TERNEUZEN, 7 AUGUSTUS 1940.
DE VEERHAVEN AAN DEN PERKPOLDER
IN GEBRITK GENOMEN.
waarvan de Engelsche bladen dagelijks vol
gtaan, moet men onwillekeurig hopen, dat er
bij de Engelsche legerleiding wat minder
naiveteit heerscht dan blijkt uit de manier
waarop sommige goed-willende Vaderlanders
in Engeland hun land tegen een Duitsche in-
vasie- meenen te kunnen bevelligen. Anders
zou een catastrophe op een verschrikkelijk
bloedbad onder de burgerbevolking kunnen
uitloopen.
In Duitschland beschouwt men deze en an-
dere uitingen van den verbeten wil der Engel-
schen om zich ten koste van alles te weer te
stellen geenszins als een bewijs van alleen
maar onkunde en naiveteit. Integendeel,
men beschouwt het als de uiterlijke kenteeke-
nen van een blind fanatisme, waarmede wel
degelijk rekening dient te worden gehouden.
Men schrijft het aan den Britschen hoogmoed
toe, dat voor den Engelschman de vemietiging
en verovering van zijn eiland minder zou be-
teekenen dan de groeiende beleediging, dat
een volk, hetwelk hij als menschen van een
tweede categorie beschouwt, dreigt den heili-
gen Britschen bodem te betreden.
Men kan over een dergelijke verwatenheid
denken wat men wil aldus drukte de Volki-
sche Beobachter het onlangs ongeveer uit
maar men vergete niet, dat fanatici nooit laf,
maar steeds meedoogenloos zijn.
Het ontbreekt in Duitschland niet aan uit-
latingen, welke er duidelijk op wijzen, dat de
Duitsche leiding zich emstig ongerust maakt
over den franctireursoorlog, waarin een aan-
val op Engeland dreigt te ontaarden. Natuur-
lijk beschikt men volop over de middelen om
daartegen op te treden. Deze middelen zullen
echter noodgedwongen in den regel slechts uit
vergeldingsmaatregelen bestaan voor begane
misdaden en als zoodanig zijn ze zoo goed als
waardeloos, omdat zij de slachtoffers van een
franctireursoorlog niet meer ten goede kun
nen komen.
Het verloop van den oorlog heeft bewezen,
dat de Duitsche legerleiding er niet voor
terugschrikt om bij schier onmogelijke onder-
nemingen vrij veel menschenlevens op het spel
te zetten. Men beroept zich daarbij op den
wereldoorlog, die heeft aangetoond, dat voor-
zichtigheid in deze de wijsheid dikwijls be-
driegt en dat het beleg op den duur veel meer
menschenoffers kostte dan thans de storm-
loop. Niettemin echter gaat Duitschand zoo
spaarzaam mogelijk met zijn soldaten om en
officieel maakt men er telkens weer met
trots gewag van, dat de werkelijke verliezen
tot nu toe ver onder de raming liggen.
Ook bij den aanval op Engeland zal men het
principe blijven huldigen, dat de stormloop
beter is dan het beleg, maar aan den anderen
kant zal men geen menschenlevens aan ge-
vaar bloot stellen door een onbesuist optreden.
Tot dusverre beperkt men zich ertoe de
Engelschen te waarschuwen dat zij geen ge-
bruik maken van franctireurs, tevens laat
men echter doorschemeren, dat zoo dit toch
mocht geschieden, zoodanige vergeldingsmaat
regelen genomen zullen worden, dat velen zich
wel moeten afvragen of him optreden hun
land niet meer schaadt dan baat.
GEEN WIG TUSSCHEN DUITSCHLAND
EN RUSLAND.
Het D.N.iB. meldt uit Berlijn: Semi-officieel
wordt bekend gemaakt, dat Berlijnsche krin-
gen wijzen op de duidelijke lijn, welke door de
rede loopt, die Molotof heeft gehouden en op
de zakelijke uiteenzetting van de Russische
buitenlandsche politiek, in het bijzonder van
de Duitsch-Russische verhoudingen. Men be
schouwt het als opmerkelijk, dat Molotof met
alle beslistheid de pogingen van de hand heeft
gewezen om de Duitsch-Russische verhoudin
gen te vertroebelen en men wijst er in dit ver-
band op, dat het niet alleen Engelsche, maar
ook Amerikaansche nieuwsbureaux zijn ge-
weest, die er toe hebben meegewerkt, op zulk
een vertroebeling te zinspelen of zelfs als feit
te melden. De scherpe terechtwijzing, door
Molotof uitgesproken, tegen de pogingen, niet
alleen van de Engelsche pers, maar ook van
de diplomatic, om een wig te drijven in de
Duitsch-Russische vriendschap en de Sovjet-
Unie te betrekken in de Engelsche belangen-
sfeer zal nergens onopgemerkt kunnen blijven.
