ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENIIEBLAD VOOR ZEEUWSCfcVLAANDEREN
No. 10.098
VRIJDAG 9 AUGUSTUS 1940
80« Jaargang
Binnenland
Wederzijdsch begrip.
EERSTE BLAD
De Burgemeester van Terneuzen
DE MEDERLANDSCHE UNIE.
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Tem«u*en f 1,35 per 3 maandan Bui ten Temsuzen
fr. per post f 1,65 per 3 maanden Bj) voorpitbetaling fr. per post 6,per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,10, overige landen 2,45 per 3 maanden fr. per post
A bonnementen voor het buitenland alleen bti vooruitbetaling.
UitgeefsterFInua P. J. VAN DE IS AN UK
GIRO 38150 TELEFOON Na. 2073.
ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regeto 0,80 Voor alken regel meer f 0,20.
KLEINE ADVKRTEXTIENpe«r 5 regale 50 cent bij voorMtbetaling.
Grootere letters en clicbd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement teg en verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrijgbaar Is. Inzandlng van advertentien liefst eta dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERS (HUNT [BOERGN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
brengt In over leg met de Ortskommandantur
alMer ter kennis van belanghebbenden, dat
door hem geen bewijzen om naar Belgie te
reizen meer worden afgegeven en dat ook de
Ortskommandant geen dergelijke bewijzen
verstrekt. Belanghebbenden dienen zich te
wendien tot de Eind-und Ausredsestelle,
Westplein 12, Rotterdam.
Terneuzen, 9 Augustus 1940.
iDe Burgemeester voornoemd,
P. TELiLEGEN.
VORDERINGEN DUITSGHE WEERMACHT.
Vorderingen op de Duitsche weermacht
moeten worden ingediend op de boven-
secretarie tusschen 9 en 12 uur.
Ten aanzien van de vorderingen die tot en
met 30 Jund 1940 zijn geschled kan het ver-
zoek om vergoeding tot en met 31 Augustus
1940 ingediend worden.
Ten aanzien van de verrichtingen na 30
Juni 1940 geschied, moet het verzoek om ver-
goeding ingediend worden uiterlijk op den
15en van de maand die volgt op de maand,
waarin de verrichting geschiedde.
Voor de verrichtingen in Juli 1940 geschied
dus uiterlijk op 15 Augustus 1940.
Op verzoeken welke niet binnen deze ter-
mijn ingediend zijn wordt geen acht geslagen.
Terneuzen, 9 Augustus 1940.
De Burgemeester van Terneuzen,
P. TELLEGEN.
Geen enkele houding is zuiver te bepalen,
wanneer het noodige begYip ontbreekt. En
vaak is het moeilijk om tot dit begrip te
komen, omdat wij het verband tusschen het
bestaande en het van ons geeischte niet willen
zien.
Er zijn nu eenmaal noodzakelijkheden in het
leven, die niet te vermijden zijn, waarvoor
men niet uit den weg kan gaan, die men heeft
te aanvaarden zooals zij zijn. Het is verkeerd
om er de oogen voor te sluiten en zich hals-
starrig te toonen; de moeilijkheden worden
er des te grooter door. Wij kunnen niet de
oogen sluiten voor de feiten. De feiten nu zijn,
dat de Duitschers ons hebben overwonnen en
dat wij ons dus hebben te onderwerpen aan
him beslissingen. Dit is de toestand waarin
Nederland verkeert na den voor ons ongun-
stigen afloop van den korten oorlog, dien wij
hebben gevoerd.
De eischen, die de overwinnaar ons stelt,
zijn over het algemeen redelijk en dus mag
hij verwachten, dat wij daarvoor begrip zul-
len toonen en ons gedragen naar de nieuwe,
ons voorgeschreven richtlijnen. Dit is wel het
minste, wat hij van ons kan verlangen.
