ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
No. 10.107
VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1940
80© Jaargang
Binnenland
Buitenland
EERSTE BLAD
OOEUDKEURING BOUWAANVRAGEN.
ABONNEMENTSPRIJS: Blnnen Temeuzen f 1,36 per 3 maanden Buiten Temeuzen
fr. per post 1,65 per 3 maanden Bjj vooruitbetaling fr. per post f 8,per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,10, overige landen 2,45 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het bruitenland alleen bjj vooruitbetaling.
Uitgeefeter: Mima P. J. TAN DK SANDEi
GIRO 38150 TELEFOON No. 2073.
ADVERTENTOiNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0,20.
KLEINE AD VERTENTIfiNper 5 regels 50 cent bjj vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrjjgbaar is. Inzending van advertentien liefat een dag voor de uitgave.
BIT BLAD VERSOHUNT IEDEREN MAANDAfi-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
BEKENDMAKING.
r>« Burgemeester van TEIRNHUZEN brengt
i* opdracht van den Ortskommandant ter
openbare kennis, dat het ten strengste ver-
boden is vliegers op te laten. De overtreders
milieu in heehtenis worden genomen.
Tarneuzen, 30 Augustus 1940.
De Burgemeester voomoemd,
L. J. GEELBOED, L.B.
DEMONSTRATIES VOOR HET HITS
VAN ORANJE VERBODEN.
De Burgemeester van TERNEUZEN
Gelet op een schrijven van den Secretaris-
Generaal, waarnemend Hoofd van het Depar-
tement van Binnenlandsche Zaken;
maakt met het oog op den 31sten Augus
tus nogmaals de bevolking dezer gemeente op-
merkzaam op de oproeping van den Rijks-
commissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied, opgenomen in dagbladen van 1 Augus
tus j.l., luidende als volgt:
,,ln opdracht van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsch gebied wordt
bekend gemaakt:
Met het oog op de in de komende weken
vallende gedenkdagen van leden van het Huis
van Oranje, wordt de bevolking in het bezette
V Nederlandsche gebied met alien nadruk er op-
merkzaam op gemaakt, dat ieder demonstra-
tief optreden in het algemeen en elke betoo-
4 ging van afzonderlijke of vereenigde personen
welke reehtstreeks of onrechtstreeks op welke
wijze dan ook tegen de bezettende macht is
gericht, met gestrengheid zal worden vex-
volgd. Als demonstraties en betoogingen tegen
de bezettende macht zijn ook demonstraties
en betoogingen voor de Koningin of andere
leden van het Huis van Oranje, dat den oorlog
tegen het Groot-Duitsche Rijk hardnekkig
voortzet, te beschouwen. Het dragen van in-
signes, bloemen, strikjes of andere voorwer-
pen, waardoor men zijn gezindheid voor het
Huis van Oranje tot uitdrukking brengt, kan
evenmin worden geduld als het uitsteken van
vlaggen of het aanbrengen van andere ver-
sierselen aan gebouwen ter eere van een lid
ran het Huis van Oranje. Hetzelfde geldt voor
alle andere handelingen, welke de strekking
hebben aanhankelijkheid aan het Huis van
Oranje te betuigen.
Degene, die den inhoud van deze verorde
ning overtreedt, zal zonder pardon worden
gestraft en vooral dan bijzonder zwaar, indien
hij demonstraties en betoogingen in den zin
van deze bekendmaking uitlokt, doet plegen
of begunstigt. De bepaling van paragraaf 2
van verordening nr. 52/1940 van den Rijks-
oommlssaris over de Duitsche Rechtspleging
in strafzaken wordt in het bijzonder in her-
innering gebracht. A1 naar gelang van het
geval zal de verordening nr. 33/1940 over in-
beslagneming van vermogens in toepassing
gebracht worden.
De Duitsche en de Nederlandsche politie
zijn aangewezen om de naleving van deze be
kendmaking te handhaven".
maant tot stipte naleving van genoemde op
roeping aan, zulks ten einde de goede ver-
standhouding tusschen de Nederlandsche be
volking en de Duitsche bezettingsautoriteiten
in stand te houden.
