ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
riufcR-ntt
De Erfenis van een Zonderling.
Rugp''in
No. 10.057
MAANDAG "22 "APRIL 1940
80eJaargang
Feuilleton
Binnenland
EERSTE BLAD
OPENBARE RAAUSVERGADERING.
BEKENDMAKING.
BEKENDMAKING.
TER NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSiPBUSBremen Temeuzen 1,35 per 3 maanden Buiten Temeuzen
fr. per post 1,65 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,10, overige landen f 2,45 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bg vooruitbetaling.
Ultgeefster: Firma P. J. VAJV DE SANDE
OIBO 38150
TELEFOON No. 2073.
ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
KLEINE ADVERTENTIRNper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clicbd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
De Burgemeester van TERNEUZEN
brengt ter algemeene kennis, dat een open-
bare vergadering van den raad dier gemeente
is belegd tegen Donderdag 25 April 1940, des
namiddags 2 uur.
Terneuzen, 22 April 1940.
De Burgemeester voomoemd,
P. TELLEGEN
De Burgemeester van TERNEUZEN brengt
het volgende ter openbare kennis:
M1UTA1R GEZAG.
Algemeene bekendmaking no. 2.
De Commandant in Zeeland, uitoefenende
bet Militair Gezag in de provincie Zeeland, als
omschreven bij het Koninklijk Besluit van 11
December 1926 (Staatsblad no. 401) en 6 Juli
1927 (Staatsblad no. 243);
Brengt de bevolking in herinnering de vol
gende bepalingen der Wet van den 23sten Mei
1899 (Staatsblad no. 128) (Wet Staat van
Oorlog en van Beleg)
I. Artikel 25 dier wet luidende:
Behalve de volgens de Grondwet geoorloofde
openbare godsdienstoefeningen worden, betzij
in de open lucht, hetzij in gebouwen of beslo-
ten plaatsen, geene openbare vergaderingen
van bijzondere personen of openbare bijeen-
komsten en geene optochten gehouden, dan
met schriftelijke vergunning van het Militair
Gezag.
De aanvrage daartoe moet schriftelijk wor
den gedaan.
Deze bepaling geldt mede ten aanzien van
bijeenkomsten om zicb in den wapenhandel te
oefenen.
Aan de vergunningen kunnen voorwaarden
worden verbonden.
H. Artikel 26 dier wet:
Vergaderingen en bijeenkomsten waartoe
het publiek, hetzrj met, betzij zonder betaling
van geld voorwaardelijk of onvoorwaardelgk
of on voorwaardelijk toegang beeft, worden be-
grepen onder de openbare vergaderingen en
bijeenkomsten, in het vorige artikel bedoeld.
HI. Artikel 27 dier wet:
Elke vergadering, bijeenkomst of optocht,
als bedoeld in Artikel 25, gaat op de door of
namens bet Militair Gezag gedane vordering
terstond uiteen.
IV. Artikel 44 dier wet:
Hij, die Artikel 25 overtreedt of bij verga
deringen, optochten of bijeenkomsten, in dat
Artikel bedoeld, de gestelde voorwaarden niet
in acht neemt, wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste een jaar of geldboete van ten
hoogste zeshonderd gulden.
En maakt bekend:
Artikel 1.
De vergunning tot bet houden van vergade
ringen, bijeenkomsten of optochten als onder
I en II van deze bekendmaking bedoeld, moet
schriftelijk bij hem worden aangevraagd door
tusschenkomst van den burgemeester der ge
meente, welke bij Koninklijk Besluit van 1
November 1939 (Staatsblad 189), in staat van
Beleg verklaard is, waar de vergadering, bij
eenkomst, optocht zal worden gehouden, met
opgave van plaats en tijd, waar en wanneer
de vergadering zal worden gehouden, alsmede
van de te behandelen onderwerpen en de per
sonen die het woord zullen voeren.
Deze schriftelijke aanvrage moet worden in-
gediend tenminste acht dagen voor den dag,
waarop de vergadering, bijeenkomst of op
tocht zal plaats vinden.
Artikel 2.