Tenslotte wijst men in dezelfde kringen op de
woorden van Molotof over de Russisch-Roe-
meensche betrekkingen, waaruit blijkt, dat
ook Rusland geinteresseerd is bij een consoli-
datie van Zuid-Oost-Europa op den grondslag
van rechtvaardigheid en orde.
„AES DE RIJKEN TE RIJK EN DE ARMEN
TE ARM GEWOEDEN ZIJN..."
De bekende Amerikaansche oceaan-vlieger,
kolonel Lindbergh, heeft een verklaring afge-
legd over den politieken toestand in de huidige
wereld.
Ik ben er weliswaar een voorstander van,
dat de Vereenigde Staten zich niet in de bin-
nenlandsche aangelegenheid van Europa men-
gen, maar beschouw het toch van het groot-
ste belang, dat de Vereenigde Staten met
Europa samenwerken. Alleen door samen-
werking kunnen wij de superioteit van de
westelijke beschaving handhaven en het recht
om ongestoord met de heele wereld handel te
drijven. Noch de andere kant, noch wij zijn
sterk genoeg om in wederzijdsche oppositie
het politietoezicht over de wereld uit te oefe-
nen. Tot dusver hadden wij te doen met een
Europa, dat door Engeland en Frankrijk be-
heerscht werd. Voortaan zullen wij wel moe
ten rekenen op een Europa, dat door Duitsch
land beheerscht wordt. De Westelijke bescha
ving blijft in ieder geval van twee groote cen
tra afhangen, n.l. een op elk halfrond. On-
danks alle hulp van de modeme wetenschap
is geen van deze centra in staat het andere
centrum met succes aan te vallen, zoolang de
kracht tot verzet van beide centra sterk ge
noeg is. Een accoord tusschen deze centra
kan de beschaving en den vrede der geheele
wereld voor geruimen tijd beveiligen. Men ver-
telt ons dikwijls, zoo vervolgde Lindberg, dat
als Duitschland den oorlog wint, samenwer-
king onmogelijk zal zijn en verdragen slechts
vodjes papier zullen blijken. Ik antwoord
daarop:
Samenwerking is nooit onmogelijk, wan-
neer zij voor beide partijen van voldoende
voordeel is, en verdragen worden zelden ver-
scheurd, wanneer zij niet met zwakke landen
gesloten zijn. Ik ben de laatste om aan te
raden de nationale veiligheid van verdragen
te laten afhangen. Integendeel ik be veel de
volledigste bewapening voor de verdediging
aan. Zouden wij echter verdragen met de
leidende natie van Europa van de hand wijzen,
onverschillig wie dit is, dan nemen wij daar-
mede elke mogelijkheid tot vrede weg. Wen-
schen wij, dat de Ver. Staten buiten den oor
log blijven, dan moeten wij ons laten gelden
bij het opbouwen van den vrede. Laat Europa
ons een vredesplan voorleggen voor vooruit-
gang en bescherming van de westelijke be
schaving, waaraan Europa en wij kunnen deel-
hemen.
Ingaande op de oorzaken van den oorlog
citeerde Lindberg het Chineesche spreek-
woord: Wanneer de rijken te rijk en de armen
te arm geworden zijn, dan moet er iets gebeu-
ren". Dit, aldus spr., is ook van toepassing
op de landen. Toen ik den rijkdom van het
Britsche rijk zag, voelde ik, dat de rijken te
rijk geworden waren en toen ik de armoede
van Midden-Europa zag, was het mij duidelijk,
dat de armen te arm geworden waren.
TREKT ENGELAND ZICH EIT
GIBRALTAR TERUG?
De haven opgegeven als vlootbasis.
Te Madrid zijn, meldt onze V.P.B.-mede-
werker, emstige geruchten in omloop, als zou
Engeland het voomemen hebben, Gibraltar
vrijwillig prijs te geven. Misschien is hier de
wensch de vader der gedachte, maar het feit
bestaat, dat deze geruchten hardnekkig aan-
houden en dat vele Spanjaarden er geloof aan
slaan.
Misschien vinden zij hun grond in de om-
standigheid, dat naar het schijnt nagenoeg de
geheele burgerbevolking is geevacueerd met
het oog op de aanhoudende luchtaanvallen
en om alle onnutte monden te verwijderen. De
Engelschen beweren echter, dat er geen sprake
is van vrijwillige ontruiming van de vesting,
die integendeel geheel voorbereid is op een
langdurig beleg. Zoo is de bezetting sedert het
begin van den oorlog voortdurend versterkt,
er is een enorme hoeveelheid bevroren vleesch
in de rots opgeslagen en de beroemde water-
reservoirs zijn tot den rand toe gevuld. Wan
neer men dit alles in overweging neemt, lijkt
een vrijwillige ontruiming inderdaad weinig
waarschijnlijk.
