Ter Neuzensche Courant Binnenland Woensdag 8 Mei 1940 No. 10.064 TWEEDE BLAD BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. VAN DRANK WET. Burgemeester en Wethouders van TER- NEUHEN maken bekend, dat de opgaven, be- doeld in artikel 35 en 51 der Drankwet 1931 Stbi. no. 476 ter secretarie van de gemeente voor een ieder ter inzage zijn gelegd en tegen betaling der kosten zijn verkrijgbaar gesteld. Terneuzen, 6 Mei 1940. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. TELLEGEN, Voorzitter. B. I. ZONNEVULLE, Secretaris. De Burgemeester van TERNEUZEN brengt bet volgende ter openbare kennis: MII.ITAIK GEZAG. Algemeene bekembriaking no. 4 van den Commandant in Zeeland. De Commandant ;n Zeeland, belast met de uitoefening van het Militair Gezag in de Pro- vincie Zeeland; Gezien het Koninklijk Besluit van den len November 1939, waarbij onder meer het water- gebied, behoorende tot de provincie Zeeland, is verklaard in Staat van Beleg; Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet van 23 Mei 1899, Staatsblad no. 128, in het bijzonder de artikelen 23 en 35 dier wet; Overwegende, dat de eischen der algemeene veiligheid vorderen, dat de toegang tot, het verkeer binnen, en het verlaten van voren- bedoeld watergebied worden geregeld overeen- komstig de bepalingen van onderstaande verordening: Stelt vast de navolgende VERORDENING: ARTIKEL een. 1. Waar in deze verordening wordt ge- sproken van het watergebied" wordt daar- mede bedoeld het in staat van beleg verklaar- de watergebied behoorende tot het Commando Zeeland, voorzooverre uit eenige bepaling van deze verordening, dan wel uit den inhoud van eenige krachtens deze verordening ge- geven vergunning en (of) uit den inhoud van eenige aan zoodanige vergunning verbonden voorwaarde niet anders volgt. 2. Wlaar in deze verordening wordt gespro- ken van ,,het verboden watergebied" wordt daarmede bedoeld het in deze alinea hieronder omschreven gedeelte van het watergebied: A. Voor wat betreft het zeegat van Brou- wers haven: Het watergebied begrensd door de meri- dianen van 3° - 38' E.L. en 3° - 46' - 40" E.L. en de parallellen van 51° - 44" N.B. en 51° - 46' - 20" N.B., voorzooverre ge- legen binnen de territoriale grens. B. Voor wat betreft het zeegat van Zie- rikzee: 1. In het Westgat, het watergebied be grensd door de meridianen van 3° - 36' E.L. en 3° - 40' E.L. en de parallellen van 51° - 38' - 44" N.B. en 51° - 40' - 54" N.B. 2. In de Roompot het watergebied, be grensd door de lijnen tusschen de punten: 51° - 33' - 24" N.B.; 51° - 37' - 0" N.B.; 3° - 28' - 0" E.L.3° - 28' - 0" E.L.; 51" 39' - 30" N.B.51° - 35' - 50" N.B.; 3° - 34' - 0" E.L.3° - 34' - 0" E.L.; C. Voor wat betreft het zeegat van Vlis singen 1. In de Deurloo het watergebied, be grensd door de lijnen tusschen de punten: '51° - 30' - 12" N.B.51° - 29' - 0" N.B.; 3° - 25' - 30" E.L.; 3° - 25' - 30" E.L.; 50° - 28' - 44" N.B.; 51° - 31' - 0" N.B.; 3° - 20' - 26" E.L.; 3° - 21' - 0" E.L.; 2. In de Wielingen het watergebied be grensd: in het Westen door de lijnen tusschen de punten: (a) 51° - 22' - 14" N.B. en 3° - 22' - 0" E.L. (grenspaal no. 369 bij Kad- zand), (to) 51 - 25' - 8" N.B. en 3° - 19' - 30" E.L. en (c) 51° - 26' - 30" N.B. en 3° - 19' - 50" E.L. in het Noorden door de parallel van 51° - 26' - 30" N.B., in het Oosten door den meridiaan vah 3° - 31' - 0" EjL. en in het Zuiden door de kust van Zeeuwsch-Vlaanderen tot eerst- genoemd punt (a). ARTIKEL TWEE. 1. Het is verboden met een vaartuig zich te begeven in, te varen in of zich te bevinden in het verboden watergebied. zulks voor wat betreft de Wielingen: buiten de veilige vaar- geul bedoeld in alinea 3 van dit artikel. 