Met het opsporen van feiten, strafbaar in-
gevolge deze verordening zgn belast:
Oorspronkelijke reman van
WH,I,Y WATERMAN.
(Nadrulc verboden.)
4)
Vervolg.
John nam een slok van zijn whisky en
zette zijn glas weer neer:
,,Dus wat doen we morgen het eerst?"
„Zoo gauw je zuster uit Londen terug is,
leeren we die lijst van jou naarstig van buiten
en stoken er een vreugdevuur van. Dan maken
we uit, welk voorwerp we het eerst bij den
kop zullen nemen, en dat vallen we aan".
,,Dan beb ik bet volgende voorstel," zei
John, ,,als mijn zuster morgen uit Londen
terug komt, en niemand thuis vindt, wordt
ze natuurlijk ongerust... ga met mij mee, en
slaap in mijn huis, dan kunnen we morgen
ook dadelijk beginnen."
Pete was het er mee eens. Hij was een
man van actie, en eenmaal in actie, gebracht,
had hij er een hekel aan, naar bed te gaan,
en er eens rustig over te slapen. Hij doofde
de houtblokken in den haard, en ruimde bet
glaswerk op.
Dan trokken ze hun regenjassen aan en
gingen de achterdeur uit. De nacht was nog
steeds warm, maar de lucht was bewolkt, en
er hing een dreiging van onweer. De stilte
buiten was drukkend, en in die stilte klonk
plotseling een gekraak als van een man, die
wegloopt over dorre takken.
Het geluid klonk ver achter in den tuin,
en John en Pete reageerden op hetzelfde
oogenblik. Ze sprongen allebei naar voren, in
le. de ambtenaren, bedoeld in Artikel 141
van bet Wetboek van strafvordering n.l.
de offieieren van Justitie, de Kanton-
recbters in zaken, welke niet aan hunne
kennisneming zijn onderworpen, de com-
missarissen van politie en de waterschou-
ten, de burgemeesters in de gemeenten,
waar geen commissarissen van politie
zgn, de offieieren en de onderofficieren
der marechaussee, de rijksveldwachters,
de gemeenteveldwachters en de door den
Minister van Justitie aangewezen mili-
tairen der marechaussee beneden den
rang van onderofficier.
2e. De ambtenaren, bedoeld in Artikel 50 van
de Wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad no.
128).
Artikel 3.
Deze verordening wordt afgekondigd in de
gemeenten van het gezagsgebied, welke bij
Koninklijk Besluit No. 56 (Staatsblad 186) in
Staat vn Beleg zijn verklaard, op de wijze als
daar voor het afkondigen van gemeentelijke
verordeningen gebruikelijk is.
Stafkwartier, den 8 November 1939.
De Schout bij Nacht,
Commandant in Zeeland,
H. J. VAN DER STAD.
Afgekondigd te Temeuzen, op de wijze f.ls
gebruikelijk is, den 22 April 1940.
De Burgemeester,
P. TELLEGEN.
Terneuzen, 22 April 1940.
De Burgemeester voornoemd,
P. TELLEGEN.
De Burgemeester van TERNEUZEN brengt
het volgende ter openbare kennis:
MILITAIR GEZAG.
Algemeene bekendmaking no. 3.
De Commandant in Zeeland, uitoefenende
bet Militair Gezag in de provincie Zeeland, als
omschreven bij het Koninklijk Besluit van 11
December 1926 (Staatsblad no. 401) en 6 Juli
1927 (Staatsblad no. 243);
Gelet op art. 23 van de Wet van 23 Mei
1899 (Staatsblad no. 128);
maakt het volgende bekend:
Artikel 1.
De toegang tot en het v<"rblijf in de gebie-
den, nader aangegeven door borden met het
opschrift .Militair Gebied. Toegang Ver
boden" is voor ieder en voor elk voertuig,
zonder vergunning van het militair gezag,
verboden.
Artikel 2.
De aanvragen tot het verkrijgen van een
vergunning, als bedoeld in Art. 1, moeten wor
den ingediend bij de Burgemeesters van de
gemeenten, waarin de betrokken gebieden ge-
legen zijn.
