mxmxmmx
Feuilleton-vertellingen
Dam- en Schaakrubriek
M fi 4M.
WEDEROPBOUW SCHERPENZEEL.
BRABANTSCHE BRIEVEN.
DAMMEN.
m. vm.
W. 'Mfoe&aM
im A 1P§
IP! H
M fy/W/., HHi
SCHAKEN.
Onder belangstelling van verschillende auto-
riteiten en genoodigden is - Dinsdagmorgen
in het zoo zwaar door den oorlog geteisterde
Geldersche dorpje Scherpenzeel de eerste
steen voor het eerste nieuwe gebouw inge-
metseld.
De heer Beekman uit Soest, architect voor
den wederopbouw van Scherpenzeel, sprak
enkele woorden van welkom tot de aanwezi-
gen, waama de burgemeester van Scherpen
zeel, mr. C. P. Hoytema, het woord voerde.
Spr. dankte alien die hadden medegewerkt,
zoodat thans definitief met den opbouw kon
worden begonnen, ondanks de vele bezwaren,
die moesten worden overwonnen en die onge-
twijfeld nog zullen komen. Het heeft wel heel
wat voeten in de aarde gehad, aldus de bur
gemeester, voordat kon worden aangevangen
met den opbouw, doch dank zij de medewer-
king en adviezen van het bouwbureau is men
dan thans zoover.
Hierna metselde de echtgenoote van den
burgemeester den eersten steen in, waarin
staat gebeiteld: ,,Deze steen is een gedachte-
nis aan Scherpenzeels herrijzenis".
Ten slotte sprak ir. Kuysten, vertegenwoor-
diger van den algemeen gemachtigde voor den
wederopbouw, zijn vertrouwen uit over de toe-
komst en hoopte, dat de opbouw van deze wo-
ning spoedig gevolgd zal worden door die van
vele andere. Handelsbl.
NEDERL.-lNDIe EN JAPAN.
'Het A.N.P. meldt:
Te Batavia werd Woensdag bekend ge-
maakt, dat de onderhandelingen tusschen de
Bataafsche Petroleum Maatschappij en de
Nederlandsche Koloniale Petroleum Maat
schappij eenerzijds en de vertegenwoordigers
van de Japansehe oliebelangen anderzijds, ge-
eindigd zijn met een accoord.
Over dit accoord deelt een particulier com
munique het volgende mede:
Thans is voorzien in contracten van zes
maanden tot een jaar, waarbij Nederlandsch-
Indie aan Japan jaarlijks 760.000 ton ruwe
olie en 650.000 ton olieproducten zal leveren
boven het kwantum, dat reeds jaarlijks door
Nederlandsch-Indie aan Japan wordt geleverd.
Met inbegrip van dit laatste zal Japan nu een
jaarlijksche hoeveelheid van 1.8 millioen ton
olieproducten ontvangen.
VEBpOOGINIG VAN DE HUREN NIET
TOEGESTAAN.
Uit de vele verzoeken om inlichtingen blijkt
dat ten aanzien van de vraag. of verhooging
van de huren van woningen, winkelpanden, be-
drijven, gebouwen enz. geoorloofd is, misver-
stand bestaat.
In verband hiermede wordt er de aandacht
op gevestigd, dat krachtens de verordening
van den opperbevelhebber van het Duitsche
bezettingsleger van 17 Mei de verhooging van
alle prijzen en diensten is verboden, onder
welk verbod ook deze huren vallen. Zoolang
dit verbod niet door een regeling terzake is
vervangen, blijft het van kracht.
Een definitieve regeling, die terugwerkende
kracht zal hebben tot 9 Mei 1940, kan echter
binnenkort worden tegemoet gezien.
BANKETBAKKERS KRIJGEN SUIKER
VOOR ST. NICOLA AS EN KERSTMIS.
In de komende dagen met Sint Nicolaas en
in vervolg daarop Kerstmis, waren wij wel
allemaal gewend. wat meer te snoepen dan
anders. Bij St. Nicolaas hooren suikerbeest-
jes, borstplaat en marsepein; bij Kerstmis
zoetigheden. Het is misschien voor dezen of
genen reeds een zorg geweest hoe het hier-
mee dit jaar zou moeten gaan, nu de suiker
onder de distributie zit.