2. De scheepvaart door de in alinea 3 van dit artikel bedoelde veilige vaargeul is dag en nacht toegestaan, voorzooverre en zoolang de Commandant in Zeeland in eenig bijzonder geval, dan wel bij algemeene bekendmaking niet anders zal beslissen. 3. Begrenzing vaargeul De noordzijde van de in dit artikel bedoelde veilige vaargeul wordt aangegeven door de zwarte liohtboei no. 7 van de Sluissche Horn- pels, thans gelegen op 51 - 24' - 35" N.B. en 3° - 27' - 57" EjL., een zwarte lichtboei (a) op 1° - 24' - 14" N.B. en 3° - 25' - 0" E.L., en een zjwarte lichtboei (b) op 51 - 24' - 48" N.B. e» 3° - 29' - 44" E.L. 4. Bij het bevaren van de in dit artikel be doelde veilige vaargeul is men verplicht de navolgende zeilaanwijzing in acht te nemen Binnenkomende, moet de lichtenlijn van Nieuwe Sluis 84° inden, gevolgd worden, totdat de peiling van Kruishoofd 125° is (bij nacht kleurverandering van het licht van wit en rood), vervolgens wordt tus schen de roode lichtboei no. 3 van de Wielingen en de zwarte lichtbrulboei no. 7 van de Sluissche Hompels doorge- stoomd (in elk geval niet N. Iijker komen dan 450 m. benoorden roode lichtboei no. 3), waarna in de koers 75° de Elijkste zwarte lichtboei aan de S. zijde wordt ge- passeerd. Vervolgens kan koers worden gesteld op het hooge licht van Vlissin- gen (worteleinde Westhoofd Koopmans- haven LI no. 46). Bij het volgen van bovengenoemde zeilaanwijzing is er alle ruinate voor uitwijkmanoeuvres voor tegenliggers. 5. De Commandant in Zeeland behoudt zich de bevoegdheid voor het in alinea 3 en 4 van dit artikel bepaalde te wijzigen. Deze wij- zigingen worden bekend gemaakt door op- name in het „Bericht aan zeevarenden". ARTIKEL DRIE. 1. Ten behoeve van visschersvaartuigen, alsmede ten behoeve van vaartuigen van het reddingswezen kan schriftelijke vergunning worden verleend om zich te begeven in, te varen in en zich te bevinden in het verboden watergebied. 2. De in de vorige alinea bedoelde vergun ning wordt aangevraagd bij den Burgemeester van de woonplaats van den aanvrager, en ver leend door den Commandant van Zeeland of namens dien Commandant door het Hoofd van het Bureau Zeeverkeer te Vlissingen. 3. Het schriftelijk bewijs der vergunning moet op hun eerste aanvrage aan de in Artikel Negen dezer verordening bedoelde personen worden vertoond. 4. Hij die aan de in dit Artikel sub. 3 be doelde verplichting niet voldoet, wordt voor de toepassing van deze verordening be- schouwd als niet in het bezit te zijn van een geldige vergunning. ARTIKEL VIER. 1. De in artikel Dr.ie bedoelde vergunning kan worden verleend voor het geheel, dan wel slechts voor een gedeelte van het verboden watergebied, voor bepaalden of onbepaalden tijd, voor een algemeen gebruik dan wel tot een bepaald doel, terwjjl aan het gebruik daar- van door of namens den Commandant in Zeeland algemeene of bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. 2. De vergunning kan door den Comman dant in Zeeland zonder opgave van redenen worden ingetrokken, terwijl alsdan het schrif telijk bewijs namens dien Commandant door daartoe door dezen aan te wijzen miltairen of andere ambtenaren onmiddellijk zal worden ingenomen. ARTIKEL VIJF. 1. Bij vermoeden dat van een vergunning als bedoeld in artikel Drie is, wordt of zal worden misbruik gemaakt, of dat aan een vergunning verbonden voorwaarden niet zijn, worden of zullen worden nageleefd, zijn de in artikel Negen dezer verordening bedoelde personen bevoegd het schriftelijk bewijs der vergunning in te nemen en in te houden. 