ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN riufcR-ntt De Erfenis van een Zonderling. Rugp''in No. 10.057 MAANDAG "22 "APRIL 1940 80eJaargang Feuilleton Binnenland EERSTE BLAD OPENBARE RAAUSVERGADERING. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. TER NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSiPBUSBremen Temeuzen 1,35 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post 1,65 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,per jaar Voor Belgie en Amerika 2,10, overige landen f 2,45 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bg vooruitbetaling. Ultgeefster: Firma P. J. VAJV DE SANDE OIBO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20. KLEINE ADVERTENTIRNper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en clicbd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. De Burgemeester van TERNEUZEN brengt ter algemeene kennis, dat een open- bare vergadering van den raad dier gemeente is belegd tegen Donderdag 25 April 1940, des namiddags 2 uur. Terneuzen, 22 April 1940. De Burgemeester voomoemd, P. TELLEGEN De Burgemeester van TERNEUZEN brengt het volgende ter openbare kennis: M1UTA1R GEZAG. Algemeene bekendmaking no. 2. De Commandant in Zeeland, uitoefenende bet Militair Gezag in de provincie Zeeland, als omschreven bij het Koninklijk Besluit van 11 December 1926 (Staatsblad no. 401) en 6 Juli 1927 (Staatsblad no. 243); Brengt de bevolking in herinnering de vol gende bepalingen der Wet van den 23sten Mei 1899 (Staatsblad no. 128) (Wet Staat van Oorlog en van Beleg) I. Artikel 25 dier wet luidende: Behalve de volgens de Grondwet geoorloofde openbare godsdienstoefeningen worden, betzij in de open lucht, hetzij in gebouwen of beslo- ten plaatsen, geene openbare vergaderingen van bijzondere personen of openbare bijeen- komsten en geene optochten gehouden, dan met schriftelijke vergunning van het Militair Gezag. De aanvrage daartoe moet schriftelijk wor den gedaan. Deze bepaling geldt mede ten aanzien van bijeenkomsten om zicb in den wapenhandel te oefenen. Aan de vergunningen kunnen voorwaarden worden verbonden. H. Artikel 26 dier wet: Vergaderingen en bijeenkomsten waartoe het publiek, hetzrj met, betzij zonder betaling van geld voorwaardelijk of onvoorwaardelgk of on voorwaardelijk toegang beeft, worden be- grepen onder de openbare vergaderingen en bijeenkomsten, in het vorige artikel bedoeld. HI. Artikel 27 dier wet: Elke vergadering, bijeenkomst of optocht, als bedoeld in Artikel 25, gaat op de door of namens bet Militair Gezag gedane vordering terstond uiteen. IV. Artikel 44 dier wet: Hij, die Artikel 25 overtreedt of bij verga deringen, optochten of bijeenkomsten, in dat Artikel bedoeld, de gestelde voorwaarden niet in acht neemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden. En maakt bekend: Artikel 1. De vergunning tot bet houden van vergade ringen, bijeenkomsten of optochten als onder I en II van deze bekendmaking bedoeld, moet schriftelijk bij hem worden aangevraagd door tusschenkomst van den burgemeester der ge meente, welke bij Koninklijk Besluit van 1 November 1939 (Staatsblad 189), in staat van Beleg verklaard is, waar de vergadering, bij eenkomst, optocht zal worden gehouden, met opgave van plaats en tijd, waar en wanneer de vergadering zal worden gehouden, alsmede van de te behandelen onderwerpen en de per sonen die het woord zullen voeren. Deze schriftelijke aanvrage moet worden in- gediend tenminste acht dagen voor den dag, waarop de vergadering, bijeenkomst of op tocht zal plaats vinden. Artikel 2. Met het opsporen van feiten, strafbaar in- gevolge deze verordening zgn belast: Oorspronkelijke reman van WH,I,Y WATERMAN. (Nadrulc verboden.) 