaar of zestig. 't Waaide compleet bin nen, mee 't dooie hout, uit 't zwiepend ge- boomt. Wat gong die alikriek tekeer. „Is me da 'n weer?! Te gemeen om 'r 'nen hond deur te jagen!" Dan gaf ie fnee z'n kor- te beentjes teugen de deur 'nen trap, die glans- rijk opwoog teugen den sturm. De deur viel mee 'nen smak in den klink, dat 't glaswerk in den toog stond te rinkelen. ,,Die zit", stelde Nolleke toen tevrejen vast. Eh ze zat z66, dat z'n kwaje bui meteen wegzakte. In plazierige, stille spanning hadden we de plechtige incomste van Nolleke aanschouwd. Maar nou gongen aller oogen naar Kee. Dat zij zoo mee ,,haar" deur zou laten omsprin- •gen en dan nog wel van den kant van't Nolle ke Gommers, die ze haat als 'n steenpuist, allee, dat was nie aan te nemen! Langzaam, berekenend, wit van woede, kwam Kee, lijk 'n kwaje kat mee 'nen dikken steert, van ach- ter den toog vandaan. Alleen 't onbesuisde Nolleke vrijgezel, rentenier, dus onafhan- kelijk en brutaal als 'n ekster alleen Nolle ke had niks in de gaten. Kwam deur den duis- ter van de gelagkamer naar ons tafeltje, mee den jas wijd-nonehalant open, de knuistekes parmantig in de broekzakken, den bolhoed schuins-achterover. In den kop 'n groote- mannensigaar, veuruitgestoken lijk 'nen boegr spriet, waarachter 't fregat-Nol kwam aan- gedreven deur den blaauwen smoornevei van de Koei, met Kee in z'n zogwater. Wij genoten. ,,Middag! Mannen!" - zoo groette Nolleke joviaal. ,,Middag! Man!" zee den Blaauwe. ,,Meneer Gommers!" zee den Fielp droe- vig. Allee! Gommeke!" zee ik vriendelijk. ('k Mag 't wel, deus overmoedig krieleke!) ..Goeienmiddag. den Nol!" zee den Jaan seerjeus, die op 'nen „boegspriet" loerde. Toen keek Nolleke 'ns om. Hij voeide, hij moest voelen 'n... 'n... wel 'n soortement van windstilte achter m, dunkt me. Kee! De struische Kee.. Nolleke komt mee den „top" 'van zijnen hoed nie boven Kee d'ren schorte- band uit. „Dag! Meneer!! Gommers!:" stiet Kee uit haren hijgenden boezem. Meteen zwaaide ze heur hand naar achteren om Nolleke 'n fleer om z'nen kop te geven, genogt om 'm te mol- len. Maar Nolleke dook. Foutloos! Onder ons tafeltje 6n... den ermen Jaan vong Kee d'r oplababber op, dat z'n rechteroor drie dagen lang heeft gesuizeld ,,of er 'n bie in zat te zoemen," verkl&erde-n-ie. En nog, n6g stikt ie nou en dan den top van z'nen pink in 't oor en schudt de zaak daarbinnen 'ns op. Afijn, Nolleke mokte 't goed mee zwaarge- ringde boegsprieten en ciiroentjes-m6t, ter- wijl Kee 'r eigen 66k nie liet kennen aan n ,,oor"-lam! Zoodat den Jaan, fel op gratis sigaren en 'n pierenverschrikkerske-veur- nipkes, Tonia houdt 'm bar strak, n6g nie te klagen had. Wat ie dan ook aileen maar dee, als z'n sigaar 6p en z'n glaske 166g was. Ja, 't wierd leutig in ,.de Koei' Na die sturmvlaag, waarmee Nolleke zoo luidruchtig was binnengewaaid, tleven de lochten donker. Nen stagen, vetten regen droop loodrecht op den zwart-blinkenden steenweg, die wegsche- merde achter de beslagen ramen van ,.de Gou- wen". Rossen gloei wemelde deur de