Temeuzen, 30 Augustus 1940.
De loco-Burgemeester,
L. J. GEEUHOEDT.
Ter kennis van belanghebbenden wordt ge
bracht, dat voor de uitvoering van alle bouw-
werken de goedkeuring is vereischt van den
Regeeringscommissaris voor den wederop-
bomw.
Door den Regeeringscommissaris is bepaald,
dat voor wat betreft werken, waarvan de kos-
ten in totaal minder dan 500 beloopen, stil-
zwijgend aangenomen mag worden, dat zijn
goedkeuring is verkregen. Voor het uitvoeren
ran dergelijke kleine werken behoeft deze toe-
stemming dus niet meer te worden aange-
vraagd.
Temeuzen, 30 Augustus 1940.
Borgemeester en Wethouders van Temeuzen,
L. J. GEELBOEDT, lb. Voorzitter.
A. J. DEES, wnd. Secretaris.
DE ZORG VOOR
DE OORLOGSINVALIDEN.
Onder leiding van den wnd. secr.-generaal,
wnd. hoofd van bet departement van sociale
zaken en met inschakeling van den militair-
geneeskundigen dienst, het staatstoezicht op
de volksgezondheid en de Vereeniging tot
Bevordering van den Arbeid voor Onvol-
waardige Arbeidskrachten (A.V.O.), is thans,
in aansluiting op een inleidende vergadeiing
in Juni, een aanvang gemaakt met de uit
voering van de toen beraamde plannen ten
behoeve van de oorlogsinvaliden.
[Deze plannen hebben ten doel het bevor-
deren van een zoo groot mogelijk herstel van
de maatschappelijke geschiktheid van hen
die door oorlogsgeweld zijn getroffen,
mllltairen en burgers en het verleenen
van bijstand, om een bij bun nog behouden
gebleven arbeidsgeschiktheid passende plaats
in hf>t arbeidsproces te vinden.
De geneeskundige zorg voor de militaire
slachtoffers is in handen van den militair-
geneeskundigen dienst. Wat de burgerliike
oorlogsverminkten betreft wordt vanwege
de inspectie van de volksgezondheid een
enquSte bij ziekenhuizen ingesteld naar hen,
die vermoedelijk invalide zullen blijven.
Hierop volgt een onderzoek, of de genees-
kundige behandeling in alle gevallen ge-
schikt is om een maximaal herstel van de
invaliditeit te bewerken. Zoo noodig wordt, in
daarvoor in aanmerking komende gevallen,
het verleenen van specialistische hulp be-
vordcrd.
Wanneer bij de gewonden het „medische
stadium" ten einde is, zoodat geneeskundige
behandeling in het algemeen met langer is
vereischt, begint de zorg om ben alien te
helpen bij de moeilijke opgave om weer een
maatschappelijke functie, die voor ben ge-
schikt is, te vinden. Dit geldt wede'rom zoo-
wel voor gewezen militairen als burgers.
Deze laatste zorg wordt uitgeoefend in
samenwerking met de Nederlandsche Ver-
eeniging tot Bevordering van den Arbeid
voor Onvolwaardige Arbeidskrachten.
DE TEWERKSTELLING
VAN NEDERLANDSCHE ARBEIDERS
IN DUITSCHLAND.
Ir. R. A. Verwey, waarnemend hoofd van
het departement van sociale zaken, heeft
volgtns de Pr. Z. Ct., dezer dagen in een pers-
comerentie een uiteenzetting gegeven van
het vraagstuk der arbeidsbemiddeiing naar
Duitschland. Hij heeft daarbjj enkele belang-
wekkende cijfers medegedeeid. Daaruit
blijkt, dat sinds de oorlogsoagen in Mei circa
15900 grensbewoners door de organen der
arbeidsQemiddeling in Duitschlana te werk
zijn gesteld en dat behalve deze „grensarbei-
ders" in de periode van 20 Juni tot 20
Augustus rond 20.000 andere Nederlandsche
arbeidskrachten naar Duitschland zijn gegaan
om op verschillende plaatsen voorai in
Bremen, Hamburg, Brunswijk, Berlijn en in
het Rijnland te werk te worden gesteld. In
totaal dus rond 35.000 personen.
