Ter Neuzensche Courant
De Ertenis van een Zonderling.
Binnenland
Feuilleton
Buitenland
Vrijdag 21 Juni 1940 No. 10.077
TWEEDE BLAD
VAN
CONSEQUENTJES VOOR NEDERLAND.
De Deutsche Zeitung in den Niederlanden
bevatte Dinsdagavond onder bovenstaanden
tdtel een artikel van haar Haagsche hoofd-
redactie over de jongste gebeurtenissen op
het Fransche oorlogstooneel en de beteekenis
daiarvan voor de betrekkingen tusschen ons
land en Duitschland. Het artikel luidt:
,,De jongste gebeurtenissen op het Fransche
oorlogstooneel, waar onder de geweldige sla-
gen van de Duitsche weermacht het geheele
Fransche leger een volledige ineenstorting
heeft ibeleefd, hebben in de geheele wereld
een ontzaglijken indruk achtergelaten. In het
bijzonder in Europa mocht thans ook in de
buitenlandsche kringen, die nog altijd het ge-
loof in Engeland niet verloren hebben, het in-
zicht geboren zijn, dat het continent aan den
vooravond van bijzondere gebeurtenissen
staat.
Ook in Nederland mag men niet blind blij-
ven voor de ontwikkeling der dingen. De
nieuwe vormgeving van Europa, welke zich
in groote omtrekken afteekent, moet ook de
bevolking van Nederland nopen tot zichzelf
in te fceeren en de noodzakelijke consequen-
ties ult de voorhanden fedten te trekken. Men
heeft, als in Vele neutrale landen, ook in Ne
derland de zoogenaamde evenwiohtspolitiek
van Engeland als een overheerschend mo
ment van de wereldpolitiek beschouwd en
Wilde niet gelooven, dat daarin den een of an-
deren dag verandering zou kunnen komen.
Men heeft zich in hooge mate op de bescher-
ming en mildtaire hulp verlaten en geloofd,
dat de ovenzeesche bezittingen onder Engel-
sche heerschappij veilig waren. Hoe het met
deze bescherming van Engeland gesteld was,
heeft de wereld intussohen ingezien. Er zijn
totdusver ook in Nederland nog altijd kringen
geweest, die leefden in het geloof, dat den een
of anderpn dag door het ingrijpen van Enge
land een beslissende wijziging van de rechten
zou kunnen intreden.
De plutocraten, die in Engeland aan de
touwtjes trekken, hebben alles gedaan om
door radiotoespraken de bevolking van Euro
pa en speciaal ook van Nederland te wiegen
in het vedlige gevoel, dat Engeland den een of
anderen dag weer als de „onbaatzuchtige be-
schermer" op het tooneel zou verschijnen. De
leugenachtdgheid en innerlijke onhoudbaarheid
van deze propaganda, waarvan de ware ach-
tergronid tijdig van Duitsohen kant is on timid,
is intussohen gableken. Onder de slagen van
de Duitsohe weermacht is ook dit drogbeeld
ineengestort en zelfs den meest verstokten
moet het nu duidelijk geworden zijn, hoe het
met de wereldheerschappij van Engeland in
de toekomst gesteld zal zijn.
Nog is het niet te laat om tot inkeer te
komen en om te keeren. Dat beteekent, dat
de kringen die tot het laatste oogenblik niet
hebben kunnen nalaten Engeland naar de
oogen te zien, zich thans van de beteekenis
van de feiten rnoeten laten overtuigen en den
totdusver gevolgden koers, die het land ten
verderve dreigde te voeren, prijsgeven. Ook
den meest verblinden moet het thans duide
lijk zijn, dat de toekomstige nieuwe vorm
geving van Europa onder de leiding van het
Groot-Duitsche Rijk en het fascistische Italie
geschiedt.
Dat beteekent, dat Nederland zijn plaats in-
neemt aan de zijde van het Groot-Duitsche
Rijk. Dat beteekent met andere woorden, dat
het Nederlandsche volk een gemeenschappe-
lijken weg met het Rijk bewandelt. Men be-
hoeft zich thans in vele Nederlandsche krin
gen geen zorgen over den toekomstigen loop
der dingen te maken, wanneer men tijdig het
noodige iruzicht in den toestand getoond heeft.
Nog is de gelegenheid daar het stuur te wen-
den en naar gestadige ontwikkeling te zoeken
in naurwe aanraking met het Groot-Duitsche
Rijk.