4) Vervolg. John nam een slok van zijn whisky en zette zijn glas weer neer: ,,Dus wat doen we morgen het eerst?" „Zoo gauw je zuster uit Londen terug is, leeren we die lijst van jou naarstig van buiten en stoken er een vreugdevuur van. Dan maken we uit, welk voorwerp we het eerst bij den kop zullen nemen, en dat vallen we aan". ,,Dan beb ik bet volgende voorstel," zei John, ,,als mijn zuster morgen uit Londen terug komt, en niemand thuis vindt, wordt ze natuurlijk ongerust... ga met mij mee, en slaap in mijn huis, dan kunnen we morgen ook dadelijk beginnen." Pete was het er mee eens. Hij was een man van actie, en eenmaal in actie, gebracht, had hij er een hekel aan, naar bed te gaan, en er eens rustig over te slapen. Hij doofde de houtblokken in den haard, en ruimde bet glaswerk op. Dan trokken ze hun regenjassen aan en gingen de achterdeur uit. De nacht was nog steeds warm, maar de lucht was bewolkt, en er hing een dreiging van onweer. De stilte buiten was drukkend, en in die stilte klonk plotseling een gekraak als van een man, die wegloopt over dorre takken. Het geluid klonk ver achter in den tuin, en John en Pete reageerden op hetzelfde oogenblik. Ze sprongen allebei naar voren, in le. de ambtenaren, bedoeld in Artikel 141 van bet Wetboek van strafvordering n.l. de offieieren van Justitie, de Kanton- recbters in zaken, welke niet aan hunne kennisneming zijn onderworpen, de com- missarissen van politie en de waterschou- ten, de burgemeesters in de gemeenten, waar geen commissarissen van politie zgn, de offieieren en de onderofficieren der marechaussee, de rijksveldwachters, de gemeenteveldwachters en de door den Minister van Justitie aangewezen mili- tairen der marechaussee beneden den rang van onderofficier. 2e. De ambtenaren, bedoeld in Artikel 50 van de Wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad no. 128). Artikel 3. Deze verordening wordt afgekondigd in de gemeenten van het gezagsgebied, welke bij Koninklijk Besluit No. 56 (Staatsblad 186) in Staat vn Beleg zijn verklaard, op de wijze als daar voor het afkondigen van gemeentelijke verordeningen gebruikelijk is. Stafkwartier, den 8 November 1939. De Schout bij Nacht, Commandant in Zeeland, H. J. VAN DER STAD. Afgekondigd te Temeuzen, op de wijze f.ls gebruikelijk is, den 22 April 1940. De Burgemeester, P. TELLEGEN. Terneuzen, 22 April 1940. De Burgemeester voornoemd, P. TELLEGEN. De Burgemeester van TERNEUZEN brengt het volgende ter openbare kennis: MILITAIR GEZAG. Algemeene bekendmaking no. 3. De Commandant in Zeeland, uitoefenende bet Militair Gezag in de provincie Zeeland, als omschreven bij het Koninklijk Besluit van 11 December 1926 (Staatsblad no. 401) en 6 Juli 1927 (Staatsblad no. 243); Gelet op art. 23 van de Wet van 23 Mei 1899 (Staatsblad no. 128); maakt het volgende bekend: Artikel 1. De toegang tot en het v<"rblijf in de gebie- den, nader aangegeven door borden met het opschrift .Militair Gebied. Toegang Ver boden" is voor ieder en voor elk voertuig, zonder vergunning van het militair gezag, verboden. Artikel 2. De aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning, als bedoeld in Art. 1, moeten wor den ingediend bij de Burgemeesters van de gemeenten, waarin de betrokken gebieden ge- legen zijn. De vergunningen