Gibraltar uitgeschakeld als vlootbasis.
De geruchten geven ook aanleiding tot twij-
fel, daar het opgeven van Gibraltar ook zou
beteekenen, dat de Engelschen zich terug zou
den moeten trekken uit het Westelijke bek-
ken van de Middellandsche Zee. Een andere
vraag is echter, in hoeverre de haven van Gi
braltar nog in aanmerking komt als basis voor
de Engelsche vloot.
Deze haven is niet groot, zoodat de groote
Engelsche oorlogsbodems moeite hebben, er in
te manoeuvreeren en bovendien is zij zeer ge-
exposeerd, hetgeen een groote handicap vormt
bij een plotselingen luchtaanval. Men beweert
in Spanje dan ook, dat de admiraliteit zou
overwegen, het eskader. dat te Gibraltar
thuisbehoort, naar Cyprus te dirigeeren, of
het te vereenigen met het Engelsche eskader,
dat te Alexandria is gestationneerd.
Dat er van hier uit iets zou worden cmder-
nomen, is weinig waarschijnlijk. Spanje be-
waart nog steeds zijn neutraliteit en het is
niet denkbaar, dat het deze zal opgeven alleen
terwille van Gibraltar, dat het niet kan hopen,
door kracht van wapenen tot overgave te
dwingen. De jongste uitlatingen van generaal
Franco hebben echter in het geheele land
weerklank gevonden en ongetwijfeld de hoop
gewekt in tal van Spaansche harten, dat over
korteren of langeren tijd een eind zal worden
gemaakt aan de Britsche heerschappij over dit
deel van den Spaanschen bodem.
HET SPROOKJE VAN HET BENZINE-
TEKORT IN DUITSCHLAND.
Men schrijft ons uit Berlijn:
Engeland wilde met drie wapens Duitsch
land verpletterende honger, het stopzetten
der metaalleveringen en het verhinderen van
olie- en benzine-aanvoer. Het ziet thans wel
in, dat Duitschland niet meer uit te hongeren
is en het heeft aan den lijve ondervonden, dat
Duitschland geen gebrek aan metaal heeft. In-
tusschen vertelt Engeland nog steeds het
sprookje, dat Duitschland tenslotte ten gron-
de zal gaan, omdat het over geen benzine be
schikt.
Engeland is een grootmeester in het gooche-
len met cijfers op het gebied der benzinever-
zorging. Engeland schat het olie- en benzine-
verbruik op 610 millioen ton per jaar.
Het grondvest deze schatting op het ver-
bruik in vredestijd dat in het Oude Rijk 6.3
millioen ton en in Groot-Duitschland 7.1 mil
lioen ton bedroeg. Reeds een paar jaar voor
het uitbreken van den oorlog voorzag
Duitschland door eigen voortbrenging in 52
pet. van zijn benzine- en 80 pet. van zijn olie-
verbruik; 70 pet. van zijn smeerolie- en 22 pet.
van zijn mazoute- en stookolieverbruik werd
eveneens door Duitschland zelf gedekt. Door
de geweldige vergrooting van de voortbren
ging van Duitsche synthetische vloeibare
brandstoffen met name gedurende den oor-
logswinter 1939/40 zijn deze percentages be-
langrijk verhoogd. Daarbij komt dan de pro-
ductie van Polen, die 500.000 ton en van Roe-
menie, die 4.000.000 ton bedraagt. De Russi
sche olie- en benzine-uitvoer naar Duitsch
land bedroeg in 1938 1.400.000 ton; dit was
echter slechts 13.4 pet. van den gezamenlijken
Russischen uitvoer en het is te begrijpen, dat
Rusland thans veel meer levert. Een kind kan
uitrekenen, dat Duitschland thans olie en ben
zine te over heeft. Het sprookje van het Duit
sche benzinetekort was te mooi, om waar te
zijn.
HET BRITSCHE DERARTEMENT VAN
BINNENLANDSCHE ZAKEN WORDT
GESPLITST.
Volgens de Sunday Express zal het Britsche
ministerie van binnenlandsche zaken zeer bin-
nenkort gesplitst worden. De afd. voor bin
nenlandsche veiligheid zal worden afgeschei-
den, omdat het een geweldige taak" te ver-
vullen heeft.
HET FRANSCHE LEGER EN DE MARINE
WORDEN INGEKROMPEN.
Naar de Fransehe radio meldt zullen de ka-
ders van het Fransehe leger en van de Fran
sehe marine worden verkleind. In verb and
hiermede is door een wet, welke in het staats-
blad verscheen, bepaald, dat voor de officieren
nieuwe ouderdomsgrenzen gelden. Deze gren-
zen liggen voor generaal tusschen 58 en 62
jaar, voor majoors- luitenant-kolonels en kolo-
nels bij 56 jaar en voor de overige officieren
bij 45 jaar.