Daartegenover staan verschillende toezeg-
gingen van Duitschen kant, die wij ten voile
kunnen waardeeran: het behoud van onze
staatkundige zelfstandigheid en onze vrijheid
na afloop van den oorlog. De groote beteeke-
nis daarvah zal zeker niemand onzer onder-
schatten, want staatkundige zelfstandigheid
en vrijheid zijn factoren, zonder welke zich
het leven van een volk niet laat denken.
Bovendien is ons in uitzicht gesteld, dat
niet zal zal worden geraakt aan ons Indie.
Het behoud van deze bron van welvaart voor
ons land is voor ons van zoo vitaal belang,
dat wij daarop niet nader behoeven te wijzen.
Wanneer wij slechts deze twee punten be-
denken, dan zullen wij moeten toegeven, dat
er voor ons, na onze eervolle nederlaag, zeer
veel behouden is gebleven meer inderdaad,
dan de meesten onzer zouden hebben durven
hopen en verwachi.en. Deze welwillende hou
ding van den overwinnaar zullen wij weten
te waardeeren.
De door Duitschland tegenover Nederland
aangenomen houding getuigt van inzicht in
de moeilijkheden, waarin ons land en volk zijn
geraakt en van den goeden wil van die zijde,
om deze moeilijkheden niet nog te vererperen
door draconische maatregelen. Integendeel,
wij moeteii toegeven dat men ons niet met te
harde hand aanpakt.
Men moet de zaak evenwel nuchter be-
schouwen begrip toonen voor de realiteit,
zooals wij hierboven reeds zeiden. Wij moeten
ons weten in te denken in de tegenwoordige
positie van Duitschland zoowel in het alge
meen als tegenover Nederland; en dit moet
ons aansporen tot het in de hand werken van
een goede verstandhouding tusschen de beide
volken.
Deze verstandhouding wordt in de eerste
plaats bevorderd door het vermijden van alles,
wat aanleiding zou kunnen geven tot onnoo-
dige prikkeling en wrijving tusschen het
Nederlandsche volk en de bezettingsautori-
teiten. Er zijn tal van dingen, die wij kun
nen nalaten en andere, die wij kunnen doen,
om den overwinnaar, een gevoel van stille
ergernis te besparen.
Indien elk rechtgeaard Nederiander, voor
wien het belang van zijn land en volk boven
alles gaat, zich naar dezen stelregel gedraagt,
zal hij bijdragen tot het scheppen van redelijk
goede hetrekkingen tusschen de Duitsche
autoriteiten en onze bevolking. Het heeft
geen zin, te trachten de verzenen tegen de
prikkels te slaan.
Wij herhalen het: de Duitschers hebben ge-
toond, begrip te hebben voor onzen toestand;
wanneer wij dit van onzen kant beantwoorden
met het zelfde gevoel. dan wordt daarmede al
veel bereikt.
De eerste openbare vergadering.
Dinsdagavond heeft de Nederlandsche
Unie haar eerste openbare vergadering ge-
houden en wel in het Gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen te 's-Gravenhage. De
zaal was geheel gevuld; zelfs het podium
was dicht door toehoorders hezet. Langs de
balcons waren rood-wit-blauwe vlaggen ge-
drapeerd'; twee groote Nederlandsche vlag
gen hingen uit de balconhoeken terzijde van
het balcon neer. Aan den rand van het
podium was een eenvoudige versiering van
palmen en gladiolen aangebracht.
De sprekers van dezen avond waren mr.
J. Linthorst Homan, prof. dr. J. E. de Quay
en1 mr. L. Einthoven, de opriehters van de
Nederlandsche Unie. Men had, meldt de H.
Crt., de goede gedachte gehad tusschen de
redevoeringen in eenige kunstvolle ontspan-
ning te verschaffen, waarvoor Louis van
Tulder met zang, Joh. de Zwaan met orgel-
spel en Kommer Kleyn met declamatie zorg-
den, in vaderlandschen, Nederlandschen zin;
het publiek heeft door langdurig applaus
telkens van zijn ingenomenheid daarmede
laten blijken. Voor den aanvang der ver
gadering weerklonk muziek van de luid-
sprekersinstallatie.