Het is zaak de werkelijke feiten onder het
oog te zien en zich niet langer af te sluiten
voor de werkelijkheid. Dat beteekent, dat
vele verouderde begrippen op den rommelhoop
dienen te worden gegooid. Men heeft vroeger
met woorden gewerkt, die de feiten in het ge-
zdcht geslagen hebben. Daartoe behoort ook
het standpunt, dat men vroeger en ten deele
ook nu nog getoond heeft tegenover het Ne
derlandsche volk, dat reeds lang den gang
van zaken heeft ingezien en zich op samen-
werkirag met Duitschland heeft ingesteld.
Men heeft deze menschen kort en goed willen
afdoen met het woord „landverraders". Thans
is gebleken, aan wiens kant het goede inezicht
was.
In dit uur van wereld-historische beteeke
nis moge de bevolking van Nederland inzien,
Oorspronkelijke roman van
WILLY WATERMAN.
(Nadruk verboden.)
21) Vervolig.
De trein stopte aan het kleine stationnetje
om half twaalf. Van dat stationnetje was
het een kwartier loopen naar huis, maar het
was een prachtige nadht en ze deden het met
genoegen.
Miaar dat genoegen maakte plaats Voor ver-
baztng, toen ze voor het hek stilhielden, en
naar het huis staarden. Er brandde in het
heele huis geen enkel licht, geen auto stond
er... niets.
,,Js John nog niet thuis?" zei Lois, in de
hoogste verbazing, ,,er zal hem to oh niets
overkomen zijn De politde zal hem toch
niet hebben gepakt?"
Pete zed niets, maar wandelde op het huis
toe. iV66r aides wenschte hij uit te maken, of
John werkelijk niet thauis was, of al in zjjn
-bed was gekropen of zooiets.
John was werkelijk niet thuis. Zijn sliaap-
kamer was verlaten, er hinlg geen jas en geen
hoed aan den kapstok in de hall.
..Ik begrijp het niet!" zei Lois. Zelfs al
had hij het een of ander aan Zijn wagen ge-
kregen, dan zou hij dadelijk een anderen heb
ben gehuund, of belbben opgebeld of zooiets."
Pete zette een opgewekt gezieht, hoewel
htj zich verre van opgewekt gevoelde^
„Kom, kom," zed luj,,Ik geloof absoluut
niet. diat de poldtie John heeft gepakt! Zoo
waar de waarborg van hun belangen ligt en
waar de toekomst en de politieke waarde van
hun land verzekerd zijn.
SCHADE TENGEVOLGE VAN
OORLOGSGEWELD.
Dezer dagen hebben wij mededeeling gedaan
van een beschikking van het wnd. hoofd van
het departement van defensie, betreffende
schadeloosstelling voor opruimingen en inge-
bruiknemingen van onroerende goederen ten
behoeve van de landsverdediging en de uit-
oefening van den militairen dienst, welke
bebben plaats gebad op grond van de wet
staat van oorlog en beleg, de inundatiewet,
en de algemeene vorderingswet 1938 en 1939.
In aansluiting aan deze beschikking, welke
uitsluitend betrekking had op bij de wet ge-
regelde scbadeloosstelling, kan tbans het vol-
gende worden medegedeeld.
In tegenstelling met de bovengenoemde
schade tengevolge van opruimingen en inge-
bruiknemingen door het Nederlandsche mili-
taire gezag, kan degene, wiens goederen door
oorlogsgeweld getroffen zijn, geen aanspraak
op schadevergoeding maken, aangezien geen
enkele wettelijke bepaling hem recht op scha
devergoeding geeft. Bij besluit van den opper-
bevelhebber van land- en zeemacht van 22 Mei
j.l. is echter, izooals reeds eerder medegedeeld,
een commissie ingesteld, welke tot taak heeft
voorstellen te doen over de beginselen volgens
welke van overheidswege tegemoetkoming zal
worden verleend in verband met geleden ma-
terieele oorlogsschade.
Op advies van deze commissie waarvan,
zooals bekend, ir. W. OH. van Leeuwen, voor-
zitter en prof. mr. P. Lieftinck, secretaris is
zal binnenkort met een nauwkeurige regi-
stratie van alle gevallen van oorlogsgeweld
schade worden begonnen. Nader zal worden
medegedeeld, op welke wijze en in welke mate
door de overheid een tegemoetkoming in ver
band met de geleden oorlogsgeweldschade zal
worden verleend.
Onder oorlogsgeweldschade moet worden
begrepen alle schade door oorlogsgeweld, het-
zij van Nederlandsche, hetzij van vreemde
herkomst, toegebracht aan de volgende goede
ren: onroerende goederen, gebouwd of niet-
gebouwd, bosschen en veldgewassen inbegre-
pen; alles wat behoort tot de uitrusting van
bedrijven (b.v. machinerieen, gereedschappen,
voertuigen, vee, enz.) alsmede roerende zaken
dienende tot de uitoefening van een beroep;
bedrijfs- en handelsvoorradenhuisraad; ge-
bruikvoorraden; schepen.