2. De in het eerste lid bedoelde personen stellen den Commandant in Zeeland zoo spoe- dig mogelijk in kennis van het innemen en in- houden van de vergunning. 3. De Commandant in Zeeland beslist dat de vergunning wordt ingetrokken dan wel dat het schriftelijk bewijs daarvan aan den oor- spronkelijken vergunninghouder wordt terug- gegeven. 4. Bij toepassing van het in lid 1 van dit artikel bepaalde, is de houder van de vergun ning verplicht, in afwachting van de defini- tleve beslissing van den Commandant in Zeeland, zich te gedragen naar de aanwijzin- gen van dengene, die het schriftelijk bewijs heeft ingenomen. ARTIKEL ZES. 1. Onverminderd het ter zake in deze ver ordening overigens bepaalde, is een iegelijk die, in welke kwaliteit ook, zich aan boord van een vaartuig bevindt in het watergebied, ver plicht zich ook met betrekking tot het door hem bevaren vaartuig te gedragen naar de bevelen, instructies en aanwijzingen, een of ander door middel van vlagge- of lichtseinen, aanroepen, aanfluiten al of niet met de stoom- fluit, het lossen van schoten, beschijning met zoeklicht, als anderszins, hem gegeven door eenig persoon als bedoeld in artikel 9, sub le5e van deze verordening. ARTIKEL ZEVEN. 1. De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op, resp. met betrekking tot Rijksambtenaren en Rijksvaartuigen. deel uitmakende van de Nederlandsche Weermacht of het Nederlandsche Loodswezen. ARTIKEL ACHT. 1. Overtrading van eenige bepaling dezer verordening wordt overeenkomstig het be paalde in artikel 49 van de Wet van 23 Mei 1899, Staatsblad no. 128, gestraft met hech- tenis van ten hoogste drie maanden. ARTIKEL NEGEN. 1. Met de handhaving en met de zorg voor de naleving van deze verordening, alsmede met de opsporing van krachtens eenige bepa ling van deze verordening strafbare feiten, zijn belast: le. de ambtenaren, genoemd en bedoeld in artikel 141 van het Wb. van Strafvor- dering; 2e. de officieren der Koninklijke Nederland sche Marine; 3e. het personeel der Koninklijke Marechaus- sde 4e. de militaire Politie; 5e. de militaire en andere ambtenaren, belast met bewakings-, onderzoekings- en pa- trouillediensten in het watergebied. ARTIKEL TIEN. 1. Deze verordening zal worden afgekon- digd door plaatsing in de Nederlandsche Staatscourant. 2. Zij treedt in werking onmiddellijk na hare afkondiging in de Nederlandsche Staats courant. Lasten en bevelen een ieder, wien zulks aangaat, zich overeenkomstig het vorenstaan- de en in het bijzonder overeenkomstig de aan eene krachtens deze verordening verleende vergunning verbonden voorwaarden te ge dragen. De Commandant in Zeeland; Gelet op bovenstaande verordening, alsmede op artikel 35 van de Wet van 23 Mei 1899. Stbl. no. 128; b e v e e 11 het wegvoeren uit het in die verordening bedoelde verboden watergebied van elk vaartuig, dat zich zonder de krach tens de verordening vereischte vergunning aldaar bevindt; beveelt het wegvoeren uit het in die. verordening bedoelde watergebied van elk vaartuig, met betrekking waartoe niet wordt voldaan aan de bevelen, instructies en aan- wijzigingen, als bedoeld in artikel 6 der ver ordening; draagt dit wegvoeren op aan die der in artikel Negen der verordening ge- noemde en bedoelde personen, die daartoe door den Commandant in Zeeland zullen zijn of worden aangewezen. Een iegelijk die handelt in str(jd met de be palingen van ideze Verordening stelt zich aan lijfsgevaar bloot. Gegeven te Middelburg, den 6en Dec. 1939. De Schout bij Nacht, Commandant in Zeeland. (get.) H. J. .VAN DER STAD. Afgekondigd te Terneuzen op de wijze als gebruikelijk is, den 7 Mei 1940. De Burgemeester, (get.) P. TELLEGEN. Terneuzen, 