Naar de iN. R. Crt. bij informatie is geble
ken behoeft men zich in dit opzicht niet al te
groote zorgen te maken. De fabrieken, die
borstplaat maken, hebben hun product reeds
gereed en gaan dezer dagen aan het verzen-
den.
De banketbakkers, die borstplaat en marse
pein vervaardigen, krijgen bij hun toewijzing,
die thans wordt verzonden, een voorschot op
hun normale portie suiker. Voor de St. Nico
laas is dit een voorschot van twee weken, voor
de Kerstmis van een week. Een overeenkom-
stige regeling heeft de Meelcentrale reeds het
vorige jaar, toen het ook al uitkijken was, toe-
gepast.
In het algemeen ontvangen de bakkers, over
het jaar verdeeld, 13 gelijke porties. Het is
echter wel duidelijk, dat er niet te alien tijde
gedurende het jaar evenveel zoetigheid wordt
gegeten, zoo bijvoorbeeld in de zomermaanden
niet en ook niet in de eerste maanden van het
nieuwe jaar, wanneer de menschen beu zijn
van al het lekkers, dat zij met de feestdagen
binnen hebben gekregen. Daarom is er ook
geen bezwaar tegen den bakkers met het oog
op laatstgenoemde dagen een grooter rant-
soen toe te wijzen en daaraan de voorwaarde
te verbinden, dat zij dit in de volgende drie
maanden weer moeten inloopen. Aldus is nu
geschied bij de extra toewijzing voor St. Nico
laas en Kerstmis.
Men kan dus gerust zijn, er zal borstplaat
en marsepein wezen. Of er ook een overeen-
komstig extra toewijzing van bloem komt
voor boterletters enz. is nog niet bekend.
Men neemt overigens aan, dat de voorraden
bij de bakkers voldoemde zullen zijn om aan
het extra verbruik te voldoen.
MEER VEILIGHEID IN DE
DUISTERNIS.
Er gaat geen dag voorbij, of men leest van
ongevallen, veroorzaakt door de duisternis.
Voorai in steden en dorpen met kanalen of
grachten.
Daarom is het toe te juichen, dat de „Rijks-
inspectie voor de bescherming van de bevol-
king tegen luchtaanvallen" thans voor de be-
veiliging van het verkeer op den openbaren
weg gedurende den tijd, dat de normale ver-
lichting verboden is, een aantal voorschriften
heeft vastgesteld.
De bedoeling is o.m. om v6or 1 December
a.s. alle min of meer geimproviseerde con-
structies van richtlijnen en geleidelichten, die
hier en daar voor de veilighedd waren aange-
bracht, buiten bedrijf te stellen en deze te ver
vangen door het standaardmodel of de door
de Rijksinspectie Luchtbescherming goedge-
keurde richt- of geleidelichten.
De Philips' Laboratoria hebben nu een prac-
tische lamp, te gebruiken als richt- of geleide-
licht, geconstrueerd. Deze lamp, die uiterlijk
den vorm heeft van een normale gloeilamp, is
geheel grijs bespoten, met uitzondering van
een ring van 1 cm hoogte, waardoor het licht
kan uittreden.
In elke lantaarn of armatuur kan de lamp
worden aangebracht, eventueel ook met de
huls naar beneden; de bovenbedoelde ring
moet echter in ieder geval een horizontalen
stand hebben. Bij gebruik als geleidelicht, in
het bijzonder ten dienste van het voetgangers-
verkeer, behooren deze lampen aan den kant
van den rijweg te worden geplaatst, waarbij
een minimale hoogte van 1.75 m en een maxi-
male hoogte van 4 m kan worden toegelaten.
Als richtlicht, in het bijzonder ten dienste van
het rijdend verkeer, moeten zij tenminste op
een hoogte van 4 m. en midden boven den rij
weg worden aangebracht.
Ulvenhout.
Amico.
Lesten Zondag was
't weerke wat ge
noemt ,,halen en
brengen". 'n Zonne-
ke, 'n kledderbui, 'n
sturmvlaag, afijn,
,,zoowa-d-afkrabsel
van den blok", zou
onzen slachter zeg-
gen! 'n soortement
van distributiegehakt.
