ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
No. 10.071
VRIJDAG 7 JUNI 1940
80« Jaargang
Binnenland
EERSTE BLAD
BELANGRIJKE V ERA NDER IN GEN IN
ONS VOLKSLEVEN.
VEEL KAAS IN ALKMAAR DOCH NIET
OP DE KAASMARKT.
Bir^^,IL-i nil >.mrrrnji.WLirir—if—m—v
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Temeuzen 1,35 per 3 maanden Bui ten Temeuzen
fr. per post 1,65 per 3 maanden Btf vooruitbetaling fr. per post f 6,— per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,10, overige landen f 2,45 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen btj vooruitbetaling.
Uitgeefster: Flnua P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073.
ADVERTENTlfiN: Van 1 tot 4 regels f 0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
KLEINE ADVERTENTIEN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrrjgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
BIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VBIJDAGAVOND.
GEMEENTE TERN EE ZEN
De Burgemeester der gemeente Temeuzen
brengt biermede ;er openbare kennis, dat blrj-
kenis een ontvangen schrijven van den beer
Commissaris der Koningin in de Provincie
Zeeland, door de provincie, in samenwerking
met de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij en
de Kamer van Koopbandel en Fabrieken te
Maddelburg, is opgericfht de „Stichting Zeeland
1940".
Deze sticbting, welke haar zetel voorsbands
zal hebben in bet gebouw van bet Zeeuwsche
Genootschap der Wetenschappen te Middel-
burg, heeft ten doel het herstel van de in de
provincie Zeeland tengevolge van den ooriog
geleden schade, zulks in bet bijzonder op het
gebied van handel, nijverheid en landbouw.
Zij tracht ddt doel te bereiken:
a. door het verleenen van bouwcredieten op
redelrjke voorwaarden;
b. door het verleenen van financierings-
credieten aan groote of mlddelgroote
ondememingen op redelijke voorwaarden;
c. door het verleenen van kleine credieten
aan het kleinbedrijf en
d. door zoodanige andere middelen als naar
het oordeel van de bestuurders van de
sticbting ter bevordering van haar doel
aangewend moeten worden.
De middelen der stichting zullen bestaan
uit:
1. het bereids bijeen gebrachte aanvange-
kapitaal;
2. de geldsbedragen, die bij wijze van schen-
king of op andere wijze door de stidhting
zullen worden verkregen;
3. de geldsbedragen, die door credietnemers
wegens interessen, provisie en anderzins
aan de sticbting zullen worden vergoed;
4. de rechten, die wegens tijdelijke beleggin-
gen aan de stichting zullen worden ver
goed, en
5. andere toevallige baten.
Het bestuur van de stichting zal voorsbands
bestaan uit de heeren de Commissaris der
Koningin in Zeeland, Mr. P. Dieleman en W.
Berdenis van Berlekom.
Temeuzen, 5 Juni 1940.
De Burgemeester voomoemd,
P. TELLEGHN.
Dat we ons temidden van een omwenteling
van gsweldigen omvang bevinden, zegt d
,,Standaard", is buiten kijf. Er is een worste-
ling gaande tusschen twee staatkundige op-
vattingen en de maatschappelijke structuur
der voiken staat bloot aan hevige stooten.
Financieei, economisch, sociaal en cultureel
wankelt bet oude en niemand weet wat er van
zal blijven staan en nog minder wat de plaats
zal innemen van datgene wat verdwijnen gaat.
Opmerkelijk is daarbij, dat het levend ge-
slacht eigenlijk zoo weinig merkt van bet feit,
dat men staat midden in zulk een omwente-
lingsperiode.
Dit is volstrekt niet iets nieuws. Het is
altijd zoo geweest in elke groote revolution-
naire periode. Het gewone leven stelt zijn
eischen ook te midden der grootste schokken,
die de wereld beroeren. Wij krijgen eigenlijk
nimmer een goed beeld van het leven gedurem
de een revolutionnair tijdvak.