kunnen door of namens bet militair gezag onmiddellijk en zonder op- gaaf van redenen worden mgtirokken. Artikel 3. Overtreding van het verbod gegeven in Art. 1 van deze bekendmaking worot gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden. Artikel 4. Met de handhaving van en de zorg voor de naleving van deze verordening zijn, behalve de opsporingsambtenaren genoemd m Art. 141 van het Wetboek van Strafvordering, mede belast le. de militaire politie; 2e. de met waeht- en partouilledienst be- laste miltairen. de richting van het geluid. Pete rende, zoo- als hij in geen tijden had gedaan, misscbien niet meer sinds dien nacht, dat hij na een fuif met andere joumalisten belletje had getrok- ken, en achterna werd gezeten door een ver- woed agent van politie. Maar hij was te laat. Toen hij halverwege den tuin was, klonk een zonderling bekend geluid, en met een schok van woede kwam hij tot de ontdekking, wat dat was. Het was bet geronk van den motor van zgn eigen wagen... de wagen, die hij gesmeerd, verzorgd, gewas- schen en vertroeteld had, als was het een kind en waarin nu een indringer het hazen- pad koos. Toen hij, hijgend en woedend, bij het ach- terbek van zijn tuin aankwam, zag hij nog juist bet roode achterlichtje van zjjn oud wagentje in de verte verdwijnen, en ver- wenschte zijn stommiteit om den contact- sleutel in het slot te laten zitten. HOGFlDtSTUK IH. Waarin de avonturen een aanvang nemen. Te zamen stonden ze voor het hek, en staarden in de verte tusschen de boomen. John krabde zijn hoofd en Pete gebruikte woorden, die de omstandigheden wel recht- vaardigden, maar die de statige dennen toch met misprijzen aanhoorden. „Wie was dat... en-wat had hij hier te zoe- ken barstte John op zijn beurt los. ,,Er is maar een mogelijkheid, dunkt me," antwoordde Pete, ,,het was jouw groote vriend, de man met het konijnengelaat." ,,Die van het inlic'ntingenbureau zei John. ,,Maar hoe komt die hier... en hoe weet hij, dat we hier zijn?" Pete grinnikte ondanks zijn woede over het verdwrjnen van zijn wagen: „Daar heeft hij een inlichtingenbureau voor!" Artikel 5. De bekendmaking wordt afgekondigd in alle gemeenten van Zeeland. Stafkwartier, den 13 November 1939. De Schout bij Nacht, Commandant in Zeeland, H. J. VAN DER STAD. Afgekondigd op de wijze, vastgesteld door het militair gezag, door aanp.akking. Terneuzen, 22 April 1940. De Burgemeester, P. TELLEGEN. Temeuzen, 22 April 1940. De Burgemeester van Temeuzen, P. TELLEGEN. JtOELBLOEDIGE VASTRERADENHEID. Het persoonlgke woord van Minister De Geer tot het Nederlandsche volk sluit, merkt de N. R. Crt. op, op voortreffelijke wijze de reeks officieele en offieieuze mededeelingen af, welke ons in de laatste weken van toege- nomen spanning reeds hadden bereikt. Zijn radio-rede bevestigt, ja versterkt de reeds bestaande overtuiging, dat de regeering van geen wij ken weet en dat zij consequent den eenmaal ingeslagen weg van de neutraliteit blijft volgen. Meer dan eens bad zij van haar voomemen doen blijken, telkens de maat- regelen te treffen, waartoe de omstandigheden zouden nopen. Zoowel naar buiten als naar binnen is de waakzaamheid, naar de mate van toeneming van de internationale span ning, den laatsten tijd verhoogd. Thans voegt zij opnieuw de daad bij het woord dooi den staat van beleg, welke in een groot deel des lands reeds geldt, voor geheel Nederland af te kondigen. Wij verheugen ons over dit besluit, op het nemen waarvan we reeds eerder hebben aangedrongen. Naar