ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN No. 10.107 VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1940 80© Jaargang Binnenland Buitenland EERSTE BLAD OOEUDKEURING BOUWAANVRAGEN. ABONNEMENTSPRIJS: Blnnen Temeuzen f 1,36 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post 1,65 per 3 maanden Bjj vooruitbetaling fr. per post f 8,per jaar Voor Belgie en Amerika 2,10, overige landen 2,45 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het bruitenland alleen bjj vooruitbetaling. Uitgeefeter: Mima P. J. TAN DK SANDEi GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTOiNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0,20. KLEINE AD VERTENTIfiNper 5 regels 50 cent bjj vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrjjgbaar is. Inzending van advertentien liefat een dag voor de uitgave. BIT BLAD VERSOHUNT IEDEREN MAANDAfi-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. BEKENDMAKING. r>« Burgemeester van TEIRNHUZEN brengt i* opdracht van den Ortskommandant ter openbare kennis, dat het ten strengste ver- boden is vliegers op te laten. De overtreders milieu in heehtenis worden genomen. Tarneuzen, 30 Augustus 1940. De Burgemeester voomoemd, L. J. GEELBOED, L.B. DEMONSTRATIES VOOR HET HITS VAN ORANJE VERBODEN. De Burgemeester van TERNEUZEN Gelet op een schrijven van den Secretaris- Generaal, waarnemend Hoofd van het Depar- tement van Binnenlandsche Zaken; maakt met het oog op den 31sten Augus tus nogmaals de bevolking dezer gemeente op- merkzaam op de oproeping van den Rijks- commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, opgenomen in dagbladen van 1 Augus tus j.l., luidende als volgt: ,,ln opdracht van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsch gebied wordt bekend gemaakt: Met het oog op de in de komende weken vallende gedenkdagen van leden van het Huis van Oranje, wordt de bevolking in het bezette V Nederlandsche gebied met alien nadruk er op- merkzaam op gemaakt, dat ieder demonstra- tief optreden in het algemeen en elke betoo- 4 ging van afzonderlijke of vereenigde personen welke reehtstreeks of onrechtstreeks op welke wijze dan ook tegen de bezettende macht is gericht, met gestrengheid zal worden vex- volgd. Als demonstraties en betoogingen tegen de bezettende macht zijn ook demonstraties en betoogingen voor de Koningin of andere leden van het Huis van Oranje, dat den oorlog tegen het Groot-Duitsche Rijk hardnekkig voortzet, te beschouwen. Het dragen van in- signes, bloemen, strikjes of andere voorwer- pen, waardoor men zijn gezindheid voor het Huis van Oranje tot uitdrukking brengt, kan evenmin worden geduld als het uitsteken van vlaggen of het aanbrengen van andere ver- sierselen aan gebouwen ter eere van een lid ran het Huis van Oranje. Hetzelfde geldt voor alle andere handelingen, welke de strekking hebben aanhankelijkheid aan het Huis van Oranje te betuigen. Degene, die den inhoud van deze verorde ning overtreedt, zal zonder pardon worden gestraft en vooral dan bijzonder zwaar, indien hij demonstraties en betoogingen in den zin van deze bekendmaking uitlokt, doet plegen of begunstigt. De bepaling van paragraaf 2 van verordening nr. 52/1940 van den Rijks- oommlssaris over de Duitsche Rechtspleging in strafzaken wordt in het bijzonder in her- innering gebracht. A1 naar gelang van het geval zal de verordening nr. 33/1940 over in- beslagneming van vermogens in toepassing gebracht worden. De Duitsche en de Nederlandsche politie zijn aangewezen om de naleving van deze be kendmaking te handhaven". maant tot stipte naleving van genoemde op roeping aan, zulks ten einde de goede ver- standhouding tusschen de Nederlandsche be volking en de Duitsche bezettingsautoriteiten in stand te houden. Temeuzen, 30 Augustus 1940. De loco-Burgemeester, L. J. GEEUHOEDT. Ter kennis van belanghebbenden wordt ge bracht, dat voor de uitvoering van alle bouw- werken de goedkeuring is vereischt van den Regeeringscommissaris voor den wederop- bomw. Door den Regeeringscommissaris is bepaald, dat voor wat betreft werken, waarvan de kos- ten in totaal minder dan 500 beloopen, stil- zwijgend aangenomen mag worden, dat zijn goedkeuring is verkregen. Voor het uitvoeren ran dergelijke kleine werken behoeft deze toe- stemming dus niet meer te worden aange- vraagd. Temeuzen, 30 Augustus 1940. Borgemeester en Wethouders van Temeuzen, L. J. GEELBOEDT, lb. Voorzitter. A. J. DEES, wnd. Secretaris. DE ZORG VOOR DE OORLOGSINVALIDEN. Onder leiding van den wnd. secr.