Buitenland b. niet-Europeesche landen zal, mits eveneens aan de A.N.I.C. gecon- signeerd, kunnen blijven plaats vinden. c. I>e normale agrarische export van Ne- derland naar Duitschland zal zooveel mogelijk gehandhaafd kunnen blijven. Hoewel van het bovenstaande geen officieele bevestiging te verkrijgen is, meenen wij, dat aan de juistheid niet getwijfeld behoeft te worden. Het kan welbaast geen toeval zijn. dat in Berlijn de commissie-iHirschfeld vrijwel tege- lijk met de commissie te Londen tot positieve resultaten kwam. Het feit, dat betalingscon- tingenten voor d(en uitvoer naar Duitschland werden vastgesteld, tie wij st op zichzelf reeds, dat uitvoer naar Duitschland mogelijk blijft; anders had men waarlijk niet over betalings- contingenten behoeven te onderhandelen. Doorredeneerende, komt men tot de ge- dachte, dat ook Duitschland, wel of niet offi- cieel van de overeenkomst, die te Londen door de onderhandelaars geparafeerd is onder- teekening door de respectieve regeeringen moet nog geschieden op de hoogte ge- bracht is. Een dergelijke gang van zaken zou aller- minst onlogisch te achten zijn; onze positie als neutrale mogendheid is zoodanig, dat wij met repecteering der droits de guerre" van de belligerenten, den normalen handel met hen zoo goed mogelijk in stand willen houden. Indien voorts de AJST.I.C. ingeschakeld zal worden als instelling, waaraan de van overzee komende goederen moeten worden geconsig- neerd, dan zal binnen afzienbaren tijd een groote ontplooiing van de activiteit dezer in stelling daarvan het gevolg zijn. Technisch zal de regeering talrijke artikelen onder de Invoer-Noodwet moeten plaatsen, waardoor dus de invoer gereguleerd kan worden. Con- signeering aan de A.N.I.C. wordt dan even- als in den vorigen oorlog met de N.O.T. het geval was in zekeren zin „de keur op het goud". In dit verband verneemt onze parlementaire redacteur, dat in het begin der volgende week een lijst zal worden gepubliceerd van de goe deren, waarvan de invoer ingevolge de Invoer- noodwet verboden zal zijn behoudens vergun- ning van de A.N.I.C. Aangezien de regeering den invoer bij de A.N.I.C. wenscht te concentreeren, is reeds een wetsontwerp aanhangig gemaakt om de activiteit van buitenlandsche vertegenwoor- digers betreffende de bestelling van door de oorlogvoerenden tot contrabande verklaarde goederen voor de toekomst uit te schakelen. De in het Parkihotel te Scheveningen ge- vestigde A.N.I.C. is, zooals men weet, reeds sedert het vorige najaar, zij het op beperkte schaal, in werking. De centrale zal nu op voile kracht kunnen gaan werken. Uiteraard 'zal echter het te Londen bereikte accoord niet voor een bepaalden tijd afgeslo- ten zijn. Dit zou reeds daarom onmogelij'k zijn, omdat men nu eenmaal niet den duur van een oorlog kan vastleggen. Ook in den vorigen oorlog waren de overeenkomsten in zake de N.O.T. dadelijk opzegbaar „for the ime being" vormden zij echter de best mogelijke oplossing. Zijn onze inlichtingen juist, dan zou een oplossing zijn (bereikt, die voor alle partijen bevredigend is. Het klinkt in oorlogstijd vreemd, dat ergens in de wereld regelingen getroffen worden, die zoowel voor Enge- land als voor Duitschland bevredigend ge- acht kunnen worden, doch de in oorlogstijd uiterst delicate Nederlandsche handelssitua- tie kan eerst dan bevredigend geacht worden indien men zoowel ten Westen als ten Oosten van ons land de reeele overtuiging kan heb ben, dat Nederland, onder strikte handhaving van 'zijn economische neutraliteit, doet wat redelijk en mogelijk is. ECONOMISCHE SAMENWERKING TUSSCHEN NEDERLAND EN BELGIE. Zaterdag is te Brussel een Nederlandsch- Belgische dag gehouden, ter gelegenheid van de 38ste jaarvergadering van de Nederland sche Kamer van Koophandel voor Belgie en Luxemburg. De jaarvergadering werd gehouden in aan- wezigheid van Mr. B. P. L. baron van Harinx- ma thoe Slooten, buitengewoon gezant en ge- volmachtigd minister van H. M. te Brussel en Mr. H. van Romburgh, handelsraad bij het gezantschap der Nederlanden te Brussel. De heer Liebreghts werd als bestuurslid herkozen. Bij de zakenluncih heeft de voorzitter van de Nederlandsche Kamer van Koophandel voor Belgie en Luxemburg, de heer J. B. Vin'k, den