onze overtuiging was de binnenlandsche veiligheid niet afdoende te verzekeren, indien de bevoegdheden van het centrale burgerlijke gezag niet aanzienlijk zouden worden versterkt. Deze uitbreiding van bevoegdheden ware te bereiken door een herziening van de wet op den staat van oor log en beleg, waarmede de hierin vervatte regelingen op de hoogte des tijds zouden wor den gebracht. Deze wet, die nog uit de vorige eeuw dateert is immers te zeer door- drenkt van de gedachte, dat de landsverdedi- ging alleen een militaire aangelegenheid is. De ontwikkeling van de oorlogvoering heeft het binnenlandsche front achter de militaire verdedigingslijnen in het leven geroepen. Hieraan is de Oorlogswet nog niet aange- past; reden waarom wij op een spoedige herziening reeds maanden geleden hebben aangedrongen. In afwachting van zulk een herziening hebben we echter de afkondiging zonder verwijl van den staat van beleg in het gansche land bepleit. Aan onze betuiging van instemming blijven we den wensch ver- binden, dat de noodzakelijke herziening van de Oorlogswet met voortvarendheid tot stand worde gebracht. In den staat van beleg is het militaire ge zag met tal van bevoegdheden bekleed, bij de uitoefening waarvan het door de wet ge- plaatst is boven de plaatselijke overheid. Minister De Geer heeft er echter nadrukke- ljjk op gewezen, dat de bevolking van den nieuwen staat van zaken niet veel zal be- merken; dit is trouwens evenmin het geval in de streken, waar de staat van beleg tbans reeds geldt. De regeering, die weer boven het militaire gezag staat, schijnt niet van plan de burgerlijke lagere autoriteiten in haar normale bevoegdheden aanzienlijk te beknot- ten. Het gaat slechts om de uitoefening van enkele bevoegdheden ter verzekering van de inwendige veiligheid, waarmede de positie der lagere besturen in het algemeen onverlet John voegde hem iets minder vriendelijks toe: „Ik dacht, dat ik zijn wagen achterna was gereden, toen bij uit mijn studeerkamer vluchtteWie is die kerel dan geweest En als hij het wel is geweest? -wie is dan deze kerel?" Pete dacht even na: ,!Het is natuurlijk heel goed mogelijk, dat hij het is geweest dien je achterna bent ge reden, maar dat hij iets bemerkt heeft van je ongeval, de kat uit den boom heeft gekeken eq on» later is gevolgd met gedoofde lichten. En als dat zoo is..." ..Dan heeft bij ons gesprek afgeluisterd besloot John. ,,Wat hebbeu we in vredes- naam allemaal zitten uitkramen?" Pete trok een bezorgd gezicht. „Ik weet niet, of hij wat heeft kunnen hooren... we hebben vrij zacht gesproken, en de wanden van het blokhuis zijn geweldig dik; maar het eenige wat hij heeft kunnen ver- staan, en wat ons mogelijk kan schaden, is, dat je zuster op het oogenblik in Londen is, op zoek naar dat olifantje en ten tweede, dat we van plan zijn, de lijst te verbranden." ,,Daar zal hij veel aan hebben!" grinnikte Jojin, ,,dat olifantje heeft Lois op het oogen blik al lang, en wat hij aan het verbranden van de lijst zou kunnen doen, is me een raad- sel! Maar we kunnen hier niet werkeloos blijven staan! Het beste lijkt me het vol gende We loopen s&men tot aan den grooten weg. Daar gaan we rechtsaf, want daar is een garage en een telefoon, en ik zorg ervoor, dat mijn wagen uit de sloot wordt gehaald. Jij gaat mee naar die garage, krijgt daar een wagen. rijdt naar mijn huis, ik zal je den sleutel geven - en je kunt van daaruit kalm de pdlitie opbellen, om aangifte te doen van den diefstal van jouw wagen. Het is