ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHtVLAANDEREN
In den greep van het noodlot
Distributie van Lijnolle en Terpentijn.
No. 10.112
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940
80s Jaargang
Feuilleton
Verleden, heden en toekomst
Binnenland
BEKENDMAKING.
De Burgemeester van Terneuzen
III' 111 ill M 11 ■c-r-
&aant>uimu<*Ka\!i.-rs&r' - •rum. e. -> -
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRUS: Binnen Temeuzen f 1,35 per 3 maand«n Buiten Temeuzen
fr. per poet 1,66 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,per jaar
Voor BelgiS en Amerika f 2,10, overige lan den 2,45 per 3 maanden fr. per post
A bonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Oltgeefeter: Pinna P. J. VAN DE 8ANDK
GIRO 38150 TELEFOON No. 207S.
ADVERTENTIEN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0,20.
KEEINE ADVERTENTIEN? per 5 regels 50 cent brj vooruitbetaling.
Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
[>1T BLAX) VERSOHfcTNT IEDE&KN MAAN I)AG WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
De Burgemeester van TERNEUZEN brengt
hierbij ter openbare kennis ingevolge een ont-
vangen schrijven van den Commandant van
den Opbouwdienst van 9 September 1940, dat
het meermalen gebleken is, dat gedemobiliseer-
den, die loongevenden arbeid verrichten, ont-
slag verzoeken of uitlokken met de bedoeling
om zich door plaatsing bij den Opbouwdienst
een hooger inkomen te verschaffen. Aange-
zien bet doel van den Opbouwdienst niet is
gedemobiliseerden, die werk hebben, door
opname in den Opbouwdienst in een betere
financieele positie te brengen, wordt belang-
hebbenden medegedeeld, dat dezulken in geen
geval bij den Opbouwdienst kunnen worden
aangenomen.
Temeuzen, 11 September 1940.
De Burgemeester van Temeuzen,
P. TEULEGEN.
maakt bekend, dat door den Rijkscommissaris
de volgende verordening is vastgesteld:
VEROiRDENING van den Rijkscommissa
ris voor he: bezette Nederlandsehe
gebied betreffende het kleine grens-
verkeer.
Op grond van 5 van het Decreet van den
Fiihrer betreffende de uitoefening der Regee-
ringsbevoegdheden in Nederland van 18 Mei
1940 (R.WiB.I. biz. 778) bepaal ik:
Afdeeling I.
Het kleine grensverkeer met het Duitsche
Rijk.
Artikel 1.
Ten aanzien van het kleine grensverkeer
tusschen het Duitsche Rijk en het bezette Ne
derlandsehe gebied gelden de bepalingen, die
daaromtrent op 9 Mei 1940 van kracht waren.
Afdeeling II.
Het kleine grensverkeer met het bezette
Belgische gebied.
Artikel 2.
(1) Onder grensgebied, als bedoeld in de
artikelen 3 tot en met 10, wordt verstaan het
gebied, behoorende tot die Nederlandsehe ge-
meenten, die, althans met een deel van het
gemeentegebied, niet vender dan 15 km van
de Belgische grens van het bezette Neder
landsehe gebied verwijderd liggen.
(12) De gevolmaehtigden van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsehe
gebied voor de aan de grens gelegen provin-
cies kunnen ter voldoening aan economische
behoeften het grensgebied uitbreiden. Deze
uitbreiding moet op de wijze, als ter plaatse
gebruikelijk is, worden bekend gemaakt.
(3) Onder klein grensverkeer, als bedoeld
in de artikelen 3 tot en met 10, wordt verstaan
het verkeer van in het grensgebied woonach-
tige personen naar het krachtens de Belgische
deviezenvoorschriften aangewezen grensge
bied aan de Nederlandsehe grens (naburig
grensgebied), mits dezen naar het punt van
uitgang binnen het grensgebied terugkeeren
en de voorwaarden, welke op de grenskaarten
(Grenzkarte) of grensbewijzen zijn vermeld,
naleven.
Artikel 3.
Het kleine grensverkeer is toegestaan aan.
1) arbeiders, lie op een plaats, gelegen
binnen het naburig grensgebied, hun werk-
zaamheden plegen te verrichten;
2) landbouwers, die grond in het naburig
grensgebied hebben, en hun personeel;
3) artsen, dierenartsen en vroedvrouwen
4) overige personen, voor zoover dezen
voor een bepaald doel een dringende noodzaak
kunnen aantoonen.
door
SYDNEY HORLER.