Rede van mr. Linthorst Homan.
Nadat de bijeenkomst met zang van ,,0
Schitt'rende kleuren van Nederlands vlag"
door Louis van Tulder was geopend, sprak
mr. J. Linthorst Homan, wiens verschijnen
achter den catheder met applaus en gejuich
werd begroet.
'Spr. begon met te herinneren aan het feit,
dat het thans hijna drie maanden geleden is,
dat ook ons land in den oorlog hetrokken
is geraakt en dat wij na korten, doch dappe-
ren strijd hebben gecapituleerd.
Alle aanwezigen verhieven zich van hun
zetels toen de spreker eerbied en dank be-
tuigde voor het offer van hen, die hierbij
voor ons gevallen zijn en onze deelneming
uitte jegens hen, die op andere wijze getrof-
fen zijn. Laat ons aldus spr. ook onzen
eerbied getuigen jegens hen, die in den strijd
onze tegenstanders waren, doch die ook hun-
nerzijds hun hoogste offer voor hun vader-
land brachten.
De wil naar sneer saamhoorigheid.
Spr. ging vervolgens na wat zich voor den
oorlog bij ons afteekende, teneinde het uit-
gangspunt te bepalen voor het werk der
Nederlandsche Unie.
Welnu, het is onmiskenbaar, onloochenbaar,
dat in de laatste jaren zich bij ons, gelijk alom
in Europa, de duidelijke wil toonde naar meer
en sterker saamhoorigheid in ons volk, naar
staking van de partijtwisten, naar werkelij-
ken en wezenlijken gezamenlijken ophouw.
nO zeker, in de politiek was daarvan nog hit
ter weinig merkbaar, het was blijkbaar tot
de eigenlijke politici nog niet voldoende door
gedrongen, anders zou menig onverkwikkelijk
tooneel der laatste jaren ons gespaard zijn
gebleven, maar het leefde in het volk zelf
Overal, alom in het land, overzee en hier,
was het diepe krachtige verlangen aanwezig
naar een eensgezind Nederland, juist in deze
zware tijden. Toch stond dat gevoel, dat
verlangen, los van de .intemationale moeilijk
heden en dreigingen, het was waarlijk naar
binnengericht, naar het eigen vaderlandsche
volk, niet naar buiten.
Dat dit zou -uitloopen op een of andere
groote binnenlandsche. veandering was voor
ieder zeker, die bij deze stroomingen betrok-
ken was. Het was begrijpelijk en "Volkomen
normaal, dat niet ieder aanstonds gelijk
dacht; maar dat,groote veranderingen niet
alleen moesten komen, doch ook zouden ko
men, dat stond voor ons alien vast.
De heeren Einthoven en de Quay en spreker
en vele huniner medewerkers hebben in deze
strooming naar meer saamhoorigheid reeds
lang zich ingespannen, waarbij zij in menig
opzicht ieder voor zich reeds zoo aan critiek
zijn gewend, dat ook de persoonlijke critiek
van de laatste dagen hen niet uit het veld
kan slaan; zij zullen echter hun bestrijders
niet op het terrein der persoonlijke strijd-
wijze volgen, daar de tijden te emstig zijn
voor herhaling van wat zij juist steeds als
de fout der vroegere politiek hebben be-
schouwd.
Geen afzijdigheid.
Het is thans de vraag niet, of ons volk
zijn groote veranderingen kan aanbrengen,
doch hoe het snel en kordaat kan geschieden,
opdat Nederland binnenslands en buitens-
lands zijn zelfstandigheid weer kan verdienen.
Dit werk kan en mag niet alleen geschieden
het m66t geschieden. Spr. kan zich niet ver-
plaatsen in den gedachtengang van hen, die
nu afzijdig willen zijn en die niet dadelijk
willen meedoen aan het werk reeds nu. Af
zijdigheid uit onbeslistheid of uit politiek
wantrouwen is thans volkomen onjuist. Zien
zij dan niet, dat krachtige medewerking van
ieder de eenige weg is om ook alle deugden
van ons volk tot haar recht te doen komen?
