TERNEUZEN, 19 AUGUSTUS 1940. eomplicaties en tot de snelle beeindiging van dezen oorlog. Ook zou het op deze wijze Churchill en an- deren helanghehhenden in de toekomst moei- lijk gemaakt worden, een nieuw Athenia-geval te construeeren, d.w.z. een schip van een derde mogendheid door eigen duikbooten tot zinken te laten brengen en dan Duitschland die tor- pedeering in de schoenen te schuiven, in de hoop, de openbare meening van dit land tegen Duitschland op te hitsen en in den oorlog te stunen. Duitschland is erv'an overtuigd, dat het door definitief een eind te maken aan de huidige Britsche zeerooverij, niet alleen Europa, maar alien neutralen staten ter wereld een dienst van historische beteekenis bewijst. LON'OEN BEPROEFD. Snel volgen, schrijft de N. R. Crt. de slagen elkaar op. Na de groote luchtaanvallen in het Kanaal, in den nacht van 7 op 8 Augustus en den dag daarop, waren het den volgenden Zondag de havenwerken van Portland, die het moesten ontgelden. Weer een dag later was het de oorlogshaven Plymouth, welke 't zeerst werd bestookt, een aanval, welke Dinsdag werd herhaald. Volgende aanvallen waren op vliegvelden en havens aan de Oostkust ge- richt. Er was een dag, waarop de Duitsche weermacht de vemietiging van 132 Engel- sche vliegtuigen berichtte, tegen een eigen verlies van 28. Toen kwamen er dagen, waar op het weer minder gunstig werd, zonder dat dit de aanvallen van de Duitsche vliegers merkbaar in kracht deed minderen. En nu Vrijdag kwam het bericht dat een speciale formatie met bijzondere opdracht opgestegen was, om haar aanval te richten op alle mili- taire en strategische objecten in de onmid- dellijke nabijheid van Londen, met het ver- derstrekkende doel het bewijs te leveren, dat geen macht ter wereld het Duitsche luchtwa- pen kan beletten, zijn bommen boven En- gelsch gebied te laten vallen, waar het wil, al ware het boven de City zelve. Deze afdeeling is er, blijkens de berichten van het Duitsche Nieuwsbureau, welke haar verrichtingen als het ware op den voet volg- den, in geslaagd, den gordel van versperrin- gen om Londen heen te doorbreken en haar bommen te laten vallen op het havengebied van de Engelsche hoofdstad, op vliegvelden en andere belangrijke objecten. Met name bij Purfleet en Barking zijn hevige ontploffingen waargenomen. Bij Enfield, benoorden Londen, is een electrische centrale het doelwit van de bommenwerpers geweest. In Chatham moeten de staatswerven nog in brand staan en de vlak daarbij gelegen vliegvelden van Rochester en Maidstone hebben zwaar geleden. Maar ook de wapenindustrieen in de buurt van Birming ham en Brought hebben het moeten ontgelden en aan de Zuidkust hebben de Duitsche vlieg tuigen eveneens hun vernietigingswerk her- vat. Het is alsof Duitschland nog eens de En gelsche beslotenheid wil beproeven, om het liever op den ondergang van het Rijk te laten aankomen, dan zich uit zijn zoo ongunstige positie tot den vrede bereid te verklaren, waartoe, Hitler het den weg nog laatstelijk geopend heeft. Het is nauwelijks te verwach- ten, dat het zich ook door deze aanschouwe- lijke les van wat in werkelijkheid „de ver- woesting van Londen" beteekent, welke Chur chill bij voorbkat als prijs van voortzetting van den strijd heeft aanvaard, tot andere ge- dachten zal laten brengen. Het zal echter na- derhand niet kunnen zeggen, dat het niet wist wat het te wachten stond. Intusschen moet het zich "eveneens reken- schap geven van den Snellen achteruitgang van zijn positie in Britsch Somaliland. Dezer dagen heeft Eden in een redevoering gezegd, dat een blik op de kaart van Europa Enge land niet veel hoop scheen te laten, maar dat een blik op de wereldkaart het kon overtui- gen, dat het nog geenszins verloren was. Dat is eigenlijk hetzelfde als Hitler Engeland al eenige weken geleden voorgehouden heeft: op het vasteland van Europa had het zijn spel verloren, maar het Rijk verkeerde nog immer niet in gevaar tenzij Engeland het zelf er- aan wilde bloot stellen. En het geweld, waar- mee Italie aan de poort van Aden klopt, moet het ook daar als een laatste waarschuwing in de ooren klinken: want achter Aden ligt In die en wat moet het doen, Indie's lust naar onafhankelijkheid aanwakkeren, door