7 Mei 1940. De Burgemeester voornoemd. P. TELLEGEN: De Burgemeester van TERNEUZEN brengt het volgende ter openbare kennis: MILITAIR GEZAG. Algemeene bekendmaking no. 5 van den Commandant in Zeeland. De Commandant in Zeeland, belast met de uitoefening van het militair gezag in het Commando Zeeland; Gezien de Koninklijke besluiten van 1 Nov. 1939 Staatsblad No. 189, van 13 April 1940 Staatsblad No. 182 en van 19 April 1940 Staatsblad No. 183, krachtens welke o.m. het watergebied, behoorende tot het Commando Zeeland, is verklaard in staat van beleg; Overwegende, dat het wenschelijk is een wijziging aan te brengen in de Algemeene Bekendmaking No. 4 d.d. 11 December 1939 van den Commandant in Zeeland; Gelet op de desbetreffende artikelen van de wet van 23 Mei 1899, Staatsblad No. 128, in het bijzonder op artikel 23 dier wet; bepaalt dat vorenbedoelde Algemeene Be kendmaking No. 4 d.d. 11 December 1939 van den Commandant in Zeeland zal worden ge- wijzigd in voege als hieronder vermeld. Artikel 1. Artikel een, alinea 2 sub A wordt gelezen als volgt: Het watergebied, begrensd door de meridia nen van 3° - 39' - 05" E.L. en 3° - 46' - 40" E.L. en de paralellen van 51° - 44' N.B. en 51° - 46' - 20" N.B., voor zooverre gelegen binnen de territoriale grens. Artikel twee, alinea 1 wordt gelezen als volgt: iHet is verbocjen met een vaartuig zich te begeven in, te varen in of zich te bevinden in het verboden watergebied, zulks voor wat be treft de Wielingen met gedeeltelijke uitzon- dering van de veilige vaargeul bedoeld in alinea 3 van dit artikel. Artikel twee, alinea 2 wordt gelezen als volgt De scheepvaart door de in alinea 3 van dit artikel bedoelde veilige vaargeul en door het Oostgat van het Zeegat van Vlissingen is toe gestaan, behoudens de volgende voor de Kapi- teins (of derzelver vervangers), van de be- trokken vaartuigen, geldende verplichtingen a. alvorens binnen te varen behoort het nabij den ingang van het Zeegat gestationneer- de onderzoekingsvaartuig te worden aan- geloopen ten einde het vaartuig te laten verkennen en te doen onderzoeken; b. zoowel in- als uitvaren behoort onder loodsaanwijzing te gesohieden. c. de doorvaart behoort rechtstreeks te ge- schieden. Ankeren is verboden, behou dens bijzondere omstandigheden in ver- band met de veiigheid van de navigatie. Zonder nadere aankondiging kunnen deze vaarwaters door of vanAvege den Comman dant in Zeeland voor de scheepvaart worden verboden. Artikel drie, alinea 1 wordt gelezen als volgt: Ten behoeve van visschersvaartuigen als mede ten behoeve van vaartuigen van het red dingswezen kan schriftelijk vergunning wor den verleend om: le. zich te begeven in, te varen in of zich te bevinden in het verboden watergebied; 2e. ontheven te worden van de in artikel twee, alinea 2 onder a en b genoemde verplichtingen Artikel 2. Het bepaalde bij de Algemeene Bekend making No. 4 d.d. 11 December 1939 van den Commandant in Zeeland blijft onverkort van kracht, voor zooverre deze bij de onderhavige Algemeene Bekendmaking No. 5 niet is ge- wijzigd. Artikel 3. 1. Deze verordening zal worden afgekon digd door plaatsing in de Nederlandsche Staatscourant. 