Den een kwam de
„Gouwen Koei" bin-
nengekuierd mee de
houding van 'nen millioennair, die op vacan-
tie was aan de Riviera; den ander kwam bin-
nengesturmd, mee al z'n handen aan den hoed.
Maar en da's 't veumaamste, heel de
propclub gerokte present. Om kwart veur
drieen mankeerde-n-er ginnen eenen meer.
Den Jaan keek opgetogen. Beweerde: „man-
nen, 'k heb 'r vandaag veul zin in" en gre6t
blonken z'n donkere oogen naar den kaarten-
stok, dien den Fielp zat te „verslijten", deur
m verstrooid te buigen, te... knejen!
,,Hoe is 't thuis Jaan?" vroeg ik, want z'n
Tonia z'n tweede vrouw, ge wit, is altij
sukkelend.
„Broerd", zee den Jaan opgewekt. „Toon is
stijf van den rimmeltiek, Ochja," zee-t-ie te-
vrejen: ochja kan nie anders, ee, mee zo'n
wipselturig weer!"
,,Lee z'in bed?"
,,Jaja", zee-t-ie 'n bietje verwonderd. „Tuur-
lijk! Zieke menschen zijn daar 't beste be-
626.
Een partij uit de jongste wedstrijd om het
kampioenschap van Nederland.
Wit:
Ph. J. Ham
Zwart: R. C. Keller.
1.
32—28
19—23
Deze
voortzetting
past Keller vaak toe,
zowel na 3228 als na
33—28.
2.
28X19
14X23
3.
33—28
23X32
4.
37X28
10—14
5.
41—37
5—10
6.
4641
16—21
7.
37—32
21—26
8.
41—37
1823
9.
28X19
14X23
10.
39—33
12—18
11.
4439
10—14
12.
50—44
14—19
13.
33—28
20—24
14.
38—33
15—20
15.
42—38
7—12
16.
34—29
23X34
17.
40X29
20—25
18.
E9X20
25X14
19.
4742
1—7
Ben voorzichtige, maar onberispelijke spel-
opbouw. Voorai beginners moeten zulke par
ty-en met aandacht naspelen.
20. 3530 17—22
21. 28X17 12X21
22. 32—28 18—22
23. 28X17 21X12
24. 3328 4—10
25. 30—25 19—23
26. 28X19 14X23
27. 3933 13—19
28. 31—27 813
29. 3731 26X37
30. 42X31 10—14
31. 44—39 19—24
32. 49—44 14—19
33. 4540 9—14
34. 4842 3—9
35. 40—34 24—29
36. 33X24 19X30
37. 44—40 13—19
38. 38—33 11—17
39. 42—38 611
40. 40—35 9—13
steed". Opgerudmd zette-n-ie z'nen snor over-
end. ,,Zoude nie 's geven, Fielp?"
Den Fielp douwde diepzinnig z'n tong teugen
z'n wang. Zweeg. Keek den Jaan bedroefd
aan. Zweeg en kneejde.
„Verstade me nie?" vroeg den Jaan.
,,'k Staai complex", docht den Fielp hardop,
den Janus aankijkende zonder 'm te zien.
De zon kroop weg. 'Nen wolk. zwart lijk
den nacht, donkerde over't durp of Ulvenhout
onder 'nen grooten hoed wierd gezet.
'n Sturmvlaag suisde over den weg. Leste
blaren en dooie takken flierden dwars langs
ons raam. Dan wierd de deur opengesmeten
'n lawijt of daar tien krijgsmannen binnen-
kwamen op twintig gekopspijkerde zolen. Nol-
leke...! 't „Wonderkind". Ge wit wel: dat
dwergkeareltje, dat vrijgezellen rentenierke
van 'n jaar of zestig. 't Waaide compleet bin
nen, mee 't dooie hout, uit 't zwiepend ge-
boomt. Wat gong die alikriek tekeer.