Onder bepaalde omstandigheden kan ver-
lies of materieele beschadiging van deze
goederen tengevolge van diefstal of plunde
ring, veroorzaakt door of als rechtstreekscb
gevolg van de op 10 Mei jJ. ingetreden oor-
logstoestand, eveneens als oorlogsgeweld
schade worden aangemerkt.
Niet als oorlogsgeweldschade wordt aan
gemerkt schade aan goederen tengevolge
van wegruimingen, ingebruiknemingen en
vorderingen uit hoofde van de Wet op den
staat van oorlog en beleg, de Inundatiewet, de
Algemeene vorderingswet 1938 en 1939 en
andere schade tengevolge van Nederlandsche
militaire maatregelen, waarvoor afzonderlijke
wettelijke voorzieningen zijn getroffen. Ook
geldt niet als oorlogsgeweldschade, schade
aan goederen tengevolge van regelmatige vor
deringen en ingebruiknemingen door buiten
landsche militaire autoriteiten.
Ook zal de schade aan vensterruiten en
andere kleine schaden aan onroerende en roe
rende goederen niet als oorlogsgeweldschade
worden beschouwd en derhalve met voor even-
tueele tegemoetkoming van overheidswege in
aanmerking komen. Voor schade aan venster
ruiten van bedrijfsgebouwen, b.v. van kassen
in een tuinbouwbedrijf, kan echter in bijzon-
dere gevallen een uitzondering worden ge-
maakt.
Evenmin zal tegemoetkoming gegeven wor
den in schade aan huisraad en dergelijke, tenzij
een belangrijk deel van dit huisraad e.d. is
verloren gegaan.
De registratie van de oorlogsgeweldschade
zal als volgt geschieden. Alle gevallen van
oorlogsgeweldschade worden opgenomen door
schade-enquete-commissies, welke plaatselijk
of regionaal zullen optreden. Van elke en-
quete-commissie zal een inspecteur der be-
lastingen deel uitmaken. Rayon en zetel der
velrscbillende schade-enqulete-commissies zul
len nader worden bekend gemaakt. De be-
langhebbenden zullen in de gelegenheid wor
den gesteld opgave der geleden schade door
oorlogsgeweld te doen op formulieren, welke
kosteloos op een nader mede te deelen plaats
en tjjdstip ter beschikking zullen worden ge
steld en ingediend kunnen worden bij de
schade-enquete-commissie, die bevoegd is ter
plaatse, waar het goed zich bevond, toen de
schade werd geleden. Schepen benevens hun
ladingen, welke door oorlogsgeweldschade zijn
getroffen, rnoeten worden opgegeven bij de
schade-enquete-commissie van het rayon,
waarbinnen zij zijn geregistreerd. De schade-
enquete-commissie is feevoegd opgaven van
belanghebbenden te weigeren, indien deze
naar haar oordeel van zoo onbelangrijken aard
zijn, dat zij voor behandeling niet in aanmer
king .komen.
Er zullen zes formulieren verkrijg.baar zijn,
resp. voor schade geleden aan:
a. onroerend goed;
vlug gaat dat niet... iik geloof eerder, dat hij
iets met zijn wagen tieeft."
Lois werd een beetje bleek:
,,IHij zal todh geen ongeluk hebben gehad'?"
Pete slaagde er in, een vroolijken lach te
laten klinlken:
,JBen je mal... John krijgt geen ongeluk-
ken... maar weet je, wat ik doen zal? Ik
neem mijn eigen ouden wagen en rijd den weg
naar Eton terug. Als eronder weg iets is
gelbeurd, hefb ik dat gauw genoeg uitge-
visctot!"
En op dit oogenblik ging de telefoon.
Lois liep snel naar het toestel toe:
,,Daar is John!"
Hallo.met Crofts."
Het bleek niet John te zijn, want haar
stem bleef koel en een tdikje gespannen. Haar
woorden toestonden nagenoeg uitsluitend uit
„ja" en ,,neen" en Pete kon alleen uit haar
gelaat topmerlken, dat er iets emstigs aan de
hand moest zijn. Zijn vrees nam toe. On-
danlks zijn verzekering van het tegendeel was
hij er volstrekt met van overtudgd, dat John
geen ongeluk had gekregen... de wij'ze van
rijlden, die dien jongeman in de sloot had
doen duiken bij Imin eerste ontmoeting, deed
hem vreezen voor verdere ongelukken.
Hij sloeg Lois in groote spanning gade.
Toen zei ze ,,Dan!k u wel" en legde den
boom peinlzend neer.