Geautoriseerde vertaling door
Mevr. T. OSIBOK—MiEEREBOER.
10) Vervolg.
„Hij ziet er anders beelemaal niet zwak uit",
zei Elsie.
Mrs. Chapelle trok een lip. „Evenals vele
anderen ziet hij er heel wat beter ult dan hij
zich inderdaad voelt. Mijn man lijdt aan een
borstkwaal, waaraan de doktoren schijnbaar
niet veel kunnen doen en als we in L/onden
zijn heeft hij daar altijd veel last van. Je hoeft
niet bang te zijn dat hij er aan zal sterven,
hoor!" voegde de sp reeks ter er met een lach
aan toe. ,,Het is heusch niets gevaarlijks.
Maar als er werkelijk eens iets zoo verschrik-
keljjks mocht geoeuren, zou dit ten opzichte
van jou niet het minste veVschil uitmaken,
liefste ik heb geld genoeg van mezelf."
,,Ik wou dat U dat niet gezegd had." Elsie's
stem klonk koud. Deze woorden deden haar
zeer onaangenaam aan. Bovendien getuigden
ze van een slechten smaak en ze had het
niet mogelijk geacht dat slechte smaak en
Mrs. Charles Chapelle samen konden gaan.
,,Heb ik je beleedigd, lieve kind? Ik wilde
je geen pijn doen." Direct had de vrouw spijt
en putte zich uit in verontschuldigingen. ,,Ik
ben een oprecht iemand en zeg altijd precies
wat mij voor den mond komt. Charles vindt
het heel verkeerd van me; hij zegt dat het
een leelijke fout van me is, maar ik kan er nu
eenmaal niets aan doen ofschoon ik heusch
wel probeer mezeif te verbeteren. Het spijt
me verschrikkelijk, liefste,"' en ze boog zich
over het meisje heen en gaf haar een kus. ,,Ik
wou zoo graag dat we in staat waren om je
Artikel 4.
Diegenen, aan wie het kleine grensverkeer
is toegestaan, ontvangen een grenskaart vol-
gens nevenstaand model.
Artikel 5.
De grenskaarten worden uitgegeven door
den bevoegden Brigadecommandant der Ne
derlandsehe Mareohaussee. Aanvragen daar-
toe worden bij den burgemeester ingediend
Artikel 6.
Grenskaarten worden slechts uitgereikt aan
die personen, van wie stellig kan worden aan
genomen, dat zij de grens slechts tot geoor-
loofde doeleinden zullen overschrijden.
Artikel 7.
Bij de aanvrage van een grenskaart moet
worden overgelegd:
1) in het geval, genoemd in artikel 3, onder
1, een bewijs, afgegeven door den burgemees
ter der geVneente, waar de werkzaamheden
plegen te worden verricht.
2) in het geval, genoemd in artikel 3,
onder 2, een bewijs, afgegeven door den bur
gemeester der gemeente, binnen wier gebied
de grond is gelegen.
Artikel 8.
Ook indien aan de bepalingen der artikelen
3 en 7 niet is voldaan, kunnen door de in
artikel 5, eersten volzin, genoemde autoriteit
grensbewijzen voor eenmalige grensover-
schrijding in het kleine grensverkeer worden
verstrekt, wanneer geloofwaardig wordt ge
maakt, dat een dringende noodzaak aan-
wezig is.
Artikel 9.
(1) De -grenskaarten, bedoeld in artikel 4,
worden vrij van kosten verstrekt.
(12) Voor het verstrekken van een grens-
bewijs, als bedoeld in artikel 8, is een recht
van een gulden verschuldigd. De autoriteit,
die het bewijs verstrekt, kan uit overwegin-
gen van billijkheid vrijstelling van de betaling
van dit recht verleenen.
Artikel 10.
De door de burgemeesters in het naburig
grensgebied afgegeven grenskaarten en -grens
bewijzen geven in het in tegengestelde rich-
ting plaatsvindende kleine grensverkeer recht
op grensoverschrijding.
Artikel 11.
De thans geldende bewijzen van vergun-
nin-g voor het kleine grensverkeer verliezen
op 15 September 1940 hun geldigheid.
Afdeeling III.
Slotbepaling.
Artikel 12.