„Is me da 'n weer?! Te gemeen om 'r 'nen
hond deur te jagen!" Dan gaf ie fnee z'n kor-
te beentjes teugen de deur 'nen trap, die glans-
rijk opwoog teugen den sturm. De deur viel
mee 'nen smak in den klink, dat 't glaswerk
in den toog stond te rinkelen. ,,Die zit", stelde
Nolleke toen tevrejen vast. Eh ze zat z66, dat
z'n kwaje bui meteen wegzakte.
In plazierige, stille spanning hadden we de
plechtige incomste van Nolleke aanschouwd.
Maar nou gongen aller oogen naar Kee. Dat
zij zoo mee ,,haar" deur zou laten omsprin-
•gen en dan nog wel van den kant van't Nolle
ke Gommers, die ze haat als 'n steenpuist,
allee, dat was nie aan te nemen! Langzaam,
berekenend, wit van woede, kwam Kee, lijk
'n kwaje kat mee 'nen dikken steert, van ach-
ter den toog vandaan. Alleen 't onbesuisde
Nolleke vrijgezel, rentenier, dus onafhan-
kelijk en brutaal als 'n ekster alleen Nolle
ke had niks in de gaten. Kwam deur den duis-
ter van de gelagkamer naar ons tafeltje, mee
den jas wijd-nonehalant open, de knuistekes
parmantig in de broekzakken, den bolhoed
schuins-achterover. In den kop 'n groote-
mannensigaar, veuruitgestoken lijk 'nen boegr
spriet, waarachter 't fregat-Nol kwam aan-
gedreven deur den blaauwen smoornevei van
de Koei, met Kee in z'n zogwater.
Wij genoten.
,,Middag! Mannen!" - zoo groette Nolleke
joviaal.
,,Middag! Man!" zee den Blaauwe.
,,Meneer Gommers!" zee den Fielp droe-
vig.
Allee! Gommeke!" zee ik vriendelijk.
('k Mag 't wel, deus overmoedig krieleke!)
..Goeienmiddag. den Nol!" zee den Jaan
seerjeus, die op 'nen „boegspriet" loerde.
Toen keek Nolleke 'ns om. Hij voeide, hij
moest voelen 'n... 'n... wel 'n soortement van
windstilte achter m, dunkt me. Kee! De
struische Kee.. Nolleke komt mee den „top"
'van zijnen hoed nie boven Kee d'ren schorte-
band uit.
„Dag! Meneer!! Gommers!:" stiet Kee uit
haren hijgenden boezem. Meteen zwaaide ze
heur hand naar achteren om Nolleke 'n fleer
om z'nen kop te geven, genogt om 'm te mol-
len. Maar Nolleke dook. Foutloos! Onder
ons tafeltje 6n... den ermen Jaan vong Kee
d'r oplababber op, dat z'n rechteroor drie
dagen lang heeft gesuizeld ,,of er 'n bie in zat
te zoemen," verkl&erde-n-ie. En nog, n6g
stikt ie nou en dan den top van z'nen pink in
't oor en schudt de zaak daarbinnen 'ns op.
Afijn, Nolleke mokte 't goed mee zwaarge-
ringde boegsprieten en ciiroentjes-m6t, ter-
wijl Kee 'r eigen 66k nie liet kennen aan n
,,oor"-lam! Zoodat den Jaan, fel op gratis
sigaren en 'n pierenverschrikkerske-veur-
nipkes, Tonia houdt 'm bar strak, n6g
nie te klagen had. Wat ie dan ook aileen
maar dee, als z'n sigaar 6p en z'n glaske 166g
was.
Ja, 't wierd leutig in ,.de Koei' Na die
sturmvlaag, waarmee Nolleke zoo luidruchtig
was binnengewaaid, tleven de lochten donker.
Nen stagen, vetten regen droop loodrecht op
den zwart-blinkenden steenweg, die wegsche-
merde achter de beslagen ramen van ,.de Gou-
wen". Rossen gloei wemelde deur de her-
berg; de kolomkachel trok mee den Wester-
sturm als 'n lier. En den stagen regen kled-
derde zonder ophouwen teugen ,,ons" bewa-
semde raam, zoodat ge onwillekeurig nou en
dan 'ns gezellig in oew handen wneef, oewen
rug schurkend als 'n luie poes bij 't vuur.