heer Sap, in leven minister van Economische Zaken in Belgie, herdacht en medegedeeld, dat het bestuur van de Kamer besloten had aan minister Sap de eere-medaille der Kamer toe te kennen en thans alsnog dit eereteeken aan mevrouw Sap heeft doen toekomen. De heer Vink sprak daarna een rede uit, waarin hij betoogde, dat Nederland en Belgie niet onver- schillig mogen toezien bij de oplossing der economische problemen in de toekomstige vredesverdragen. De conferentie, welke dezer dagen in Den Haag gehouden is, achtte spr. zeer belangrrjk. Bij de toekomstige herziening van de intemationale handelsbetrekkingen dienen Nederland en Belgie gezamenlijk hun stem te doen hooren en daartoe is tijdige voorbereiding en penmanente samenwerking en wel in den vorm van een economisch verdrag van langen duur onontbeerlijk. Dit verdrag 'zou de basis moeten leggen voor den opbouw van een geconcentreerde Neder- landschBelgische economie. Tenslotte bood spr. de eereplaquette der Kamer aan aan den heer F. v. Cauwelaert, aan prof. Paul Heymans en aan prof. Gelissen, wegens hun verdiensten voor de bevordering van de NederlandsclnBelgisch samenwerking. Te drie uur is een NederlandschBelgische bijeenkomst geopend door den heer Ph. van Isacker, oud-minister van Economische Zaken. Aan de bestuurstafel zaten de volgende genoodigden: de Nederlandsche gezant baron van Harinxma thoe Slooten, de Luxemburg- sche zaakgelastigde G. graaf de Marchant et d'Ansembourg, de secretaris-generaal van het Belgisch ministerie van Economische Zaken J. C. baron Snoy et d'Oppuers, de voorzitter van de kamer van afgevaardigden de heer F. van Cauwelaert, de minister van staat graaf Lippens, de gouverneur van de (Bel gische) provincie Limburg H. Verwilghen en de commissaris der Koningin in de (Neder landsche) provincie Limburg Mr. W. G. A. van Sonsbeeck. De heer Van Isacker leidde, na een wel- komstwoord, de beide sprekers bij de vffgade- ring in en verleende het eerst het woord aan prof. Gelissen. Rede professor Gelissen. Belgie, Luxemburg en Nederland zijn thans, volgens prof. Gelissen, politiek rijp om econo misch samen te werken, vooral sedert de in 1936 ingetreden koerswijziging in de Belgische buitenlandsche politiek. Spr. acht het zeer wel mogelijk, dat voor bepaalde artikelen wederzijds prefentieele rechten zouden worden verleend. Zoo zou het eerste begin gelegd kunnen worden. Van groot belang acht spr. ook, dat handels- afspraken tusschen bedrijven in beide landen door de respectievelijke regeeringen o.m. in haar contingenteeringspolitiek. zouden worden erkend, wanneer zou bltjken, dat het econo mische belang onzer landen, met dergelijke afspraken wordt gediend. De samenwerking zou eveneens tot uiting kunnen komen op het gebied van de industria- lisatie van die bedrijven, welke of in onze beide landen nog niet bestaan, of wegens de kleinheid van het economische achterland niet levensvatbaar blijken. Ook op het gebied van ccedietverkeer kan nog meer economische samenwerking plaats vinden dan thans het geval is. Prof. Gelissen bracht verder de agrarische politiek en de havenpolitiek in beide landen ter sprake. In eerstgenoemd opzicht beveelt hij aan, dat nu reeds overleg zou worden ge- pleegd tusschen Belgische en Nederlandsche deskundigen op agrarisch gebied, terwijl hij anderzijds deed uitkomen, dat afspraken om- trent haventarieven e.d. beter aan de econo mie van beide landen ten goede zouden komen dan een onderlinge moordende concurrentie, welke gelukkig tot het verleden behoort. Om een juist inzicht te krijgen in het effect onzer economische samenwerking zou de basis hiervan in een economisch verdrag van lange- ren duur dienen te worden omschreven. Met een dergelijke samenwerking zou spoe- dig een begin moeten worden gemaakt, om dan middelerwijl te kunnen nagaan of het mogelijk is, dit te vervolmaken in een alge- meen tolverbond. A1 schijnen groote moeilijkheden daartoe te moeten worden opgelost, toch is spr. van mee- ning, dat de samenwerking tusschen beide landen op economisch gebied uiteindelijk zal dienen te geschieden via een tol-unie, maar dat het echter gewenscht is rekening te hou den met een zekeren aanlooptijd. Rede professor Ir. Paul Heymans. Na prof. Gelissen voerde