Er werken echter veel meer Nederlanders
in Duitschland. Bjj deze 35.000 moeten uiter-
aard gevoegd worden de Nederlanders, die
reeds vdor 10 Mei in Duitschland een arbeids-
veld hadden. Het vraagstuk der arbeidsbe
middeiing naar Duitschland zoo vertelde
ir. Verwey is als het er op aankomt niets
nieuws. Ons land is eeuwenlang een groote
koloniseerende mogendheid geweest, overal
zijn Nederlanders heengetrokken om een ar-
beidsveid te zoeken en speciaal Duitschland
had Len groote aantrekkingskraeht.
De statistiek geeft aan, dat bet aantal
Nederlanders, dat sinds 1900 naar Duitsch
land trok, steeds is toegenomen. Kort voor
het uitbreken van den wereldoorlog bedroeg
dit aantal rond 100.000. In 1914 keerde men
op groote schaal naar het vaderland terug.
In 1935 waren er circa 20.000 Nederlanders
in Duitschland werkzaam en sindsdien is het
aantal belangrijk toegenomen. Dit werd be-
vorderd door de bemiddeling, die de Duitsche
regeering in samenwerking met de Nederland
sche autoriteiten verleenae. De stroom, die
in 1938 over de grens trok, bedroeg rond
20.000 personen. in het vorige jaar liep het
aantal terug, waaraan natuurlijk de interna-
tionale omstandigheden niet vreemd zijn ge
weest.
Een Nederlandsch belang.
Thans echter zoo vervolgde ir. Verwey
is er in Duitschland weer werkgelegenheid
en de zaken staan thans zoo, dat de nood-
zaak, deze gelegenheid van Nederlandsche
zijde te benutten, grooter is dan vroeger. In
dit zeldzaam dicht bevolkt land en in ver-
band met de huidige omstandigneden is bet
uitgesloten in Nederland voor aJe Nederlan
ders werkgelegenheid te scbeppen. Daarom
moet van elke gelegenheid om in Duitschland
werk te vinden, gebruik worden gemaakt. Dat
is niet alleen het belang van het individu,
dat is vooral een Nederlandscn belang.
De samenwerking tusschen Nederlandsche
en Duitsche instanties op dit terrein is bijzon
der hecht. De voorwaarden, waarop Neder
landsche arbeiders, in Duitschland te werk
worden gesteld, zijn dezelfde als die, waarop
de Duitsche arbeiders zelve werken en juist
Woensdag is ten aanzien van het overmaken
van loonoverschotten naar Nederland een
regeling bekend gemaakt, die de belangheb
benden in een belangrijk gunstiger positie
plaatsen dan tot dusver.
Arbeiders, die naar Duitschland vertrek-
ken, ontvangen twee weken steunuitkeering,
met welk geld zij en hun gezin in de dage-
lijksche levensbehoeften kunnen voorzien tot
het oogenblik, dat de betrokkene het eerste
loonoverscbot naar huis heeft gezonden. Maat-
regelen worden getroffen om deze tegemoet-
koming, indien dat noodig mocht zijn, uit te
breiden. Eveneens zijn maatregelen getroffen
voor het zoo spoedig mogelijk doorzenden
van loonoverschotten naar de gezinnen.
Aan de zorg voor de in Duitschland wer-
kende Nederlanders is alle aandacht besteed.
Waar onze landgenooten in groepen werken,
is gezorgd voor Nederlandsche koks en Neder
landsche administratieve kracbten. Laatstge-
genoemden heffen moeilijkheden, die het taal-
verschil eventueel zou kunnen brengen, op.
IZjj zijn als het ware vertrouwensmannen.
Groote lie tangs telling in de
grensstreken.