her- berg; de kolomkachel trok mee den Wester- sturm als 'n lier. En den stagen regen kled- derde zonder ophouwen teugen ,,ons" bewa- semde raam, zoodat ge onwillekeurig nou en dan 'ns gezellig in oew handen wneef, oewen rug schurkend als 'n luie poes bij 't vuur. ,,W\e zullen nog 'n outje hop 't vuur doen," zee den Fielp wij machinisten in ,,de Koei altij eigens, en hij scherlde van den vloer 'nen brok dennestam, dien ie mee twee handen moest torsen. Ge kost den hars, die het vlamde deur den kleffen duister, hooren branden; den hartigen terpentijngeur kringelde-n-om oew. Droevig staarde den Fielp in 'n levendige vuur. Zijnen grooten, bleeken bakkerskop, waarop gin horke tieren kan, leek deurschij- nend als 'nen brandenden feestlampion. ,,Hij hee-d-iets...!" fluisterde den Blaauwe mee 'n schuin oog naar den Fielp: ,,hij zit mee 'n eiIk had trouwens ook al zooiets ge- docht, want als den bakker zoo droevig de weareld inkekt, dan broeit er meestal 'n pla- zierig plan binnen die driehonderd pond vleesch. ,,'k Zal 's polsen, bromde Nolleke. En hjj glee mee 'n schuiverke van zijnen stoel, gpng parmantig naast den Fielp staan, ook mee z'n handen in z'n zakken, den dreutel. Maar den Fielp zag 't Nolleke nie. Nolleke gong op den Fielp z'n voeten staan, maar den Fielp gaf taal noeh teeken, tuurde in de spet- tervlam van d'n den. Nolleke friemelde z'n eigen tusschen de kolomkachel en den Fielp, gong op z'n teentjes staan en probeerde ook in 't vuur te kijken, maar dat lukte nie. Toen tilde den Fielp 't Nolleke onverwachts op, "nam 'm als 'n klein jong op zijnen erm en bleef zwijgen en staren. ,,Zeg nou 's papa?!" riep den Blaauwe, klappend mee z'n tong, naar den Nol. Maar Nolleke gaf 'm gin asem. Comman- deerde mee z'n zware basstem: ,,Kee, twee ouwe klaren en rap! - ouwe tooverheks!" ,,Mee suiker, Fielp ?'«Pvroeg Kee. ,,'Houd recept, ja!" gaf ie te verstaan. ,,En gij, meneer Gommers?" vroeg Kee toen lievekes: ,,gij mee 'nen tutter?" (is fopspeen). ,,Ikke puur, serpent," baste Nolleke en om dat serpent" kracht bij te zetten, kletste-n-ie driftig op den Fielp z'n kalen kop. ,,'Has ge da nog 's doet," waarschouwde den Fielp triestig „dan nuuk 'k oe in 't vuur, Nol. Gepoft valde misschient nog wel mee." ,,Heee, meneer Gommers..." zoo fleemde Kee: „doe 't nogges, astemblief?" Verstampt, die Kee is zoo gebeten op dat Nolleke, amico, op staanden voet had ze van ons gezellige ,,Koeike" 'n krimmetorium willen maken. Om alle ongelukken te veurkomen, liet d'n Fielp 't Nolleke los, dat in de dennenblokken om de kachel vie'l. Maar nou zat 't 'm tot hier! Woedend nam ie 'n stuk dennestam op en wilde dat naar den toog gooien. Maar den Fielp was 'm veur! Sloeg z'n ermke neer. ,,En nou d'r uit en nooit meer binnen," siste Kee. ,,Nol bleft ier," mokte den Fielp uit: „gij zette 'm haan tot zelfmoord, Kee!" Kee zweeg. Want mee den bakker, presi dent van alle Ulvenihoutsche vereenigingen, die in de Gouwen Koei veul vergaderen, mokt Kee gin ruzie! „En nou haan tafel," vaderde den Fielp: ,,ier Nol, tusschen den Dre