Deze verordening treedt in werking op den
dag harer afkondiging.
's-Gravenhage, den 15 Augustus 1940.
De Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsehe gebied,
SEYSS-INQUAlRT.
De Burgemeester maakt bekend, dat op
Vrijdag 13 September a.s., ten distributie-
kantore de uitreiking van rantsoenbonnen
voor liinobe en terpentijn ten beboeve van
schilders zal plaats hebben.
De uitreiking geschiedt tegen overlegging
van:
a. een bewijs van inschrijving bij het Rijks-
bureau voor Chemische Producten;
b. bovendien, indien zij knechts in dienst
hebben, de loonlijst over de laatste week van
Augustus 1940, ingevolge artikel 43 der
Ongevallenwet 1921.
Temeuzen, 11 Sept. 1940.
gelukkig te maken en het was mijn bedoeling
je er van te overtuigen, dat niets eenige ver-
andering in onze overeenkomst kan brengen.
Vergeef je me?"
Natuurlijk!" Elsie was niet iemand, die
lang boudeerde en ze probeerde dan ook het
heele vdorval direct te vergeten. Maar toch
vroeg ze zich af, waarom dte vrouw haar zoo
strak aankeek.
Toen ze in het hotel, waarheen ook Elsie's
weinige bezittingen waren gebracht, terug-
kwamen, zag ze tot haar verbazing dat de
man, die ze kende als Charles Chapelle, opge-
wonden de kamer op en neer liep. Een oogen-
blik besefte hij niet dat het meisje, dat toch
niet veel meer dan een vreemde voor hem was,
mede aanwezig was en gedurende dat korte
moment had Elsie gelegenheid haar weldoener
in een nieuw licht te zien.
Dat er ook nog een andere kant aan zijn
karakter was dan dien, welke ze tijdens hun
eerste ggsprek had leeren kennen, bleek duide-
lijk. In die ontdekking was natuurlijk niets
verontrustends hoeveel menschen, mannen
zoowel als vrouwen, vereenigden niet verschil-
lende persoonlijkheden in zich maar ze
hield niet van de leelijke grijns, die (het gezicht
van Charles Chapelle misrvormde en die er
hem als een duivel uit deed zien.
De woorden, waarmee hij zijn vrouw be-
groette, waren geheel en al in overeenstem-
ming met zijn uiterlijk. ,,Wat voor den duivel
denk je dat er gebeurd is?" schreeuwde hij.
,,Lomax van de Yard is er achter gekomen
dat
yCharles, Elsie is hier!" riep ze uit.
Zoo plotseling, dat het haar leek of ze zich
alles slechts verbeeld had, veranderde de heele
houding van den man: inplaats van de woe-
dende uitdrukking, v/as zijn gezicht een en al
innemendheid en er klonk nu een vriendelijk
woord inplaats van een snauw.
„Neem me niet kwalijk, lieve kind!" zei hij
met een onweerstaanbaren glimlach. ,,Ik had
het over een ellendeiing, die in zaken totaal
mislukt is en zich nu verbeeldt dat ik, omdat
hij in mijn familie getrouwd is, verplicht ben
Een rede van Dr. H. Colijn.
Zaterdag is in het Kurhaus te Scheveningen
een vergadering gehouden, uitgaande van de
A.JR. en C.-H. Kiesvereenigingen, waarin de
heeren Prof. Slotemaker de Bruine en Dr. H.
Colijn het wocrd voerden.
De helangstelling was zoo groot, dat de
groote zaal tweemaal tot in alle hoeken ge-
vuld was.
De rede van Dr. Colijn bewoog zich, vol-
gens De Z., om drie pun ten:
Nederland in het verleden, in het heden en
in de toekomst.
Wat het eerste punt aangaat, treft nog im-
mer, dat er zoovelen zijn, die een veroordee-
lend vonnis uitspreken over het Nederland
van v66r 9 Mei 1940. Dat zulks in de eerste
verwarrende weken na 14 Mei het geval was,
behoeft geen verwondering te wekken. In die
eerste dagen heeft ieder van ons wel eens
wat gedaan, gezegd of geschreven, wat hij nu
niet of althans niet op die wijze zou hebben
gedaan, gezegd of geschreven. Maar dat de
veroordeeling van het Nederlandsehe ver
leden, cultureel, sociaal, zelfs wat het geeste-
lijke leven betreft, aanhoudt, dat verwondert
wel.