De vergunningen kunnen door of namens
bet militair gezag onmiddellijk en zonder op-
gaaf van redenen worden mgtirokken.
Artikel 3.
Overtreding van het verbod gegeven in Art.
1 van deze bekendmaking worot gestraft met
hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 4.
Met de handhaving van en de zorg voor de
naleving van deze verordening zijn, behalve
de opsporingsambtenaren genoemd m Art.
141 van het Wetboek van Strafvordering,
mede belast
le. de militaire politie;
2e. de met waeht- en partouilledienst be-
laste miltairen.
de richting van het geluid. Pete rende, zoo-
als hij in geen tijden had gedaan, misscbien
niet meer sinds dien nacht, dat hij na een fuif
met andere joumalisten belletje had getrok-
ken, en achterna werd gezeten door een ver-
woed agent van politie.
Maar hij was te laat. Toen hij halverwege
den tuin was, klonk een zonderling bekend
geluid, en met een schok van woede kwam hij
tot de ontdekking, wat dat was. Het was bet
geronk van den motor van zgn eigen wagen...
de wagen, die hij gesmeerd, verzorgd, gewas-
schen en vertroeteld had, als was het een
kind en waarin nu een indringer het hazen-
pad koos.
Toen hij, hijgend en woedend, bij het ach-
terbek van zijn tuin aankwam, zag hij nog
juist bet roode achterlichtje van zjjn oud
wagentje in de verte verdwijnen, en ver-
wenschte zijn stommiteit om den contact-
sleutel in het slot te laten zitten.
HOGFlDtSTUK IH.
Waarin de avonturen een aanvang nemen.
Te zamen stonden ze voor het hek, en
staarden in de verte tusschen de boomen.
John krabde zijn hoofd en Pete gebruikte
woorden, die de omstandigheden wel recht-
vaardigden, maar die de statige dennen toch
met misprijzen aanhoorden.
„Wie was dat... en-wat had hij hier te zoe-
ken barstte John op zijn beurt los.
,,Er is maar een mogelijkheid, dunkt me,"
antwoordde Pete, ,,het was jouw groote
vriend, de man met het konijnengelaat."
,,Die van het inlic'ntingenbureau zei
John. ,,Maar hoe komt die hier... en hoe
weet hij, dat we hier zijn?"
Pete grinnikte ondanks zijn woede over het
verdwrjnen van zijn wagen:
„Daar heeft hij een inlichtingenbureau
voor!"
Artikel 5.
De bekendmaking wordt afgekondigd in alle
gemeenten van Zeeland.
Stafkwartier, den 13 November 1939.
De Schout bij Nacht,
Commandant in Zeeland,
H. J. VAN DER STAD.
Afgekondigd op de wijze, vastgesteld door
het militair gezag, door aanp.akking.
Terneuzen, 22 April 1940.
De Burgemeester,
P. TELLEGEN.
Temeuzen, 22 April 1940.
De Burgemeester van Temeuzen,
P. TELLEGEN.
JtOELBLOEDIGE VASTRERADENHEID.
Het persoonlgke woord van Minister De
Geer tot het Nederlandsche volk sluit, merkt
de N. R. Crt. op, op voortreffelijke wijze de
reeks officieele en offieieuze mededeelingen
af, welke ons in de laatste weken van toege-
nomen spanning reeds hadden bereikt. Zijn
radio-rede bevestigt, ja versterkt de reeds
bestaande overtuiging, dat de regeering van
geen wij ken weet en dat zij consequent den
eenmaal ingeslagen weg van de neutraliteit
blijft volgen. Meer dan eens bad zij van haar
voomemen doen blijken, telkens de maat-
regelen te treffen, waartoe de omstandigheden
zouden nopen. Zoowel naar buiten als naar
binnen is de waakzaamheid, naar de mate
van toeneming van de internationale span
ning, den laatsten tijd verhoogd. Thans
voegt zij opnieuw de daad bij het woord dooi
den staat van beleg, welke in een groot deel
des lands reeds geldt, voor geheel Nederland
af te kondigen.