veel beter, dat er iemand bij mij thuis is, om een wordt gelaten. Intusschen bewijst deze ge- wrongen constructie van een centrale burger- lijke gezagsoefening door middel van bet militaire gezag de noodzaak van de hiervoor nogmaals bepleite herziening van de Oorlogs wet. Van deze gelegenheid heeft Minister De Geer nog eens gebruik gemaakt, niet alleen om onze neutraliteitspolitiek in het algemeen te bevestigen, maar ook om de bijzondere gronden daarvoor nogmaals uiteen te zetten. Na de tallooze geruchten, welke in het bui tenland over onze positie hebben geloopen, deed de bewindsman een voortreffelijk werk. Aan de buitenlandsche perscampagne ligt dik- werf de bedoeling ten grondslag de wereld- opinie af te matten. Tegenover dergelijke pogingen is een geestelijke waakzaamheid geboden, waarvan bet Nederlandsche volk in bet algemeen blijk heeft gegeven. De Minister oordeelde het echter gewenscht, nog eens uitdrukkelqk vast te leggen, dat wij op eigen kracht blijven vertrouwen en dat wij onze neutraliteitspolitiek niet zullen doen verwateren door het treffen van afspraken met beide belligerente partijen, laat staan met een van hen, voor de eventualiteit van een aggressie tegen ons land. Het is te betreuren, dat de Minister voor laatstbedoelde uiteenzetting de aanleiding beeft moeten vinden in een Nederlandsche persuiting. 'Zonder dat de heer De Geer im mers man en paard noemed heeft hij de opvat- tingen bestreden, welke in bet, onder hoofd- redactie van Dr. H. Colijn staande, a.-r. hoofdorgaan De Standaard onlangs tot uit- drukking zijn gebracht. Dit blad schreef, na de overrompeling van Denemarken en den onuitgelokten aanval op Noorwegen, dat de gangbare opvattingen over neutraliteit volko- men zouden hebben afgedaan en dat onzijdig- heid een begrip was geworden, waarmee niet meer te werken valt. Daarom bestond voor het a.-r. orgaan de noodzaak om vooraf met beide belligerenten reeds thans afspraken te maken voor het geval Nederland zou worden aangevallen. Deze opzienbarende persuiting, welke in bepaalde landen met graagte werd geciteerd, getuigde op zichzelf reeds van een onbegrijpe- lijke lichtvaardigheid. Om een in de praktijk van eeuwen volkenrecht gegroeid en steeds scherper geformnleerd recbtsbegrip als neu traliteit zoo maar overboord te gooien, moeten er toch sterkere gronden worden aangevoerd, dan de aanval op twee neutrale landen. Daar- tegenover heeft Minister De Geer terecht de voor ons bestaande heiligheid van onzijdig- heidsplichten en -rechten gesteld. Doch daarenboven getuigden de uitingen van De Standaard van een tekort aan juri- disch besef. De neutraliteit is immers we zeiden het reeds een welomschreven rechts- begrip. Dit dient echter gehandhaafd te wor den tegenover de mogelijkheid van een schen- ding, waaraan het recht in deze wereld steeds bloot staat. En nu is het volkomen waar, dat in dezen tijd meer dan ooit met bliksemsnelle aanvallen moet worden gerekend, maar deze feitelijke gevaarstoestand doet aan den klas- sieken inhoud van het neutraliteitsrecht niet af, Nimmer beeft men op zijn positie van neutraliteit alleen mogen vertrouwen voor de verzekering van zijn veiligheid. Steeds heeft een onzijdig land als zijn materieele en geeste lijke krachten moeten inspannen om den zelf gekozen rechtstoestand te handhaven. Wat onzen wil betreft om dit laatste tot het uiterste te verrichten, daarvan heeft Minister De Geer opnieuw getuigd. Fierheid kenmerkte 's Ministers rede. Wij wenschen ons zelf te zijn en te blijven. In het Moederland zoo goed als in Nederland Over- zee. Er is de laatste dagen ook iets te doen geweest over ons Indie. Maar de poging om onrust te wekken met betrekking tot dit Nederlandsche gebiedsdeel, is afgestuit op de koelbloedige zekerheid waarmee onze regee ring de onaantastbare positie van Ned.