2. Zij treedt in werking onmiddellijk na hare afkondiging. Gelast en beveelt een ieder, wien zulks aan gaat, zich overeenkomstig het vorenstaande te gedragen. Gegeven te Middelburg, 25 April 1940. De Schout bij Nacht, Commandant in Zeeland, (get.) H. J. VAN DER STAD. Afgekondigd te Terneuzen op de wijze als gebruikelrjk is, den 7 Mei 1940. De Burgemeester, (get.) P. TELLEGEN. Terneuzen, 7 Mei 1940. De Burgemeester voornoemd, P. TELLEGEN. HET AANTAL RADIOLUISTERAARS IN ONS LAND. Het aantal radioluisteraars, dat blijkens aangifte een eigen ontvangtoestel bezit, be- droeg einde Maart j.l. 1.065.042. Het aantal aangeslotenen op radio-distributie-inrichtin- gen bedroeg op dien datum 411.873, zoodat een totaal aantal van 1.476.915 luisteraars, of 167 op 1000 inwoners is geregistreerd. DE BUREAUX VOOR J El GDREGISTitATIE. Op vragen van het lid der Tweede Kamer den heer Smeenk luidenden: 1. Op welke gronden is de Minister van oordeel, dat uitgaven voor bureaux voor jeugdregistratie kunnen worden gebracht ten laste van artikel 124 van het elfde hoofdstuk der rrjksbegrooting van het dienstjaar 1940, welk artikel slechts spreekt van bijdragen en overige uitgaven ten behoeve van kampwerk, centrale werkplaatsen, werkobjecten, dienst- bodenopleiding en cursussen voor jeugdigen 2. Op welk totaal hedrag moet het in uit- zicht gestelde rijkssubsidie worden geraamd, wanneer alle 68 gemeentebesturen, waaraan een van de circulaires van 29 Januari 1.1. no. 30.2517 1 afd. C.Z. en S.J.Z. is gezonden, over eenkomstig het daarin gestelde verzoek han- delen 3. Is het op artikel 124 uitgetrokken be- drag, gelet op de bestemming, welke daaraan blijkens den uitgewerkten en toelichtenden staat zal worden gegeven, mede gelet op de hoogere uitgaven, voortvloeiende uit da cir- eulaire van 2 Maart 1940 no. 9.2888, afd. C.Z.S.J., voldoende om de onder 2 bedoelde uitgaven daaruit te bestrijden? 4. Xndien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoordt, wil de Minister dan de urbvoering van de in vraag 2 bedoelde circu laires opschorten, totdat bij suppletoire be- grooting de gelden zijn toegestaan? Heeft de Minister van Sociale Zaken als volgt geantwoord: ad 1. Deze vraag berust op een misver- stand. De wet van 9 Februari 1940 tot vast- stelling van het elfde hoofdstuk der rijksbe- grooting voor het dienstjaar 1940 (Staatsblad no. 30) vermeldt onder afdeeling 6 werkver- ruiming, steunverleening en jeugdzorg, onder- afdeeling 3 cultureele en sociale jeugdzorg; artikel 124. Bijdragen en overige uitgaven ten behoeve van kampwerk, centrale werk plaatsen, werkobjecten, jeugdregistratie, cur sussen en dienstboden opleiding over 1940 en afgesloten dienstjaren f 3.300.000". ad 2. Aangezien de nieuw in te stellen bureaux voor jeugdorganisatie nog in voor- bereiding zijn, is het niet mogelijk reeds thans de gestelde vraag te beantwoorden. ad 3. Deze vraag wordt bevestigend be- antwoord. ad 4. Door het antwoord op vraag 3 be- hoeft deze vraag geen beantwoording. VROUWEN VREDESGANG 1040. De Vrouwen Vredesgang, die dit jaar voor de zevende maal gehouden wordt, zal Zater- daganiddag 18 Mei om drie uur van de De Ruyterkade (achter het Centraal Station) te Amsterdam vertrekken. Door de Westelrjke doorgang onder het Centraal Station wordt dan over Stationsplein, Martelaarsgracht, N.Z. Voorburgwal, Spui (waar deputaties den stoet zullen verlaten), Singel, Koningsplein, Heerengracht (evenzijde), Vijzelstraat, Vijzel- gracht, Nieuwe Vijzelstraat, Weteringschans naar het terrein van het voormalige Paleis voor Voliksvlijt geloopen, waar een korte slui- tingsbijeenkomst plaats zal vinden. Gezamen- lijk zullen enkele liederen worden gezongen en twee leden van het Centraal Comity, de dames M. H. Peteri (Utrecht) en J. P. P. van Rappard-van de Stadt (den Haag) zullen een kort woord spreken. Reeds velen gaven zich voor deelneming aan dit stilgetuigenis voor Vrede en Internationale Rechtsorde op. Wie het nog niet deed stelle zich in verbinding met een plaatselijk comitd of met de administratie van het Centraal Comite, Laan van Meerdervoort 