en mij en oew ge- mak ouwen, ee! Santjes!" zoo klonk ie toen mee zijnen klare teugen dien van Nolleke. „Proost," klonk Nol. ,,'k Ben..." toen beet ie den kop van z'n borrel: „ik ben in staat om hier heel deus tent af te breken." Hij dronk n6g 's. ,,As gij er nie tusschen was gekomen, Fielp," blufte-n-ie: „dan, dan,... dan was hier ginnen poot aan 'nen stoel heel gebleven!" Den Fielp keek serjeus omlaag, naar 't snoe- vende Nolleke, knikte en zee mee veel respect in z'n stem: ,,we6t ik, Nol. Wieet ik. 'k Stong hop m'n beenen te beven. 't Is goed hafge- loopen!" Deus ontzag dee Nolleke zoo'n deugd, dat ie mee z'n knuisten op de tafel timmerde en Kee commandeerde ,,om as de hier-en-gunder wijd 'n rondje te serveeren aan deuze tafel, omdat de menschen zoo van hum geschrokken waren." „Ja", fluisterde den Blaauwe toen over de tafel, z66 of Nol 't nie hooren mocht: „ja, die driftige mannen, weten op zoo-'nen oogenblik nie wat ze doen. En dan zijn ze zoo sterk as 'nen leeuw." Toen kregen we allemaal nog 'nen zwaargeringden flambouw van twaalf centen. Als den Blaauwe had aangepaft, dan knipte n-ie 'n oogske naar mij en vroeg: ,,hedde gij nog ergens trek in, Dr6?" ,,We hebben nou alles, Tiest." ,,Dan moesten we maar gaan proppen," vond den Blaauwe: „k ben nou trouwens over m'nen eersten schrik henen." Aller oogen gongen naar den Fielp. Maar de kaarten kwamen nog nie veur den dag. In- teugendeel, hij stak ze in den broekszak. Voei de toen, triestig turend over den weg, in zijnen binnenzak en sprak: ,,Jongens!" Keek ons allemaal, een veur een, bedroefd aan, legde 'n schrift op tafel en zee: ,,de kwepsie is deuze. „Ik heb 't gev6eld," zee den Blaauwe. „Heel den middag al." ,,Och", schrok den Jaan: .volgende week is ze misschient weer beter." Zielsbedroefd staarde den Fielp naar den Jaan. Zee dan: „ik ben er toch hook nog, Janus van den Euvel. Ziek hof gezond, hik smoes jou de deur wel huit. Dan, verwij- tend: „da zou toch den heersten keer nie zijn, wel?" Fielp," riep den Jaan opgelucht: ,,ik ver- trouw op jou!" „Dan zullen we straks nog heven uitmaken, hof Tonia beter mot worren, h6ff.'t bed mot ouwen," „treurde" den Fielp: „da's 'n kwep sie van tiktak." Fielp, ik laat den tactiek geren aan jou over; Toontje vertrouwt jou honderd parten meer dan mij!" „Zoo oor 'it hook," vond den Fielp: „hin 'n goei uwelijk vertrouwt de vrouw den ge-aaid- sten ladelichter beter dan d'ren heigen mensch. Da schijnt zoo te moeten zijn horn de veur- zitters reden van bestaan te geven." (Alg. in- stemming. ,,Kek 's, broeders van 't Propverbond", zoo klasjeneerde den bakker wijers: ,,de kwepsie is deus: we zitten volop hin de centen" (klap op den boek) ,,hen den Hanvfers is pot- dicht!" Veul gepeins. Ons buske... de Jolly Jokers... den Leeden Emmer... Nolleke z'n Angeliek..., ons leutig logement..., die goeikoope frangs- kes..., wat hadden we daar dikkels veul leut g'had ,,Den 'Haag!" riep Nol. ,,Den Aag...?" twijfelde den Fielp: ..den... Aag? Keb 't hover geprakizeerd, den... Aag?" Hij keek "ons allemaal weer 