DIRECTE BELASTINGEN.
De Rijksontvanger verzoekt ons te berich-
ten, dat deze week zullen worden vervolgd:
a. de aanslagen Grond- en Personeele be-
lasting 1940, gedateerd in Februari 1940,
waarop nog niet de helft is betaald;
b. de aanslagen Personeele belasting 1940,
gedateerd in Mei 1940, waarop nog niet twee-
zevende deel is betaald;
c. de aanslagen Inkomstenbelasting 1939-
1940, gedateerd in Februari 1940, welke nog
niet geheel zijn voldaan.
BOTSING TUSSCHEN WIELRIJDERS.
Zaterdagavond is op het rijwielpad nabij de
buurtschap Driewegen onder deze gemeente j
een aanrijding voorgekomen tusschen 2 wiel-
rijders. Het gebeurde op een tijdstip, dat het
duister was en zonder licht moest worden ge-
reden.
De gevolgen waren voor den eenen wielrij-
der, zekere J. de Pi tter, wonende alhier, vrij
emstig. 'Hij beliep een beenbreuk en kaakfrac-
tuur en moest in het ziekenhuis worden op-
genomen. De tweede wielrijder, zekere S. uit
Axel, bekwam lichte verwondingen.
Men maakt ons naar aanleiding van het ge
beurde opmerkzaam, dat het voor de wielrij-
ders die bij duistemis moeten rijden toch
minstgenomen raadzaam is, zulks met een
matigen gang te doen. Wanneer men onbe-
suisd voortsnelt kan het niet uitblijven, dat,
wanneer men een tegenligger of iets anders
op den weg ontmoet, zich ongelukken voor-
doen.
LETSEL BEKOMEN.
Maandagmiddag kon bij het opendraaien van
de vloeddeuren der Oostsluis alhier, de sluis-
knecht T. door den druk die het water op de
deur uitoefende de zwengel van de lier niet
meer houden, die T. er overheen slingerde,
waardoor hij met het hoofd op de steenen
neerviel en hij wegens het bekomen letsel ter
verpleging in het ziekenhuis moest worden
opgenomen.
ERNSTIG AUTO-ONGEVAL.
Dinsdag vernamen wij, dat aan onzen stad-
genoot, den heer J. Scheele P.Jzn en den heer
F. Dekker Pzn te Axel, bij een auto-ongeval
in Noord-Brabant een emstig ongeluk was
over komen en zij in levensgevaarlijken toe-
stand naar een ziekenhuis te Breda waren
vervoerd.
Naar het Handelsblad daaromtrent meldt,
reed Maandag ongeveer half 6 uur nabij Ter-
heijden een Zeeuwsche auto, bestuurd door
een onderwijzer uit Zeeland, in de richting
Breda. Met den bestuurder, den heer J. Mar
tens, zaten in de auto de heeren Scheele en
Dekker bovengenoemd en de heer J. Favejee
uit 's Heerenhoek. De bestuurder, die met een
snelheid van 70 a 80 km snelheid reed, wilde
vlak voor een bocht een ander voertuig pas-
seeren, doch zag te laat, dat van de andere
zijde een tegenligger naderde. Hij trachtte nog
snel naar rechts te komen, maar hierbij werd
zijn rechterspatbord gegrepen door een bum
per. De wagen werd hierdoor naar rechts ge-
slingerd, de bestuurder verloor de macht over
het stuur en na langs een boom te zijn ge-
schampt, botste de wagen tegen een volgenden
boom.
De gevolgen waren emstig. De auto was
aan de voorzijde geheel ingedrukt en vemield,
terwijl alle 4 inzittenden zwaar werden ge-
wond, de bestuurder echter niet levensgevaar-
lijk. Dinsdag waren zij nog geen van alien bij
kennis. Heden was er nog geen verandering
ingetreden. yo
CONCERT OP DE MARKT.
Bij het morgenavond, te 8 uur, door het
muziekgezelschap ,,De vereenigde werklieden"
op de Markt te geven concert, zal, behoudens
goedkeuring van den Duitschen commandant,
het volgende programma worden uitgevoerd:
1. Zeeuwsch-Ylaamsch volkslied A. Lijsen
2. Heldenmarsch H. Nicholls
3. Willem Tell, fantaisie Rossini
4. Maanwals Paul Lincke, arr. G. Witman
5. De Feeen-grot, fantaisie Ch. A. Doyen
6. Mobilisatie-varia arr. Schirris
Pauze.