Spreker blijft nog altijd van oordeel en hij
zet dat nader uiteen, dat ons land onder de
volken van Europa met eere mocht worden
genoemd, al is hij geenszins blind voor de ge-
breken, die in ons staatsbestel zich hebben ge-
openbaard en waartegen spreker reeds twin-
tig jaar geleden zijn stem heeft verheven.
Men behoeft zioh niet onnoodig te beroemen
op wat wij en in Europa 6n in Azie beteeken-
den am vol te houden, dat er geen grond is
voor een veroordeeling van het verleden op de
wijze als veelal geschiedt.
Wat den toestand van Nederland in het
heden aangaat, waarmede spreker bedoelt den
tijd waarin het land door den overwinnaar be-
zet is, deze wordt gekenmerkt door een roep
van alle kanten om hervorming, om herstel,
om vernieuwing. Uit welken hoek deze ver-
nieuwingsdrang ook komt, in 46n opzicht is
hij vrijwel gelijk, n.l. in zijn afkeer van dege-
nen, die vroeger het land hebben bestuurd.
Het merkwaardige daarbij is verder, dat de
vemieuwers in Nederland waarschijnlijk on
der elkaar niet minder verdeeld zijn dan de
oude politieke partijen waren.
Wiat spr. betreft, hij zou buitengewoon ver-
blijd zijn, wanneer wij op het gebied van
sociale wetgeving, woningbouw, volksgezond-
heid, onderwijs, geestesvrijheid, zullen kunnen
houden, wat wij hadden. En indien degenen,
die na ons komen, ons koloniaal bewind in de
toekomst op even voortreffedijke wijze zullen
voeren als in het verleden het geval was.
Alleen ons staatsbestel zal, ook als wij vol-
ledige onafhankelijkheid verkrijgen, op de hel
ling moeten.
De politieke wilsvorming in Nederland
werkt te langzaam, de daadkracht liet vaak
te wenschen over. Gedurende den bezettings-
tijd kan men zich echter niet bezig houden
met hervormingen in ons Staatswezen. Dat
zal tot later moeten wachten. Ook het feit,
dat de bezettende overheid uit den aard der
zaak de bestuursmacht niet uit handen kan
geven, draagt er toe bij, dat de roep om ver
nieuwing in het heden moeilijk in daden kan
worden omgezet, behalve dan in de ethische
sfeer.
Immers, daden, die ingrijpen in het staat-
kundig en maatschappelijk leven, kunnen
alleen worden verricht door hem, die be
stuursmacht bezit. Velen hebben daarop nog
niet een juisten kijk. Men meent, dat men
wat moet doen, vooral om gevaren, die men
ducht te keeren. Uit zulk een onbestemde
vress voor toekomst.ige gevaren is De Neder
landsehe Unie geboren.
zijn schulden te betalen. Vandaag is hij me
weer lastig komen vallen. Zes maanden ge
leden nog heb ik hem duizend pond gezonden
en nu heeft hij de verregaande brutaliteit ge-
had, weer bij me te komen aankloppen. Het
is meer dan schande! Ik kan niet inzien dat
het, omdat ik rijk ben, mijn zedelijke plioht is
mislukkelingen aan geld te helpen, dat toch
direct weer op de renbaan vergokt wordt.
Maar hoe dan ook, dit is iets dat me geweldig
hindert en ik vraag je wel excuus, dat ik dit
onderwerp in jouw bijzijn heb aangeroerd. En
vertel me nu eens," vervolgde hij, ,,wat heb je
vandaag allemaal gedaan? Ik wil graag alies
weten, indien dat tenminste is toegestaan."
Het was moeilijk om tegenover zooveel
openhartigheid achterdochtig te blijven en
Elsie vond het ondankbaar en dom van zich-
zelf om nog langer te twijfelen. En toen de
man een langwerpig doosje uit zijn zak haalde,
waaruit een prachtig armbandhorloge te
voorschijn kwam, was het heele voorval al
spoedig vergeten.
Elsie, zou je mij de eer willen aandoen dit
geschenk van me aan te nemen?" vroeg hij.
„lk weet wel dat het lang niet mooi genoeg
voor jou is, maar..."