-generaal, wnd. hoofd van bet departement van sociale zaken en met inschakeling van den militair- geneeskundigen dienst, het staatstoezicht op de volksgezondheid en de Vereeniging tot Bevordering van den Arbeid voor Onvol- waardige Arbeidskrachten (A.V.O.), is thans, in aansluiting op een inleidende vergadeiing in Juni, een aanvang gemaakt met de uit voering van de toen beraamde plannen ten behoeve van de oorlogsinvaliden. [Deze plannen hebben ten doel het bevor- deren van een zoo groot mogelijk herstel van de maatschappelijke geschiktheid van hen die door oorlogsgeweld zijn getroffen, mllltairen en burgers en het verleenen van bijstand, om een bij bun nog behouden gebleven arbeidsgeschiktheid passende plaats in hf>t arbeidsproces te vinden. De geneeskundige zorg voor de militaire slachtoffers is in handen van den militair- geneeskundigen dienst. Wat de burgerliike oorlogsverminkten betreft wordt vanwege de inspectie van de volksgezondheid een enquSte bij ziekenhuizen ingesteld naar hen, die vermoedelijk invalide zullen blijven. Hierop volgt een onderzoek, of de genees- kundige behandeling in alle gevallen ge- schikt is om een maximaal herstel van de invaliditeit te bewerken. Zoo noodig wordt, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, het verleenen van specialistische hulp be- vordcrd. Wanneer bij de gewonden het „medische stadium" ten einde is, zoodat geneeskundige behandeling in het algemeen met langer is vereischt, begint de zorg om ben alien te helpen bij de moeilijke opgave om weer een maatschappelijke functie, die voor ben ge- schikt is, te vinden. Dit geldt wede'rom zoo- wel voor gewezen militairen als burgers. Deze laatste zorg wordt uitgeoefend in samenwerking met de Nederlandsche Ver- eeniging tot Bevordering van den Arbeid voor Onvolwaardige Arbeidskrachten. DE TEWERKSTELLING VAN NEDERLANDSCHE ARBEIDERS IN DUITSCHLAND. Ir. R. A. Verwey, waarnemend hoofd van het departement van sociale zaken, heeft volgtns de Pr. Z. Ct., dezer dagen in een pers- comerentie een uiteenzetting gegeven van het vraagstuk der arbeidsbemiddeiing naar Duitschland. Hij heeft daarbjj enkele belang- wekkende cijfers medegedeeid. Daaruit blijkt, dat sinds de oorlogsoagen in Mei circa 15900 grensbewoners door de organen der arbeidsQemiddeling in Duitschlana te werk zijn gesteld en dat behalve deze „grensarbei- ders" in de periode van 20 Juni tot 20 Augustus rond 20.000 andere Nederlandsche arbeidskrachten naar Duitschland zijn gegaan om op verschillende plaatsen voorai in Bremen, Hamburg, Brunswijk, Berlijn en in het Rijnland te werk te worden gesteld. In totaal dus rond 35.000 personen. Er werken echter veel meer Nederlanders in Duitschland. Bjj deze 35.000 moeten uiter- aard gevoegd worden de Nederlanders, die reeds vdor 10 Mei in Duitschland een arbeids- veld hadden. Het vraagstuk der arbeidsbe middeiing naar Duitschland zoo vertelde ir. Verwey is als het er op aankomt niets nieuws. Ons land is eeuwenlang een groote koloniseerende mogendheid geweest, overal zijn Nederlanders heengetrokken om een ar- beidsveid te zoeken en speciaal Duitschland had Len groote aantrekkingskraeht. De statistiek geeft aan, dat bet aantal Nederlanders, dat sinds 1900 naar Duitsch land trok, steeds is toegenomen. Kort voor het uitbreken van den wereldoorlog bedroeg dit aantal rond 100.000. In 