Pete keek hoar vragend aan:
,,Iets met John?"
Lois schudde het hoofid en keek hem vec-
wand aan:
,Neen... het was onze huishoudster, die op-
belde, om te zeggen, dat er iemanld in onzen
keider zat en vroeg of ze goed gedaan had,
de politic te waarsdhuiwen. Ze scheen zich
zelf kolossiaal flinlk te vinden, dat ze dadelijk
het politiebureau had opgebeld... het stuk be- j
moedzuchtmaar wij zitten er mee".
b. de outillage van bedrijven (behalve sche
pen en de roerende zaken dienende tot de
uitoefening van een beroep;
c. bedrijfs- en handelsvoorraden;
d. huisraad en verbruiksvoorraden;
e. schepen;
terwijl tenslotte op een zesde formulier de
eindcijfers der op de andere formulieren inge-
vulde schade zullen worden vermeld.
De reeds door de gemeentebesturen ver-
zamelde gegevens of door belanghebbenden
bij de gemeentebesturen of de commissie oor
logsschade ingediende opgaven omtrent oor
logsgeweldschade, zullen in handen der schade-
enqudtecommissie worden gesteld. Indien der
halve door belanghebbenden reeds bij het
bestuur der gemeente, binnen welke de schade
is geleden, of bij de commissie oorlogsschade
(al of niet door bemiddeling van notarissen
of hypotheeknemers) opgave der schade is
gedaan, behoeft geen nieuwe opgave bij de
schade-enquetecommissie te geschieden, tenzij
deze laatste de belanghebbenden daartoe op-
roept.
Dit laatste geldt echter niet voor oorlogs
geweldschade binnen de gemeente 'Rotterdam,
waar ook indien reeds opgave der schade is
gedaan bij het gemeentebestuur bij de com
missie oorlogsschade of hij andere instanties,
door de belanghebbenden een opgave bij de
schade-enquetecommissie moet geschieden op
de bovenhedoelde formulieren.
Aan belanghebbenden, die verzoeken bij het
invullen van de formulieren bij stand te mogen
ontvangen, zal deze door de schade-enquete
commissie (in Rotterdam namens deze op
nader bekend te maken plaatsen) worden ver
leend.
In gevallen, waarin de belangen der voed-
selvoorziening het onmiddellijk herstel van
landbouwbedrrjven vereischt, zal de tege
moetkoming in de schade worden opgenomen
in een herstelplan, goed te keuren door den
regeeringscommissaris voor den wederop-
bouw.
.Het bedrag, dat de commissie voorloopig
als scbade aanvaardt, houdt geenerlei beslis-
sing in ten aanzien van de uiteindelijke tege
moetkoming in de schade. Het bedrag, dat
tenslotte als tegemoetkoming zal worden toe-
gekend, wordt .bij uitsluiting vastgesteld door
of vanwege het wnd. hoofd van het departe
ment van financien en zal te zijner tijd aan de
belanghebbenden worden medegedeeld.
PRAALGRAF VAN WILLEM DE ZWIJGER
WORDT AFGEBROKEN.
In het koor van de Nieuwe Kerk te Delft la
men, volgens het Handelsblad, bezig met het
afbreken van het bekende praalgraf van Wil-
lem de Ziwijger. Reeds tegen het elnd van het
vorige jaar werden besprekingen gevoerd
door de toetrokken instanties en later stelde
de verfraaiingsvereeniging Delfia 2500 zand-
zakken ter beschikking teneinde het kostbare
monument van Hendrick de Keyser te foe-
schermen. Toen op 10 Mei Nederland in den
oorlog ibetrokken werd moest met de bescher-
mingsmaatregelen inderhaast nog een begin
worden gemaakt. Gelukkig ibleef het mauso
leum bewaard en thans heeft men, om het
zekere voor het onzekere te nemen, de kost-
baarste deelen van het monument verwijderd.
Het marmeren praalbed is .beveiligd in een
door steen en cement omgeven bekisting, ter
wijl de beelden zijn weggenomen. Zij zullen in
de ondergrondsche ruimte van het koor wor
den opgeborgen.
DE DISTRIBUTIE VAN MOTOR-
BRANDSTOF.
In de bladen is .bij bekendmaking van het
departement van handel, nijverheid en scheep-
vaart een nieuwe regeling voor de distributie
van motor-lbrandstof openbaar gemaakt.
In aansluiting daaraan zal zeer binnenkort
een vergunningsstelsel voor het vervoer van
goederen en personen langs den weg worden
bekend gemaakt. In afwachting van deze na-
dere bekendmaking zij reeds medegedeeld,
dat de aanvraag-fonmulieren voor een vergun-
ning zich bij de distributiebureaux bevinden
en daar kunnen worden afgehaald. (N. R. Crt.)