-Indie zelfs bij een aanval op Nederland, tegenover de wereld heeft vastgesteld. Wie er ook ver- der belang mogen hebben bij den status quo oogje te houden op de brandkast. Ikzelf blrjf erbij, als ze mijn wagen uit de sloot halen; het is een veel te goede wagen, om hem te laten bederven. All right?" Het volgende oogenblik waren ze samen op weg naar de kruising tusschen het boschpad, dat naar Pete's woning voerde en den hoofd- weg, Het werd, al was het nacht, steeds warmer en drukkender en het leek waarschijnlijk, dat het zou gaan onweeren. Maar het geluk was met hen, voor den eersten keer dien dag; en nauwelijks op den hoofdweg, konden ze een laat automobilist aanbouden, die hen naar de garage bracht. Er brandde geen enkel lichtje meer en bet duurde enkele minuten vddr ze er in slaagden, iemand wakker te krijgen. Toen de deur openging en een slaperig man in een badjas hen vroeg, wat er aan het handje was, vielen de eerste zware droppels van een bui naar omlaag. Een blauwe blimsemstraal verlichte schel de geheele omgeving en tegelijk ratelde een zware slag. John en Pete schoten naar binnen, de garage in, en de man in de badjas volgde hen. ,,Kan ik hier een wagen huren, en meteen een takelwagen krijgen om mijn eigen wagen uit de sloot te halen, Perkins?" informeerde John, die den man blijkbaar kende. „Hebt u uw wagen in een sloot gereden, mijnbeer Crofts?" vroeg de rrttin verbaasd, ,,dat lijkt me niets voor iemand, die altijd zoo kalm rijdt als u!" John lachte, en liet bet verband om zijn arm zien: ,,Iedereen rijdt wel eens wild, Perkins," zei bij, „ik heb het ook gedaan. Dit is een van de gevclgen: bet andere is dat mijn kar met den kop in een sloot ligt; kun je meegaan met den takelwagen om 'm eiruit te trekken? De modder zal den motor geen goed doen als hij er te lang in ligt." vetdtqven \ervden 9 (Ingez. Med.) in den Stillen Oceaan, Nederland gevoelt bet bealng daarvan in de allereerste plaats. Wij aanvaarden voor geen duimbreed van ons, waar ook ter wereld gelegen, ,,bescherming" in eenigerlei vorm. Wij verleenen deze protectie aan onszelf met de kracht onzer wapenen, hier te lande en in de beide Indien. Ook op dit stuk kan geen enkele twijfel meer bestaan. Zoo heeft de regeering, bij monde van Minis ter De Geer, op waardige wijze de koelbloedige vastberadenheid van Nederland tegenover buiten- en binnenlandsche uitingen van onrust vastgesteld. Het was pikant, dat hij daarbij een beroep deed op het aan Dr. Colijn geliefde devies van den Vader des Vaderlands: ,,Saevis tranquil- Ins in undis". Rustig temidden van bet woelen der baren, ziehier de innerlijke gesteldheid van ons land, waarop onze veiligheid in zoo belangrijke mate berust, op klassieke wijze gekenschetst. HET ONTWERP R.4DIO-BELASTING: RadiocentraJes formuleeren hun bezwanen. De Bond van exploitanten van Radio- centrales heeft zich met een uitvoerig request tot de leden van de Tweede Kamer gewend en daarin zijn bezwaren tegen het ontwerp ge- dwongen luisteraars-bijdrage (radiobelasting) kenbaar gemaakt. De bond doet uitkomen, dat de gemiddelde bijdrage per luisteraar wordt geschat op 3. het aantal leden der omroepvereenigingen op 