Dat komt wijl de historici in bet algemeen
slecbts melding maken van de abnormale ge-
beurtenissen, die den gewonen gang van het
leven ventaraken. Aan den voortgang van 't
gewone dagelijkscbe leven, aan de voortzet-
ting van den dagelijkschen arbeid wordt ge-
meenlijk weinig aandacht geschonken. De ad-
vocaten gaan voort te pleiten, de rechters
doen hun uitspraken, de koopman tracht geld
te verdienen, de landbouwer bewerkt den
akker, huwelijken worden gesloten en kinde-
ren geboren. Dat is het normale leven, dat
wel veelszins afwrjkt van wat was of straks
komen zal, maar dat niettemin bet leven is,
zooals zij, die midden in de omkeering staan,
het zien. Eerst veel later, als de historicus
zich zet tot een beschouwing over wat ge-
schied is, komen de vormveranderingen scherp
naar voren.
Het is voor hen, die leven in den barenstijd
van bet nieuwe maar gelukkig, dat zij de om-
keeringen, die hun intrede gaan doen, niet zoo
scherp zien als de historicus dat doet achter-
af. De moeilijkheden zouden dan voor velen
nog groater worden dan ze nu reeds zijn.
Maar aan den anderen kant is het toch ook
noodig, dat wij elkaar, van tijd tot tijd, er
aan herinneren, dat we midden in zulk een
revolutieperiode zitten. Het is veel te sim-
plistisch gedacht als men slechts meent, dat
er een ooriog gaande is tusschen enkele mo-
gendheden en dat, als er vrede gesloten wordt
de gang van het leven, zooals dat v66r den
ooriog was, onveranderd zal worden voort-
gezet.
Als men b.v. ziiet wat in Engeland geschied
is, met betrekking tot de bevoegdheden van
de Regeering, dan is het spoeddg duidelijk, dat
na den ooriog daarvan heel wat zal blijven
hangen. Ook op het stuk der staatkundige
verhoudingen. EJr wordt in Nederland thans
geregeerd met uitschakeling van de landelijke
organen. Een Raad van State, de Staten-
Generaal, zij functionneeren niet meer, zeker
niet in den zin als wij gekend hebben. Het
zou o.i. al te naief zijn om aan te nemen, dat
op een gegeven oogenblik dit apparaat weer
precies zou kunnen gaan werken als bet te-
voren deed.
En zoo is er nog heel wat meer dat of ver
dwijnen, of, op zijn minst, sterk van kleur
verschieten zal. Ook dan als we onze natio
nal zelfstandigheid, aan het einde van den
ooriog, herwinnen zouden.
Ook bij de zorg voor elken dag kan bet geen
overbodige weelde genoemd worden als wij
ons reeds thans in deze veranderingen trach-
ten in te denken. In het feit, dat ze op komst
zijn, want hoe ze er uit zullen zien, weet nie
mand nog. We moeten ons echter vertrouwd
maken met de gedachte, dat belangrijke ver
anderingen in ons volksleven op til zijn.
DE BEZETTING VAN NEDERLAND LIT
VOLKENRECIITELIJK OOGPUNT.
De Rijkscommissaris wenscht de
Haagsche Cenventie van 1907 te
eerbiedigen.
Het eerste nummer uitgegeven van het Ver-
ordeningenblad voor het bezette Nederland-
sche gebied is verschenen.
Hierin zijn o.m. opgenomen een decreet
van Rijkskanselier Hitler over de uit-
oefening van de regeeringsbevoegdheden in
ons land, een verordening van den Rijkscom
missaris tot uitoefening van deze bevoegd
heden en een decreet van den Rijkscommis
saris betreffende den organisatorischen
opbouw van de dienstbureaux van den
Rijkscommissaris.