in de ure van zijn gevaar snel de concessies te doen, welke het totdusver in een ver vooruitzicht placht te stellen, terwijl het wellicht al te laat geworden is om daarvandaan dan nog doel- treffende hulp voor zijn strijd in Noord-Oost- Afrika te verkrijgen; of moet het zich den korten weg naar Indie laten afsnijden, in de onzekere hoop, dat het zich ook langs omwe- gen in Indie nog voldoende zal kunnen doen gelden, om het einde van den oorlog te kun nen afwachten, voordat het over de toekom- stige betrekkingen behoeft te beslissen? Een vertwijfelde inspanning getroost de En gelsche diplomatic zich zeer zeker ook op den Balkan. Naar aanleiding van den moord op Dout Hoggia, den Albaneeschen irredentist dien men in Griekenland niet meer dan een rooverhoofdman acht, over wiens dood men niet behoeft te treuren, spreekt de Italiaan- sche pers van een Engelsch-Grieksch complot zooals zij ook het torpedeeren van den Griek- schen kruiser Helli stempelt als een Engel sche poging tot het uitlokken van nieuw.e ver- wikkelingen op den Balkan. Dat de Engelsche invloed een vertragende uitwerking heeft op den gang van de besprekingen tusschen Roe- menie en zijn Hongaarsche en Bulgaarsche buurlieden staat welhaast vast; ten tweede male heeft Duitschland reeds de waarschu wing laten hooren, dat de vertragingen wij- zen op een onjuist begrip, een niet grijpen van de kans, welke den Balkanlanden geboden is, om htm eigen zaken te regelen. Duitschland en Italie, zoo luidde de vermaning, hebben niet het voomemen de door hen voorgestane begin- selen eener nieuwe orde in Zuid-Oost-Europa met de macht, waarover zij klaarblijkelijk be- schikken, aan wien dan ook op te dringen. In deze houding mag men echter niet een teeken van zwakte zien, dat het mogelijk maakt hun emstigen raad in den wind te slaan. Ondanks de pogingen van de spilmogendheden om ver- wikkelingen op den Balkan te voorkomen, is daar inmiddels een onrust geboren, waarvan men overigens Engeland, in dit stadium van den Europeesohen strijd, al evenmin veel nut meer voorspellen kan. Hoezeer het, niet alleen in Europa, maar in zijn wereldpositie, in het defensief gedrongen is, bewijzen tenslotte wel de berichten uit de Vereenigde Staten. Roosevelt heeft aange- kondigd, dat met Engeland onderhandelingen zullen worden gevoerd over het verkrijgen van zee- en landbases voor de verdediging van het Panamakanaal en dat met Canada zal worden onderhandeld over de verdediging van het Westelijke halfrond. Reeds eerder verluid- de, dat Engeland bereid zou zijn den Vereenig- den Staten toe te staan in zijn West-Indische bezittingen luchtbases te vestigen, in ruil voor den afstand van vijftig oude torpedoboot- jagers, waaraan het zulk een dringende be- hoefte schijnt te hebben, dat het, volgens Amerikaansche verklaring, sedert het er voor de eerste maal om vroeg, icdere week op dit verzoek terug komt. Gerekend met de sympathie, welke Roose velt voor de Engelsche zaak voelt en met den tegenstand welken de plannen tot afstand van een aantal torpedobootjagers, waarvan onlangs ook generaal Pershing, de Amerikaan sche opperbevelhebber uit den vorigen oor log, zich de voorspraak gemaakt heeft, in in- vloedrijke Amerikaansche kringen ondervin- den, is het wel mogelijk om de aangekondigde onderhandelingen te zien als den dekmantel, waaronder Roosevelt zich tot een of andere concrete hulpverleening zoekt te komen. Maar aan den eenen kant staat, dat deze torpedo bootjagers nu toch wel reeds te laat zouden kunnen komen, om de Engelschen tegen een Duitschen inval te helpen beschermen. En daartegenover staat, dat Engeland moet toe- zien, hoe de Vereenigde Staten de zelfverde- diging van het Amerikaansche continent ten koste van de Engelsche belangen in de Nieuwe Wereld tracht te verzekeren. Het is reeds tee- kenend, dat het daartoe zelf concessies moet doen van een aard, welken het in de eischen van de Sovjetunie tijdens de onderhandelingen van verleden jaar zomer nimmer heeft willen billijken. Maar is het bovendien niet een veel- zeggend feit, dat de Vereenigde Staten de hulp, waarop de Westersche mogendheden toch steeds, of hij nu vroeg of. laat zou komen van dezen, hun strijd zijn blijven rekenen, des- noods