prof. ir. Paul Hey mans, oud-minister van Economische Zaken in Belgie het woord. Spr. is van oordeel, dat de beoogde toenade- ring niet het gevolg kan zijn van gewone ver- betering van de bestaande handelsverdragen. De toenadering omvat immers meer dan de handelsverdragen: prijzenpolitiek, loonpolitiek, crediet- en muntpolitiek, sociale politiek tech nisch onderwrjs, enz. Ofschoon het denkbeeld van een tolunie hem niet afschrikt, prijst hij deze uiterste op lossing niet onmiddellijk aan, hij acht de voorwaarden thans gunstig tot het experiment van een tussehenstadium, mits dit niet geken- merkt wordt door halve maatregelen, vaak aan elkander tegenstrijdig, waardoor tenslotte meer na- dan voordeelen zouden ontstaan. Wanneer hij de mogelijkheid onderzoekt van een stelsel van preferentieele tarieven onder de betrokken landen, stelt spr. de vraag of de clausule van de meest begunstigde natie ook ditmaal weer tegen ons ingeroepen zou wor den en of wij in dat geval de mogelijkheid eener economische toenadering zouden moeten verzaken, alleen omwille van een kwestie van benaming. Want zou eenzelfde feitelijke toestand niet even goed door een z.g. tolunie kunnen wor den tot stand gebracht, wanneer die tolunie zou worden verzacht door contingenteerings- en fiscale maatregelen, als dit het geval zou zijn door een gewone entente met preferen tieele rechten? Alleen op de werkelijkheid komt het aan, niet op het etiket. EEN RADIOREDE VAN CHURCHILL. De positie van Nelderland besproken. In een Zaterdag gehouden radio-rede heeft de Britsche minister van marine Churchill een overzicht gegeven van de situatie, waarin de oorlogvoerende staten zich op het oogenblik bevinden en eveneens de houding van Londen besproken jegens de niet-oorlogvoerende en neutrale staten. Churchill betoogde, dat wel- dra een verscherping van den strijd verwacht kon worden en dat Engeland daarvoor niet terugdeinst. Omtrent de betrekkingen tusschen Groot- Brittannie en de Sovjet-Unie zeide hij nadruk- kelijk, dat een oorlog met Rusland een deel uitmaakt van de Britsche politiek. Engeland wenscht het oorlogsterrein niet uit te breiden. Met Italie en Japan, zeide Churchill, heeft Groot-Bittannie geen wist. Sprekend over de positie waarin de kleine neutrale staten en ook Nederland zich bevin den, zeide de Minister volgens ,,De Telegraaf" woordelijk het volgende: ,,Bij Hitler's pogingen om al degenen te ter- roriseeren, die handel willen drijven met de Britsche eilanden, zijn bijna 200 neutrale sohe- pen vernietigd en bijna 1000 neutrale zeelieden het slachtoffer geworden. In de laatste veer- tien dagen zijn veertien neutrale schepen tot zinken gebracht en slechts edn Britsch schip, terwijl wij toch ten slotte Hitler's vijanden zijn. Een dergelijke vorm van oorlogvoering is niet meer toegepast sinds de zeerooverij daadwerkelijk onderdrukt werd; het is een monsterachtige macht, waaraan de neutralen, die -het meest hebben geleden en nog lijden, de middelen moeten leveren voor een agressie in de toekomst. Het is een macht, waarvoor de neutralen, terwijl zij trillen van woede, moeten bukken. Zij zijn gedwongen bij te dragen tot de overwinning van die macht, hoe wel zij weten, aldus Churchill, dat de over- winning van die macht hun eigen slavernij zou beteekenen. Terwijl Vrijdag nog opvarenden van een Engelsche duikboot acht uitgeputte Neder- landers, die zes dagen in een open boot had- den rondgezwalkt, op brancards aan land droegen, hebben Nederlandsche vliegers in naam van een strikte en onpartljdige ortho- doxie een Britsch vliegtuig neergeschoten, dat verdwaald was. Ik richt tot de Nederlanders, onze dappere bondgenooten uit vroeger dagen, geen ver- wijten: mijn sympathie gaat uit naar hen in hun gevaren en hun benardheid, nu zij met den tijger in den kooi vertoeven. Maar wanneer men ons vraagt, een inter- pretatie van neutraliteit te aanvaarden, die alle voordeelen aan den aanvaller toekent en alle nadeelen schrijft op rekening van de ver- dedigers der vrijheid, dan herinner ik aan de woorden van wijlen lord Balfour: ,,Dit is een merkwaardig slecht opgezette wereld, maar niet z6<5 slecht opgezet". Churchill begon zijn rede met te verklaren dat het hard schijnt van een krachtigen oorlog