19, den Haag. De aan het deelnemingsbewijs gehechte spoor- coupon geeft recht op een goedkoop retour- biljet met de daarvoor door de Ned. Spoor- wegen aangegeven treinen. VREEMDE BALLON NEERGESCHOTEN. Uit Kornwerderzand wordt gemeldt: Zondagochtend is een ballon hoogstwaar- schijhlrjk van Duitsche afkomst, door het Nederlandsche afweergeschut in brand ge- schoten cn in het IJsselmeer gestort. LANDDAG VOOR MIDDENSTANDSJONGEREN Dezer dagen is te Culemborg de achtste landdag voor middenstandsjongeren gehouden. Na een officieele ontvangst ten stadhuize door burgemeester Keestra hebben in de mid- dagvergadering jhr. dr. J. C. Mollerus, dr. W. F. Lichtenauer en ds. Klein het woord ge- voerd De heer Mollerus verhaalde van zijn reizen naar Afrika, Amerika en Indie. Dr. Lichtenauer's ervaringen als gecommit- teerde van den minister bij de examens voor het middenstandsdiploma algemeene handels- kennis deden hem vaak de schare candidaten met bezorgdheid gadeslaan. De bedoeiing is goed, maar veelal blijkt, dat die drommen examinandi zich de vraag hadden gesteld: op welke wijze kom ik zoo spoedig (en zoo goed koop?) mogelijk aan mijn diploma, aan dat stuk papier? Want dat document, zoo denkt men dan foutief verder zal mij de deur openen, is voor mij de sleutel naar den weg om te slagen als ondernemer. Het was die geestesgesteldheid, welke den spreker vaak somber had gestemd. Dat is niet de weg, dien de middenstander te gaan heeft. Dr. Lichtenaeur teekende de moeilijke positie van den middenstander in het economische leven. Niet schoolsche kennis, op stoomcursussen opgedaan, brengt den middenstander naar het einddoel. Juist de middenstander is niet het kuddedier, maar moet door individueel werk zijn zware taak vervullen, Het middenstandsdiploma zij voor hem slechts een begin. Daama begint zijn verdere opleiding. De heer Lichtenauer waardeerde alles wat op het gebied van middenstandswet- geving gedaan was, maar zelfverloochening, ernst en volharding zullen den middenstander moeten kenmerken, wil hij na goede voorbe- reiding slagen voor het examen bij den groo- ten examinator: Het voile leven. Daama heeft ds. F. Klein de vergadering toegesproken. DE GEINTERNEERDEN. De correspondent van het Handelsblad te 's-Gravenhage meldt: Nu geen officieele mededeeling wordt ge daan over de 21 geinterneerden doen tal van gemchten de ronde omtrent hen, die tot deze groep zouden behooren. Onder deze omstan digheden is het niet mogelijk positieve zeker- heid te verkrijgen. Naar verluidt zouden echter in Rotterdam zijn ge'interneerd de kunstschilder Jan Proost en de journalist A. G. Bouten. De laatste is geen lid van den Ned. Journalistenkring, zoo dat wij omtrent zijn functie geen nadere in- lichtingen kunnen verschaffen. In Poortugaal zou de los-werkman J. v. d. Hoonard zijn aangehouden, terwijl in Haarlem de koopman F. E. H. Jelinger in bewaring is gesteld. Deze was vroeger in Rotterdam woonachtig en deed daar zaken. Voorts behoort tot hen de Amsterdammer Lalieu die indertijd er van verdacht werd be- trokken te zijn bij de uniformen-smokkelzaak, doch toen na eenigen tijd weer op vrije voeten werd gesteld. Onze correspondent te Eindhoven meldt nog dat de politie daar vier personen heeft aan gehouden. die sedert kort daar woonden en deels afkomstig waren uit de omgeving van Roermond, deels uit de mijnstreek. Hun na- men zjjn niet bekend. Te Enschede is aangehouden zoo meldt onze correspondent de directeur van de Enschedesche Taxiondememing ,,Eeto", G. Hasperhoven, afkomstig uit Overdinkel, waar hij vrachtautochauffeur was. In Arnhem is gearresteerd de oud-hoofd- inspecteur van