,,W\e zullen nog 'n outje hop 't vuur doen,"
zee den Fielp wij machinisten in ,,de Koei
altij eigens, en hij scherlde van den vloer
'nen brok dennestam, dien ie mee twee handen
moest torsen.
Ge kost den hars, die het vlamde deur den
kleffen duister, hooren branden; den hartigen
terpentijngeur kringelde-n-om oew.
Droevig staarde den Fielp in 'n levendige
vuur. Zijnen grooten, bleeken bakkerskop,
waarop gin horke tieren kan, leek deurschij-
nend als 'nen brandenden feestlampion.
,,Hij hee-d-iets...!" fluisterde den Blaauwe
mee 'n schuin oog naar den Fielp: ,,hij zit mee
'n eiIk had trouwens ook al zooiets ge-
docht, want als den bakker zoo droevig de
weareld inkekt, dan broeit er meestal 'n pla-
zierig plan binnen die driehonderd pond
vleesch. ,,'k Zal 's polsen, bromde Nolleke.
En hjj glee mee 'n schuiverke van zijnen stoel,
gpng parmantig naast den Fielp staan, ook
mee z'n handen in z'n zakken, den dreutel.
Maar den Fielp zag 't Nolleke nie. Nolleke
gong op den Fielp z'n voeten staan, maar den
Fielp gaf taal noeh teeken, tuurde in de spet-
tervlam van d'n den. Nolleke friemelde z'n
eigen tusschen de kolomkachel en den Fielp,
gong op z'n teentjes staan en probeerde ook
in 't vuur te kijken, maar dat lukte nie. Toen
tilde den Fielp 't Nolleke onverwachts op,
"nam 'm als 'n klein jong op zijnen erm en
bleef zwijgen en staren.
,,Zeg nou 's papa?!" riep den Blaauwe,
klappend mee z'n tong, naar den Nol.
Maar Nolleke gaf 'm gin asem. Comman-
deerde mee z'n zware basstem: ,,Kee, twee
ouwe klaren en rap! - ouwe tooverheks!"
,,Mee suiker, Fielp ?'«Pvroeg Kee.
,,'Houd recept, ja!" gaf ie te verstaan.
,,En gij, meneer Gommers?" vroeg Kee toen
lievekes: ,,gij mee 'nen tutter?" (is fopspeen).
,,Ikke puur, serpent," baste Nolleke en om
dat serpent" kracht bij te zetten, kletste-n-ie
driftig op den Fielp z'n kalen kop.
,,'Has ge da nog 's doet," waarschouwde den
Fielp triestig „dan nuuk 'k oe in 't vuur, Nol.
Gepoft valde misschient nog wel mee."
,,Heee, meneer Gommers..." zoo fleemde
Kee: „doe 't nogges, astemblief?"
Verstampt, die Kee is zoo gebeten op dat
Nolleke, amico, op staanden voet had ze
van ons gezellige ,,Koeike" 'n krimmetorium
willen maken.
Om alle ongelukken te veurkomen, liet d'n
Fielp 't Nolleke los, dat in de dennenblokken
om de kachel vie'l. Maar nou zat 't 'm tot
hier! Woedend nam ie 'n stuk dennestam op
en wilde dat naar den toog gooien. Maar den
Fielp was 'm veur! Sloeg z'n ermke neer.
,,En nou d'r uit en nooit meer binnen,"
siste Kee.
,,Nol bleft ier," mokte den Fielp uit: „gij
zette 'm haan tot zelfmoord, Kee!"
Kee zweeg. Want mee den bakker, presi
dent van alle Ulvenihoutsche vereenigingen,
die in de Gouwen Koei veul vergaderen, mokt
Kee gin ruzie!
„En nou haan tafel," vaderde den Fielp:
,,ier Nol, tusschen den Dre en mij en oew ge-
mak ouwen, ee! Santjes!" zoo klonk ie toen
mee zijnen klare teugen dien van Nolleke.
„Proost," klonk Nol. ,,'k Ben..." toen beet
ie den kop van z'n borrel: „ik ben in staat om
hier heel deus tent af te breken." Hij dronk
n6g 's. ,,As gij er nie tusschen was gekomen,
Fielp," blufte-n-ie: „dan, dan,... dan was hier
ginnen poot aan 'nen stoel heel gebleven!"