De N. R. Crt. schrijft hierover:
Dr. Rabl, een der aan den Rijkscommissaris
toegevoegde rechtsgeleerden, een welsprekend
jurist, die met erkentelijkheid den tijd zijner
studie te Leiden en 's-Gravenhage (Academie
voor Intemationaal Recht) herdacht en met
groote waardeering gewaagde van de hooge
waardij der studie van bet volkenrecht hier te
lande, beeft in de jongste persconferentie een
belangwekkenden commentaar op den inhoud
van dit Verordeningenblad gegeven.
Dr. Rabl beeft vooropgesteld, dat de oproep
van den Rijkscommissaris meer als een poli-
tieke verklaring moest worden besehouwd
dan als een samenvatting van rechtsnormen
in den engeren zin van bet woord. EVenwel
heeft die oproep deze fundamenteele beteeke-
nis, dat daarin de richtlijnen worden gevonden
voor de wijze, waarop de Rijkscommissaris
zijn taak denkt te vervullen.
Grondgedachten
I>e grondgedachten zijn:
1°. Het streven van bet hoogste regee-
ringsgezag in het burgerlijk ressort om de
openbare orde en het openbare leven te waar-
borgen.
2°. De bedoeling, bet bewind te voeren in
een geest van wederzijdsche achting en waar
deering en met gelijke eerbiediging van het
recht (letterlijk: im Geiste der Gleichberechti-
gung) van het Duitsche en het Nederlandsche
volk.
3°. Het volgen van zoodanig beleid, dat aan
het Nederlandsche volk in de toekomst zijn
vrijheid verzekerd wordt, „so wie es das ge-
meinsame Schicksal erfordert".
Dr. Rabl gaf de verzekering, dat de ge-
dacbten veeleer uitgingen naar vermeerde-
ring van de onschatbare waarden, in glorie-
rijke eeuwen door ons voorgeslacht voortge-
bracbt, dan naar aan tasting daarvan. Van
Duitsche zijde wordt te dien aanzien een ver-
plichting erkend en aanvaard, die zoowel van
zedelijken als van juridischen aard is.
Deze rechtsplicht vloeit rechtstreeks voort
uit de Haagsche Conventie van 1907, betref
fende den ooriog te land. Tot dit verdrag,
dat op de tweede Vredesconferentie is tot
stand gekomen, is Duitschland in 1909, Ne
derland in 1910 toegetreden. De FUbrer beeft
in rijksdagredevoeringen, resp. in 1933 en
1935, alle verplichtingen erkend, die met de
Haagsche Conventies verband houden.
Men kan bij wijze van spreken eenigszins
denken aan een contract tusschen twee civiel-
rechtelijke personen. Ook hier toch zijn zoo
wel wederzijdsche rechten enn plichten. De
Rijkscommissaris heeft zelfs aan de Duitsche
juristen, die het eerste ontwerp voor de hier
bedoelde verordeningen moesten samenstel
len, ingescherpt, dat de verplichtingen voor
de Duitschers en de rechten der Nederland
sche bevolking voorop behoorden te worden
gesteld, en dat pas daama de keerzrjde der
medaille moest worden getoond.
De derde Haagsche conventie van 18
October 1907, die betrekking heeft op door
militairen bezet vijandelijk gebied, is naarstig
geraadpleegd. Als Duitschland zekere gezags-
rechten uitoefent, is dat geen aanmatiging,
maar eigen recht krachtens meergenoemd
verdrag, krachtens het Volkenrecht.
Bevoegdheden van den Rijkscommissaris.
In de verordening van den Rijkscommissaris
is door hem bepaald, dat hij ter uitvoering
van zijn taak alle bevoegdheden heeft, voor
zoover noodig, welke volgens de Grondwet
en de wetten aan den koning en de regee
ring toekwamen.
Alle rechtsvoorschriften moeten voor de
bekendmaking aan den Rijkscommissaris wor
den voorgelegd, waarbij hij het recht voorbe-
houdt deze bevoegdheid aan ondergeschikte
Duitsche organen over te dragen. De bekend
making moet worden geschorscht, wanneer bij
zulks wenscht.