Wij verheugen ons over dit besluit, op
het nemen waarvan we reeds eerder hebben
aangedrongen. Naar onze overtuiging was de
binnenlandsche veiligheid niet afdoende te
verzekeren, indien de bevoegdheden van het
centrale burgerlijke gezag niet aanzienlijk
zouden worden versterkt. Deze uitbreiding
van bevoegdheden ware te bereiken door een
herziening van de wet op den staat van oor
log en beleg, waarmede de hierin vervatte
regelingen op de hoogte des tijds zouden wor
den gebracht. Deze wet, die nog uit de
vorige eeuw dateert is immers te zeer door-
drenkt van de gedachte, dat de landsverdedi-
ging alleen een militaire aangelegenheid is.
De ontwikkeling van de oorlogvoering heeft
het binnenlandsche front achter de militaire
verdedigingslijnen in het leven geroepen.
Hieraan is de Oorlogswet nog niet aange-
past; reden waarom wij op een spoedige
herziening reeds maanden geleden hebben
aangedrongen. In afwachting van zulk een
herziening hebben we echter de afkondiging
zonder verwijl van den staat van beleg in het
gansche land bepleit. Aan onze betuiging
van instemming blijven we den wensch ver-
binden, dat de noodzakelijke herziening van de
Oorlogswet met voortvarendheid tot stand
worde gebracht.
In den staat van beleg is het militaire ge
zag met tal van bevoegdheden bekleed, bij de
uitoefening waarvan het door de wet ge-
plaatst is boven de plaatselijke overheid.
Minister De Geer heeft er echter nadrukke-
ljjk op gewezen, dat de bevolking van den
nieuwen staat van zaken niet veel zal be-
merken; dit is trouwens evenmin het geval
in de streken, waar de staat van beleg tbans
reeds geldt. De regeering, die weer boven
het militaire gezag staat, schijnt niet van
plan de burgerlijke lagere autoriteiten in haar
normale bevoegdheden aanzienlijk te beknot-
ten. Het gaat slechts om de uitoefening van
enkele bevoegdheden ter verzekering van de
inwendige veiligheid, waarmede de positie
der lagere besturen in het algemeen onverlet
John voegde hem iets minder vriendelijks
toe:
„Ik dacht, dat ik zijn wagen achterna was
gereden, toen bij uit mijn studeerkamer
vluchtteWie is die kerel dan geweest En
als hij het wel is geweest? -wie is dan deze
kerel?"
Pete dacht even na:
,!Het is natuurlijk heel goed mogelijk, dat
hij het is geweest dien je achterna bent ge
reden, maar dat hij iets bemerkt heeft van je
ongeval, de kat uit den boom heeft gekeken
eq on» later is gevolgd met gedoofde lichten.
En als dat zoo is..."
..Dan heeft bij ons gesprek afgeluisterd
besloot John. ,,Wat hebbeu we in vredes-
naam allemaal zitten uitkramen?"
Pete trok een bezorgd gezicht.
„Ik weet niet, of hij wat heeft kunnen
hooren... we hebben vrij zacht gesproken, en
de wanden van het blokhuis zijn geweldig dik;
maar het eenige wat hij heeft kunnen ver-
staan, en wat ons mogelijk kan schaden, is,
dat je zuster op het oogenblik in Londen is,
op zoek naar dat olifantje en ten tweede, dat
we van plan zijn, de lijst te verbranden."
,,Daar zal hij veel aan hebben!" grinnikte
Jojin, ,,dat olifantje heeft Lois op het oogen
blik al lang, en wat hij aan het verbranden
van de lijst zou kunnen doen, is me een raad-
sel! Maar we kunnen hier niet werkeloos
blijven staan! Het beste lijkt me het vol
gende
We loopen s&men tot aan den grooten weg.
Daar gaan we rechtsaf, want daar is een
garage en een telefoon, en ik zorg ervoor, dat
mijn wagen uit de sloot wordt gehaald. Jij
gaat mee naar die garage, krijgt daar een
wagen. rijdt naar mijn huis, ik zal je den
sleutel geven - en je kunt van daaruit kalm
de pdlitie opbellen, om aangifte te doen van
den diefstal van jouw wagen. Het is veel
beter, dat er iemand bij mij thuis is, om een
wordt gelaten. Intusschen bewijst deze ge-
wrongen constructie van een centrale burger-
lijke gezagsoefening door middel van bet
militaire gezag de noodzaak van de hiervoor
nogmaals bepleite herziening van de Oorlogs
wet.