Den Fielp keek serjeus omlaag, naar 't snoe-
vende Nolleke, knikte en zee mee veel respect
in z'n stem: ,,we6t ik, Nol. Wieet ik. 'k Stong
hop m'n beenen te beven. 't Is goed hafge-
loopen!"
Deus ontzag dee Nolleke zoo'n deugd, dat
ie mee z'n knuisten op de tafel timmerde en
Kee commandeerde ,,om as de hier-en-gunder
wijd 'n rondje te serveeren aan deuze tafel,
omdat de menschen zoo van hum geschrokken
waren."
„Ja", fluisterde den Blaauwe toen over de
tafel, z66 of Nol 't nie hooren mocht: „ja, die
driftige mannen, weten op zoo-'nen oogenblik
nie wat ze doen. En dan zijn ze zoo sterk as
'nen leeuw." Toen kregen we allemaal nog
'nen zwaargeringden flambouw van twaalf
centen.
Als den Blaauwe had aangepaft, dan knipte
n-ie 'n oogske naar mij en vroeg: ,,hedde gij
nog ergens trek in, Dr6?"
,,We hebben nou alles, Tiest."
,,Dan moesten we maar gaan proppen,"
vond den Blaauwe: „k ben nou trouwens over
m'nen eersten schrik henen."
Aller oogen gongen naar den Fielp. Maar
de kaarten kwamen nog nie veur den dag. In-
teugendeel, hij stak ze in den broekszak. Voei
de toen, triestig turend over den weg, in zijnen
binnenzak en sprak: ,,Jongens!" Keek ons
allemaal, een veur een, bedroefd aan, legde 'n
schrift op tafel en zee: ,,de kwepsie is deuze.
„Ik heb 't gev6eld," zee den Blaauwe. „Heel
den middag al."
,,Och", schrok den Jaan: .volgende week is
ze misschient weer beter."
Zielsbedroefd staarde den Fielp naar den
Jaan. Zee dan: „ik ben er toch hook nog,
Janus van den Euvel. Ziek hof gezond,
hik smoes jou de deur wel huit. Dan, verwij-
tend: „da zou toch den heersten keer nie zijn,
wel?"
Fielp," riep den Jaan opgelucht: ,,ik ver-
trouw op jou!"
„Dan zullen we straks nog heven uitmaken,
hof Tonia beter mot worren, h6ff.'t bed mot
ouwen," „treurde" den Fielp: „da's 'n kwep
sie van tiktak."
Fielp, ik laat den tactiek geren aan jou
over; Toontje vertrouwt jou honderd parten
meer dan mij!"
„Zoo oor 'it hook," vond den Fielp: „hin 'n
goei uwelijk vertrouwt de vrouw den ge-aaid-
sten ladelichter beter dan d'ren heigen mensch.
Da schijnt zoo te moeten zijn horn de veur-
zitters reden van bestaan te geven." (Alg. in-
stemming.
,,Kek 's, broeders van 't Propverbond", zoo
klasjeneerde den bakker wijers: ,,de kwepsie
is deus: we zitten volop hin de centen"
(klap op den boek) ,,hen den Hanvfers is pot-
dicht!"
Veul gepeins. Ons buske... de Jolly Jokers...
den Leeden Emmer... Nolleke z'n Angeliek...,
ons leutig logement..., die goeikoope frangs-
kes..., wat hadden we daar dikkels veul leut
g'had
,,Den 'Haag!" riep Nol.
,,Den Aag...?" twijfelde den Fielp: ..den...
Aag? Keb 't hover geprakizeerd, den... Aag?"
Hij keek "ons allemaal weer 'ns aan.
„Is er iets teUgen den Haag, Fielp?" vroeg
ik.
,,Jja... en neee," zee-t-ie.
,,Da's tenminste 'n antwoord mee tw6e
handvatten," gaf ik 'm verom.
,,'k Bedoel... Dr6... den Aag is zoo... def-
tig.veur ons."
,,Gif niks", kwam den Blaauwe er tusschen:
,,'k ben mee den Dr6 al 's in den Haag ge-
wist, witte nog Dr6...?"