Voor de uitvoering van zijn voorschriften
bedient de Rijkscommissaris zich van Neder
landsche autoriteiten voor zoover de onder
geschikte Duitsche diensten niet direct in
werking treden. De secretarissen-generaal
van de Nederlandsche departementen zijn hem
binnen het kader hunner bevoegdheden ver-
antwoording verschuldigd.
De Rijkscommissaris oefent zijn bevoegd
heden uit door middel van commissarissen-
generaal. In het decreet betreffende den or
ganisatorischen opbouw wordt hieromtrent
o.m. bepaald, dat er commissarissen-generaal
zijn. 1 voor bestuur en justitie; 2 voor de
openbare veiligheid (hoogere s.s. en 'politie-
leider)3 voor financieele en economische
zaken; 4 voor bizondere gevallen. De verte-
genwoordigers van het departement van bui-
benlandsche zaken en de gevolmachtigde der
Nederlandsche Bank staan onmiddellijk onder
den Rijkscommissaris, die tevens voor de af-
zonderlijke provincies gevolmachtigden be-
noemt en voorzoover noodig ook voor afzon-
derlijke gebieden of werkzaamheden.
Aan de Nederlandsche politie, die onder toe
zicht staat van de Duitsche politie en aan
haar aanwijzingen gebonden is, wordt het
bewaren van de openbare rust, orde en veilig
heid opgedragen, voor zoover men zich niet
van Duitsche s.s.- en politietroepen bedient.
De rechten van het Nederlandsche volk.
Maar gelijk gezegd: de bedoeling zit voor,
zooveel mogelijk de rechten van bet Neder
landsche volk te ontzien. Volgens dr. Rabl
blijkt dit o.i. uit 2 der Verordening van
den Rijkscommissaris tot uitoefening van de
regeeringsbevoegdheden in Nederland. Die
paragraaf immers vangt aldus aan: „Het tot
nu toe geldende Nederlandsche recht blijft
van kracht". Weliswaar volgt daarop een
voorbehoud: ,,voor zoover het vereenigbaar
is met de bezetting en niet in strijd is met
de bepalingen van bet decreet van den FHih-
rer", maar dit tast de grondgedacbte niet
meer aan dan uit bet feit der occupatie nu
eenmaal voortvoeit. Bovendien was er een
leemte ontstaan doordat de Koningin en de
ministerraad die van zoo groote beteekenis
zijn voor het Nederlandsche staatsrecht, zich
niet meer hier te lande bevinden; hiervoor
mocbt men van Duitsche zijde de oogen niet
sluiten. Hunne afwezigheid is „ein zwingen-
des Hindemis", dwingt tot zekere maatrege-
len van Duitsche zijde op bet stuk van wet-
geving en bestuur. Als men echter in 1
van dezelfde verordening leest: ,,De Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied heeft voor zoover noodig ter
uitvoering van zijn taak alle be
voegdheden, welke volgens de grondwet en
de wetten aan den Koning en de regeering
toekwamen", mag niet worden verzwegen, dat
op verlangen van den Rijksminister dr. Seyss-
Inquard zelf de door ons gespatieerde woorden
zijn ingevoerd ,(Red. N. R. Crt.)
Deze heeft zich in geenen deele alle rech
ten van den koning en van de regeering toe-
geeigend, al ware dat volkenrechtelijke moge
lijk geweest. Verschillende in de Grondwet
neergelegde prerogatieven der Kroon (de ver-
leening van adeldom, het recht van beelte-
nis op de munt enz. zal de Rijkscommissaris
stellig niet voor zich opeischen.
Geen eed van trouw.
In artikei 45 der derde Haagsche Conventie
betreffende den ooriog te land staat te lezen,
dat geen eed van trouw van de bevolking van
het bezette gebied mag worden afgedwongen.
Ook dit voorschrift wordt ten voile van Duit
sche zijde geeerbiedigd. Weliswaar rept 7
der meergenoemde Verordening van een ver
klaring onder eede, welke rechters, ambte-
naren en leeraren moeten afleggen, maar dit
heeft slechts betrekking op nakoming van de
verordening en het nalaten van handelingen,
die gericht zijn tegen bet Duitsche Rijk of de
Duitsche weermacht. Een ,,Treu-Eid" kan dit
niet genoemd worden.