7. Off icier van den dag, marsch R. B. Hall
arr. A. Maas
8. Een draaiersjongen R. Hoi
9. Potpourri van de meest
gevraagde melodieen L. Langlois
10. Doomroosjes bruidsvaart, karakterstukje
M. Rhode arr. A. Dreisden
11. Vlaggelied W. Smits
12. Vooruit!, marsch Schirris.
S.S. ST. FHILIPSLAND.
De bergingswerkzaamheden aan het Ned.
s.s. St. Philipsland, dat tijdens de eerste oor-
iogsdagen te Terneuzen tot zinken is gebracht
hebben een aanvang genomen. Een duiker-
onderzoek heeft uitgemaakt, dat het schip
een groot gat in een der ruimen heeft be
komen. Men zal nu een bekisting aanbrengen,
waarna getracht zal worden het schip leeg te
pompen.
SCHADE-ENQUETE-OOMMISSIES.
De Commissaris der Provincie Zeeland heeft
benoemd tot leden der in Zeeland opgerichte
schade-enquete-commissies
In die te Middelburg: mr. W. M. G. Jolles,
president der rechtbank, voorzitter, J. C. Blau-
pot ten Cate, oud-notaris, lid; mr. Th. Port-
heine, vice-president der rechtbank, plaatsv.
lid, alien te Middelburg;
In die te Goes: J. Pilaar, oud-notaris te
Goes, voorzitter; F. G. C. Rothuizen, directeur
van gemeentewerken te Goes, lid;
In die te Oostburg: H. van Mazijk, notaris
te Sluis, voorzitter; A. Salome, techn. ambte-
naar bij den Prov. Waterstaat, te Groede, lid;
In die te Terneuzen: mr. G. Tichelman, ad-
vocaat en procureur te Terneuzen, voorzitter,
J. Hennink, architect te Sas van Gent, lid.
LUXOR-THEATER.
„Hier Luc.hthaven Schiphol".
In deze film, welker vertoonin»g ongeveer
een half uur in beslag neemt, zien wij weder-
om door een voorbeeld bevestigd, welke mo
gelijkheid er schuilen in een productie van
Nederlandsche korte films, die de bijpro-
■gramma's in de bioscopen op een aanzienlijk
hooger en belangwekkender peil kunnen bren-
gen, dan waarop zij zich nu veelal nog be-
vinden. Hier is nu weer een film, die geheel
door Nederlandsche filmers gemaakt is, door
menschen, die hun vak perfect beheerschen
en die hier nu wel een zeer populair onderwerp
hadden, maar ook een onderwerp, dat er
toch maar een is van de tallooze interessante
onderwerpen, die er in ons land te vinden
zijn. Het is een levendige film, deze Schiphol-
film. Want zij houdt zich niet alleen bezig
met vliegmachines en grondorganisatie, per-
fecte, maar doode dingen, zij schenkt ook
voortdurend aandacht aan de menschen, die
met deze dingen leven en ze daardoor hun
waarde verleenen.
Zoo is een van de beste stukken in deze
film de vlucht van het Londensche vliegtuig
biji mist en de landing op het radiobaken.
Terwijl de passagiers zich pleizierig onder-
houden, eten, drinken of lezen, zien wij hoe
de marconist, de piloot en op Schiphol de
menschen op den verkeerstoren in spanning
bezig zijn om de landing voor te bereiden.
We hooren het sein van het radio-baken door
de scenes heen spelen en zoo bouwt de Haas
uit geluiden en uiterst suggestieve beelden
Otto van Neijenhoff komt trouwens een
bijzonder compliment toe voor zijn fotografie
een zeer boeiend stuk speelfilm, dat een
prachtige oplossing vindt in het beeld, waar
in we het toestel na de landing uit den mist
over het platform naar voren zien rollen, ter
wijl de gezichten van menschen, die op den
uitkijk stonden, zich ontspannen.
Van zulke bewogen, of ook wel humoristi-
sche menschelijke momenten vindt men er
vele in deze film, die daarbij toch niet ver-
geet een duidelijk beeld te geven van de vele
kwaliteiten, waarom de hoofdstedelijke lucht-
haven beroemd is en van de aantrekkelijke
eigenschappen, die het vliegen zoo in zwang
hebben gebracht. Er is in deze film iets ge-
varen van den vlotten, luchtigen geest, dien
men altijd weer in de vliegerswereld aantreft.
En het is de verdienste van de film, dat de
camera ons de uitingen van dezen geest zoo
voortreffelijk laat zien en dat ze ons zoo pak-
kend worden voorgedragen.
Gisteren is de nieuwe veerhaven, ten be-
hoeve van den Provincialen Stoombootdienst
op de Wester-iSchelde door 's Rijkswaterstaat
aangelegd in de gemeente Hontenisse, offi
cieel in gebruik genomen.