In de grensstreken aldus ir. Verwey
is er groote belangstelling voor het werk-
nemtn in Duitschland. Door de organen der
arbeidsbemiddeiing zijn thans in totaal 14.550
grensarbeiders geplaatst. Verder werden in
de periode van 20 Juni tot 20 Augustus 20.000
personen, die niet onder de categorie grens
arbeiders kunnen worden gerekend, door
dezelfde organen in Duitschland te werk ge-
gesteld. Men ziet het: de werkloosheidsbe-
strijding wordt krachtig ter hand genomen.
In ons land zelf werken in de werkverrui-
mingsobjecten rond 50.000 personen. In de
steunregeling waren in de periode van 12 tot
19 Augustus rond 64.000 personen opgenomen,
terwijl in dezelfde periode rond 28.000 per
sonen een uitkeering kregen uit werkloozen-
kassen. Het vorige jaar waren in dezelfde
periode in de steunregeling opgenomen rond
90.000 personen. Ondanks de ongunstiger
omstandigheden van het oogenblik toch een
aanmerkelijke verbetering van den toestand.
Tegenspraak van geruohten.
Ir. Verwey nam tenslotte stelling tegen de
geruchten als zouden de naar Duitschland
getrokken arbeiders om welke. redenen dan
ook bij groote aantallen terugkeeren. Van
de rond 35.000, die gedurende de laatste
maanden naar Duitschland zijn gegaan, keer-
den 994 terug. De redenen biervan zijn zeer
verschillend. Sommigen hebben vrees voor
bombardementen of kunnen niet tegen een
langdurig verblijf in schuilkelders, hetgeen af
en toe op bepaalde plaatsen nog wel eens
voorkomt, anderen kunnen aan de Duitsche
keuken niet wennen, enz., enz. Ook zijn er,
die ziek geworden zijn of wier gezondheid
reedg te wenschen overliet, toen ze van huis
gingen, in welke gevallen zij natuurlijk wor
den teruggezonden.
A'l <je klachten worden nauwkeurig onder-
zocht. Zijn ze ongegrond, dan is het uitge
sloten, dat de betrokken arbeider hier weer
in de steunregeling wordt opgenomen of in
een werkverruimingsobject wordt geplaatst.
Per week gaan 20002500 man
naar Duitschland.
Het aantal, dat den laatsten tijd naar
Duitschland vertrekt, varieert tusschen de
2000 en 2500 per week. De reiskosten wor
den betaald, ook wanneer de arbeiders in het
genot van vacantie worden gesteld. Deze
stelt gehuwden eenmaal in de drie maanden
en ongehuwden eSnmaal in een half jaar in de
gelegenheid 5 a 6 dagen thuis te zijn.
Aan het slot van de conferentie werd per
tinent tegengesproken, dat het waar is, dat
er vele arbeiders door luchtbombardementen
zouden zijn gedood. Deze bewering zoo
werd medegedeeid is absoluut onjuist.
Geen enkele Nederlandsche arbeider is onder
dergelijke omstandigheden om het leven ge-
komen. Wel zijn eenigen teruggekeerd we-
gens bedrijfsongevailen.
De loonen.
Ten aanzien van de loonen, die worden
verdiend, werd medegedeeid, dat een timmer-
man en een metselaar doorgaans 70 tot 85 en
een grondarbeider 58 tot 72 pfenning per uur
verdienen. In de metaalindustrie zijn deze
bedragen nog hooger: 1.tot 1,20 mark per
uur aangezien in de bouwvakken zeer veel in
accoord wordt gewerkt, wordt het loonbedrag
voor de in dit vak werkzame arbeiders nog
beduidend hooger. In de metaalindustrie
profiteeren velen van de z.g. prestatietoe-
lage. Voor Nederlandsche arbeiders is er
bijna altijd een belangrijke toeslag, niet zel-
den IOV2 mark per dag. Over het algemeen
dekt het de kosten voor de voeding. De werk-
tijden varieeren. Zij hangen af van de streek
of de plaats en van het werk, en liggen tus
schen de 48 en 60 uur per week.