Overigens heeft de Nederlandsche minister
raad zelf in April 1937 voor het geval van een
onverhoopte bezetting regelen getroffen, die
nog kortgeleden ter kennis van de Nederland
sche overheidspersonen zijn gebracht,
regelen, die vrijwel geheel overeenkomen met
hetgeen thans door de Duitschers veror-
dineerd is.
Van groot belang is ook artikei 46 der
Haagsche Conventie. Daarin immers staat te
lezen, dat de eer en waardigheid van het
gezin niet mag worden aangerand, dat de
godsdienst behoort te worden gerespecteerd
en dat het particuliere eigendom niet mag
worden verbeurd verklaard. Dit alles wordt
van Duitsche zijde als iets vanzelfsprekends
aanvaard, al is het niet met zoovele woorden
in de verordening neergelegd. De verplich-
ting die van volkenrechtelijken aard is en
volgaarne wordt erkend, wordt daardoor
echter allerminst verzwakt.
Plundering is eveneens in die Conventie
verboden en ten aanzien van belastingheffing
treft men er een voorschrift aan, waarvan
.Duitschland ook niet hoopt af te wijken. Zoo
veel mogelijk laat het ook hier het Nederland
sche volk zelf betijen. Als dit eerlang wel-
licht niet meer in alle opzichten mogelijk
mocht blijken, zal toch in elk geval met de
behoeften en desiderata van het Nederland
sche volk ten emstigste rekening worden ge-
houden.
Nog andere artikelen van de derde Conven
tie over den ooriog te land heeft dr. Rabl be-
sproken, o.a. dat. hetwelk betrekking heeft
op de eerbiediging van publiekrechtelijk eigen
dom in bet bezette gebied: ook die verplich-
ting wordt erkend.
De Nederlandsche autoriteiten.
Dr. Rahl heeft voorts de voile aandacht
gevraagd voor artikei 3 der verordening van
29 Mei 1940: ,,De rijkscommissaris bedient
zich voor de uitvoering van zijn voorschriften
van de Nederlandsche autoriteiten, voor zoo
ver de aan hem ondergeschikte Duitsche dien
sten niet direct in werking treden". In het
algemeen zal hij, die bevelen geeft aan rege-
lend optreedt tegenover het Nederlandsche
volk, tot dat volk zelf behooren, hij moge dan
gezag uitoefenen in de gemeente, in de pro
vincie of zetelen op een der Haagsche depar
tementen. Dit is de wensch van den rijks
commissaris zelf. die met zijn staf (o.a. de
commissarissen-generaal) volstrekt niet in al
les op den voorgrond verlangt te treden. Veel
eer hoopt hij, dat de bevolking er slechts wei
nig van zal bemerken, dat zich hier een rijks
commissaris ophoudt.
Naar de overtuiging van dr. Rabl is aldus
op het stuk van geljjkwaardigheid en zelf-
bepaling, van autonomie en zelfbestuur, een
vrijheid van beweging tot stand gebracht
gelijk tot dusver nog in geen enkel bezet ge
bied aangetroffen werd.
'Ook met onze eigen politie zullen wij vrij
wel uitsluitend te maken hebben. En ofschoon
de Rijks-commissaris dr. Seys-Inquart zelf
met hart en ziel aanhanger is van de leer
van den autoritairen staat, denkt hij er niet
aan, op eenigerlei wijze inbreuk te maken op
de hier praevaleerende anders geaarde
rechtsstaats-opvattingen, op de, in den rui-
men zin van het woord, liberale staatsrechts-
ideeen, die in Nederland overbeerschen. In
bet Nederlandsche volk leven die opvat-
tingen; dat is voor hem reden te over om ze
te ontzien.
Ziehier eenige grepen uit het zeer interes-
sante referaat van dr. Rabl, dat belangwek-
kend genoeg is om er later gelijk ook op
de verordening zelve nog eens op terug te
komen.