1914 keerde men op groote schaal naar het vaderland terug. In 1935 waren er circa 20.000 Nederlanders in Duitschland werkzaam en sindsdien is het aantal belangrijk toegenomen. Dit werd be- vorderd door de bemiddeling, die de Duitsche regeering in samenwerking met de Nederland sche autoriteiten verleenae. De stroom, die in 1938 over de grens trok, bedroeg rond 20.000 personen. in het vorige jaar liep het aantal terug, waaraan natuurlijk de interna- tionale omstandigheden niet vreemd zijn ge weest. Een Nederlandsch belang. Thans echter zoo vervolgde ir. Verwey is er in Duitschland weer werkgelegenheid en de zaken staan thans zoo, dat de nood- zaak, deze gelegenheid van Nederlandsche zijde te benutten, grooter is dan vroeger. In dit zeldzaam dicht bevolkt land en in ver- band met de huidige omstandigneden is bet uitgesloten in Nederland voor aJe Nederlan ders werkgelegenheid te scbeppen. Daarom moet van elke gelegenheid om in Duitschland werk te vinden, gebruik worden gemaakt. Dat is niet alleen het belang van het individu, dat is vooral een Nederlandscn belang. De samenwerking tusschen Nederlandsche en Duitsche instanties op dit terrein is bijzon der hecht. De voorwaarden, waarop Neder landsche arbeiders, in Duitschland te werk worden gesteld, zijn dezelfde als die, waarop de Duitsche arbeiders zelve werken en juist Woensdag is ten aanzien van het overmaken van loonoverschotten naar Nederland een regeling bekend gemaakt, die de belangheb benden in een belangrijk gunstiger positie plaatsen dan tot dusver. Arbeiders, die naar Duitschland vertrek- ken, ontvangen twee weken steunuitkeering, met welk geld zij en hun gezin in de dage- lijksche levensbehoeften kunnen voorzien tot het oogenblik, dat de betrokkene het eerste loonoverscbot naar huis heeft gezonden. Maat- regelen worden getroffen om deze tegemoet- koming, indien dat noodig mocht zijn, uit te breiden. Eveneens zijn maatregelen getroffen voor het zoo spoedig mogelijk doorzenden van loonoverschotten naar de gezinnen. Aan de zorg voor de in Duitschland wer- kende Nederlanders is alle aandacht besteed. Waar onze landgenooten in groepen werken, is gezorgd voor Nederlandsche koks en Neder landsche administratieve kracbten. Laatstge- genoemden heffen moeilijkheden, die het taal- verschil eventueel zou kunnen brengen, op. IZjj zijn als het ware vertrouwensmannen. Groote lie tangs telling in de grensstreken. In de grensstreken aldus ir. Verwey is er groote belangstelling voor het werk- nemtn in Duitschland. Door de organen der arbeidsbemiddeiing zijn thans in totaal 14.550 grensarbeiders geplaatst. Verder werden in de periode van 20 Juni tot 20 Augustus 20.000 personen, die niet onder de categorie grens arbeiders kunnen worden gerekend, door dezelfde organen in Duitschland te werk ge- gesteld. Men ziet het: de werkloosheidsbe- strijding wordt krachtig ter hand genomen. In ons land zelf werken in de werkverrui- mingsobjecten rond 50.000 personen. In de steunregeling waren in de periode van 12 tot 19 Augustus rond 64.000 personen opgenomen, terwijl in dezelfde periode rond 28.000 per sonen een uitkeering kregen uit werkloozen- kassen. Het vorige jaar waren in dezelfde periode in de steunregeling opgenomen rond 90.000 personen. Ondanks de ongunstiger omstandigheden van het oogenblik toch een aanmerkelijke verbetering van den toestand. Tegenspraak van geruohten. Ir. Verwey nam tenslotte stelling tegen de geruchten als zouden de naar Duitschland getrokken arbeiders om welke. redenen dan ook bij groote aantallen terugkeeren. Van de rond 35.000, die gedurende de laatste maanden naar Duitschland zijn gegaan, keer- den 994 terug. De redenen biervan zijn zeer verschillend. Sommigen hebben vrees voor bombardementen of kunnen niet tegen een langdurig verblijf in schuilkelders, hetgeen af en toe op bepaalde plaatsen nog wel eens voorkomt, anderen kunnen aan de Duitsche keuken niet wennen, enz., enz. Ook