Tenslotte kan nog worden medegedeeid
ook ten aanzien van deze kwestie bestaan er
vele onjuiste voorstellingen dat 15 tot 20
procent van het verdiende loon moet worden
afgestaan voor verzekeringspremies en be-
lastingen.
DE DUITSCHE VOEDINGSSTAND TER
UTRECHTSCHE JAARREURS.
In de Woensdag in Den Haag gehouden
persconferentie heeft de Rijkshoofdafdeelings-
leider van den Rijksvoedingsstand Freiherr
J. H. de Marees van Swinderen, volgens de
N. R. Crt., een overzicht gegeven van de bij-
zondere inzending van den rijksboerenstand
op de komende jaarbeurs te Utrecht.
In de overtuiging, dat het wesk van den
Rijksvoedingsstand ook vooa#-de Nederland
sche landbouwers van groot belang is, zal
deze met een bijzondere inzending, in samen
werking met het rijkscommissariaat voor de
bezette Nederlandsche gebieden, groep voed-
selvoorziening en landhuishoudkunde, op de
jaarbeurs te Utrecht een deel van zijn arbeid
toonen.
De rijksboerenleider R. Walther Darre heeft
in 1933 in den rijksboerenstand den gebeelen
Duitschen boerenstand en alle bij de bewer-
king en verdeeling van landbouwproducten
betrokken instanties onder leiding van boeren
bijeengebracht en door twee fundamenteele
wetten, de rijkserfhoevewet en de wet op de
marktordening, een begin gemaakt met de
verheffing van den Duitschen boer uit den
grootsten nood.
De Rijksvoedingsstand is verdeeld in drie
groote arbeidsgebieden:
1) de eerste hoofdafdeeling De Mensch,
houdt zich bezig met de cultureele en met de
wereldbeschouwing samenhangende opvoe-
ding van en zorg voor de boeren en land-
arbeiders. In de overtuiging, dat een volk
slechts gezond kan blijven, als aanwezig is
een kinderrijk, van vader op zoon bekwaam
en te alien tijde met den grand verbonden
boerengeslacht, riep de Rijksboerenleider om
dit doel te bereiken de Rijkserfhoevewet in
het leven, die het boerenbedrijf ondeelbaar,
onvervreemdbaar en onbezwaarbaar maakt.
2) het tweede groote arbeidsgebied houdt
zich bezig meet de boerderij. Hieronder zijn te
verstaan alle vraagstukken betreffende de
voortbrengsejen van landbouw en veeteelt. In
1934 heeft de Rijksboerenleider R. Waltber
Darrd een oproep gedaan voor den produc-
dieveldslag. De boeren-hebben aan dien op
roep van den Rijksboerenleider tot verhoo-
ging van de productie zoo grif gehoor gegeven,
dat men er in slaagde, het aandeel van de
zelfvoorziening met voedingsmiddelen van 65
pet. in 1928 tot 84 pet. in 1939 te verhoogen
De aankoop van landbouwmachines steeg
hierbij van 136 millioen r.m. in 1933 tot 593
milliosn r.m. in 1939; het verbruik van kunst-
mest rees in die periode van 2,4 millioen tot
4,7 miliioen ton.
3 de derde hoofdafdeeling houdt zich
bezig met de marktrcgeling. De Rijksvoe
dingsstand omvat niet alleen de producenten,
doch ook de verwerkers en verdeelers van
voedingsmiddelen. Deze samenvoeging was
de voorwaarde voor een geordende productie
en distributie.
De middelen der marktordening waren de
vastgestelde prijs, de ordening van de markt-
districten en de beheersching van de geheele
productie, de voorraadvorming inbegrepen.
Van het werk van den Rijksvoedingsstand
is op de Utrechtsche jaarbeurs slechts een
klein deel vertegenwoordigd, en wel van de
werkterreinen van de afdeelingen 2 en 3,
produetieveldslag en marktordening.