politie te Enschede H. A. van Hilten. Naar de Tijd verder bericht, zou ook in arrest gesteld zijn de heer J. H. Calenfels, directeur van het postkantoor te Wassenaar. Deze was reeds eenige dagen te voren uit zijn functie ontslagen, omdat was komen vast te staan, dat hij als overheidsambtenaar lid van een verboden organisatie was. Ook te Zwolie zoo meldt de correspon dent van de Tel. is <5<§n der 21 Nederlanders gearresteerd, die in het belang van 's lards veiligheid geintemeerd zijn. Het is de Utrech- tenaar Feltmeyer, leider van de zoogenaamde Mussert-garde. HET SPELL1NGVRAAGSTUK. Omtrent de besprekingen die Minister Bolkestein Zaterdag te Bmssel heeft gevoerd inzake het spellingvraagstuk, wordt o.m. ge- meld Bij deze bespreking is gebleken, dat het ge- wenscht is, in Belgie zoowel als in Nederland een zoogenaamde kaderwet bij het parlement aanhangig te maken. Aldus zouden op een nader te bepalen tijd- stip en in gemeen overleg, beide regeeringen kunnen overgaan tot de amhtelijke invoering van met elkaar overeen te komen regelingen. Een voortzetting van de werkzaamheden der bevoegde spellingcommissie waarvan ook de Belgische deskundigen deel uitmaken, wordt ook door de Belgische autoriteiten zeer op prijs gesteld. Tot zoover het officieel communique, dat over deze besprekingen is uitgegeven. Naar verluidt zou Belgie hereid zijn in te gaan op alles wat vereenvoudiging is van de spelling, dus een e, een o enz. Anderzijds wenscht men van Belgische zijde niet in te gaan op wijzigingen, die het wezen der taal zouden veranderen. Men is hier dus gesteld op het handhaven der geslachten. MAXIMUMSTRAF VOOR SPIONNAGE VERHOOGD TOT LEVENSLANG. Eenigen tijd geleden heeft de Minister van Justitie bij de Tweede Kamer een wetsont- werp ingediend houdende nadere voorzienin- gen tegen het bekend worden van staatsge- heimen, en houdende verhooging van de maximumstraf op een aantal misdrijven tegen de veiligheid van den staat. O.a. werd de maximumstraf voor spionnage in dit wets- ontwerp gebracht van 6 op 15 jaar. De com- missrie voor privaat- en strafrecht uit de Tweede Kamer drong in haar memorie van antwoord inzake dit wetsontwerp er bij den Minister op aan de maximumstraf op spion nage en soortgelijke misdrijven nog meer te verzwaren dan in het betreffende ontwerp werd opgesteld. Thans is de memorie van antwoord van den Minister aan de Tweede Kamer verschenen. In deze nota wordt voor spionnage, althans voor wat feiten betreft, gepleegd in tijd van oorlog, overeenkomstig het voorstel van de commissie de mogelijkheid geopend van levens- lange gevangenisstraf of tijdelijke geve •>-- nisstraf van ten hoogste twintig jaren. De- zelfde straffen zijn, eveneens overeenkomstig een voorstel van de commissie, welk voorstel de Minister gajame als een verbetering aan- vaardt, in de nota van wijzigingen voorgesteld voor het misdrrjf van artikel 97. De Minister heeft echter bezwaar mede te gajan met de verder strekkende voorstellen van de meerderheid der commissie, rakende de strafmaat van artikel 98. Deze voorstel len houden in overbrenging van de misdrijven van de eerste beide titels van het tweede boek van het wetboek van strafrecht, ook wat de burgers betreft, reeds onder den staat van beleg, dus nog voordat oorlog werkelijk is uit- gebroken naar den militairen rechter en het openen, in verband met de bijzondere bepalin gen voor de militaire rechtspraak geldende, in aansluiting hieraan reeds onder dien staat van de mogelijkheid van doodstraf voor die delicten, waarop in het Wetboek van Straf recht levenslange gevangenisstraf is gesteld. De Minister heeft deze materie