DE RIJKSMIDIDELEN IN MEI.
Blijkens het overzicht van de Rijksmiddelen
over Mei helbben de niet-directe belastingen
slechts 25.6 millioen opgebracht, tegen 36.5
millioen een jaar geleden. Nlettemin is de
totale opbrengst over vijf maanden, ad f 185.4
millioen, nog een kleinigbeid hooger geweest
dan verleden jaar.
EEN S.S. DOODSKOP REGIMENT IN
DEN HAAG.
Woensdagmiddag omstreeks edn uur heeft
op het Binnenhof te 's Gravenhage de over-
dracht plaats gehad van een S.S. Doodskop-
regiment, dat een politietaak heeft te verge-
lijken piet die van de Nederlandsche mare-
chaussee, aan den Rijkscommissaris. Nadat
een bataljon, het muziekcorps voorop, onder
commando van S.S. Sturmbahnfiihrer Schult
het Binnenhof had betreden, stelde het zich
in carrd op met het front naar den ingang van
de Ridderzaal.
Terwijl het muziekkorps militaire marschen
ten gehoore bracht betrad rijkscommissaris
rijksminister Seyss Inquart het plein, waar
Peite vloekte zachitjes en trok zijn sigaret-
tenkoker te voorschijn. Steeds, als hij in de
lastige kiwesties werd betrokken, had hij be-
hoefte aan een sigaret en Lois scheen deze
behoefte met hem te deelen, want ze nam de
aanigefttoden sigaret uit den koker en stak
haar met gnaagte op.
Samen zonken ze neer op de tweede trede
van de halltrap en Pete veegde over zijn
hoofd
,JHoe loon dat mensch hooren, dat er
iemand in den kelder zat Ik dadht dat de
twee deuren van de kelders, achter elkaar,
geluiddiciht waren?"
(Lois scluopte ongeduldiig met haar voet
tegen de trede:
..Die deuren zijn ook didht, daar gaat geen
geludd doorheen, maar dat mensch is in den
turn aan het ronddazein geweest en heeft daar
in de buurt van de monding van een der
lucht'kokers wat gehoord. Toen is ze gaan
zoeken en heeft ontdekt, dat het lawaai uit
die kokers kwam.
Ze heeft gelukkig niet kunnen verstaan,
wat die iiddoot beneden schreeuwtde en ze heeft
eerst geiwacht, tot wij thuis zouden komen.
Maar tegen zevenen waren we nog steeds
weg en toen is ze naar huis gegaan. Om
negen uur heeft ze hierheen opgebeld, kreeg
geen getooor en haalde zich in haar hoofd,
dat onze lijken wel eens beneden in den kel
der konden liggen, met den moordenaar er
schreeuwende bij. Toen heeft ze om half tien
de politie opgebeld, om te zeggen, dat er hier
iemamd in den kelder was opgesloten."
Pete zuchtte:
Groote genade! Dan kunnen we elk oogen
blik een invai van de gewapende macht ver-
wachten?"
Lois schudde weer het hoofd:
,,Nee... dat gaat hier niet net als in Lon-
den... er is's nachts 6en agent op post, die om
hij werd begroet door S.S. Standartenfiihrer
Reich, die het regiment te zijner beschikking
stelde. In gezelsc'hap van den hoogeren S.S.-
en politieleider S,S.-Brigadefiihrer Rauter, de
commissarissen-generaal Wimmer en Schmidt
en den politiegeneraal Schumann liep de
Rijkscommissaris vervolgens langs het front
der troepen, waama hij op het bordes van den
ingang der Ridderzaal tot de aangetreden
SjS.-mannen een toespraak hield waarin hij
o.m. zeide:
Mannen der Waffen-S.S. Gij zijt hier te
's Gravenhage op Nederlandsch grondgebied
aangekomen als soldaten van den Fiihrer, be-
reid om door uw houding ten alien tij.de te
getuigen dat gij zijt Duitsche mannen, natio-
naal-socialisten en strijders voor Fiihrer en
rijk.
Hoe zou de glansrijke zege van onze weer
macht mogelijk zijn geweest, als niet iedere
Duitscher innerlijk doordrongen was van zijn
geloof aan Duitschland en den Fiihrer.
Wij zijn ons vol kom en bewust van de be
teekenis van dit grootsche moment. Het gaat
hier om het lot van een volk van 80 millioen
menschen, dat zijn recht tot letven onder alle
omstandigheden moet kunnen verdedigen.
Ter bescherming van onze levensrechten
moesten wij ook dit land binnenrukken. Maar
wij staan hier, in dit land, niet als vijanden.