met een aantal oude oorlogsschepen zouden willen afdcen, met een prijs in hun hoofd, die Ueen nog maar berekend is op de mogelijkheid van een strijd van continenten, lang nadat over het lot van Engeland in dezen strijd zal zijn beslist? DE AANVAL IN VOLLEN GANG, MELDT DE MHITAIBE MEDEWERKER VAN HET D. N. B. In het militaire weekoverzicht van het D. N. B. van zijn militairen medewerker, luite- nant-kolonel Matthai, wordt o.a. gezegd: Uit de groote gevechten aan de Britsche kust, die sedert dagen de openbare meening der wereld in spanning hou'den, blijkt, dat de Duitsche oorlog tegen Engeland uit de phase van een zuiveren handelsoorlog thans is ver- anderd in den emstigsten en doodelijksten militairen aanval van onze zijde. 11 Augustus de dag er voor en de dag er na bewijzen dit duidelijk. Daarom kunnen de tot dusverre ge- bruikelijke opgaven van tot zinken gebrachte beschadigde of verbrande handelsscheeps- ruimte en van vemielde installaties op het Britsche eiland in den tegenwoordigen stand van den oorlog-tegen Engeland niet meer van doorslaggevende beteekenis zijn. Nadat het Duitsche leger in de oorlogsgebieden te land tijdens de afgeloopen twaalf maanden van het eerste oorlogsjaar den voomaamsten last van de afweergevechten te dragen had, ziet men thahs de oorlogsmarine en het luchtwapen gemeenschappelijk overgaan tot groote aan vallen op het Britsche bolwerk. In de week van 9 tot 16 Augustus zijn op een breed front de Duitsche aanvallen op de Britsche zuidkust begonnen en van Dover over het eiland Wight en Portsmouth tot aan de oorlogshaven Portland weerklonk in het En gelsche gebied het huilen der stukabommen, het geweld- van talrijke ontploffingen, terwijl een zwarte rook van brandende olietanks het kustgebied gedeeltelijk in een ondoordring- baar duister hulde. Wanneer het luchtwapen dan op honderden kilometers in het binnen- land gelegen staatsbedrijven, vliegvelden en wapenindustrieen aanviel, dan verschenen tegelijkertijd andere eskaders via Newcastle flan de Oostkust van Engeland in het hooge Noorden dicht bij de Schotsche grens en ver- nietigden weer andere eskaders verscheidene konvooien ten Noorden van de Shetlandeilan- den en ten Oosten van Harwich. In de afgeloopen week is dit dagelijks zoo doorgegaan en de bijzonderheden van deze acties geven een duidelijk beeld van de hard- heid en van de groote kracht van de operee- rende onderdeelen. Reeds op 7 Augustus had- den Duitsche verkenningsvliegtuigen een groote verzameling koopvaardijschepen in het Kanaal opgemerkt en toen de oorlogsmarine daarenboven nog in den daaropvolgenden nacht motortorpedobooten liet opereeren tegen deze schapen, gelukte het zonder zelf verliezen te lijden, vier zwaar bewapende Britsche schepen, waaronder twee tankschepen, tot zinken te brengen. Op 8 Augustus vielen af- deelingen Duitsche duikbommenwerpers an dere groote konvooien aan en vemietigden of beschadigden 28 Britsche schepen met een totalen inhoud van 80.000 ton. Dat was het begin. Op 11 Augustus begonnen dan de ononder- broken heftige aanvallen. Door eigen jagers goed beveiligd, konden de Duitsche Stuka- afdeelingen zich wijden aan hun uitsluitende taak, n.l. het werpen van bommen. Na het vemietigen van de ballonversperring van Do ver werd ertoe overgegaan de vijandelijke schijnwerpers en luchtdoelbatterijen door wel gemikte bommen buiten gevecht te stellen. Toen zoodoende de onveiligheid in het Britsche luchtgebied steeds grooter werd wer- den Britsche vliegtuigeskaders ingezet voor het beschermen van het luchtgebied. Zij wer- den vemietigend verslagen, want in deze week verloor het Britsche luchtwapen meer dan 550 vliegtuigen, waarvan het grootste gedeelte tijdens luchtgevechten, een groot gedeelte reeds op den beganen grond, nog voordat zij hadden kunnen opstijgen en de rest bij het vliegen boven Duitsch grondgebied door de luchtdoelartillerie werd neergeschoten. De luchtdoelartillerie heeft dezer dagen melding gemaakt, dat zij in totaal reeds 1500 vliegtuigen had neergeschoten en daar bij dit getal nog het aantal van door het leger (350) en door de oorlogsmarine (150) neergeschoten vliegtuigen komt, heeft Duitschland totdus- verre in totaal door luchtdoelartillerie en door