MEN SPREKE NIET MEER VAN
„VERRAAD".
Herhaaldelijk is van Duitsche zijde en door
den Duitschen Opperbevelhebber in de Neder-
landen er de nadruk op gelegd, dat men den
tegenstander c.q. den Nederlandschen soldaat,
na nederlegging der wapenen, heeft te eeren.
Dit is van Duitsche zijde meer dan eens ge
schied. Wij herinneren aan het wooed van den
Rijkscommissaris Rijksminister Seyss-In-
quart bij de aanvaarding van zijn aanbt; aan
de talrijke kransleggingen op graven van Ne
derlandsche soldaten en tenslotte aan de pro-
clamatie van den Fiihrer.
De diepe zin daarvan is door de Nederland
sche militairen en door een groot deel van het
Nederlandsche volk begrepen en gewaardeerd.
Het is daarom betreurenswaardig, dus werd
ter persconferentie medegedeeld, dat onder
ons volk nog steeds gerucbten de ronde doen
omtrent een gepleegd verraad, waaruit volgen
zou, dat het Duitsche leger niet evenals het
Nederlandsohe eervol zou gestreden heb
ben. Men voelt, dat daardoor op dat leger een
smaad geworpen wordt, welke niet geduld
kan worden.
Van dit verraad wordt met een Sdnzijdige
licbt te bevroeden tendenz gesproken. Na-
drukkelijk werd ons verklaard, dat alle mate-
riaal, dat op zulk een verraad betrekking
hebben zou, wordt verzameld en dat deze aan-
gelegenheid in onderzoek is en eventueel
streng tegen verspreiders van onware gerucb
ten zal opgetreden worden.
Over een zaak, die in onderzoek is, wordt
gezwegen, totdat de stukken op tafel komen
en inderdaad geoordeeld kan worden.
Maar de methoden, waarvan sommigen
onder ons volk zich bedienen, om telkens ver-
halen over verraad in omloop te brengen,
kunnen noch mogen longer getolereerd wor
den.
Omdat men daardoor en bet Duitsche &n
het Nederlandsche leger in him krijgsmanseer
aantast.
Omdat men daardoor noodeloos het Neder
landsche volk in gevaar brengt.
Omdat men daardoor de normaliseering
der betrekking tusschen Duitschers en Neder-
landers in den weg staat.
Men make de situatie niet emstig. Men
spreke niet meer van verraad. Allerlei oncon-
troleerbare verhalen dienaangaande zouden
gevaarlijk kunnen blijken voor ons volk.
Een ieder zij dus emstig gewaarschuwd.
ZOOVEEL MOGELIJK VERGUNNINGEN
VOOR BOUWWERKEN.
Voor bet aanvangen of voortzetten van
bouwwerken op allerlei gebied is na 17 Juni
toestemming noodig van den Rijkscommissa
ris voor den Wederopbouw. Werken. welke
v6or 17 Juni gereed kunnen komen. behoeven
dus een dergelijke toestemming niet.
Wij hebben, zegt bet Vaderland, ge'infor-
meerd, welke ricbtlijnen in het algemeen zul
len gelden voor het verleenen van een vergun-
ning voor het aanvangen of voortzetten van
bouwwerken. Men deelde ons mede, dat ieders
bouwwerk hiertoe allereerst op zijn eigen
merites moet worden onderzocht en dat er
voorts rekening moet worden gehouden met
den voorraad der benoodigde materialen. De
algemeene strekking hierbij is, zooveel moge
lijk vergunningen voor bouwwerken te ver
leenen.
VOOR ALLE GESNEUVELDE SOLDATEN
jltfORAFENIS MET MIUTAIRE EER.
Reeds eerder is er op gewezen, dat ieder, die
het lijk van een Duitsch of Nederlandseh sol
daat aantreft, hierv'an ten spoedigste mede-
deeling doet aan de dicbtst-bijzijnde politie-
post of wel aan het dichtst-bijzijnde Duitsche
militaire commando. Men wordt verzochc
hieraan strikt de hand te houden.