500.000, zoodat thans vrijwillig wordt opge- bracht ongeveer 1% millioen gulden. De radio- centrales betalen voor den omroep pl.m. 7 ton, zoodat de omroepvereenigingen thans beschik- ken over 2.200.000. Volgens de nieuwe rege- ling zullen de luisteraars opbrengen ongeveer 6 millioen, d.i. bijna 4 millioen meer. De Minister doet geen enkele mededeeling om- trent de besteding van dit aanzienlijke bedrag. In het wetsontwerp zegt de Minister, dat slechts een gedeelte van de luisteraars bij- draagt en dat dit een beletsel vormt om werk- zaamheden met betrekking tot den wereldom- roep ter hand te nemen. De bond vestigt er dan de aandacht op, dat b.v. de A.V.R.O. over 1937 een exploitatie-overschot had van ruim 5 ton, over 1938 van ruim 375.000; haar effectenbezit bedroeg per einde December 1938 ruim 3.240.000, het kassaldo een kleftie ton, overige activa 2 ton, terwijl alle onroerende goederen op 1 waren afgeschreven. Van de andere omroeporganisaties zijn de financieelfe gegevens niet in het bezit van den bond, doch adressant betoogt, dat ten aanzien van de A.V.R.O. duidelijk blijkt, dat het oordeel van den Minister onjuist is. De bond acht het overigens moeilijk voor betwisting vatbaar, dat verzorging van den wereldomroep staatszaak is en dat het aller- minst logisch is, dat deze taak moet worden gefinancierd door de luisteraars naar den voor het binnenland bestemden omroep, voor wie de wereld-uitzendingen juist niet bestemd zijn. Nog minder voor de hand liggend vindt adres sant het, dat men van de luisteraars een hoo- gere bijdrage vordert, wanneer zij niet aan- gesloten zijn bij een der bestaande vereeni- gingen. De bond zegt, dat wanneer de staat gelden heft voor een bepaald doel, dit volgens de Grondwet behoort te geschieden in den vorm „Wacht even, meneer, tot ik me heb aan- gekleed," was het antweord. ,,Ik ben z6o weer bij u!" Meteen verdween hij door een achterdeur, en de twee jongelieden hoorden hem de trap oploopen. „Ziezoo!" zei Pete, ging op de treeplank van een der wagens om hem heen zitten, offreerde John een sigaret en nam er zelf ook een. ,,Dus ik krijg dadelijk een wagen, den sleutel van jouw huis, en betrek de waeht tag de safe. Hoe heet die kerel, van dit irifor- matiebureau, die er waarschijnlijk met mijn wagen vandoor is gegaan? Dat moet ik weten, als ik de politie opbel!" John wreef peinzend over zijn kin. ,,Ik weet niet, of het wel zoo verstandig is, als we er dadelijk de politie in betrekken... Ten eerste weten we niet zeker, dat hij het is, die den wagen heeft gestolen we kunnen het niet bewijzen ten tweede betrekken we dan weer meer lui in onze affaire en hoe meer die geheim blijft, hoe beter en ten derde, en dat lijkt me de voornaamste- reden: als we geen aangifte er van doen, houden we een wapen m handen, dat ons naderhand van ge weldig veel nut zijn kan. Als we nu dadelijk aangifte doen, loopt dat waarschijnlijk op niets uit, de politie vindt den wagen ergens terug, sn niemand kan uitmaken, wie hem gestolen heeft. Laten we de kwestie stil houden... die wagen komt wel terug, die kerel kan hem toch niet houden en we kun nen hem later dan dreigen met aangifte! !Hij weet niet, dat we hem niet herkend hebben!" Pete was het er mee eens. ,,Dus, ik hoef niets anders te doen, dan de wacht bij de safe te betrekken! Ik denk, dat ik er een veldbed vA6r leg en een touwtje span tusschen de deurknop en mijn grooten teen. Benvoud is het kenmerk van hat ware!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 1