schepen meer den 2000 vliegtuigen neerge schoten. Het Engelsche binnenland is in genoemde week zwaar getroffen. Vliegterreinen en vliegvelden, dokinstallatiesen werven, wa- penfabrieken en staatsbedrijven stonden aan de luchtaanvallen bloot en in bijna alle ge- vallen konden de gevolgen overdag door een wolkeloozen hemel en des nachts door het schijnen van de maan duidelijk worden waar genomen. Nadat de Britsche luchtafweer op den grond was vemield en de vliegtuigeska ders vemietigd waren, was het veld spoedig vrij, en waren de installaties, die getroffen moesten worden, spoedig een zee van vuur en rook. Langzamerhand zal het misschien in Enge land duidelijk worden, aldus besluit het week overzicht van het D.N.B., wat het zeggen wil het vredesaanbod van den Fiihrer van de hand te wijzen. Want behalve de resultaten boven het Britsche eiland, werd de cuccesrijke oor log in overgeesche wateren met alle kracht voortgezet, alsmede het doeltreffend leggen van mijnen uit de lucht voor het blokkeeren van de Engelsche havens en het vemietigen van bijna alle konvooien, die worden waar genomen. Met het verlengen van alle toevoer- wegen voor Engeland zijn reeds de eerste be- denkelijk teekenen in de handhaving van de brandstofvoorziening merkbaar. De oorlog tegen Engeland is in vollen gang en niemand aan den overkant heeft waarschijnlijk een denkbeeld van de verschrikkingen, die pas dan goed zullen komen, wanneer de aanval op ,,Groot-Brittannie" zijn hoogtepunt bereikt zal hebben. STRUMMING IN DEN BOOTDEENST. Heden was de Provinciale veerdienst over de Schelde weer gestoord. Naar we ver- nemen was die over de veren te Vlissingen Breskens en HansweertPerkpolder spoedig hervat, doch van die van Temeuzen op Hoe- dekenskerke was hedennamiddag nog niets bekend. Het spreekt van zelf, dat zulks voor vele passagiers een groot ongerief veroor- zaakte. GOED AFGELOOPEN. Tijdens een zeiltochtje op de Wester-Schelde is de zeilsloep ,,Struisvogel" waarin een vijf- tal personen, uit Temeuzen, waaronder 2 dames, gezeten waren overvaren en gezonken. Toen de ,,S-truisvogel" zich ter hoogte van den Eendrachtpolder bevond, werd de sloep midscheeps aangevaren door het uit de rich- ting Hoedekenskerke komend en met vlas be- laden motorschip ,,Odilia". Even voordat de sloep geraakt werd sprong een der dames mej. M. over boord, die door een der heeren nagesprongenwerd. lEen andere inzittende, de R. slaagde erin over te gaan op de „Odilia", terwijl de heer S. bij deze poging uitgleed en onder de kiel van het aanvarende schip terechtkwam. Ge noemde heer is de zwemkunst echter goed meester en verscheen weer spoedig aan de oppervlakte. In de zich in zinkenden toestand bevindende boot bevond zich alleen nog mej. B. die later aan boord is genomen van een in de nabijheid varende hoogaars. Hier bevon- den zich ook reeds twee andere drenkelingen aan boord. Hoewel nog pogingen in het werk zijn gesteld de sloep te bergen, gelukte dit niet. Eenige oogenblikken later is het bootje gezonken. Allen zijn toen aan boord van de ,,Odilia" gegaan en later behouden in' de haven alhier aangekomen. Het feit, dat de zeilers goede zwemmers waren, is oorzaak dat het avontuur geen droe- vige gevolgen heeft gehad. DE „BULGIA" GESLOOPT. Nog een slachtoffer geborgen. Het eertijds zoo bekende marinevaartuig ,,Bulgia" dat, zooals bekend. eenigen tijd ge leden is gelicht en op den wal was gezet, is thans geheel verdwenen. In slechts enkele dagen is het schip finaal gesloopt en het ijzer in lichters geladen. Tijdens het sloopwerk heeft men in het schip nog gevonden het lijk van den matroos le kl-asse Rothof, die nog werd vermist. Dit stoffelijk omhulsel zou Zaterdag naar IJmuiden worden overgebracht om aldaar te worden begraven. In het geheel zijn dus 13 slachtoffers ge borgen. BETALING GEVORDERDE AUTO'S DOOR DUITSCHE WEERMACHT. Verdering indienen voor 31 Aug. a.s. De Bond voor Bedrijfsautoverkeer in Nederland (CBiB.N.) meldt ons: Uit d-e vele vragen, welke men ons stelt, blijkt, dat velen nog onkundig zijn van de wijze, waarop zrj schadevergoeding zullen kunnen verkrijgen. Er zijn 2 gevallen te onderscheiden I. Wagons, waarvoor een „Abschatzungs- urkunde" is afgegeven. Zij, die in het