'ns aan. „Is er iets teUgen den Haag, Fielp?" vroeg ik. ,,Jja... en neee," zee-t-ie. ,,Da's tenminste 'n antwoord mee tw6e handvatten," gaf ik 'm verom. ,,'k Bedoel... Dr6... den Aag is zoo... def- tig.veur ons." ,,Gif niks", kwam den Blaauwe er tusschen: ,,'k ben mee den Dr6 al 's in den Haag ge- wist, witte nog Dr6...?" ,,Dat vergeet ik nooit, Tiest!" lachte-n-ik. Witte nog, Dr6, toen 'k daar 'n paar snee- kes terwe mee 'nen hering bestelde den kaste- lein Engelsch begost te kaaieren en op 't end 't adresboek brocht...? Fielp, jonk, daar mot- ten we naar toe!" jBeljot", dee ik er bij: laten we daar 's 'n ander soort Nederlanders gaan bezichtigen. Wij zijn daar's echt op den vrimde!" „Ik gaai mee", kwekte Nolleke. ,,Tel oewen kaartpot maar op, ik doei er m'n deel dan bij' Kee moest de lampen opsteken, wij dejen eigen de blinden veur en toen wierd den boek opengedaan, de kas bekeken. Die viel mee, want mee dieen oorlog zijn we al lank overtijd mee ons jaarlijksche snoep- reis. En wat den Jaan betreft, da'.s ook geregeld. Janus gaat mee 'nen ring van Tonia naar den Haag. ,,Daar motten zooveul elderzienden wo- nen, hem 'n hadvies veur den rimmeltiek. Den Jaan gong hal weken honder Toontje's klach- ten gebukt, den Fielp ad toen 's geprakizeerd en geprakize6erd en nou moest 'r dan maar 's 'n reis naar den Aag haan gewaagd wor den! Opende dat den waarzegger thuis was, handers zou Janus wel 'n paar nachten mot- ten logeeren. Maar den Fielp wist has 't veur z'n Tonia was, zag den Jaan nieverans teugen hop!" Ge bent veurzitter of ge bent 't nie, maar den Fielp is 't! Of ziede gij kansi om zo6 prontjes 'n ..convocatie" bij malkaar te lie- gen...? Ja, wij hebben 'nen puiken president! ,,En as 't nou heel erg plazierig is daar", vond den Blaauwe, „dan kunde altij oew stam- kaart nog 'n paar dagen verliezen." ,,Nou zijn we meteen op 't champieter van de bonnekes", zee den Fielp. ,,Kek's, keb z66 gedocht g'had..." Afijn, amico, dat zijn distributiegeheimen. Ge zult 'r op ons reis wel achter komen Maar als ge 'nen bakker, 'nen wocstmaker en 'nen boer in de club hebt, dan zou 't wel schande zijn, als ge onderweuge iets te kort kwaamt! Waar of nie! Als we 'r nog 'nen kastelein ook bij hadden, dan waren we op reis gegaan mee 'nen keukenwagen, dunkt me! Afijn, wij redden ons eigen wel. Ge hoort er van. Misschient sturen we 'n aangezichts- kortje. Als nou dieen slapert maar thuis is, als wij aanbellen...! Kom, ik schei er af. Veul groeten van Trui, Dr6 HI en als altij gin horke minder van oewen t. h v. DR£. 41. 35X24 19X30 42. 38—32 2—8 Het wordt nu spannend! 43. 43—38 13—19 44. 33—28 30—35 45. 38—33 12—18 46. 31—26 11—16 47. 26—21! Een verrassend stukoffer, dat aan wit uit- stekend spel bezorgt, echter niet voldoende voor de winst. 47. 17X'26 48. 28—22 8—13 49. 22—17 16—21 gedw. Op 7—12 en 13X2 wit 3631! 50. 27X16 18—22 Weer gedwongen, maar tevens goed voor een spoedige remise. 51. 17X28 13—18 52. 34—30 35X24 53. 39—34 24—30 54. 33—29 30X39 55. 29—24 19X30 56. 25X43 14—19 57. 43—39 23—29 58. 