Deze nieuwe haven dient, zooals bekend
mag verondersteld worden, tot vervanging
van den aanlegsteiger te Walsoorden, maar
bovendien om de ferrybooten der provincie,
die ingericht zijn voor koplading ten voile tot
hun recht te doen komen. De zijlading ver-
oorzaakt moeilijkheden, terwijl ook het stei-
ger te Walsoorden bij bepaalde waterstanden
het bereiken of verlaten van de booten met
hooge vrachtauto's belemmerde.
Het plan is indertijd emstig bestreden, in
verband met de verlegging der aanlegplaats
van Walsoorden naar den Perkpolder en heeft
heel wat stof opgeworpen. De betrokken
autoriteiten hebben evenwel het ontworpen
plan uitgevoerd, in de overtuiging, dat de
belangen der streek hierdoor het best wer
den gediend.
Het werk zal eerst volledig tot zijn recht
komen, wanneer ook de inloophaven die aan
den overkant onder de gemeente Kruiningen
wordt aangelegd zal zijn voltooid. Men heeft
daarop echter niet willen wachten, teneinde
althans aan de Zuidelijken oever der Schelde
een gemakkelijk op en <jf de boot rijden met
voertuigen te bevorderen.
In de haven is voor het aanleggen der boot
een fuik gemaakt, evenals die welke te Vlis-
singen en te Breskens bestaan. Hier rust de
brug die de verbinding met den wal geeft op
een ponton, terwijl aan het eind een op- en
neer beweegbare klep de verbinding met de
aanleggende boot verzekert.
We gingen gisterenmorgen als gast van de
Z.V.T.M. per extra tram naar de aanlegplaats
der nieuwe haven, om daar de komst der
eerste boot af te wachten. Het was eenigs-
zins mistig, doch niet van dien aard, dat er
vrees voor stoomis in de vaart behoefde te
bestaan. Vanaf den KruLsweg te Klooster-
zande naar de haven ging de rit over de
nieuwe trambaan, die het zeer goed deed,
terwijl we van uit de tram een goed uitzicht
hadden op den daamaast aangelegden beton-
weg voor gewoon verkeer. Een en ander is
degelijk uitgevoerd.
Spoedig waren we nu bij de ruime inloop
haven. Er is bij de haven een ruim plateau
behouden, waarop zijn verrezen de dienst-
gebouwen voor den stoombootdienst en de
tramwegmaatschappij en het nieuwe hotel
van mej. de wed. Huisman, die tot hiertoe
dat bij den steiger te Walsoorden exploiteer-
de, doch in! verband met de wijziging in de
aanlegplaats ook naar den Perkpolder ver-
huist.
De veerboot ,,Koningin Wilhelmina" die te
9,10 uit Hanswieert was vertrokken kwam
spoedig in 't gezicht en voer de haven bin-
nen, om vervolgens bij de fuik te meeren.
Dit verliep alles zeer vlot. Van af den wal
was te bemerken, dat de boot een aantal
zware vrachtauto's meevoerde, welks bestuur-
ders zich dus aanstonds konden overtuigen
van het groote gemak dat deze aanlegplaats
him biedt.
Aan boord der boot waren ook enkele auto
riteiten, n.l. de leden van Gedep. Staten de
heeren J. H. M. Stieger, G. J. L. Goossens
en C. Philipse en de directeur van den Prov.
Stoombootdienst op de Wester- en de Ooster-
Schelde, de heer G. J. de Jonge.
'Onder de autoriteiten die ter verwelkoming
aanwezig waren merkten wij op de heeren
Ir. iStelling, ingenieur van den Rijkswater
staat, onder wiens leiding het werk is uit
gevoerd, Ir. Cohen Stuart, van den Prov.
Waterstaat, de burgemeesters van Hontenisse
en Hulst, de heeren Van Rooij en Truf-
fino, de rentmeester van de domein-
gronden in Zeeuwsch-Vlaanderen de heer
H. A. A. Baron Collot d'Escury, voor
zitter der afd. Hulst der Z.L.M., de directeur
van de Z..V.T.M., de heer Wind van Mer-
kesteyn, de secretaris der Kamer van Koop-
handel, de heer N. J. Harte. Na de begroe-
ting werd een kijkje genomen in het dienst-
gebouw van den stoombootdienst, terwijl
vervolgens in de tram werd plaats genomen
om te voldoen aan de uitnoodiging van den
burgemeester van Hontenisse, om samen te
komen in de raadszaal te Kloosterzande,
waar door den heer en mevr. Van Rooij de
gasten werden ontvangen.
Aangezien deze gezellige samenkomst een
intiem karakter droeg, volstaan wij er mede
te zeggen, dat daar, onder het gebruiken der
aangeboden ververschingen, het feit van den
dag het onderwerp der gesprekken uitmaak-
te, dat men verwacht dat thans de moeilijk
heden, die zich bij het oversteken der Schelde
meermalen hebben voorgedaan, tot het ver-
leden zullen behooren en Zeeuwsch-Vlaande
ren door de uitvoering van dit werk weer een
eindje nader bij het overig deel van Neder-
land is getrokken.