Van deze gelegenheid heeft Minister De
Geer nog eens gebruik gemaakt, niet alleen
om onze neutraliteitspolitiek in het algemeen
te bevestigen, maar ook om de bijzondere
gronden daarvoor nogmaals uiteen te zetten.
Na de tallooze geruchten, welke in het bui
tenland over onze positie hebben geloopen,
deed de bewindsman een voortreffelijk werk.
Aan de buitenlandsche perscampagne ligt dik-
werf de bedoeling ten grondslag de wereld-
opinie af te matten. Tegenover dergelijke
pogingen is een geestelijke waakzaamheid
geboden, waarvan bet Nederlandsche volk
in bet algemeen blijk heeft gegeven. De
Minister oordeelde het echter gewenscht, nog
eens uitdrukkelqk vast te leggen, dat wij op
eigen kracht blijven vertrouwen en dat wij
onze neutraliteitspolitiek niet zullen doen
verwateren door het treffen van afspraken
met beide belligerente partijen, laat staan
met een van hen, voor de eventualiteit van
een aggressie tegen ons land.
Het is te betreuren, dat de Minister voor
laatstbedoelde uiteenzetting de aanleiding
beeft moeten vinden in een Nederlandsche
persuiting. 'Zonder dat de heer De Geer im
mers man en paard noemed heeft hij de opvat-
tingen bestreden, welke in bet, onder hoofd-
redactie van Dr. H. Colijn staande, a.-r.
hoofdorgaan De Standaard onlangs tot uit-
drukking zijn gebracht. Dit blad schreef, na
de overrompeling van Denemarken en den
onuitgelokten aanval op Noorwegen, dat de
gangbare opvattingen over neutraliteit volko-
men zouden hebben afgedaan en dat onzijdig-
heid een begrip was geworden, waarmee niet
meer te werken valt. Daarom bestond voor
het a.-r. orgaan de noodzaak om vooraf met
beide belligerenten reeds thans afspraken te
maken voor het geval Nederland zou worden
aangevallen.
Deze opzienbarende persuiting, welke in
bepaalde landen met graagte werd geciteerd,
getuigde op zichzelf reeds van een onbegrijpe-
lijke lichtvaardigheid. Om een in de praktijk
van eeuwen volkenrecht gegroeid en steeds
scherper geformnleerd recbtsbegrip als neu
traliteit zoo maar overboord te gooien, moeten
er toch sterkere gronden worden aangevoerd,
dan de aanval op twee neutrale landen. Daar-
tegenover heeft Minister De Geer terecht de
voor ons bestaande heiligheid van onzijdig-
heidsplichten en -rechten gesteld.
Doch daarenboven getuigden de uitingen
van De Standaard van een tekort aan juri-
disch besef. De neutraliteit is immers we
zeiden het reeds een welomschreven rechts-
begrip. Dit dient echter gehandhaafd te wor
den tegenover de mogelijkheid van een schen-
ding, waaraan het recht in deze wereld steeds
bloot staat. En nu is het volkomen waar, dat
in dezen tijd meer dan ooit met bliksemsnelle
aanvallen moet worden gerekend, maar deze
feitelijke gevaarstoestand doet aan den klas-
sieken inhoud van het neutraliteitsrecht niet
af, Nimmer beeft men op zijn positie van
neutraliteit alleen mogen vertrouwen voor de
verzekering van zijn veiligheid. Steeds heeft
een onzijdig land als zijn materieele en geeste
lijke krachten moeten inspannen om den zelf
gekozen rechtstoestand te handhaven.
Wat onzen wil betreft om dit laatste tot
het uiterste te verrichten, daarvan heeft
Minister De Geer opnieuw getuigd.