bezi-t zijn van een gedrukte verklaring, waarboven staat ,,Abschatzungs- urkunde" zullen rechtstreeks van de Duitsche autoriteiten bericht ontvangen op welke wijze de uitbetaiing geregeld zal worden. De ,,Abschatzungsurkunde" is afgegeven ten aanzien van wagens, welke getaxeerd zijn door 2 Nederlandsche deskundigen. II. Wagens, welke gevorderd zijn tegen afgifte van een bon of zonder eenig bewijs. Ten aanzien van wagens, waarvoor geen „Abschatzungsurkunde" is afgegeven, moet opgave geschieden aan de Secretaire van de plaats van inwoning, Afd. Militaire Zaken, onder overlegging van het vord-eringsbewijs. Dit geldt ook voor de in Wesel gevorderde wagens. Imdiien men niet in het bezit is van een vor- d.eringsbewijs, dan dient eveneens opgave te geschieden. Alsdan zal een verklaring moe ten worden afgelegd, onder opgave van ge- tuigen of ande-r bewijsmateriaal. Men wende zich eerst tot de gemeentesecretarie. Indiening van vorderingen voor wagens on der II bedoeld moet geschieden voor 31 Augustus a.s. ter gemeente-secretarie van de woonplaats GOEDE VERDUISTERING EEN GEBIEDENDE EISOH. Niet ieder is doordrongen van de absolute noodzakelijkheid van een goede verduistering. Dat bewijzen de vele berichten over het op- treden van de politie, die ruiten moet inslaan en huizen moet binnendringen, dat bewijzen ook de vele waarschuwingen, die de mannen van den luchtbeschermingsdienst nog steeds moeten geven. Het is daarom nuttig eenige gegevens te verstrekken, die wel aantoonen hoe absoluut noodzakelijk het moet worden geacht, dat elkeen er toe medewerkt, dat de verduiste ring zoo goed mogelijk geschiedt. Zij zijn ont- leend aan het blad van den Reichsluftschuts- band, Die Sirene. Bij goed vliegzicht is het opvlammen van een lucifer tot 1000 meter hoogte zichtbaar en het schijnsel van een stallantaam tot 7000 m. Een helder verlicht venster kan men op een hoogte van 20.000 m waamemen en een niet afgeschermde autolmap tot 50.000 m. Commentaar bij deze cijfers te geven mag wel overbodig worden geacht! NIEUWE REGELING VOOR HET KLEINE GRENSVERKEER. Grenskaarten en grensbewijzen. In het verordeningenblad is een besluit van den Rijkscommissaris opgenomen betreffende het kleine grensverkeer. Ten aanzien van het kleine grensverkeer tusschen het Duitsche Rijk en het bezette Nederlandsche gebied gelden de bepalingen, die daaromtrent op 9 Mei 1940 van kracht Waren. Wat betreft het kleine grensverkeer met het beze.tte Belgische gebied, dit verkeer is toegestaan aan 1. arbeiders, die op een plaats, gelegen bin- nen het naburig grensgebied, hun werkzaam- heden plegen te verrichten; 2. landbouwers, die grond in het naburig grensgebied hebben, en hun personeel; 3. arisen, dierenartsen en vroedvrouwen; 4. overige personen, voor zoover dezen voor een bepaald doel een dringende" noodzaak kun nen aantoonen. Diegenen, aan wie het kleine grensverkeer is toegestaan, ontvangen een grenskaart van den bevoegden brigadecommandant der Nederlandsche marechaussee, aanvragen daar toe worden bij den burgemeester ingediend. Voorts kan deze brigadecommandant grens bewijzen verstrekken voor eenmalige grens- overschrijding in het kleine grensverkeer, wanneer geloofwaardig wordt gemaakt dat een dringende noodzaak aanwezig is. De grenskaarten" worden vrij van kosten verstrekt. Voor het verstrekken van een ,,grensbewijs" is een recht van een gulden verschuldigd, doch de autoriteit, die het bewijs verstrekt, kan uit overwegingen van billijkheid vrijstel- ling van de betaling van dit recht verleenen. De door de burgemeesters in het naburig grensgebied afgegeven grenskaarten en grens bewijzen geven in het in tegengestelde rich- ting plaats vindende kleine grensverkeer recht op grensoverschrijding. De thans geldende bewijzen van vergunning voor het kleine grensverkeer verliezen op 15 September 1940 hun geldigheid. ENQUfiTE NAAR VERBORGEN WERKLOOSHEID. Begin Juli is onder leiding van Dr. F. H. Fentener van Vlissingen een nationaal comite van economische samenwerking in het leven geroepen, hetwelk zich tot doel heeft gesteld: ten eerste een doeltreffende coordinatie tus schen alle bedrijfstakken en geledingen van ons bedrijfsleven (zooals handel, nijverheid, scheepvaart, landbouw