bij zich zelf herhaaldelijk overwogen. Hij is hierbij tot de conclusie gekomen, dat het te dezen om zeer verstrekkende voorzieningen gaat, waartoe naar zijn overtuiging alleen zeer beraden en in volkomen rust en na overdenking van alle in aanmerking komende gezichtspunten. mag worden besloten. Voorzieningen bovendien, waartegen ook verschillende bedenkingen be- staan gelijk uit de onderstaande voorloopige overwegingen moge blijken. De Minister bedoelt met deze overwegingen overigens niet, dit zij uitdrukkelijk aangetee- kend, de geprojecteerde oplossing definitief af te wijzen. Bij de regeering zijn voorzieningen in be- raad, welke de strekking hebben de mogelijk heid uit te sluiten dat gevangenisstraffen van langeren duur, opgelegd ter zake van de hier in aanmerking komende delicten tengevolge van een vijandelijken inval zouden kunnen worden onderbroken. Zouden deze voorzieningen na onderzoek de regeering aanvaardbaar voorkomen, zoo zou een belangrijke aanleiding om overeenkomstig de voorstellen te gaan in de richting van de doodstraf wegvallen. De Minister zou ook daarom gaame deze voorstellen, evenals een aantal andere onder aan te duiden vraagstukken op het gebied van landverraad en spionnage, voor het mo ment aanhouden en behoudens eventueele meer ondergeschikte wijzigingen en aanvullin- gen, thans willen volstaan met het gewijzigde wetsontwerp, waaromtrent vrijwel algemeen- heid van gevoelen blijkt te bestaan en dat een spoedige totstandkoming behoeft. TEKORT .AAN ARBEIDSiKKACHTEN IN DEN LANDBOUW. Men meldt uit Den Haag: De Nationale Bond ,,Landbouw en Maatschappij" heeft in een request tot de Ministers van Economische en van Sociale Zaken verklaard, dat naar zrjn meening het inschakelen van werkloozen uit de stad tijdens den oogst op het platteland weinig nut zal afwerpen, omdat deze men- schen ondeskundig zijn op dit terrein. De steunregeling voor de kleine boeren van wie velen niet alle dagen van de week werk vinden in het eigen bedrijf bevat geen stimulans voor het werk zoeken bij anderen. Vele boeren, die in de B- en in de C-steun- regeling zijn ondergebracht zouden lust heb ben in grootere bedrijven te gaan werken in- dien de verdiensten van dergelijken arbeid niet voor twee derden van het basisbedrag werden afgetrokken. Indien deze bepaling werd afge- schaft, zouden de kleine boeren kans krijgen door arbeid vooruit te komen aldus het adres en zou de tijdige verwerking van den oogst, van zoo groot belang voor de voed- selvoorziening van ons volk, beter mogelijk worden gemaakt. STRENGE CONTROLE OP ARE EM DE LINGEN Zaterdagavond is de politie-afdeeling Vreem- delingendienst te Amsterdam plotseling met een groot aantal rechercheurs en drie overval- auto's esn onverwachte passen-controle gaan houden onder de vreemdelingen. die in zeer groot aantal in Zuid wonen. Het zijn voor- namelijk Duitschers, waarvan volgens de politiegegevens er meer dan 20.000 in de hoofdstad woonachtig zijn. De politie-auto's werden volgens de Msb. in verschillende straten opgesteld en de recher cheurs mengden zich onder het wandelend publiek. Hoorden ze Duitsch spreken dan werden de menschen aangehouden en vroeg men hun om hun pas. Zeer velen en vnoral de dames hadden deze niet bij zich. Dan volg- de de mededeeling dat men in den poli tie-auto meest plaats nemen; was qe wagen vol. dan Sing het snel naar het hoofdbureau van politie, waar men in de administratie nazag. of de vreemdelingen stonden irgeschreven. Het on- vrijwillige verblijf aan het hoofdbureau duurde dikwijls langer dan twee uur. Bleek men wel

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 5