,,'Het is schitterena!" antwoordde ze met
een heftigheid, der jeugd eigen, ,,Is het heusch
voor mij
,,Maar natuurlijk! Is het gepermitteerd?"
en hij bevestigde het armbandhorloge om haar
linkerpols en bleef voor een wijle op haar
neerzien.
,,Jij hebt iets in mijn leven gebracht, waar-
van ik het bestaan niet vermoedde; je bent
zoo elegant, zoo mooi..."
.Charles, je maakt haar nog verlegen!"
Onmiddellijk herstelde hij zich. .Natuur
lijk had ik ook uit jouw naam moeten spreken,
Sybil. Je bent het toch zeker eens met mijn
opinie over onze lieve vrlendin?"
Zeker! En ik hoop dat Elsie hiervan over-
tuigd is."
„U bent beiden veel te goed voor me," was
alles wat ze hierop wist te antwoorden. De
atmosfeer was plotseling geladen; door zijn
De heer Colijn wOde niet meer in den breede
uitweiden over de eerste poging om tot zulk
een Unie te geraken. Hij heeft dat elders
voldoende duidelijk uiteengezet. Maar zeker
is het, dat de tweede Nederlandsehe Unie een
soort schuilkelder geworden is voor hen, die
bevreesd zijn voor de groep, die door den heer
Mussert wordt geieid.
Spreker acht zich verplicht nogmaals uit
een te zetten, waarom zijn geestverwanten
zich met den opzet der tweede Ned. Unie niet
kunnen vereenigen. Aan de eerste Ned. Unie
heeft hij krachtig mecfegewerkt, omdat daar
uitgegaan werd van de saambinding van de
krachten, stroomingen, organisaties, die in bet
Nederlandsehe volk werkzaam waren, terwijl
de tweede Ned. Unie zeer duidelijk zich richt
op verdwijning van het bestaande en de vor-
min-g van eenheidsinstituten, waarin het ge-
heele Nederlandsehe volksleven behoort te
worden opgesloten.
Dit brengt natuurlijk mee, dat de diepere
levensovertuiging geen invloed meer hebben
kan op de staatkundige en sociale wilsvor
ming.
Op zichzelf erkent spreker de wenschelijk-
heid van een algemeene uiting van den geest
des volks voor zoover deze niet met het
Nederlandsehe extrsmisme meegaat. En dat
is stellig 85 a 90 procent van het volk. Maar
dat kan alleen slagen, wanneer men rekening
houdt met de gecompliceerde geestelijke struc-
tuur van het Nederandsche volk.
Op dat doel had de eerste Ned. Unie zich
ingesteld en daarmede houdt de tweede Ned.
Unie geen rekening. Ook zij propageert de
eenheidsinstituten in staat en maatschappij en
wijst de saambundeling van de bestaande or
ganisaties af.
Nu leide men uit het feit, dat een algemeene'
volksbeweging niet naar buiten is kunnen op-
treden niet af, dat men in het heden met de
armen gekruist, rustig moet blijven neerzit-
ten. Dat doen wij ook niet. De Ned. Unie
houdt vergaderingen en tracht het publiek
voor haar inzichten te winnen; hetzelfde doen
de protestantsche christenen.
En bovendien valt er een ontzaglrjke hoe-
veelheid praktisch werk te doen, waar ieder
op zijn wijze aan kan meewerken, zoodat men
waarlijk niet bevreesd behoeft te zijn, dat men
in het heden tot ledigheid zal zijn gedoemd,
al is er het een en ander, dat men gedurende
den bezettingstijd rustig moet laten liggen.
Wat de toekomst aangaat, zal onze positie
bij het sluiten van den vrede worden geregeld.
Hoe die vrede tot stand zal komen, hoe de
vredesverdragen er zullen uitzien, niemand
die het zeggen kan. Toch zijn wij niet geheel
zonder aanwrjzingen over de toekomst.
Spreker herinnert aan de redevoeringen van
den Rijkscommissaris d.d. 29 Mei en 27 Juli,
waaruit blijkt, dat door de bezettende macht
niet gevorderd zal worden, dat wij ons eigen
Nederlandsehe karakter zullen verloochenen
en dat wij bij onze politieke wilsvorming zelf
den weg zullen kunnen bepalen, dien wij be-
geeren te volgen. Ongetwijfeld zijn deze uit-
latingen «van beteekenis.