enz.) tot stand te brengen; ten tweede het contact met de auto riteiten te bevorderen en te vergemakkelijken; ten derde aan de aanpassing, die op econo- misch gebied thans noodig is gebleken, leiding te geven. In verband hiermede was een der eerste opgaven, welke het comite zich gesteld heeft, zich zoo snel mogelijk een duidelijk beeld van de bestaande werkloosheid te vormen, met name ten aanzien van de z.g. verborgen werk loosheid, een nieuw begrip, onder hetwelk valt het gebrek aan werkgelegenheid (voomame- lijk doordat niet over de noodige grondstoffen wordt beschikt) voor die arbeiders,die de be- drijven ingevolge het verbod tot ontslag in dienst moeten houden. Hoe groot het aantal dergenen is, dat onder deze categorie valt, is niet vast te stellen uit de cijfers van de ar- beidsbeurzen. De eenige mogelijkheid om ge gevens omtrent den omvang van deze verbor gen werkloosheid te verkrijgen is het instel- len van een enquete onder het bedrijfsleven. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeuwsch-Vlaanderen heeft dezer dagen reeds een voorloopige enquete onder de voor- naamste binnen haar ressort ge-vestigde be- drijven gehouden, teneind'e zich omtrent dese materie eeniger mate te orienteeren en aldus de aandacht van de autoriteiten op het acute karakter van dit vraagstuk te vestigen. Het is echter duidelijk, dat het voor het verkrij gen van een volledig en duidelijk overzicht noodzakelijk is, dat een dergelijk onderzoek niet slechts regionaal, doch in de eerste plaats landelijk geschiedt. Zeer verheugend is het daarom, dat het nationale comitd er in is mogen slagen om het voor de behandeling van deze aangelegenheid zoo bij uitstek deskun- dige centraal bureau voor de statistiek be reid te vinden, hiertoe haar medewerking te verleenen. Bovengenoemd bureau zal aan het einde van deze week met de enquete naar de verborgen werkloosheid een aanvang maken. Het ligt in de bedoeling dit onderzoek, hetwelk zich zal uitstrekken over 1200 industrieele bedrij- ven en 800 bedrij-ven van de groep handel en verkeer, maandelijks te herhalen. Het eerste onderzoek zal eveneens duizend kleinere bedrijven uit laatstgenoemde groep omvatten. Het is hierbij van belang, dat het centraal bureau voor de statistiek zich er van den aanvang af op zal instellen, die ge gevens ook regionaal te ordenen. BESMETTELIJKE ZIEKTEN. In de week van 4 tot en met 10 Aug. kwam in Hontenisse een geval van roodvonk voor. INSOHRIfVING VAN WERKLOOZEN BIJ DE ARBEIDSBEURZEN. De secretaris-generaal, hoofd van het depar- tement van sociale zaken heeft aan de ge- meentebesturen medegedeeld dat hij het ge- wenscht acht, dat personen, die uit hun dienst- betrekking ontslagen worden, zooveel mogelijk als werkzoekenden bij de organen der open- bare arbeidsbemiddeling worden ingeschreven. Aangezien de gemeentebesturen van den directeur-generaal -van den Arbeid staten ont vangen, waarop zijn vermeld de namen van hen, die door hun werkgevers mogen worden ontslagen, zijn de gemeentebesturen in staat na te gaan, of de daarop voorkomende per sonen zich bij genoemde organen hebben doen inschrijven als werkzoekenden. Mocht aan de gemeentebesturen blijken, dat niet alle op de staten voorkomende personen zijn inge schreven, dan verzoekt de secretaris-generaal voornoemden gemeentebesturen maatregelen te nemen, opdat die inschrijving alsnog zoo spoedig mogelijk geschiedt. „STICHTING ZEELAND" Wij hebben weder eens geinformeerd hoe het thans staat met het verstrekken van cre- dieten door „Stichting Zeeland 1940" en ver- namen toen, dat het aantal crediet-aanvragen, waaromtrent bereids een beslissing is geno men, ruim 250 bedraagt. Het totaal-bedrag van de verleende credieten is f 855.510 en wel aan bedrijfscredieten f 771.750 en aan bouw- credieten f 83.760. Het aantal ingekomen aanvragen om een Regeeringscrediet voor het herstel of den wederopbouw van door oorlogsmolest getrof fen gebouwde eigendommen is nog zeer be- perkt. Vermoedelijk vindt dat zijn oorzaak in het feit, dat geen bouweredieten worden verleend, alvorens de zekerheid is verkregen, dat belanghebbende bouwvergunning ver- krijgt. Wat de nog niet toegestane aanvragen be treft, mag er wel eens op gewezen worden, dat dit