Slechts noode verlieten we de gastvrije
raadszaal, doch het vertrekuur der boot
naderde, we bestegen weer de tram, om de
autoriteiten van over de Schelde uitgeleide
te doen en op den bepaalden tijd voer de boot
af. De aanlegplaats is hiermede regelmatig
in dienst gesteld. Moge de tot standkoming
van dit werk, bijdragen tot den bloei van
Zeeuwsch-Vlaanderen.
Ook onze tram aanvaardde den terugtocht
naar Terneuzen. We konden ons op den
terugweg vermeien in een blik op het door
de zon beschenen fraaie 'Zeeuwsch-Vlaamsche
landschap, met zijn te velde staanden rijken
oogst. Dit is een beeld, dat ook steeds zijn
koring blijft houden. Met den middag
waren we in Terneuzen teruggekeerd en kon
den na een woord van dank aan onzen vrien-
delijken gastheer te hebben gebracht ons
neerzetten om den lezers verslag te doen van
dit van beteekenis zijnd gebeuren.
GRONDSLAGEN VOOR EEN BILLIJK
H ERST EL DER OORLOGSGEWELD-
SCHADE.
Men ga uit van de herbouw-kosten
en niet van de verkoopwaarde.
De Stichting Getroffenen Oorlogsgeweld
Zeeland heeft zich tot den secretaris-generaal,
wnd. hoofd van het Departement van Finan-
.cien gewend, met een missive, waarin wordt
verwezen naar. een persbericht betreffende
„tegemoetkoming" in oorlogsgeweldschade
voor eigenaren van panden beneden 10.000
verkoopwaarde. De stichting is van oordeel,
dat een bevredigende regeling pas zal wor
den verkregen, wanneer de beide volgende
principes worden aanvaard:
le. Bij het herstel der oorlogsgeweld
schade zg geen sprake van een tegemoet-
koming, maar van volledige vergoeding naar
juisten maatstaf.
2e. Deze vergoeding beperke zich niet tot
panden beneden f 10.000,waarde, maar
gelde ook voor zulke van hoogere waarde en
voor alle overige materieele oorlogsgeweld-
schaden.
Bij het geven van vergoeding voor herstel
of herbouw van panden, zoo vervolgt het
stuk, is, evenals in alle andere gevallen, het
vaststellen van het juiste schadejpdrag een
moeilijk en delicaat probleem.
Bij de besproken eerste toezegging is uit-
gegaan van de verkoopwaarde der panden op
9 Mei 1940 minus de waarde van den onder-
grond en de restwaarde der opstallen.
0.1. moet evenwel de vergoeding voor ver-
woeste of beschadigde panden gebaseerd zijn
op de na volgende beginselen:
a. De geleden schade, voor zoover voor
den gedupeerde werkelijk van beteekenis,
worde volledig vergoed.
b. Herbouw of herstel van de perceelen
moet voor den gedupeerde mogelijk zijn zon
der zijn lasten, bij den vroegeren toestand
vergeleken, onredelijk te verzwaren.
c. Het herstel geschiedde op zoodanige
wijze, dat het vroegere peil, wat inrichting
en standing van het gebouw betreft, weer
ongeveer bereikt wordt.
d. Geen der gedupeerden mag door de ver
goeding in een blijvend betere geldelijke posi-
tie komen dan vddr Mei 1940 voor hem
bestond.
Dat met de waarde van den grond en de
bruikbare opstallen gerekend wordt is alles-
zins billijk.
De Verkoopwaarde op 9 Mei 1940 als hoofd-
basis voor de herstelvergoeding zou echter
n.o.m. alleen juist zijn, indien:
1. de loonen en de prijs van materialen op
het tijdstip van den herbouw ongeveer op het
peil van Mei 1940 zouden staan.
Waar dit niet aan te nemen is, zou het bil
lijk zijn de herstelvergoeding te verhoogen of
te verlagen met een percentage evenredig aan
de gestegen of gedaalde loon- en materiaal-
bedragen;
2. overal de verhouding verkoopwaarde in
Mei 1940 tot herbouwkosten, zeg voorloopig
ook in Mei 1940, ongeveer gelijk ware.
Dit laatste is in werkelijkheid geenszins het
geval, waardoor een zeer ongelijk effect zou
worden verkregen voor de getroffenen in
plaatsen met groeiende bevolking en veel eco-
nomisch perspectief en slachtoffers in plaat
sen met een stationaire of zelfs dalende be
volking en een zwak economisch fundament.