Van de Nederlandsche boeren wordt in het
bijzonder belangstelling verwacht voor de
reportage over de vervanging van buiten-
landsche voedermiddelen door de gestegen
binnenlandsche productie: 45 pet. van den
invoer van de gezamenlijke voedermiddelen
en 67 pet. van den invoer van voedergranen
heeft Duitschland in zes j§ren door een ver-
hoogde productie van de eigen voedermiddelen
door uitbreiding van den verbouw van hak-
vrucbten en betere oogst- en conserveerings-
metboden bespaard. Daarbij is de veestapel
nog vermeerderd en is de productie van melk,
boter en vleesch verhoogd.
De Rijksvoedingsstand heeft in samenwer
king met Nederlandsche takken van dienst
een informatieve afdeeling ingericht op het
gebied van modeme Duitsche en Nederland
sche landbouwmachines. In Duitschland zijn
juist op dit terrein de laatste jaren belang
rijke vorderingen gemaakt.
De ordening van de markt is een instru
ment van het oeconomisch beleid, dat niet
slechts den Duitschen boer ten goede komt,
maar den landbouwers van alle landen,
waarmede Duitschland goederen ruilt. De
Rijksboerenleider heeft er van het begin van
den arbeid van den Rijksvoedingsstand af
naar gestreefd, met den Europeeschen boe
renstand een nauwe werkgemeenschap aan
te gaan. Pas de ordening van de Duitsche
markt met haar vastgestelde prijzen en het
beleid ten aanzien van de voorraden ver-
schaften de mogelijkheid om aan te nemen,
dat ook de producten van de buitenlandscbe
boeren in stijgende mate zouden kunnen wor
den afgenomen tegen prijzen, welke voor de
boeren loonend zijn en een gestadige voortzet-
ting van him bedrijven mogelijk maken.
Duitschland is bereid, aldus de heer Marees
van Swinderen, deze samenwerking met den
Nederlandschen boer in nauwer verband voort
te zetten. Het succes dat het samengaan
van ordening der markt en de produetieveld
slag hadden, blijkt wel uit het feit, dat de
opbrengst van den totalen verkoop der Duit
sche landbouwproducten van 6,3 milliard r.m.
in 1932 tot 10,8 milliard r.m. in 1939 is ge
stegen.
Het opvoeren van de productie van voe
dingsmiddelen is een taak, welke den gehee-
Ien Europeeschen boerenstand samenbrengt
in gemeenschappelijken arbeid. De Duitsche
en de Nederlandsche boer zijn daarbij in de
gelegenheid, dit streven door wederzijdsche
uitwisseling van ervaring sterk te bevorderen
en bij te dragen tot de welvaart der beide
volken. Het stimuleeren van deze samenwer
king is de taak van de bijzondere inzending
van den Rijksvoedingsstand op de Utrecht
sche jaarbeurs.
VERSNELDE PAS.
Om een gezond volk te krijgen, moet, schr.
de N. R. Crt., sociale hygiene met zorgvuldig-
heid behartigd worden. Het is een uitspraak,
welke wij ontleenen aan een verscbeidene
jaren geleden geschreven beschouwing. En
het inzicht, waarvan deze uitspraak getuigde,
was ook voor dien tijd niet nieuw.
Op het oogenblik, dat de bedoelde beschou
wing geleverd werd, kon men zich nog onge-
rust maken over de vraag of bij een voort-
durend dalend sterftecijfer, een. voortdurende
lenging van den levensduur, de algemeen ge-
constateerde achteruitgang van het geboorte-
cijfer wel sterk genoeg was om ons voor een
teveel aarl menschen te behoeden.
Dat de vraag vzo6 kon worden gesteld, was
een veeg teeken. Was een maatschappij, die
tot haar zelfbeboud hoopte op verminderend
kindertal of zich anders bezorgd moest af-
vragen of de zegeningen van de sociale
hygiene haar soms ten vloek zouden worden,
niet in zich zelve vastgeloopen
Zeker, dit waren geen algemeene opvattin-
gen. De toch reeds door zoovele factoren in
de hand gewerkte achteruitgang van het aan
tal geboorten, werd niet nog eens terwille van
zichzelf gepropageerd. De sociale hygiene
werd niet verwaarloosd. De huisvesting, het
woningvraagstu'k bleven onderwerpen van
zorg, zooals het toezicht op de voedingsmidde
len dat in toenemende mate werd. De bestrij-
ding van de tuberculose en van andere be-
smettelijke ziekten duurde voort. Arbeids-
omstandigheden en -voorwaarden werden ver
der verbeterd.