Zien zij niet, hoe wantrouwende afzijdigheid,
in tijden als deze on-nationaal is?
De heer Linthorst Homan betoogde voorts,
dat de medewerking van alien individueel
moet zijn. Ieder moet persoonlijk zich voor
het nieuwe werk instellen. Het is onbegrij-
pelijk, dat velen nog meenen, dat zij hun
geestelijke vrijheden verliezen of hun geloof
schad'en, wanneer zij rechtstreeks, zonder
tusschenschakel voor hun zich geven, ook
in het gewone leven van iederen dag. Ons
volk zal ook zijn geestelijke vrijheden telkens
moeten kunnen verdienen, heroveren, niet
louter teren op wat vroeger de vaderen tot
stand brachten. Historie is een plicht, geen
recht. Naast de afzijdigen staan echter ook
groepen, welke wel aan den slag willen,
doch onder en voor een particulier leider-
schap, wat hier geheel onjuist zou zijn.
Particulier leiderschap ongefwensoht.
- Spr. wees er op, dat de Nederlandsche
Unie van oordeel is, dat de oplossing niet kan
liggen in het leiderschap van dezen of genen,
die niet, als in Italie en Duitschland, door
eigen kracht en voorbeeld en met groote ga-
ven zijn volk en land omhoog brengt, doch
die zonder blijk van bijzonder inzicht in
onze volksziel zich in deze of gene organisa-
tie, of in opeenvolgende organisaties aan-
biedt. Het is te hopen, dat ons volk als
geheel zijn uitweg zal vinden, dch dan moet
de smaad als wapen worden neergelegd en
dan moet de strijd om het particuliere leider
schap worden gestaakt.
Vele vragen moeten nu onbesproken blij-
ven. De moeilijkheid van de hoofdvraag, een
sterk Nederland overzee en hier, dat binnens
lands en huitenslands de eischen der tijden
met zelfvertrouwen onder oogen kan zien
is deze, dat dit vraagstuk zich concentreert
rond het vraagstuk van den vrede in Euro-
pa en van onzen vrede met Duitschland. Wij
moeten en zullen Nederland opbouwen tot
gelijkgerechtigd partner in het nieuwe
Europa.
Spreker herinnerde in dit verband aan de
desbetreffende passage in de belangwekken-
de rede van den Rijkscommissaris en wees
er op, dat aan dien* opbouw reeds nu moet
worden begonnen, tbrwijl niet meer vervallen
mag worden in de vroegere volksfout, welke
wij in de afgeloopen jaren van beide zijden
hebben gemaakt, dat wij in het werk ver-
troebeling brachten door het buitenlandsche
werk in de binnenlandsche politieke sfeer te
laten komen.
De verhouding tot de bezettings-
autoriteiten.
Maar wij willen, in oarlogstijd, naar de
eeuwenoude regelen van volksfierheid, welke
juist ook in Duitschland zoo hoog worden
gehouden, ons onthouden van alles wat
zweemt naar oogendlenerij en opportunisme
jegens den bezetter. De Meruit ontstane en
met onzen volksaard samenhangende stroef-
heid mag niet wordien uitgelegd, zooals
helaas sommige Nederlanders pogen te doen,
als oneerlijkheid of als een soort verlangen
om na den vrede in de oude fouten terug te
vallen. Als we dat zouden willen, zouden we
..lamstralen" zijn. Mocht de bezetter dezen
indruk krijgen, dan is bespreking van oog tot
oog het beste; stellig zal de Rijkscommissa
ris geen lichtvaardig oordeel vormen.
Zoo zal de weg van de Nederlandsche Unie
zijn: open en eerlijk aan de nieuwe taak,
forsch en ingrijpend waar het moet, hand-
havend1 het beste in ons volk, nimmer terug-
vallend in de oude fouten, rechtop van ziel en
rechtop van vaderlandsliefde, zeer vele moei
lijkheden, maar een goede Nederlandsche
taak tegemoet! God zij met ons!