veelal grootere bedragen betreft, die soms veel onderzoek noodig maken, terwijl er andere gevallen zijn, waarbij de aanvragende firma in moeilijklieden verxeert ten opzichte van eigendomsrechten of anderszins en dit remmend werkt. Zooals reeds met een enkel v/oord is getmeld, had het bestuur der Stichting op 2 Augustus een bespreking met den Generaal-Thesaurier van het Departement van Financien. Het resultaat van die bespreking is geweest, dat het bestuur van de Stichting gemachtigd werd de rente ten aanzien van de oorlogscredieten van minder dan 10.000, voor zooveel het eer ste jaar van de credietverleening betreft, terug te brengen van 5 tot 2 procent. Voorts werd het Stichtingsbestuur op zijn verzoek gemachtigd, om ten aanzien van de zeker- heidsstellingen voor de richtige terugbetaling van de opgenomen gelden, de grootst moge- lijke soepelheid le betrachten. Het gevolg daarvan is geweest, dat de meeste credieten van niet meer dan 5000 zijn verleend, zon der dat directe zekerheid voor de terugbeta ling is geschied. Aanvankelijk werd van de verleende credie ten slechts een zeer matig gebruik gemaakt. Thans gaat er evenwel geen dag voorbij, of er worden belangrijke bedragen uitbetaald. Dit moge blijken uit de cijfers over het tijd- vak van 7 tot en met 15 Augustus, deze zijn de volgende: 7 Augustus 2514,01; 8 Aug. 25.118,27; 9 Aug. 2140,09 10, ^.ug. 11.029,54; 12 Aug. /2365,8o; 13 Aug. 956,35; 14 Aug. 8684,47 en 15 Aug. 1715,80, dus in 8 dagen 54.624,38, of gemiddeld /6828 per 1 dag. De samenwerking tusschen de bankiers eenerzijds en het Stichtingsbestuur ander- zijds laat niets te wenschen over en het is zeker in de eerste plaats daaraan toe te schrij- ven, dat op zulk een vlotte wijze gewerkt is kunnen worden. WSj meenen goed te doen er ook nog eens de aandacht op te vestigen, dat de oorlogs- crediet-aanvragen van schippers worden be- handeld dOor de Stichting Rotterdam 1940. Voor zoover deze aanvragen bij de Stichting Zeeland zijn ingekomen, zijn zij ter afdoening aan de Stichting Rotterdam doorgezomden. Als daarop het antwoord wat lang uitblijft, zal dit dus niet aan de Stichting Zeeland 1940" verweten kunnen worden. Deze doet alles wat in haar vermogen is, om de ,,klanten" spoedig te helpen, maar het is ook buiten haar schuld als een getroffene niet direct gebruik maakt van het hem toe gestane crediet. Wat de aflossingstermijn van 5 jaar betreft, zij er nog eens op gewezen, dat als het Rijk kan besluiten tot het uitkeeren van een schadeloosstelling, waarvoor toch ook de Schadevergoedings-commissies zijn ingesteld, het crediet wel in eens zal zijn afgelost en in- zake de aanvankelijk zeker hooge rente was toch ook van beteekenis, dat het Rijk de ge- wome credietverleening niet in den weg mocht staan, wat wel het geval zou hebben kunnen zijn als direct een lage rente was genoemd. EENIGE BESOHOUWINGEN OVER DE WATERHUISHOUDING IN POLDERS. In de Zaterdag te Goes gehouden vergade- ring van den Zeeuwschen Polder- en Water- schapsbond, heeft de heer Ir. A. G. Wiersma, ingenieur van den Polder Walcheren te Mid- delburg eene causerie gehouden over de waterhuishouding in polders. Spr. wees eer op, dat deze waterhuishouding in den loop der jaren vele veranderingen heeft ondergaan. Spr. wil de aandacht vra gen voor de nieuwe inzichten en omstandig- heden, onder den invloed waarvan de water huishouding in de laatste jaren staat. Om het inzicht in het onderwerk duidelijk te maken, herinnerde spr. er aan, dat de jaarlijksche verdamping van een moeras in ons land ongeveer even groot is als de jaar lijksche neerslag. Spr. toonde aan, dat ten gevolge van de landbouwkundige eischen langzamerhand de toestand is ontstaan, waarbij de neerslag hetzelfde is gebleven, de verdamping slechts weinig is gewijzigd, doch een groot deel van den neerslag kunstmatig wordt afgevoerd. Hieruit volgt, dat op den langen duur een watertekort moet ontstaan. Spr. lichtte dit toe met eenige cijfers, waaruit hij afleidt, dat in het algemeen tegenwoordig de waterafvoer en de verdamping te zamen den neerslag overtreffen met globaal 200 mm per jaar. Derhalve moet een polder in het algemeen voor de instandhouding van zijn waterhuis houding op de een of andere wijze