Er is door de Duitsche militaire autoritei
ten thans een speciale afdeeling in het leven
geroepen, welke voor een eervolle militaire
begrafenis zorg draagt.
Men denke er dus wel aan, dat, door geen
melding te maken van het aantreffen van een
stoffelijk overschot, men den overledene de
laatste eer onthoudt.
MOTORRIJTUIGENBELASTING IN OVER-
EKNSTEMMING MET DE BENZINE-
VERGUNNING.
Ten einde de houders van motorrijtuigen,
wien door de daartoe bevoegde autoriteiten
vergunning is verleend om een baperkt aan-
tal malen, resp. dagen op den openbaren weg
te rijden, niet in een onbillijke positie te bren
gen wat betreft de motorrijtuigenbelasting,
heeft de Bond van Automotoielhandelaren en
Garagehouders, B.O.V.A.G. zich tot het depar
tement van Financien gericht met het ver-
zoek faciliteiten te verleenen.
Op dit verzoek is door het departement in
zoover gunsti-g beschikt, dat houders van
motorrijtuigenbelastingkaarten thans na af-
loop van de driemaandelijksche periode op
een daartoe Strekkend verzoek bij de ontvan-
gers der direote belastingen restitutie kunnen
verkrijgen van de door hen betaalde belasting
in verhouding van het aantal dagen waarover
de kaarten loopen tot het aantal dagen, waar
van kan worden aangetoond, dat zij niet met
het motorrijtuig op den openibaren weg hebben
kunnen rijden. Bezitters van motorrijtuigen,
die slechts nu en dan van hun voertuig ge-
bruik kunnen maken, betalen derhalve belas
ting naar het aantal dagen waarop inderdaad
werd gereden.
ONZE GEZANT TE BERLIJN EN ZIJN
STAF UIT BERLIJN VIA ZWITSERLAND
NAAR ELDERS VERTROKKEN.
Naar gemeld wordt, zou Jhr. Mr. H. M.
van JIaersrna de With, eertijds gezant te Ber-
lijn, met zijn diplomatieken staf, bet gezant-
schapspersoneel en de gezinnen van alien, die
tot het gezelschap behoorden, in den nacht
vein 14 op 15 Mei per extra-trein uit de Duit
sche hoofdstad vertrokken zijn naar Frie-
drichslhaven. Dajar kwam het gezelschap op
15 Mei aan, am er in het aan het Bodenmeer
gelegen Kurgartenhotel met zijn fraaien tuin,
verblijf te houden tot 20 Mei. Dien dag vond
uit de haven van Friedriohshaven het vertrek
per stoomlboot naar het reeds op Zwitsersch
grondgebied gelegen Romanshorn plaats.
Men mag aannemen, dat inmiddels de ge
zant en zijn staf Zwitserland sinds enkele
dagen verlaten hebben.
Twee millioen kg kaas op doorreis
naar Belgie.
We zouden niet durven zeggen, dat kaas in
Alkmaar een ongewoon verscbijnsel. Maar
schrijt de „Telegraaf", we zijn gewend die
aan te treffen op de kaasmarkt. En dus is
het niet verwonderlijk, dat talloozen zich
Zondag j.l. verwonderden over de lange, lange
file van auto's, die geparkeerd stond langs den
Kennemerstraaitweg en die tuinduizenden en
nog eens tienduizenden kilo's kaas badden
geladen.
Naar men ons uit zuivelkringen meedeelde,
betrof bet bier een deel der vordering van
2.000.000 kg, die voor Belgie is geschied. De
kaas, die Zaterdag in Alkmaar stond, was af-
komstig uit Friesland, waar ze was gevorderd
bjj drrie der grootste firma's, die Frico, de
Lyempf en de firma Grondsma. Woensdag
echter werd ook in Alkmaar bij de Kaashan-
delmaatscbappij Gouda druk geladen en tal-
looze commissie-, Edammer- en Goudsche
kazen verdwenen in de vrachtwagens, die stuk
voor stuk voorreden.