zijn er, die ziek geworden zijn of wier gezondheid reedg te wenschen overliet, toen ze van huis gingen, in welke gevallen zij natuurlijk wor den teruggezonden. A'l <je klachten worden nauwkeurig onder- zocht. Zijn ze ongegrond, dan is het uitge sloten, dat de betrokken arbeider hier weer in de steunregeling wordt opgenomen of in een werkverruimingsobject wordt geplaatst. Per week gaan 20002500 man naar Duitschland. Het aantal, dat den laatsten tijd naar Duitschland vertrekt, varieert tusschen de 2000 en 2500 per week. De reiskosten wor den betaald, ook wanneer de arbeiders in het genot van vacantie worden gesteld. Deze stelt gehuwden eenmaal in de drie maanden en ongehuwden eSnmaal in een half jaar in de gelegenheid 5 a 6 dagen thuis te zijn. Aan het slot van de conferentie werd per tinent tegengesproken, dat het waar is, dat er vele arbeiders door luchtbombardementen zouden zijn gedood. Deze bewering zoo werd medegedeeid is absoluut onjuist. Geen enkele Nederlandsche arbeider is onder dergelijke omstandigheden om het leven ge- komen. Wel zijn eenigen teruggekeerd we- gens bedrijfsongevailen. De loonen. Ten aanzien van de loonen, die worden verdiend, werd medegedeeid, dat een timmer- man en een metselaar doorgaans 70 tot 85 en een grondarbeider 58 tot 72 pfenning per uur verdienen. In de metaalindustrie zijn deze bedragen nog hooger: 1.tot 1,20 mark per uur aangezien in de bouwvakken zeer veel in accoord wordt gewerkt, wordt het loonbedrag voor de in dit vak werkzame arbeiders nog beduidend hooger. In de metaalindustrie profiteeren velen van de z.g. prestatietoe- lage. Voor Nederlandsche arbeiders is er bijna altijd een belangrijke toeslag, niet zel- den IOV2 mark per dag. Over het algemeen dekt het de kosten voor de voeding. De werk- tijden varieeren. Zij hangen af van de streek of de plaats en van het werk, en liggen tus schen de 48 en 60 uur per week. Tenslotte kan nog worden medegedeeid ook ten aanzien van deze kwestie bestaan er vele onjuiste voorstellingen dat 15 tot 20 procent van het verdiende loon moet worden afgestaan voor verzekeringspremies en be- lastingen. DE DUITSCHE VOEDINGSSTAND TER UTRECHTSCHE JAARREURS. In de Woensdag in Den Haag gehouden persconferentie heeft de Rijkshoofdafdeelings- leider van den Rijksvoedingsstand Freiherr J. H. de Marees van Swinderen, volgens de N. R. Crt., een overzicht gegeven van de bij- zondere inzending van den rijksboerenstand op de komende jaarbeurs te Utrecht. In de overtuiging, dat het wesk van den Rijksvoedingsstand ook vooa#-de Nederland sche landbouwers van groot belang is, zal deze met een bijzondere inzending, in samen werking met het rijkscommissariaat voor de bezette Nederlandsche gebieden, groep voed- selvoorziening en landhuishoudkunde, op de jaarbeurs te Utrecht een deel van zijn arbeid toonen. De rijksboerenleider R. Walther Darre heeft in 1933 in den rijksboerenstand den gebeelen Duitschen boerenstand en alle bij de bewer- king en verdeeling van landbouwproducten betrokken instanties onder leiding van boeren bijeengebracht en door twee fundamenteele wetten, de rijkserfhoevewet en de wet op de marktordening, een begin gemaakt met de verheffing van den Duitschen boer uit den grootsten nood. De Rijksvoedingsstand is verdeeld in drie groote arbeidsgebieden: 1) de eerste hoofdafdeeling De Mensch, houdt zich bezig met de cultureele en met de wereldbeschouwing samenhangende opvoe- ding van en zorg voor de boeren en land- arbeiders. In de overtuiging, dat een volk slechts gezond kan blijven, als aanwezig is een kinderrijk, van vader op zoon bekwaam en te alien tijde met den grand verbonden boerengeslacht, riep de Rijksboerenleider om dit doel te bereiken de Rijkserfhoevewet in het leven, die het boerenbedrijf ondeelbaar, onvervreemdbaar en onbezwaarbaar maakt. 