Fierheid kenmerkte 's Ministers rede. Wij
wenschen ons zelf te zijn en te blijven. In het
Moederland zoo goed als in Nederland Over-
zee. Er is de laatste dagen ook iets te doen
geweest over ons Indie. Maar de poging om
onrust te wekken met betrekking tot dit
Nederlandsche gebiedsdeel, is afgestuit op de
koelbloedige zekerheid waarmee onze regee
ring de onaantastbare positie van Ned.-Indie
zelfs bij een aanval op Nederland, tegenover
de wereld heeft vastgesteld. Wie er ook ver-
der belang mogen hebben bij den status quo
oogje te houden op de brandkast. Ikzelf
blrjf erbij, als ze mijn wagen uit de sloot
halen; het is een veel te goede wagen, om
hem te laten bederven. All right?"
Het volgende oogenblik waren ze samen op
weg naar de kruising tusschen het boschpad,
dat naar Pete's woning voerde en den hoofd-
weg,
Het werd, al was het nacht, steeds warmer
en drukkender en het leek waarschijnlijk, dat
het zou gaan onweeren. Maar het geluk was
met hen, voor den eersten keer dien dag; en
nauwelijks op den hoofdweg, konden ze een
laat automobilist aanbouden, die hen naar de
garage bracht.
Er brandde geen enkel lichtje meer en bet
duurde enkele minuten vddr ze er in slaagden,
iemand wakker te krijgen. Toen de deur
openging en een slaperig man in een badjas
hen vroeg, wat er aan het handje was, vielen
de eerste zware droppels van een bui naar
omlaag. Een blauwe blimsemstraal verlichte
schel de geheele omgeving en tegelijk ratelde
een zware slag.
John en Pete schoten naar binnen, de
garage in, en de man in de badjas volgde hen.
,,Kan ik hier een wagen huren, en meteen
een takelwagen krijgen om mijn eigen wagen
uit de sloot te halen, Perkins?" informeerde
John, die den man blijkbaar kende.
„Hebt u uw wagen in een sloot gereden,
mijnbeer Crofts?" vroeg de rrttin verbaasd,
,,dat lijkt me niets voor iemand, die altijd zoo
kalm rijdt als u!"
John lachte, en liet bet verband om zijn
arm zien:
,,Iedereen rijdt wel eens wild, Perkins," zei
bij, „ik heb het ook gedaan. Dit is een van
de gevclgen: bet andere is dat mijn kar met
den kop in een sloot ligt; kun je meegaan
met den takelwagen om 'm eiruit te trekken?
De modder zal den motor geen goed doen als
hij er te lang in ligt."
vetdtqven \ervden 9
(Ingez. Med.)
in den Stillen Oceaan, Nederland gevoelt bet
bealng daarvan in de allereerste plaats. Wij
aanvaarden voor geen duimbreed van ons,
waar ook ter wereld gelegen, ,,bescherming" in
eenigerlei vorm. Wij verleenen deze protectie
aan onszelf met de kracht onzer wapenen,
hier te lande en in de beide Indien. Ook op
dit stuk kan geen enkele twijfel meer bestaan.
Zoo heeft de regeering, bij monde van Minis
ter De Geer, op waardige wijze de koelbloedige
vastberadenheid van Nederland tegenover
buiten- en binnenlandsche uitingen van onrust
vastgesteld.
Het was pikant, dat hij daarbij een beroep
deed op het aan Dr. Colijn geliefde devies van
den Vader des Vaderlands: ,,Saevis tranquil-
Ins in undis".
Rustig temidden van bet woelen der baren,
ziehier de innerlijke gesteldheid van ons land,
waarop onze veiligheid in zoo belangrijke
mate berust, op klassieke wijze gekenschetst.
HET ONTWERP R.4DIO-BELASTING:
RadiocentraJes formuleeren hun
bezwanen.
De Bond van exploitanten van Radio-
centrales heeft zich met een uitvoerig request
tot de leden van de Tweede Kamer gewend en
daarin zijn bezwaren tegen het ontwerp ge-
dwongen luisteraars-bijdrage (radiobelasting)
kenbaar gemaakt.