Naar men ons mededeelde, is de prijs voor
de geleverde kaas nog niet vastgesteld. Hoe-
wel het natuurlijk gaat om een belangrrjk
kwantum, moet men den omvang daarvan in
de periode, waarin de productie het grootst is,
toch niet te overschatten. Men dient te beden-
ken, dat verschillende landen als afnemer
zijn uitgeschakeld en dat de pakhuizen, zoo
die hier en daar plotseling vrij leeg mogen
zijn, zich zeer spoedig weer zullen hebben ge-
vuld
TWEE LITER PETROLEUM VOOR
VEERTIEN DAGEN.
Het departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart maakt bekend:
Ter voorbereiding van een eventueele
distributie van petroleum zijn reeds eenige
maanden geleden petroleumdistributiekaarten
aan de gebruikers uitgereikt. Het is ten
gevolge van de gewrjzigde omstandigheden
noodzakelijk gebleken de op het punt der
petroleumdistributie getroffen maatregelen
ten deele te doen vervallen, hetgeen mede-
brengt, dat de reeds uitgereikte petroleum-
distributiekarten geheel waardeloos zijn, en
de petroleumverkoopers daarop dus geen
petroleum mogen afleveren.
Thans is een nieuwe distributieregeling ten
aanzien van petroleum getroffen. Voorop zij
gesteld, dat de voor distributie beschikbare
hoeveelheid petroleum zeer gering is, zoodat
de uiterste zuinigheid dient te worden be-
tracbt. In verband hiermede is het verbruik
van petroleum in het huishouden uitsluitend
toegestaan voor kookdoeleinden en zulks
slechts indien niet beschikt wordt over een
installatie om zonder behulp van petroleum
te koken. Zij, in wier woning bijv. een op gas
ep/of electriciteit aangesloten kookinstallatie
aanwezig is, zullen zich dus geen petroleum
meer kunnen verschaffen.
Petroleum voor verlichtings- of verwar-
mingsdoeleinden te gebruiken is verboden.
Indien men petroleum voor kookdoeleinden
noodig beeft, kan men zich met ingang van
een door den distributiedienst bekend te ma
ken datum ter verkrijiging van voor dit doel
uit te reiken zegels wenden tot den plaatselij-
ken distributiedienst. Voorloopig zpllen deze
zegels elk gedurende een tijdvak van veertien
dagen recht geven op het koopen van twee
liter petroleum. De zegels moeten bij het koo-
per der petroleum aan den kleinhandelaar
worden afgegeven.
Bij wijze van overgangsmaatregel is tot en
met 15 Juni a.s. het koopen en afleveren van
petroleum uitsluitend voor kookdoeleinden en
bedrijfsdoeleinden toegestaan zonder inleve-
ring van zegels en bestelbonnen, met dien
verstande, dat elke overmatige bevoorrading
ten strengste verboden is. Na genoemden
datum is inlevering van zegels op bestelbon
nen vereiscbt.
Voor handelaren geldt als overgangsmaat
regel, dat tot en met 22 Juni a.s. petroleum
door hen mag worden gekocht en aan hen
mag worden afgeleverd zonder inlevering van
toewijzingen. Na dien datum is inlevering van
toewijzingen vereischt.
Tenslotte wordt er op gewezen, dat de rege-
ling niet van toepassing is op militaire autori
teiten en instanties, Duitsche militaire atta
che's leden van het Duitsche gezantschap en
van Duitsche eonsiulaten.
In een in de dagbladen voorkomende „offi-
cieele publicatie" is vastgesteld de wijze waar
op de keinhandelaren de zegels dienen te be-
handelen. Tevens is daarin vermeld in hoe-
verre en op welke wjjze zij, die petroleum
voor bedrijfsdoeleinden gebruiken, voor toe
wijzingen in aanmerking kunnen komen.