Maar aan den anderen kant zullen wij ook
goed doen die beteekenis niet te overschatten
in dien zin, dat wij alle toestanden en verhou-
dingen na den vrede zullen zien terugkeeren,
zooals ze waren v66r den lOen Mei.
Het zal noodig zijn, dat wij met beide voe-
ten op den grond blijven staan en een open
oog hebben voor de veranderingen, die op het
continent van Europa reeds ingetreden zijn of
nog intreden zullen. Wiat het eerste betreft,
denkt spreker aan de dezer dagen gegeven
scheidsrechtelijke uitspraak te Weenen over
de verdeeling van Zevenburgen.
En al weten wij met, wat de toekomst voor
de vijf reeds veroverde landen van West-
Eu.ropa brengen zal, men zal toch verstandig
doen met de gedachte te aanvaarden, dat nu
Frankrijk als groote mogendheid weggeval-
woorden had de man de jaloezie van zijn vrouw
opgewekt en dat was niet te verwonderen, het
compliment had ook wel heel erg grof geklon-
ken. Het horloge brandde aan haar pols en
het allerliefst had ze het meteen wel weer
af willen doen.
Daar klonk de gong, dat gaf opluchting.
,,Etenstijd!" kondigde Charles Chapelle aan.
,,En na het diner gaan we naar het Midnight
Cabaret zoudt u dat prettig vinden, miss
Spain
Elsie, wie het ,,miss Spain" beter beviel,
verklaarde dat ze het heerlijk zou vinden.
In een stad als 'Londen is de mode vaak aan
verandering onderhevig, niets is van langen
duur. Den laatsten tijd was het Midnight
Cabaret erg in trek; plotseling was het mode
geworden naar deze gelegenheid, die door een
zeer ondemamend exploitant beheerd werd,
te gaan.
Elsie genoot met voile teugen. Ze keek be-
langstellend het zaaltje, waar de groote wereld
bijeen was, rond; niets ontging haar. Als ze
haar Goede Feeen (zooals ze haar weldoeners
voor zichzelf noe nde) niet had ontmoet, zou
een avond als deze tot de onmogelijkheden he*
hoord hebben een souper in het Midnight
Cabaret kost heel wat.
,,Amuseer je, je, mijn kind?" vroeg mrs.
Chapelle.
Het meisje toonde haar een verrukt ge-
zichtje. ,,Het is hier als een paradijs voor me,"
zei ze.
De vrouw moest zich omdraaien om een
glimlach te verhergen.
Jui$t op dat oogenblik kwam een van de
twee mannen, die aan den anderen kant van
het zaaltje in een geanimeerd gesprek gawik-
keld waren geweest, den dansvloer oversteken.
Hij stevende recht op de tafel van de Chapel-
le's af, glimlachte en boog, onderwijl het drie-
tal" scherp opnemend.
Gewend iedereen te taxeeren, zag Elsie
direct dat deze vreemdeling een man was van
een zeer sterke persoonlijkheid. Hij had een
mager, gehruind gezicht met scherpe oogen
len is, de Duitsche stem op het vaste land van
Europa de sterkste worden zal.
Spreker kan evenmin als iemand anders,
den sluier, die de toekomst bedekt, wegnemen.
Maar die baart hem niet de meeste zorg. Hij
hoopt, dat al zijn geestverwanten onder al de
moeilijkheden van dezen tijd nimmer Groens
adagium uit het oog zullen verliezen: er staat
geschreven, er is geschied.
Wie steunt op den bijbel en de historie van
zijn volk kent, die kan met vasten tred door
het leven gaan. Niet, dat daardoor de moei
lijkheden zelf worden opgeheven, maar wel
zoo, dat het benauwende van de moeilijkheden
wegvalt.
En voorts zullen wij wijs handelen wanneer
wij de realiteit van de nieuwe verhoudingen
niet uit het oog verliezen, want alleen als wij
ook met die realiteit rekenen, kunnen wrj het
den Bilderdijk van 1811 nazeggen:
Holland uit het stof gerezen,
Zal opnieuw on3 Holland wezen.
HET INWISSELEN VAN DISTRIBUTIE-
TOEWIJZINGEN.
Slechts gedurende 14 dagen na het einde
van den geldig'heidsdmir.