2) het tweede groote arbeidsgebied houdt zich bezig meet de boerderij. Hieronder zijn te verstaan alle vraagstukken betreffende de voortbrengsejen van landbouw en veeteelt. In 1934 heeft de Rijksboerenleider R. Waltber Darrd een oproep gedaan voor den produc- dieveldslag. De boeren-hebben aan dien op roep van den Rijksboerenleider tot verhoo- ging van de productie zoo grif gehoor gegeven, dat men er in slaagde, het aandeel van de zelfvoorziening met voedingsmiddelen van 65 pet. in 1928 tot 84 pet. in 1939 te verhoogen De aankoop van landbouwmachines steeg hierbij van 136 millioen r.m. in 1933 tot 593 milliosn r.m. in 1939; het verbruik van kunst- mest rees in die periode van 2,4 millioen tot 4,7 miliioen ton. 3 de derde hoofdafdeeling houdt zich bezig met de marktrcgeling. De Rijksvoe dingsstand omvat niet alleen de producenten, doch ook de verwerkers en verdeelers van voedingsmiddelen. Deze samenvoeging was de voorwaarde voor een geordende productie en distributie. De middelen der marktordening waren de vastgestelde prijs, de ordening van de markt- districten en de beheersching van de geheele productie, de voorraadvorming inbegrepen. Van het werk van den Rijksvoedingsstand is op de Utrechtsche jaarbeurs slechts een klein deel vertegenwoordigd, en wel van de werkterreinen van de afdeelingen 2 en 3, produetieveldslag en marktordening. Van de Nederlandsche boeren wordt in het bijzonder belangstelling verwacht voor de reportage over de vervanging van buiten- landsche voedermiddelen door de gestegen binnenlandsche productie: 45 pet. van den invoer van de gezamenlijke voedermiddelen en 67 pet. van den invoer van voedergranen heeft Duitschland in zes j§ren door een ver- hoogde productie van de eigen voedermiddelen door uitbreiding van den verbouw van hak- vrucbten en betere oogst- en conserveerings- metboden bespaard. Daarbij is de veestapel nog vermeerderd en is de productie van melk, boter en vleesch verhoogd. De Rijksvoedingsstand heeft in samenwer king met Nederlandsche takken van dienst een informatieve afdeeling ingericht op het gebied van modeme Duitsche en Nederland sche landbouwmachines. In Duitschland zijn juist op dit terrein de laatste jaren belang rijke vorderingen gemaakt. De ordening van de markt is een instru ment van het oeconomisch beleid, dat niet slechts den Duitschen boer ten goede komt, maar den landbouwers van alle landen, waarmede Duitschland goederen ruilt. De Rijksboerenleider heeft er van het begin van den arbeid van den Rijksvoedingsstand af naar gestreefd, met den Europeeschen boe renstand een nauwe werkgemeenschap aan te gaan. Pas de ordening van de Duitsche markt met haar vastgestelde prijzen en het beleid ten aanzien van de voorraden ver- schaften de mogelijkheid om aan te nemen, dat ook de producten van de buitenlandscbe boeren in stijgende mate zouden kunnen wor den afgenomen tegen prijzen, welke voor de boeren loonend zijn en een gestadige voortzet- ting van him bedrijven mogelijk maken. Duitschland is bereid, aldus de heer Marees van Swinderen, deze samenwerking met den Nederlandschen boer in nauwer verband voort te zetten. Het succes dat het samengaan van ordening der markt en de produetieveld slag hadden, blijkt wel uit het feit, dat de opbrengst van den totalen verkoop der Duit sche landbouwproducten van 6,3 milliard r.m. in 1932 tot 10,8 milliard r.m. in 1939 is ge stegen. Het opvoeren van de productie van voe dingsmiddelen is een taak, welke den gehee- Ien Europeeschen boerenstand samenbrengt in gemeenschappelijken arbeid. De Duitsche en de Nederlandsche boer zijn daarbij in de gelegenheid, dit streven door wederzijdsche uitwisseling van ervaring sterk te bevorderen en bij te dragen tot de welvaart der beide volken. Het stimuleeren van deze samenwer king is de taak van de bijzondere inzending van den Rijksvoedingsstand op de Utrecht sche jaarbeurs. VERSNELDE PAS. Om een gezond volk te krijgen, moet, schr. de N. R. Crt., sociale hygiene met zorgvuldig- heid behartigd worden. Het is een uitspraak, welke