En de reden daarvan is duidelijk. De maat-
.schappij in haar modeme gestalte kan het
niet meer zonder sociale hygiene stellen, zoo
_min als de mensch in deze maatschappij het
zonder derzelver sanitaire gemakken stellen
kan.
Maar toch haperde er iets. Bijvoorbeeld.
Waarom is in den tijd, die achter ons ligt, het
instituut van den schoolarts niet tot voile
ontwikkeling gekomen?' Toch, toen een paar
jaar geleden een spreker op het Nederlandsch
Congres voor Openbare Gezondheidsregeling
een rede over ait onderwerp aldus eindigde,
dat wanneer het Rijk eenmaal de behulpzame
hand bood, de goede gang er spoedig zou in-
komen en een zegenrijke uitbreiding van het
werk te verwachten was, was er niemand, die
hem dit wilde betwisten.
Twee jaar geleden ontspon zich een ge-
dachtenwisseling over de lichamelijke opvoe-
ding van onze jeugd. De lichamelijke toe-
stand van onze jeugd werd beneden redeljk
peil geoordeeld. Van alle kanten vlamde de
belangstelling voor dit onderwerp op. Er
werd een comite gevormd ter bevordering
van de lichamelijke ontwikkeling van de
Nederlandsche jeugd, dat voor zijn voomaam-
ste denkbeelden steun vond bij het Rijks-
college voor de lichamelijke opvoeding. De
verschaffing van de gelegenheid tot lichame
lijke oefening aan de toekomstige staats-
burgers werd een plicht van den staat bevon-
den. Maar de regeering beantwoordde de
vraag, of er in een tijd van budgetaire zor-
gen terzake van de lichamelijke opvoeding
nieuwe of meer offers van de publieke kassen
mochten worden gevraagd, ontkennend. Daar-
mee was de zaak uit.
Zij kon daar onmogelijk mee uit zijn. In
dien de zorg voor de volksgezondheid zich in
belangrijke opzichten zoo onvolledig verwezen-
lijkte, dan was dat, omdat onvolledig ook de
voorstelling was van het belang, dat deze
zorg gold.
Wij hebben anderbalve eeuw aebter ons,
waarin althans het beginsel zich gehandhaafd
heeft, dat bij de taakverdeeling tusschen indi
vidu en overheid, de persoonlijke vrijheld zoo
eenigszins mogelijk aan haar spel moest wor
den overgelaten. Alles wat deze persoonlijke
vrijheid aan beperkingen ervoer, was bet werk
van den staat, meer van een organisatie, dan
van het orgaan, waarvan men toch ook wel
eens moest beseffen deel uit te maken, de
maatschappij.
In de maatschappij nu zijn wij ten alien tijde
veel inniger met elkander vereenigd, dan wij
het in den staat plachten te willen erkennen.
In de maatschappij verliest het individu veel
meer van zijn vrijheid aan zijn medemenschen,
dan hij tot dusver in den staat heeft aan-
vaard. Daartegenover zouden zijn medemen
schen ook grootere verpliehtingen te zrjnen
aanzien te vervullen hebben gehad, wanneer
de beperkte taak van den staat niet een ge-
reed voorwendsel geweest was om den mensch
aan zijn „vrijheid" over te laten.
Aan zijn plichten heeft de mensch zich ook
in de maatschappij, zooals zij tot dusver was,
maar zelden kunnen onttrekken; aan hetgeen
de maatschappij tegenover hem verplicht was,
is hij veel tekort gekomen.