,,Dat vergeet ik nooit, Tiest!" lachte-n-ik.
Witte nog, Dr6, toen 'k daar 'n paar snee-
kes terwe mee 'nen hering bestelde den kaste-
lein Engelsch begost te kaaieren en op 't end
't adresboek brocht...? Fielp, jonk, daar mot-
ten we naar toe!"
jBeljot", dee ik er bij: laten we daar 's 'n
ander soort Nederlanders gaan bezichtigen.
Wij zijn daar's echt op den vrimde!"
„Ik gaai mee", kwekte Nolleke. ,,Tel oewen
kaartpot maar op, ik doei er m'n deel dan bij'
Kee moest de lampen opsteken, wij dejen
eigen de blinden veur en toen wierd den boek
opengedaan, de kas bekeken.
Die viel mee, want mee dieen oorlog zijn we
al lank overtijd mee ons jaarlijksche snoep-
reis.
En wat den Jaan betreft, da'.s ook geregeld.
Janus gaat mee 'nen ring van Tonia naar den
Haag. ,,Daar motten zooveul elderzienden wo-
nen, hem 'n hadvies veur den rimmeltiek. Den
Jaan gong hal weken honder Toontje's klach-
ten gebukt, den Fielp ad toen 's geprakizeerd
en geprakize6erd en nou moest 'r dan maar
's 'n reis naar den Aag haan gewaagd wor
den! Opende dat den waarzegger thuis was,
handers zou Janus wel 'n paar nachten mot-
ten logeeren. Maar den Fielp wist has 't
veur z'n Tonia was, zag den Jaan nieverans
teugen hop!"
Ge bent veurzitter of ge bent 't nie, maar
den Fielp is 't! Of ziede gij kansi om zo6
prontjes 'n ..convocatie" bij malkaar te lie-
gen...? Ja, wij hebben 'nen puiken president!
,,En as 't nou heel erg plazierig is daar",
vond den Blaauwe, „dan kunde altij oew stam-
kaart nog 'n paar dagen verliezen."
,,Nou zijn we meteen op 't champieter van
de bonnekes", zee den Fielp. ,,Kek's, keb z66
gedocht g'had..."
Afijn, amico, dat zijn distributiegeheimen.
Ge zult 'r op ons reis wel achter komen
Maar als ge 'nen bakker, 'nen wocstmaker en
'nen boer in de club hebt, dan zou 't wel
schande zijn, als ge onderweuge iets te kort
kwaamt! Waar of nie! Als we 'r nog 'nen
kastelein ook bij hadden, dan waren we op
reis gegaan mee 'nen keukenwagen, dunkt
me!
Afijn, wij redden ons eigen wel. Ge hoort er
van. Misschient sturen we 'n aangezichts-
kortje. Als nou dieen slapert maar thuis is,
als wij aanbellen...!
Kom, ik schei er af. Veul groeten van Trui,
Dr6 HI en als altij gin horke minder van
oewen
t. h v. DR£.
41. 35X24 19X30
42. 38—32 2—8
Het wordt nu spannend!
43. 43—38 13—19
44. 33—28 30—35
45. 38—33 12—18
46. 31—26 11—16
47. 26—21!
Een verrassend stukoffer, dat aan wit uit-
stekend spel bezorgt, echter niet voldoende
voor de winst.
47. 17X'26
48. 28—22 8—13
49. 22—17 16—21 gedw.
Op 7—12 en 13X2 wit 3631!
50. 27X16 18—22
Weer gedwongen, maar tevens goed voor
een spoedige remise.
51. 17X28 13—18
52. 34—30 35X24
53. 39—34 24—30
54. 33—29 30X39
55. 29—24 19X30
56. 25X43 14—19
57. 43—39 23—29
58. 3227 2631
Remise.
Bladprobleem
van P. J. v. d. Bulck, Terneuzen.
ZWART 12 3 4 5
Party stand.
Slagzet, in de partij toegepast door den heer
P. J. v. d. Bulck, Terneuzen.
ZWART 1 2 3 4 5
Stand na 6.
Pb6X e5?