De secretaris-generaal, waamemend hoofd
van het departement van landbouw en vissche-
rij en van het departement van handel, nrjver-
heid en scheepvaart maakt het volgende be
kend:
De toewijzingen, welke aan detaillisten en
instellingen worden uitgereikt ter verkrijg'ng
van de onderscheiden in distributie gebrachte
goederen, worden steeds voor een bepaalden
termijn geldig verklaard. Gedurende dezen
termijn kunnen zij worden doorgegeven aan
de grossiers, die de verschillende door hen
ontvangen toewijzingen bij de plaatselrjke dis-
tributiediensten kunnen aanbieden voor inwis-
seling tegen verzameltoewijzingen. Voor deze
inwisseling was tot nu toe geen termijn vast
gesteld, waardoor vele toewijzingen eerst na
geruimen tijd wordeti ingewisseld.
Daar dit moeilijkheden ten aanzien van het
distributiestelsel medebrengt, zullen in den
vervolge grossiers de bij hen ingeleverde toe
wijzingen slechts ten hoogste gedurende veer-
tien dagen na afloop van den geldigheidsduur
daarvan mogen inwisselen tegen verzameltoe
wijzingen. De distributiediensten zullen toe
wijzingen, waarvan de geldigheidsduur op het
tijdstip van aanbieding ter inwisseling tegen
een verzameltoewijzing reeds meer dan veer-
tien kalenderdagen verstreken is, niet meer
accepteeren.
PORTVRIJDOM VOOR MILITAIREN
IN HOSPITAlLEN.
De portvrije verzending van corresponden-
tie aan en door militairen, welke geheel op
geheven was, wordt uitsluitend voor die mili
tairen beneden den rang van officier die, ge-
wond of ziek, nog in militaire hospitalen of
burgerziekenhuizen verblijven, gedeeltelijk
hersteld. Deze portvrije verzending is beperkt
tot:
Briefkaarten, welke echter geen berichten
omtrent handelszaken of bestellingen of aan-
biedingen van handels- of fabrieksgoederen
mogen bevatten en
Nieuwsbladen tot een maximumgewicht van
100 gram. Voor deze portvrije verzending
gelden de volgende voorschriften.
Aan militairen gerichte briefkaarten enz.
dienen, boven het adres, het opschrift „mili-
tair" te dragen. Het adres moet naam, mili
tairen rang van den geadresseerde en aan-
duiding hospitaal of ziekeninrichting bevatten.
Door daartoe gerechtigde militairen verzon-
en een mond. waarom voortdurend een spot-
tend lachje speelde.
Hallo, Zuberra!" zei hij tegen Chapelle.
De man aan haar rechter zijde, die met
dien vreemden naam werd aangesproken,
sprong met een onderdrukten vloek op. Par
don, mijn naam is Chapelle."
Werkelijk?" hoorde Elsie den vreemdeling
zeggen, ,,Is dat niet interessant? Chapelle,
zegt u? Ik had er een eed op kunnen doen,
dat u den man was, dien ik ken onder den
naam van Zuberra. Wat kan een mensch
toch eigenaardige vergissin-gen maken, niet?"
Voor de derde maal, sinds ze haar Goede
Feeen kende, voelde Elsie dat de atmosfeer
geladen'was. Maar dit keer was die indruk
al heel sterk. Er scheen iets niet in den haak
te zijn en nu was het storende element de
man met den scherpen blik en dien spottenden
glimlach, die voortdurend om zijn mond
speelde.
Chapelle gaf haast onmerkbaar een teeken
en het volgende oogenblik voelde Elsie een
druk op haar arm.
..Laten we samen wat gaan dansen, lieve,"
zei mrs. Chapelle met een ietwat onzekere
stem.
Met u?"
,,Ja als je er niets op tegen hebt?"
,;Maar dat staat zoo raar en er zijn hier
meer dan genoeg mannen!"
,,Wat doet dat er toe?" klonk het dringend.
,,Konf mee, hoor je me niet?"
Geheel en al overbluft stond Elsie op. Het
laatste, wat ze van Charles Chapelle zag was
zijn bleeke, woedende gezicht. En ze voelde
zich gedrongen een vraag te stellen:
„Wie is die man, mrs. Chapelle?"
Het antwoord klonk zeer onbevredigend
„Ik weet het niet ik heb bem nooit eer-
der gezien. Spreek er alsjeblieft niet meer
over."
Diep in haar hart voelde Elsie heel goed,
dat men tegen haar loog.
Waarom
(Wordt vervolgd.