De bond doet uitkomen, dat de gemiddelde
bijdrage per luisteraar wordt geschat op 3.
het aantal leden der omroepvereenigingen op
500.000, zoodat thans vrijwillig wordt opge-
bracht ongeveer 1% millioen gulden. De radio-
centrales betalen voor den omroep pl.m. 7 ton,
zoodat de omroepvereenigingen thans beschik-
ken over 2.200.000. Volgens de nieuwe rege-
ling zullen de luisteraars opbrengen ongeveer
6 millioen, d.i. bijna 4 millioen meer. De
Minister doet geen enkele mededeeling om-
trent de besteding van dit aanzienlijke bedrag.
In het wetsontwerp zegt de Minister, dat
slechts een gedeelte van de luisteraars bij-
draagt en dat dit een beletsel vormt om werk-
zaamheden met betrekking tot den wereldom-
roep ter hand te nemen. De bond vestigt er
dan de aandacht op, dat b.v. de A.V.R.O. over
1937 een exploitatie-overschot had van ruim
5 ton, over 1938 van ruim 375.000; haar
effectenbezit bedroeg per einde December 1938
ruim 3.240.000, het kassaldo een kleftie ton,
overige activa 2 ton, terwijl alle onroerende
goederen op 1 waren afgeschreven. Van de
andere omroeporganisaties zijn de financieelfe
gegevens niet in het bezit van den bond, doch
adressant betoogt, dat ten aanzien van de
A.V.R.O. duidelijk blijkt, dat het oordeel van
den Minister onjuist is.
De bond acht het overigens moeilijk voor
betwisting vatbaar, dat verzorging van den
wereldomroep staatszaak is en dat het aller-
minst logisch is, dat deze taak moet worden
gefinancierd door de luisteraars naar den voor
het binnenland bestemden omroep, voor wie
de wereld-uitzendingen juist niet bestemd zijn.
Nog minder voor de hand liggend vindt adres
sant het, dat men van de luisteraars een hoo-
gere bijdrage vordert, wanneer zij niet aan-
gesloten zijn bij een der bestaande vereeni-
gingen.
De bond zegt, dat wanneer de staat gelden
heft voor een bepaald doel, dit volgens de
Grondwet behoort te geschieden in den vorm
„Wacht even, meneer, tot ik me heb aan-
gekleed," was het antweord. ,,Ik ben z6o
weer bij u!"
Meteen verdween hij door een achterdeur,
en de twee jongelieden hoorden hem de trap
oploopen.
„Ziezoo!" zei Pete, ging op de treeplank
van een der wagens om hem heen zitten,
offreerde John een sigaret en nam er zelf
ook een. ,,Dus ik krijg dadelijk een wagen,
den sleutel van jouw huis, en betrek de waeht
tag de safe. Hoe heet die kerel, van dit irifor-
matiebureau, die er waarschijnlijk met mijn
wagen vandoor is gegaan? Dat moet ik
weten, als ik de politie opbel!"
John wreef peinzend over zijn kin.
,,Ik weet niet, of het wel zoo verstandig
is, als we er dadelijk de politie in betrekken...
Ten eerste weten we niet zeker, dat hij het is,
die den wagen heeft gestolen we kunnen
het niet bewijzen ten tweede betrekken we
dan weer meer lui in onze affaire en hoe meer
die geheim blijft, hoe beter en ten derde, en
dat lijkt me de voornaamste- reden: als we
geen aangifte er van doen, houden we een
wapen m handen, dat ons naderhand van ge
weldig veel nut zijn kan. Als we nu dadelijk
aangifte doen, loopt dat waarschijnlijk op
niets uit, de politie vindt den wagen ergens
terug, sn niemand kan uitmaken, wie hem
gestolen heeft. Laten we de kwestie stil
houden... die wagen komt wel terug, die
kerel kan hem toch niet houden en we kun
nen hem later dan dreigen met aangifte! !Hij
weet niet, dat we hem niet herkend hebben!"
Pete was het er mee eens.
,,Dus, ik hoef niets anders te doen, dan de
wacht bij de safe te betrekken! Ik denk, dat
ik er een veldbed vA6r leg en een touwtje
span tusschen de deurknop en mijn grooten
teen. Benvoud is het kenmerk van hat
ware!"
(Wordt vervolgd.)