Daverend applaus volgde op deze rede,
welke reeds herhaalde malen door handgeklap
was onderhroken.
Rede van professor de Quay over de
sociaal-economische evolutie.
Nadat Louis van Tulder had gezongen ,,0
Heer, die daer des. Kernels tente spreyt", was
het woord aan prof. dr. J. E. de Quay.
Spr. begon met te constateeren, dat sinds
vele jaren een groote evolutie in de wereld
aan den gang is, gepaard gaande met schok-
ken en ontberingen. Thans zit ook Neder
land volop in den overgang en ofschoon de
individualistische aard van ons volk met zich
meebrengt, zich langzaam aan gewijziigde
omstandigheden Eian te passen, moeten wij
ons thans in een snel tempo aanpassen.
Bij velen dririgt het echter door, dat de
wijzigingen zullen voeren tot vemieuwde en
zeker ook tot verbeterde verhoudingen.
Daarom is het noodig, dat men ook het
geloof heeft, dat de evolutie, waarin het
land verkeert, ons brengt naar een betere
toekomst.
Dat geldt zeer zeker ook voor onze sociale
en economische verhoudingen.
Nederland zal zich ook in de toekomst
ervan bewust moeten zijn, dat zijn fundamen-
teele welvaartsbronnen de landbouw en tuin-
bouw en de scheepvaart zijn.
Land- en tuinbouw.
Bij den landbouw vervulde Nederland de
taak van veredelaar. Grondstoffen werden
geimporteerd en in veredelde hoogwaardig:
landbouwproducten wederom uitgevoerd. In
den laatsten tijd was ons land voor den export
van deze artikelen afgesneden, waardoor
groote moeilijkheden in land- en tuinbouw
ontstonden. Indien Nederland straks zijn
plaats in een vernieuwd en economisch ge
,ordend Europa kan innemen, mag verwacht
worden, dat deze bron van welvaart weer zal
terugkeeren.
Daarbij is noodig, dat vooral aandacht
wordt geschonken aan het prijspeil, waar-
mede een goede verhouding tusschen de
hoofdgroepen der landbouwproducten nood-
zakelijk is. Ten aanzien van de kl-eine boe
ren zal het systeem van voorlichting en hulp
in natura, gelijk in de laatste jaren toege-
past, de kwaliteit der productie bevorderen,
terwijl de zeer groote bedrijven voor verdere
verdeeling, op Nederlandsche wijze, in aan-
merking komen om zoodoende meer men-
schen in den landbouw een bestaansmogelijk-
heid te geven en om de productiviteit te ver-
hoogen.
Het zal goed zijn, indien bevorderd kan
worden, dat de boer eigenaar van zijn grond
wordt. Ten aanzien van het grondgebruik
zal men er voor moeten zorgen, dat bij ver-
betering der prijzen de voordeelen niet enkel
of hoofdzakelijk in handen komen van de
grondeigenaren en worden afgetrokken van
de landarbeiders en pachters.
De scheepvaart.
Behalve op den landbouw steunt het Neder
landsche volksleven voor een groot deel op
de scheepvaart. Door ligging, door den on-
dememenden volksaard en door den lust tot
avontuur, heeft het Nederlandsche volk zich
een machtige plaats op de wereldzeeen ver-
overd. En al heeft het als kleine mogendheid
de hegemonie over de zeeen verloren, de
scheepvaart is in Nederland een belangrijke
plaats blijven innemen. Voor het wereldver-
keer van Nederland en het achterldiggend
Europa is dus handhaving van deze positie
van het grootste belang, Met het minst
door de verbondenheid met Nederlandsch-
Indie.
IndiLStriecn groepeeren zicti om
landbouw en scheepvaart.