3227 2631 Remise. Bladprobleem van P. J. v. d. Bulck, Terneuzen. ZWART 12 3 4 5 Party stand. Slagzet, in de partij toegepast door den heer P. J. v. d. Bulck, Terneuzen. ZWART 1 2 3 4 5 Stand na 6. Pb6X e5? 3. Fhlc3 Rf8c5 4. Pf3Xe5 Pc6Xe5 5. d2d4 Re5Xd4 6. Ddl Xd4 Dit is een variant van het Drie-paarden-spel en allemaal theorie. Bilguer geeft hier nu ver- der aan: 6. ...d&, 7. f4 C5, 8. Rb5t Kf8, 9. Ddl en wit krijgt aanval op d6. 6. Dd8f6 Stand na 6.... Dd8f6. WIT 47 48 49 50 Laatste zet van zwart was 1318. Hoe maakt wit dam? Van het blad op te lossen. Correspondentie: p. J. v. d. B. te T. In no. 1 kan wit ineens winnen door 3731 en 3934. No. 2 wordt geplaatst. WIT 47 48 49 50 Wit speelt en wint. Kort iSchaak. Deze keer enkele korte partijen. Zij zijn niet bijzonder diepzinnig, maar toch aardig en tevens valt er wel iets uit te leeren (en te ont- houden 1. e2e4 e7e5 2. Pglf3 Pb8c6 3. Rflc4 d7—d6 Wordt bijna nooit gespeeld. Meestal maakt men er nu Italiaansch of Twee-paarden-spei van. 4. d2d4 Rc8g4 5. Pblc3 h7—h6? De veel voorkomende angst voor de witte raadsheerzet. 6. d4Xe5 Pb6xe5?? Geheel onnoodig Zwart kon met de pion nemen of 6... Rf3:, 7. Df3: Pe5: spelen. 7. Pf3Xe5! Rg4Xdl Weigeren van het offer door de5: doet zwart toch een stuk verliezen. 8. Rc4Xf7f Ke8e7 9. Pc3d5f en mat Dit mat staat bekend onder de naam van LGgal's mat, genoemd naar S. de Legal (begin 18e eeuw), den leermeester van den sterken Franschen schaker (en operacomponist Philidor. Een zelfde matstand kan bijv. voorkomen in het Geweigerd Koningsgambiet: 1. e4 e5, 2. f4 d6, 3. Pf3 Pc6, 4. Rc4 Rg5, 5. Pc3 Pd4, 6. Pe5:Rdl:, enz. iHamlisch won in 1899 te Weenen op volgen de wijze: 1. e2e4 d7—d6 Ook geen alledaagsche opening. 2. d2d4 Pb8d7 3. Rfl—c4 g7—g6 4. Pgl—f3 Rf8—g7 Over het zwakke punt f7 zijn er reeds velen gestruikeld en zullen er nog velen struikelen. 5. Rc4Xf7t Maar wit moet direct toehappen anders lukt het niet meer. 5. Ke8 X f 7 Met Kf8 had zwart het langer uitgehouden. 6. Pf8g51 Zwart geeft op. U ziet wel wat er dreigt. Interessant is deze partij van R6ti, gewon- nen van Dunkelblum in 1914 te Weenen. 1. e2e4 e7e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 V/?SW, abcdefgh Er dreigt nu Pf3f met dameverlies. Reti teekent bij deze zet aan, dat hij vroeger Re3 gespeeld zou hebben om deze dreiging te pareeren en om meteen een stuk te ontwik- kelen. 7. Pc3—b5! Nu speelt hij echter tegen de regel in. die zegt, dat het niet goed is om in de opening twee maal met het zelfde stuk te spelen. Het blijkt echter een veel sterkere zet te zijn dan Re3. Merk op, dat 7. Pd5 niet gaat, omdat na 7.... Pf3t de witte dame geen dekking heeft. 7. Ke8d8 Na 7.... d6 verliest zwart minstens een be- langrijke pion. 8. Dd4—c5! Zwart geeft op, want er dreigt mat op 2 manieren. Nu nog eentje, maar dan ook op zijn kortst. Partij LazardGibaud, Parijs 1935. 1. d2—d4 Pg8f6 2. Pbl—d2 F)en zet, die van Breyer afkomstig is. 2. e7e5 3. d4 XeS Pf6g4 4. h2h3 Pg4—e3! Wit geeft op!

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 6