Maar ook de maatschappij is daaraan te
kort gekomen. Want de maatschappij be
hoeft volwaardige menschen. Volwaardige
menschen moeten in haar voortdurend de
krachten vemieuwen, welke de maatschappe
lijke ontwikkeling voortdrijven. Om haar
krachten steeds door volwaardige menschen
te zien hersteld, dient de maatschappij den
mensch volledig te beschermen tegen de ge-
varen van zijn plichtsvervuiling, niet alleen
bij wijze van tegenverrichting, maar ook uit
eigen belang, tot zelfbehoud.
Omdat men dat niet scherp genoeg voor
oogen zag, heeft men in het verleden in heel
veel gevallen te lang overwogen, voor men
tot eenbeslissing kwsii. ,,Deze maatregel
was weliswaar bij het departement voor
sociale zaken reeds lang een onderwerp van
beraadslaging, maar men kwam niet. verder
dan tot theoretische beschouwingen en kon
niet besluiten deze aangelegenheid in een daad
om te zetten".
Zoo leest men ter toelichting van het be-
sluit van bet hoofd voor sociale zaken bij den
commissaris-generaal voor financien en sociale
aangelegenheden tot invoering van een ge-
zondheidsdienst bij de arbeidsbeurzen.
Deze kritiek moet ons pijnlijk treffen. Waar
om hebben wij dezen maatregel dan niet uit
eigen kracht ingevoerd
Een jaar geleden is met medewerking vim
de departementen van sociale zaken en
justitie, door een groot aantal organisaties,
welke op het gebied van de volksgezondheid
werkzaam zijn, gesteund weer door de ver
schillende vakcentrales en door de Vereeni-
ging van Nederlandsche gemeenten een Cen-
traal Bureau voor keuringen op medisch-
hygienisch gebied in het leven geroepen.
Reeds de veelzijdige belangstelling voor
deze aangelegenheid had een aanwijzing kun
nen zijn, dat er hier belangen op het spel
stonden, welke om meer vroegen dan een ver-
fijnder methode van onderzoek. En eerder dan
om zulk een zorgvuldiger onderzoek, om
maatregelen, welke den mensch zelf hielpen,
het levende bestanddeel van de maatschappij,
dat nog steeds te weinig geneeskundig toe
zicht kent in zijn jeugd, te weinig zorg voor
zijn lichamelijke ontwikkeling, om als vol-
waardig mensch eenmaal zijn herstellende
kracht aan deze maatschappij te kunnen
geven.
De instelling van een gezondheidsdienst bij
de arbeidsbeurzen wordt jiu als het begin aan-
gekondigd van een systematische ontwikke
ling van den openbaren gezondheidsdienst
voor het geheele volk.
Waarom hebben wij dien stap niet zelf ge
daan, blijft de vraag. Maar bij de vraag kan
het niet blijven. De maatschappij wil zoodanig
worden gereorganiseerd, dat we niet weer in
zulk een belangrijke kwestie staan te draien,
tot een ander voor ons besluit.
DE BELGISCHE VERLTEZEN.
Het Algemeen Nieuws weec te melden, dat
het aantal gesneuvelde Belgische soldaten de
11.000 niet zou overschrijden. Dat is in een
csmpagne, die voor Belgie slechts 18 dagen
duurde, zeker niet weinig, zoo op zichzelf be-
schouwd. Er waren echter circa 1 millioen
soldaten onder de wapenen. Procentsgewijze
zouden er derhalve 1.1 pet. militairen het offer
van hun leven hebben gebracht. Gedurende
den vorigen oorlog bedraegen de Belgische
verliezen tusschen 60 a 70 duizend. Het leger
telde toen echter slechts circa een kwart van
het huidige aantal manschappen.
DE NIEUWE TEXTIELKAART IN
DUITSCHLAND.
Op 1 September a.s. wordt in Duitschland
een nieuwe kleedingkaart ingevoerd, die tot
Augustus 1941 geldt. De kaart 19391940, die
tot 31 October loopt, blijft intusschen ook nog
voor zoover zij nog niet opgebruikt is, geldig,