Toch zou het onjuist zijn om Meruit te be-
slmten, dat de Nederlandsche industrie bij-
zaak is. Vooral sinds den 'vorigen wereld-
oorlog heeft deze zich bijzonder ontwikkeld
en voor de groeiende bevolking ruime werk-
gelegenheid geschapen. Dit blijkt al uit de
cijfers. Van het werkend deel der Nederland
sche bevolking is ongeveer 40 pCt. onderge-
Lrachit in de industrie, tegen ongeveer ,20
pCt. in den landbouw en 20 pCt. in handel en
verkeer.
Deze industrieen groepeeren zicb voor een
groot gedeelte om den landbouw en de scheep
vaart en dragen ook het karakter van ver-
edeling. Men denke aan de zuivelindustrie,
de suikerbieten, leer en schoenen, vlas, meel,
strookarton, aardappeimeel, chemische pro-
ducten in allerlei vorm en ten aanzien van
onze Indische grondstoffen: rijst, katoen,
kapok en suikerindustrie, rubber, hlik, cacao,
tabak enz. Voorts steunen op onze scheep
vaart belangrijke scheepswerven en onder-
deelen der metaainfjverheid.
Men zal op deze basis moeten doorgaan en
indien straks de economische verbondenheid
in een stelsel van geleide economie voor ge
heel Europa onder leiding van Duitschland
wordt opgebouwd, dan zal, naar spr. meent,
ook de industrie zich in dezelfde richting
moeten blijven orvtwikkelen.
De deskundigheid van leiders en arbeids-
krachten wijst in de richting van veredelings-
industrie. Door nauwe aansluiting op het
Europeesche en in het bijzonder op het Duit
sche economische leven zal hij een goeden
planmatigen opbouw de welvaart van alien
zijn gediend.
Sociale hervormingen.
Vervolgens sprak Prof, de Quay over de
sociale hervormingen, welke niet minder be-
langrijk zullen zijn. Uiteraard zal de .werk-
loosheid moeten verdwijnen. Daarbij onder-
scheide men echter de bezettingsomstandig-
heden van die der toekomst. Thans zijn door
het wegvallen van export en scheepvaart,
door de onmogelijkheid om grondstoffen van
overzee aan te voeren en door andere redenen
de moeilijkheden abnormaal groot.
Stelregel hij het sociaal beleid zij, dat het
belang van de gemeenschap gaat boven het
belang van groep of individu. Dit beteekent
een breken met het individualisme. Als de
Nederlandsche Unie streeft naar een organd-
schan opbouw van maatschappij en staat, dan
denkt zij allereerst aan deze principieele ver-
andering. Ten aanzien van den socialen op
bouw in orgamschen zin zal men dus tot
werkelijken nieuiwbouw moeten .komen.
Ten aanzien van de sociaal-economische
vraagstukken zullen werkgevers, arbeiders,
middenstanders en boeren zich in vakunies
moeten samenvoegen, waarbij dus op den duur
de afzonderlijke vakbonden zullen verdwijnen.
Deze onder krachtige leiding staande vak
unies zullen zich, gegroepeerd naar bedrijfs-
takken in corporaties van werkgevers en ar
beiders kunnen samenvoegen en aan deze
corporaties zal publiekrechtelijke bevoegd-
heid moeten worden toegekend, terwijl de
corporaties in een nationalen raad zullen
moeten samenkomen. Van de verdeeling en
bepaling der bevoegdheden zal in de prac-
tijk de gunstige werking afhangen. Voor de
bescherming van het algemeen belang zal de
overheid in deze corporaties ook zeggenschap
moeten hebben. Op die wijze kunnen de klas-
sentegenstellingen verdwijnen. Dat is niet
een, twee op geluk: de taken der corporaties
zullen omschreven moeten worden. Doch het
moet snel gebeuren. Het is de vergadering
er niet naar om thans op deze dingen diep
m te gaan. Eerste voorwaarde is: verplichte
organisatie.
Tenslotte nog een algemeene opmerking:
Op velerlei gebied, Met het minst op sociaal-
economisch terrein, hebben meeningsverschil-
len, voortvloeiend uit te sterke groepsvorming,
remmend gewerkt op de vemieuwing. Econo
mische en sociale wijzigingen, welke in
Duitschland en Italie met groote dynamiek
waren doorgevoerd, lieten wij door onze m-ee-
ningsverschillen liggen.