Wij wenschen het Nederlandsche volk te ach-
ten als een Germaansch volk. Ook al moes
ten wij strijden voor ons recht, dan willen wij
todh den Nederlanders hun levensreohiten niet
ontnemen. Er is in de krijgsgeschiedenis geen
voorbeeld aan te wijizen waarbij een land en
volk, dat bezet werd, zoo vrij aan eigen be-
heer en bewind werd overgelaten als het
Duitsche rijk in Nederland vrijheid en eigen
beheer heeft laten Ibestaan. Wij doen dat hier
in het voile bewustzijn dat het hier menschen
geldt van Germaanschen bloede, die eens zul
len begrijpen welke groote daad de Fiihrer
heeft verridht door het Nederlandsche volk
deel te laten heb/ben aan de bestemming van
een nieuw lot voor toekomstige generaties.
'De rijkscommissaris zeide verder nog, met
betrekking tot de oVerwinning in Frankrijk,
Wij zullen niet meer naar de wapens behoe-
ven te grijpen, want de Franschen zullen tot
het bewustzijn zijn gekomen dat thans met
wapens niets meer te beredken valt. Deze
openlrjke bekentenis zal leiden tot een opkla-
ring in de betrekkingen tusschen Frankrijk
en Duitscihland.
Gij weet, dat wij bijzondere plichten heb
ben. Wij zijn bereid het Duitsche bloed te
offeren als dat moet. Het gaat hier om het
Duitsche rijk.
De rijksfcommdssaris beedndlgde zrjn rede
met er op te wijzen, dat de drie-eenheid van
het nationaal geloof is: het Duitsche volk, het
Duitsche rijk en de wil van den Fiihrer.
BELGIE NA DRJE WEKEN OORLOG.
De correspondent der N. R. Crt. te Brussel
schrijft:
Na ruim drie weken afwezigheid, drie tra-
gische weken die wel drie jaar lijken te heb
ben geduurd, zijn wjj in onze, gelukkig ge-
spaard gebleven woning teruggekeerd. Op
een lichte beschadiging van den voorgevel
na, vermoedelijk teweeggebracht door de ont-
ploffing van een luchtbom in de omgeving
was alles intact gebleven. Zoo is het trouwens
ook met nagenoeg alle huizen en openbare
gebouwen in de Brusselsche agglomeratie ge
steld. Alleen in den omtrek van de opgebla-
zen bruggen over de vaart van Charleroi en
het zeekanaal Brussel—WiUebroeck—.Boom is
de aangerichte schade nogal aanzienlijk, ter
wijl enkele ingestorte heerenhuizen en winkel-
panden nabij de Tervuursche laan, den
Leuvenschen 'Steenweg en de kazemes te
Etterbeek de herinnering oproepen aan het
eerste luchtbombardement dat, heden juist
een maand geleden, plaats vond.
Vergeleken bij de oorlogsverwoestingen
waarvan wij in Oost- en West-Vlaanderen ge-
tuige waren, bij den ontzettenden brand te
Dumkerken, de verschrikkingen teweegge
bracht door een beschieting die drie dagen
en drie nachten duurde, de vemietiging van
duizenden menschenlevens, een algemeene
verwildering der geesten die, in menig geval,
de krankzinnigheid begon te benaderen, heeft
dit echter zoo goed als niets te beteekenen.
De Beigische hoofdstad mag zich verheugen
over het feit, dat de vloedgolf over haar heen
is gespoeld en zoo weinig zichtbare sporen
heeft achtergelaten. Brussel heeft, alles bij
elkaar genomen men denke hierbij maar
even aan het lot dat Rotterdam en, hier te
lande, kleinere plaatsen als Nieuwpoort, Veur-
ne, Dixmuiden, Oost-Duinkerken, De Panne,
Yperen enz. te beurt viel weer een geluk
gehad, welk geluk, naar den toon der ge-
sprekken te oordeelen, door de overgroote
meerderheid der hoofdstedelijke bevolking wel
degelijk wordt geapprecieerd.
Kan men .zich, na een zoo fel bewogen heen-
en terugreis als wij, van Brussel uit naar
de Fransche grens, bij Duinkerken, en ver
volgens, in omgekeerde richting, hebben
gemaakt, een vrij juist .beeld vormen van
een uur of vier wordt afgelost... morgen am
acht uur ds de heele macht pas weer op de
been. Dus om een uur of half negen zullen ze
wel voor de deur staan."
Pete floot zacihtjes en trok een leelijk ge-
zicht tegen den kop van een tij.gerVel:
,,Dan rnoeten we maken. dat we vriend
Bealie udt de buurt krljlgen... en hem over-
brengen naar mijn ibOokhut!"