wij ontleenen aan een verscbeidene jaren geleden geschreven beschouwing. En het inzicht, waarvan deze uitspraak getuigde, was ook voor dien tijd niet nieuw. Op het oogenblik, dat de bedoelde beschou wing geleverd werd, kon men zich nog onge- rust maken over de vraag of bij een voort- durend dalend sterftecijfer, een. voortdurende lenging van den levensduur, de algemeen ge- constateerde achteruitgang van het geboorte- cijfer wel sterk genoeg was om ons voor een teveel aarl menschen te behoeden. Dat de vraag vzo6 kon worden gesteld, was een veeg teeken. Was een maatschappij, die tot haar zelfbeboud hoopte op verminderend kindertal of zich anders bezorgd moest af- vragen of de zegeningen van de sociale hygiene haar soms ten vloek zouden worden, niet in zich zelve vastgeloopen Zeker, dit waren geen algemeene opvattin- gen. De toch reeds door zoovele factoren in de hand gewerkte achteruitgang van het aan tal geboorten, werd niet nog eens terwille van zichzelf gepropageerd. De sociale hygiene werd niet verwaarloosd. De huisvesting, het woningvraagstu'k bleven onderwerpen van zorg, zooals het toezicht op de voedingsmidde len dat in toenemende mate werd. De bestrij- ding van de tuberculose en van andere be- smettelijke ziekten duurde voort. Arbeids- omstandigheden en -voorwaarden werden ver der verbeterd. En de reden daarvan is duidelijk. De maat- .schappij in haar modeme gestalte kan het niet meer zonder sociale hygiene stellen, zoo _min als de mensch in deze maatschappij het zonder derzelver sanitaire gemakken stellen kan. Maar toch haperde er iets. Bijvoorbeeld. Waarom is in den tijd, die achter ons ligt, het instituut van den schoolarts niet tot voile ontwikkeling gekomen?' Toch, toen een paar jaar geleden een spreker op het Nederlandsch Congres voor Openbare Gezondheidsregeling een rede over ait onderwerp aldus eindigde, dat wanneer het Rijk eenmaal de behulpzame hand bood, de goede gang er spoedig zou in- komen en een zegenrijke uitbreiding van het werk te verwachten was, was er niemand, die hem dit wilde betwisten. Twee jaar geleden ontspon zich een ge- dachtenwisseling over de lichamelijke opvoe- ding van onze jeugd. De lichamelijke toe- stand van onze jeugd werd beneden redeljk peil geoordeeld. Van alle kanten vlamde de belangstelling voor dit onderwerp op. Er werd een comite gevormd ter bevordering van de lichamelijke ontwikkeling van de Nederlandsche jeugd, dat voor zijn voomaam- ste denkbeelden steun vond bij het Rijks- college voor de lichamelijke opvoeding. De verschaffing van de gelegenheid tot lichame lijke oefening aan de toekomstige staats- burgers werd een plicht van den staat bevon- den. Maar de regeering beantwoordde de vraag, of er in een tijd van budgetaire zor- gen terzake van de lichamelijke opvoeding nieuwe of meer offers van de publieke kassen mochten worden gevraagd, ontkennend. Daar- mee was de zaak uit. Zij kon daar onmogelijk mee uit zijn. In dien de zorg voor de volksgezondheid zich in belangrijke opzichten zoo onvolledig verwezen- lijkte, dan was dat, omdat onvolledig ook de voorstelling was van het belang, dat deze zorg gold. Wij hebben anderbalve eeuw aebter ons, waarin althans het beginsel zich gehandhaafd heeft, dat bij de taakverdeeling tusschen indi vidu en overheid, de persoonlijke vrijheld zoo eenigszins mogelijk aan haar spel moest wor den overgelaten. Alles wat deze persoonlijke vrijheid aan beperkingen ervoer, was bet werk van den staat, meer van een organisatie, dan van het orgaan, waarvan men toch ook wel eens moest beseffen deel uit te maken, de maatschappij. In de maatschappij nu zijn wij ten alien tijde veel inniger met elkander vereenigd, dan wij het in den staat plachten te willen erkennen. In de maatschappij verliest het individu veel meer van zijn vrijheid aan zijn medemenschen, dan hij tot dusver in den staat heeft aan- vaard. Daartegenover zouden zijn medemen schen ook grootere