De Nederlandsche Unie hoopt, dat thans
een oprechte eensgezindheid ons zal samen-
binden bij het werken aan de vernieuwingen
op sociaal en economisch gebied.
Ook op deze rede volgde een langdurig
applaus.
Voordat Mr. Einthoven, de laatste spreker.
het woord nam, gaf Joh. de Zwaan een orgel-
solo ten beste, declameerde Kommer Kleyn
op indrukwekkende wijze ,,Nieuw Nederlands
Lied", door Anton van Duinkerken, en zong
Louis van Tulder: ,,Mijn Moedertaal". Har-
telijk applaus viel hun ten deel.
Rede van Mr. Einthoven.
Mr. J. Einthoven vir.g zijn rede aan met
te herinneren aan de jaarlijksche bedevaar-
ten in het Vla.amsche land, waar hij Dixmui-
den tienduizenden hijeenkomen om hen te ,ge-
denken, die in de jaren 19141918 vielen
voor Belgie, maar tevens voor de Vlaamsrue
cultureele rechten. Spr. beschreef dit monu
ment en wees er op, dat aan den voet daar
van Vlaamsche en ZMdafrikaansche liederen
en ook ons Wilhelmus bij de bedevaarten wor
den gezongen en telkenmale de eed van
trouw wordt afgelegd. Daarvan kunnen wij,
nuchtere Noord-Nedlerlandersl, ons moeilijk
een dienkbeeld vormen. iSpr. zegt dit Met,
om den indruk van annexionistisch streven
te wekken. Het past, ons niet, onze handen
Mt te strekken naar hetgeen Met van ons is.
Wanneer men echter in ons land terug komt,
voelt men zich arm. Daar in Vlaanderen
leeft nog een ideaal. Bij ons heeft het mate-
rieele een te groote rol gespeeld, kreeg men
alleen voor materieele belangen honderddui-
zenden bijeen.
Hier vraagt men: Wat bent u? Hetgeen
beteekent: tot welke groep behoort u. En
als men zou antwoorden: Alleen maar Neder
iander, dan is men bijna verdacht.
Door zijn werk voor O. en O., dat spr.
dagen achtereen in nauw contact met onze
soldaten hracht, weet spr. hoeveel er nog in
ideeelen zin aan den geest van ons volk ont
breekt.
Liefde voor het vaderland is ons volk Met
voldoende bijgebracht. Hoe moeilijk is 't Met
het eenheidsbesef bij te brengen. Misschien
is het thans mogelijk eenheid te verkrijgen
om dit eene punt: Nederland! In dit verband
herinnert spreker aan punt edn van het
programma der Nederlandsche Unie, waarin
als eisch vooropgesteld is verdieping van den
christelijken geest.
Met hetrekking tot het Nederlandsche
volkskarakter is het meest kenmerkende de
godsdiensten. Hoe zou de strijd tegen Spanje
voortgezet kimnen zijn, als dat kleine landje
Met geleefd had uit Godsvertrouwen, hetzelf-
de vertrouwen, dat de Boeren en Vlamingen
bezielde. Als we verdieping van den Chris
telijken geest voorop stellen, komt de offer-
vaardigheid vanzelf. Ons volk moet weer
leeren offeren; wij hehhen niet geleerd te
dienen. In Indie worden nog offers gebracht
<loor doktoren, ambtenaren en particulieren
op verafgelegen posten. De vrijheid van godis-
dienst, kerk, levensbeschouwing en opvoeding
is iets vanzelfsprekends. Vooral ook de vrij
heid van school, waarover in den boezem
van ons volk zooveel jaren is gestreden. Wie
daaraan raakt, raakt den Nederiander zelf.
Deze vrijheden willen wij tegen elke aan-
randing zoo krachtig mogelijk verdedigen.