over watertoevoer beschikken. Bij dezen water- toevoer kan men onderscheiden: 1. Het doel- bewust inlaten en inmalen; 2. de toevoer van schutwater; 3e. de afvloeiing van hooger gele gen gronden en 4. de ondergrondsche toe- vloeixng. Spr. besprak achtereenvolgens deze vier punten. Hij wees hierbij op de gunstige omstandigheden van vele, Noord- en Zuid- Hollandsche polders in de gebieden van Rijn- land en Schermerboezem. De doorkruising van een polder met een scheepvaartkanaal acht spr. geen onverdeeld genoegen voor den polder, aangezien bij het schutten geen reke- ning kan worden gehouden met de water- behoefte van de polders. Als voorbeeld noem- de spr. het Hocgheemraadschap Waterland. In de derde plaats werd besproken de afvloeiing van water van hooger gelegen grond bijv. in de langs de duinen gelegen polders. Deze toevloeilng is gewoonlijk in den winter het grootst. Indien er geen gele- genheid bestaat in dit jaargetijde het water buiten den polder om te leiden, geeft de af vloeiing aanleiding tot een verhooging van het toch reeds aanwezige waterbezwaar. Vooral in de bemalen polders leidt dit tot extra kosten. Bij de vierde wijze van watertoevoer noemde spr. de kwel, die somtijds een last- post in den letterlijken zin van het woord kan zijn bijv. in de polders Bethune en Horster- meer, doch in de langs de duinen gelegen polders van zeer gunstige beteekenis kan zijn. Spr. wijdde hierover uit en wees er o.a. op, dat de belangen van bodemcultuur en de drinkwatervoorziening hierbij met elkaar in aanraking komen. Tot de ondergrondsche watertoevloeiing rekende spr. ook het water van gasbronnen, welke in sommige polders veelvuldig voorkomen. Vervolgens werd een overzicht gegeven van den invloed van de kwaliteit van het water, waarbij in het bijzonder werd stilgestaan bij de verzouting, welke niet alleen voor den landbouw, doch ook met het oog op de volks- gezondheid, n.l. de malariabestrijding, van belang is. Spr. herinnerde aan de ervarin- gen met de schutsluizen in den Afsluitdijk van de Zuiderzee, waarbij duidelijk is geble ken, dat een schutsluis, ook al is zij een goede waterkeering, toch een slechte zoutwater- keering vormt. Als aanwijzing, hoever de verzouting ten- gevolge van het schutten met zeesluizen zich kan uitstrekken, werd vermeld, dat in droge tijden tengevolge van de schuttingen in Nieu- wediep een verzouting van het water van het Noord-Hollandschkanaal bij Alkmaar, dit is ongeveer 40 km afstand, is waargenomen. Het wegspoelen van binnengedrongen zout I water wordt in de laatste jaren met goed gevolg toegepast in de Hollandsche boezem- wateren, waarbij groote hoeveelheden zoet water ter beschikking staan. Hierbij werd erop gewezen, dat ondanks de groote afme- tingen van het IJsselmeer in de toekomst in zeer droge jaren eenige beperking van de onttrekking van water aan dit meer nood zakelijk zal blijken. Voor de polders, die niet zoo gelukkig zijn, dat zij groote hoeveelheden zoet water kunnen toevoeren, blijft de vraag over, of zrj een verbetering kunnen bereiken met eenige ver- dunning van het zoute water. Deze vraag wil spr. niet onvoorwaardelijk bevestigend beantwoorden. Men dient er namelijk rekening mede te houden, dat in geval van een beperkte voorraad zoet water en een sterke verzouting wellicht geen verdunningsgraad kan worden bereikt, waarmede de bruikbaarheid van het slootwater wordt vergroot. Bij de daarop volgende beschouwing van het vraagstuk der waterverontreiniging ves- tigde spr. de aandacht op de noodzakelijk heid tijdig maatregelen tegen dit euvel te nemen ten einde later teleurstelling te voor komen. Naar sprekers ervaring zijn bij het bestrij- den van waterverontreiniging somtijds goede resultaten te bereiken met een doorspoeling of waterverversching, hoewel dit geen alge- heele bevrediging schept, aangezien zij nogal eens aanleiding geeft tot een verschuiving in plaats van een opheffing der bezwaren. In Zeeland zal bij gebrek aan voldoende water een intensieve doorspoeling veelal niet kunnen worden toegepast. Doet zich daarbij dan nog het geval voor, dat het polderwater des zomers verzout, dan worden de moeilijkheden groot, aangezien

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 3