verpliehtingen te zrjnen aanzien te vervullen hebben gehad, wanneer de beperkte taak van den staat niet een ge- reed voorwendsel geweest was om den mensch aan zijn „vrijheid" over te laten. Aan zijn plichten heeft de mensch zich ook in de maatschappij, zooals zij tot dusver was, maar zelden kunnen onttrekken; aan hetgeen de maatschappij tegenover hem verplicht was, is hij veel tekort gekomen. Maar ook de maatschappij is daaraan te kort gekomen. Want de maatschappij be hoeft volwaardige menschen. Volwaardige menschen moeten in haar voortdurend de krachten vemieuwen, welke de maatschappe lijke ontwikkeling voortdrijven. Om haar krachten steeds door volwaardige menschen te zien hersteld, dient de maatschappij den mensch volledig te beschermen tegen de ge- varen van zijn plichtsvervuiling, niet alleen bij wijze van tegenverrichting, maar ook uit eigen belang, tot zelfbehoud. Omdat men dat niet scherp genoeg voor oogen zag, heeft men in het verleden in heel veel gevallen te lang overwogen, voor men tot eenbeslissing kwsii. ,,Deze maatregel was weliswaar bij het departement voor sociale zaken reeds lang een onderwerp van beraadslaging, maar men kwam niet. verder dan tot theoretische beschouwingen en kon niet besluiten deze aangelegenheid in een daad om te zetten". Zoo leest men ter toelichting van het be- sluit van bet hoofd voor sociale zaken bij den commissaris-generaal voor financien en sociale aangelegenheden tot invoering van een ge- zondheidsdienst bij de arbeidsbeurzen. Deze kritiek moet ons pijnlijk treffen. Waar om hebben wij dezen maatregel dan niet uit eigen kracht ingevoerd Een jaar geleden is met medewerking vim de departementen van sociale zaken en justitie, door een groot aantal organisaties, welke op het gebied van de volksgezondheid werkzaam zijn, gesteund weer door de ver schillende vakcentrales en door de Vereeni- ging van Nederlandsche gemeenten een Cen- traal Bureau voor keuringen op medisch- hygienisch gebied in het leven geroepen. Reeds de veelzijdige belangstelling voor deze aangelegenheid had een aanwijzing kun nen zijn, dat er hier belangen op het spel stonden, welke om meer vroegen dan een ver- fijnder methode van onderzoek. En eerder dan om zulk een zorgvuldiger onderzoek, om maatregelen, welke den mensch zelf hielpen, het levende bestanddeel van de maatschappij, dat nog steeds te weinig geneeskundig toe zicht kent in zijn jeugd, te weinig zorg voor zijn lichamelijke ontwikkeling, om als vol- waardig mensch eenmaal zijn herstellende kracht aan deze maatschappij te kunnen geven. De instelling van een gezondheidsdienst bij de arbeidsbeurzen wordt jiu als het begin aan- gekondigd van een systematische ontwikke ling van den openbaren gezondheidsdienst voor het geheele volk. Waarom hebben wij dien stap niet zelf ge daan, blijft de vraag. Maar bij de vraag kan het niet blijven. De maatschappij wil zoodanig worden gereorganiseerd, dat we niet weer in zulk een belangrijke kwestie staan te draien, tot een ander voor ons besluit. DE BELGISCHE VERLTEZEN. Het Algemeen Nieuws weec te melden, dat het aantal gesneuvelde Belgische soldaten de 11.000 niet zou overschrijden. Dat is in een csmpagne, die voor Belgie slechts 18 dagen duurde, zeker niet weinig, zoo op zichzelf be- schouwd. Er waren echter circa 1 millioen soldaten onder de wapenen. Procentsgewijze zouden er derhalve 1.1 pet. militairen het offer van hun leven hebben gebracht. Gedurende den vorigen oorlog bedraegen de Belgische verliezen tusschen 60 a 70 duizend. Het leger telde toen echter slechts circa een kwart van het huidige aantal manschappen. DE NIEUWE TEXTIELKAART IN DUITSCHLAND. Op 1 September a.s. wordt in Duitschland een nieuwe kleedingkaart ingevoerd, die tot Augustus 1941 geldt. De kaart 19391940, die tot 31 October loopt, blijft intusschen ook nog voor zoover zij nog niet opgebruikt is, geldig,

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 1