,J>at geeft dimttners niets! De politie weet,
dat er iemand in den kelder geizeten heeft,
gi^teren. Dat 'getuigt de huishoudster. Als we
hen nu morgen dien kelder laten zien, abso
luut leeg... is dat wel een beetje raar! We
kunnen hen ibelzwaarlijk vertellen, dat we van
niets wisten. Als die kerel, wde het ook is, uit
den kelder is Vei'dWenen, zullen ze zeggen...
wie iheeft hem dan uit dien gesloten kelder
gelaten? In elk .geival krijgen we een heele
hoop .gezaniik en als dan bekend wordt, dat
Bealie is verdwenen... dan kunnen we wel op-
doeken!"
Pete Ibeaamde dit en stak een nieuwe siga
ret op. Een tijldje zaten ze peinzend naast
elkaar op de trap en toen keken ze elkaar
plotseling aan en schoten in den lach.
„Is werkelijik al te mooa!" zei Pete, „over
een dag lof twee helbben we hier in huis ma-
chinegeweren opgesteld, om Bealie te houden
tegen zijn belagers."'
En hij spronig bvereind, igreep een golfstok
en hegon woest om zioh heen te zwaaien.
Lois richtte zich eiveneens op, trapte haar
eindje sigaret uit en keek hem aan>
,,Trek in een whisky?"
Pete legde zijn golfstok neer en werd weer
een ordentelijk mensch.
.Laten we whisky drdriken", zei hij. ,,Na de
whisky de zon'dvloed."
Ze dronken de whisky, maar na het tweede
glas 'kwam niet de zlondvloed, maar een on-
miskenfbaar geluid van ibuiten.
de materieele ellende door den oorlog over
dit vroeger zoo welvarend en gelukkig land
gebracht; geheel anders is het gesteld met
den chaos van indrukken, gedachten en in-
vloeden die den geest en het gemoed van
den bewoner dezer gewesten bestormen.
In drie, vier weken tijd, bebben velen een
psycbische evolutie doorgemaakt die, in nor-
male tijden verscheidene decennien zou heb
ben gevergd. De opvattingen inzake de Euro-
peescbe verboudingen, de groote intematio-
nale problemen, de binnenlandsche vraagstuk-
ken zijn, zoo niet totaal, dan toch grootendeels
gewijzigd. Het is voorzeker nog wel te vroeg
om, in dien doolhof van gedachten en gevoe-
lens, zijn weg te wdllen vinden, al wordt daar
toch reeds door velen naar gezocht.
Sommige tegenstrijdigheden rnoeten eerst
nog worden overwonnen, sommige ver-
schillen van opvatting worden bijgelegd, al-
vorens men tot de gewenschte klaarheid kan
komen, maar toch dringt nu reeds in alle
lagen van de Beigische samenleving het besef
door, dat een nieuwe wereld en een nieuwe
orde in wording zijn.
Kenschetsend voor de huidige mentaliteit
is de wijze waarop bet door Koning Leopold
getroffen capitulatiebesluit door de bevol
king is ontvangen. Overal in de vuurzone
we woonden het persoonlijk bij ver-
wachtte men dit besluit sedert verscheidene
dagen. Het werd door de meeste Beigische
militairen met een zucht van verlichting
door de honderdduizenden vlucbtelingen, wel
ke geprangd zaten tusschen het steeds verder
terugwrjkende FranschBritsche front in
Vlaanderen en de voor alle particuliere ver-
keer gesloten Fransche grens, op menige
plaats met gejuich ontvangen. Helaas, velen
onder deze vluchtelingen, letterlijk geblok-
keerd in het vierkant NieuwpoortDixmui
denHondschooteDe Panne, wisten niet
wat hun nog te wachten stond.
De Franschen ontruimden, schier onmiddel-
ljjk na de capitulatie, het Beigische grond
gebied. De Engelsche troepen klampten zich
echter vast aan den Yzer en de daarachter
gelegen stadjes en dorpen waar de strijd, te
midden van de boerderijen, villa's en hotels,
volgepropt met vluchtelingen, die op de daken
en in de boomen nuttelooze witte vlaggen
hadden uitgestoken, nog drie dagen lang werd
voortgezet. In de Panne alleen lieten verschei
dene honderden vrouwen, kinderen en weer-
looze mannen, tijdens deze verwoede gevech-
ten, het leven. Zonder het capitulatiebesluit
was geheel West-Vlaanderen ongetwijfeld een
reusachtig bloedba^d geworden.
Het ligt geenszins in onze bedoeling hier,
onder den druk van de huidige omstandig
heden aan den drang naar objectiviteit, den
waren journalist eigen, te verzaken.