Waar haalt men de leiders vandaan, die zoo
wel weten wat de Protestanten en de Katho-
lieken noodig hebben, als wat de boeren op
't land en de arbeiders in de groote steden
behoeven. Hoe weiMgen van de gsstudeerde
menschen weten iets van de psyche van hun
volk.
Het kost al de grootste moeite leiders te
vinden voor het jeugdwerk. Er moeten lei
ders gevormd1 worden om de verschillende
groepen van ons volk beter te leeren kennen.
Een arbeidsdienst voor jeugdige personen,
onder uitmuntende leiding, zou veel goeds
kunnen doen. Daardoor zou eenheid kunnen
worden bewerkt, Met gebouwd op doodende
eenvormigheid, doch eenheid in verscheiden-
heid. 'Sociale verbeteringen moeten Met
voortkomen uit angst, maar Mt innerlijken
aandrang. Spr. wees op slechte woningtoe-
standen, die verbeterd moeten worden. Der
gelijke belangen zijn verwaarloosd, zooals ook
andere landsbelangen niet hebben gekregen
wat zij verdienden.
Een Amerikaansch schrijver, die in 1912
den wereldoorlog heeft voorspeld, heeft ge-
zegd: de ondergang van staten heeft slechts
een oorzaak: verwaarloozing. Hij was van
oordeel, dat de expansiedrang van een jongen
staat als Duitschland niet te strnten zou zijn.
Bij den vrede van Versailles was Duitschland
aan beide handen gebonden. Had men de
touwen doorgesneden, dan ware het wellicht
nog anders geloopen. maar nu Duitschland de
banden heeft verbroken, hebben ook wij een
klap gekregen.
Er is echter in dezen oorlog een lichtpunt
en dat is, dat thans eindelijk misschien de
mogelijkheidl geschapen is van het samen-
gaan van alle Nederlanders; de oorlog heeft
eindelijk van ons eens Nederlanders ge
maakt. Het mag geen samengaan zijn om
vast te houden aan het oude, om te remmen,
doch het moet een samengaan zijn om met
voile kracht voomit te gaan naar een recht-
vaardiger toekomst, geboren Mt de omvor-
ming van onzen eigen geest, opdat wij later
voor onze gevailenen een gedenkteeken kun
nen oprichten en daarin beitelen: ,,Hier lig
gen uw zonen, als zaden in 't zand, brengt
hun nu dank, o Nederland."
Met een daverend applaus werd deze rede
begroet.
Tenslotte zong LoMs van Tulder: ,,Waar de
blanke top der duinen".
Het refrein werd door alien meegezongen.
Toen voor de tweede maal het: ,,Ik heb u lief,
mijn Nederland" werd ingezet, verhief spon-
taan de zaal zich als een man om gsestdrif-
tig haar gevoelens in dteze woorden te ver-
tolken.
Het was een indrukwekkend slot van een
waardige bijeenkomst.
EEN DUITSCHE BESCTHOUWING Of/ER
DE „NE1DERLANDSCHE UNIE".
In de .Deutsche Zeitung in den Niederlan-
den" van Woensdag kwam onder den titel
„Vage doelstelling" het volgende artikel over
de Nederlandsche Unie voor:
De stichting van de Nederlandsche Unie
heeft de geesten en de pennen wakker ge roe-
pen. Het groote aantal sympathiebetuigingen
dat de twijfelaars niet tot zwijgen bracht, in
tegendeel hen nog sterker in hun meemng
staafde, heeft veel van zich doen spreken. In-
tusschen werd een manifest uitgegeven en nu
nemen de eerste vergaderingen toe. Er klin-
ken in vele kranten waarsehuwende stemmen
zich toch zijn verantwoordelijkheid geheel be
wust te worden en zoo lezen wij dan in een
Nederlandsch dagblad: ,,De inzet van dezen
tijd is ,,zijn" of ,,niet-zijn" van het Nederland
sche volk als zelfstandig volk in Europa. als
gelijkberechtigde en volwaardige partner in
de Europeesche volksgemeenschap".
Wie zich zulk een inzicht van den toestand