3. Fhlc3 Rf8c5
4. Pf3Xe5 Pc6Xe5
5. d2d4 Re5Xd4
6. Ddl Xd4
Dit is een variant van het Drie-paarden-spel
en allemaal theorie. Bilguer geeft hier nu ver-
der aan: 6. ...d&, 7. f4 C5, 8. Rb5t Kf8, 9.
Ddl en wit krijgt aanval op d6.
6. Dd8f6
Stand na 6.... Dd8f6.
WIT 47 48 49 50
Laatste zet van zwart was 1318.
Hoe maakt wit dam?
Van het blad op te lossen.
Correspondentie: p. J. v. d. B. te T. In
no. 1 kan wit ineens winnen door 3731 en
3934. No. 2 wordt geplaatst.
WIT 47 48 49 50
Wit speelt en wint.
Kort iSchaak.
Deze keer enkele korte partijen. Zij zijn niet
bijzonder diepzinnig, maar toch aardig en
tevens valt er wel iets uit te leeren (en te ont-
houden
1. e2e4 e7e5
2. Pglf3 Pb8c6
3. Rflc4 d7—d6
Wordt bijna nooit gespeeld. Meestal maakt
men er nu Italiaansch of Twee-paarden-spei
van.
4. d2d4 Rc8g4
5. Pblc3 h7—h6?
De veel voorkomende angst voor de witte
raadsheerzet.
6. d4Xe5 Pb6xe5??
Geheel onnoodig Zwart kon met de pion
nemen of 6... Rf3:, 7. Df3: Pe5: spelen.
7. Pf3Xe5! Rg4Xdl
Weigeren van het offer door de5: doet zwart
toch een stuk verliezen.
8. Rc4Xf7f Ke8e7
9. Pc3d5f en mat
Dit mat staat bekend onder de naam van
LGgal's mat, genoemd naar S. de Legal (begin
18e eeuw), den leermeester van den sterken
Franschen schaker (en operacomponist
Philidor.
Een zelfde matstand kan bijv. voorkomen in
het Geweigerd Koningsgambiet: 1. e4 e5, 2.
f4 d6, 3. Pf3 Pc6, 4. Rc4 Rg5, 5. Pc3 Pd4,
6. Pe5:Rdl:, enz.
iHamlisch won in 1899 te Weenen op volgen
de wijze:
1. e2e4 d7—d6
Ook geen alledaagsche opening.
2. d2d4 Pb8d7
3. Rfl—c4 g7—g6
4. Pgl—f3 Rf8—g7
Over het zwakke punt f7 zijn er reeds velen
gestruikeld en zullen er nog velen struikelen.
5. Rc4Xf7t
Maar wit moet direct toehappen anders lukt
het niet meer.
5. Ke8 X f 7
Met Kf8 had zwart het langer uitgehouden.
6. Pf8g51
Zwart geeft op. U ziet wel wat er dreigt.
Interessant is deze partij van R6ti, gewon-
nen van Dunkelblum in 1914 te Weenen.
1. e2e4 e7e5
2. Pgl—f3 Pb8c6
V/?SW,
abcdefgh
Er dreigt nu Pf3f met dameverlies. Reti
teekent bij deze zet aan, dat hij vroeger Re3
gespeeld zou hebben om deze dreiging te
pareeren en om meteen een stuk te ontwik-
kelen.
7. Pc3—b5!
Nu speelt hij echter tegen de regel in. die
zegt, dat het niet goed is om in de opening
twee maal met het zelfde stuk te spelen. Het
blijkt echter een veel sterkere zet te zijn dan
Re3.
Merk op, dat 7. Pd5 niet gaat, omdat na
7.... Pf3t de witte dame geen dekking heeft.
7. Ke8d8
Na 7.... d6 verliest zwart minstens een be-
langrijke pion.
8. Dd4—c5!
Zwart geeft op, want er dreigt mat op 2
manieren.
Nu nog eentje, maar dan ook op zijn kortst.
Partij LazardGibaud, Parijs 1935.
1. d2—d4 Pg8f6
2. Pbl—d2
F)en zet, die van Breyer afkomstig is.
2. e7e5
3. d4 XeS Pf6g4
4. h2h3 Pg4—e3!
Wit geeft op!