In alle oprechtheid willen wij getuigen (hoe
men elders op zeer verren afstand van het
front over de daad van koning Leopold als
opperbevelhebber van het Beigische leger ook
moge hebben geoordeeld) in de vuurzone,
waar wij ruim een week hebben vertoefd, uit
den mond van Beigische officieren, soldaten
en burgers, slechts zelden een woord van af-
keuring te hebben gehoord. Ook in de dorpen
tusschen den IJzer en Oostende, te Brugge, te
Gent, in universitaire en administratieve krin
gen zoowel als onder het volk, was de in-
stemming, naar wij konden ervaren, zoo goed
als algemeen.
En wie nog twijfelen mocht aan de gezind-
heid van de meerderheid van het Brusselsche
volk ten opzichte van zijn koning en van
koningin-moeder Elisabeth, moet maar eens
langs het koninklrjk paleis voorbijwandelen,
een oogenblik stilstaan bij de honderden
prachtige en eenvoudige bloemtuilen die er
door rijke burgers en schamele arbeidersvrou-
wen werden gelegd en de vaak ontroerend-
naive woorden op de kaartjes aan de tuilen
eh ruikers gehecht, lezen, woorden van diepen
eerbied, roerende verknochtheid en innige
dankbaarheid.
INDRUKKEN UIT BELGIe.
Twee dagen na de overgave van het Beigi
sche leger is een correspondent van de Kol-
nische Zeitung uit Den Haag naar Belgie ge-
reden. De weg was hem voorgeschreven
Antwerpen, Brussel, Luik, Maastricht. De
sporen van den strijd waren op den weg
BredaAntwerpen Van de Nederlandsche
grens af zeer duidelijk. Al gauw ontmoetten
ze de eerste Beigische vluchtelingen, te voet,
op rijwielen, met handkarren en kleine met
paarden bespannen wagens. Dikwijls hadden
ze hun plunje en de rest op een kinderwagen
geladen.
In Antwerpen zwol deze terugkeer tot een
geweldigen stroom aan. De bewoners had
den zich langs de verkeerswegen opgesteld,
vaak drie tot vier rijen dik, om te zien of bij
de teruggekeerden verwanten en vrienden
waren. Weldra werd men de eerste krijgsge-
vangenen gewaar. Ze werden stormachtig
ontvangen, heel anders, meent de berieht-
gever, dan in Nederland het geval was, wat
hij uit een temperamentsverschil verklaart.
Ten gevolge van de omstandigheden, waarin
ze de stad hunner inwoning weer bereikten,
ontbrak de indruk van een torugstroomend
leger, dat zich overgegeven heeft. Temidden
van de Beigische kwamen ook Nederlandsche
soldaten in hun groenachtige uniformen mee.
,jMijn wagen!" zei Lois. ,,Daar is John!"
Ze sprongen op en openden de halldeur.
Over Lois' schouder zag Pete John op het
grintpaid staan, in zijn zakken rommelend en
met een igroot vierkant 'ding naast zich.
Zijn antwoord op Lois' verhaasde woorden
was een grijns en de mededeeling, dat hij o.p
de olifantenjacht was geweest.
Lois sleepte hem naar binnen en bij haar
bericht, dat er iets aan het handje was, werd
John bleek, en liet zijn gevaarte vallen. Hij
kwam niet weer bij dan nadat hem een glas
whisky was ingesehonken en ze hem verteld
hadden, dat Bealie nog steeds achter slot en
grendel zat.
,,Dus hij zit nog steeds in den kelder?" in-
formeerde John, voor alle zekerheid en keek
van Lois naar Pete.
„Wat dacht je dan!" zei Lois verontwaar-
digd, „dat we hem naar ibuiten hebben laten
gaan en wormen zoeken am mee te visschen?"
John kreeg een lachibui en verslikte zioh
deerlijk. En toen kwam Lois op hem af en be-
keek hem nauwkeurig.
,,John!" zei ze, ,,je bent tipsy!"
John keek haar aan en knipoogde:
,,En of!" zei hij.
Pete maakte een woedend geluid:
,,A1 dien tijd hebben we in doodelijke on-
gerustheid over je gezeten, terwijl jij ergens
zat te hijschen! En waarom?"
„Daarom!" zei John en wees naar het vier-
kante ding, dat nu op den vloer van de hall
lag, ondersteboven.
„Wat is het?" raasde Pete. ,,Een wascb-
borcj?"
John keek hem ernstig aan:
Jongeman!" zei hij, „maak geen flauwe
grapjes over de Kunst! Het is de laatste
troost van een invaliden jager op grof wild...
het is de beeltenis van een kudde olifanten!"
(Wordt vervolgd.)