De regeling van thans, -die bijv. voor een
stad als Rotterdam in het algemeen aantrek-
kelrjk is, omdat daar de verhouding van ver
koopwaarde tot herbouwkosten zeer gunstig
is, zou bijv. voor Middelburg en vele andere
kleinere plaatsen uiterst ongunstig zijn. Daar
toch liggen de bouwkosten vrijwel altijd zeer
belangrijk boven de verkoopwaarde in Mei
1940. De polissen der brand/verzekeringen
zouden dit door vergelijking der verzekerings-
sommen voor herbouw en voor innerlijke koop-
waarde kunnen bevestigen.
Hieronder geven wij eenige door ons met
zorg vastgestelde cijfers omtrent panden in
Middelburg.
Kantoorhuis Lange Delft verkoopwaarde
f 10.000, herbouwkosten f 22.000. Woonhuis
Lange Burg, verkoopwaarde f 4000, herbouw
kosten f 8000. Woonhuis Zusterstraat, ver
koopwaarde f 1000, herbouwkosten 2500.
Zakenpand Groote Markt, verkoopwaarde
f 18.000, herbouwkosten ,f 30.000. Woonhuis
Wal, verkoopwaarde 3500, herbouwkosten
f 6800.
Intusschen zou de stelling kunnen worden
geponeerd, dat velen in economisch zwak ge-
fundeerde plaatsen hun panden goedkoop
hebben gekocht en dus ook slechts een daar-
aan evenredige vergoeding zouden behooren
te ontvangen.
Wij meenen echter, dat een dergelijke rede-
neering niet opgaat, en wel om de navolgende
redenen
1. Dergelijke plaatsen hebben op- en neer-
gaande tijden gehad. Zoo is er voor huizen,
die gekocht zijn tusschen 1916 en 1929, over
het geheel veel meer betaald dan voor huizen,
die v66r 1916 en na 1929 van eigenaar ver-
wisselden. In 1940 was 'het prijspeil weer zeer
laag.
2. De gedupeerden zijn hun pand kwijt.
Het is hun belang, maar ook en vooral dat
van de plaats hunner inwoning, dat zij in deze
zelfde gemeente kunnen herbouwen. In vele
gevallen zouden zij, bij toepassing van het
systeem van vergoeding naa"r verkoopwaarde,
vergoedingen krijgen, die zeer ver zouden af-
blijiven van de werkelijke kosten voor het her
bouwen van hun pand in den oorspronkelijken
staat.
De meerdere lasten voor dezen nieuwbouw
zouden voor velen niet te dragen zijn. Zij
zouden ervoor terugschrikken en niet herbou
wen, misschien verhuizen of huizen wenschen,
die niet passen in de oude omgeving. Zij zou
den dus in hooge mate onbillijk behandeld
worden tegenover de slachtoffers elders, waar
een gunstige verhouding bestaat tusschen ver
koopwaarde en herbouwkosten. Wij aa^zelen
zelfs niet een schaderegeling op den basis der
verkoopwaarde voor de tallooze oorlogsslacht-
offers in kleinere plaatsen, die niet of niet
meer over eenig kapitaal beschikken, waaruit
zij nog zelf den herbouw, althans zouden kun
nen mede-financieren, als ruineus te qUalifi-
ceeren!
3. De huiseigenaren in dergelijke plaatsen
he/jben veelal groote bedragen besteed aan
modemiseering en verbouwing hunner panden
(dit geldt vooral ook voor eigenaren vein
zakenpandenterwijl de verkoopwaarde daar-
tegenover practisch niet is gestegen.
Wij mogen hierbij nog opmerken, dat in
zwaar-getroffen gemeenten (wij denken bijv.
aan Middelburg) de verkoopwaarde van pan
den in de binnenstad practisch uitsluitend door
de vervangingswaarde werd bepaald: er was
een zeker te veel vooral aan grootere panden.
Nu dit te veel in een te weinig is verkeerd,
lijkt het ons zeker niet juist bij de bepaling
der schadeloosstelling uit te gaan van een
waardebepaling der getroffen panden, die fei-
telijk op de mogelijkheid eener onmiddellijke
vervangbaarheid door adaequate panden was
gebaseerd.
Naar onze overtuiging ware de navolgende
basis voor schade-taxatie der getroffen pan
den de meest juiste:
a. Herbouwkosten in Mei 1940, op den
grondslag ongeveer van vroegere kwaliteit en
standing, waarbij te rekenen met aanwezig-
heid bouwgrond en waarde der eventueele op
stallen.
b. Tijdens den opbouw vermeerdering of
vermindering van het onder a genoemde be-
drag met een zeker percentage van de op het
moment van den herbouw aanwezige stijging
der kosten voor loon en materialen.
c. Aftrek van een door plaatselijke des-
kundigen te taxeeren bedrag voor veroude-
ring en eventueele minder goeden staat van
onderhoud van het oorspronkelijke perceel.