te moeten spreken, terwijl de lente het land streelt en de strenge winter achter den rug ligt. ,,Toen ik zes maanden geleden het woord tot u richtte", zoo ging de minister 1 voort, „heb ik gezegd, dat, indien wij de lente zouden kunnen halen, zonder dat er een feit van groote beteekenis heeft plaats gevonden, wij feitelijk een belangrijk succes zouden be- haald hebben. Ook nu nog ben ik van gevoe- len, dat deze nieuwe periode van voorberei ding een onschatbare hulp voor de geallieer- den beteekent. Het Britsche rijik en de Fransche republiek zijn thans in den onver- breekbare eenheid verbonden en wel z66, dat het beoogde doel kan worden verwezenlijkt en dat in bijna iedere richting een geweldige vooruitgang is bereikt. Tot nu toe, zoo vervolgde de minister, is de tijd aan onze zijde geweest, maar de tijd is een veranderlijke bondgenoot. In de eene periode kan hij met ons zijn, in een andere periode weer tegen ons. Maar indien men in die tweede periode standhoudt, komt hij weer als bondgenoot terug en is hij trouwen dan te voren. Het komt mij voor, dat een verscher ping van den strijd verwacht moet worden en wij zijn beslist in het geheel niet geneigd om daarvoor terug te deinzen". PAUL VAN ZEELAND BIJ MINISTER VAN KLEFFENS. Vrij dagochtend heeft de Belgische oud- premier de heer Paul van Zeeland een zuiver informed bezoek aan Minister Van Kleffens op het departement van buitenlandsche zaken gebracht. TWEE IJMUIDER TREILERS MET BOMMEN BESTOOKT DOOR DUITSCHE VLIEGTUIGEN. De schipper van de te IJmuiden aangeko- men treiler Vikingbank UM 183 rapporteerde, dat zijn schip Donderdagmiddag om vijf uur door Duitsche vliegtuigen is gebombardeerd. Een eskader van zes Duitsche bommenwer- pers vloog over het schip. Drie machines zet- hun reis voort; de andere drie onderbraken hun tocht en wierpen in totaal vijf bommen naar de UM 183. Geen van de bommen raak- ten echter het schip. Alle leden van de be- manning zijn ongedeerd. De IJM 183 zette onmiddellijk na het gebeurde koers naar IJmuiden. Hier zal nader worden onderzocht of het foombardement inderdaad geen schade aan het schip heeft toegebracht. Tevens rappoteerde de schipper van de Vikingbank, dat hij bericht had ontvangen van den schipper van de I. S. Groen, UM 103, dat ook dit schip door Duitsche vliegtuigen was aangevallen, eveneens zonder schade op te loopen. TWEE BRITSCHE EN EEN DUITSCH VLIEGTUIG BOVEN ROTTUM. De regeeringspersdienst meldde Vrijdag: Vrijdagmiddag am kwart voor twee zijn boven het eiland Rottum twee Britsche mili- taire vliegtuigen waargenomen. Zij zijn van den grond af beschoten en hebben zich daarop in Westelrjke richting verwijderd. Dienzelfden middag is op het eiland een Duitsch landvliegtuig van het Junkertype 8 LHK waargenomen, dat zich in Noord Ooste- lijke richting heeft verwijderd. Protesten zijn respectievelijk te Londen en Berlijn uitge- bracht. (Vermoedelijk is bedoeld een Junkers 86 K of 88 K vliegtuig. Red. N. R. C.) BELANGRIJKE KUNSTVERZAMELING AAN HET RIJK GESCHONKEN. Een Nederlandsch verzamelaar, die voor- loopig onbekend wenscht te blijven, heeft aan den Staat der Nederlanden een zeer belang- rijke kunstverzameling geschonken, ter plaat- sing in het Rijksmuseum te Amsterdam. Deze collecte bestaat uit ruim 80 schilderijen en aquarellen, waaronder Nederlandsche primi- tieven, Italiaansche paneelen der 15e eeuw, werken van Nederlandsche 17e eeuwsche meesters en een ruime vertegenwoordiging van de Haagsche school. OONTINGENTEERING VAN DEN INVOER VAN STEENKOLEN. Bij Koninklijk besluit van 28 dezer is, op grond van de overweging, dat het gewenscht is de tijdelijke beperking van den invoer van steenkolen voort te zetten, met ingang van 1 April 1940 voor edn jaar de invoer uit ieder land verboden van huisbrandkolen, industrie- kolen, cokes en cokesgrint en steenkoolbriket- ten, telkens voor zoover deze meer bedraagt dan 30 van het bruto-gewicht, hetwelk in 1983 uit dat land aan die goederen is inge- voerd. DE ONDERGANG VAN DE „PROTINUS". Thans is aan de onzekerheid van het onder- gaan van de ,,Protinue", de Nederlandsche trawler, thuis behoorende te IJmuiden een eind gekomen. De feiten zijn bekend. De „Protinus" was het 26e Nederlandsche schip, dat wegens het oorlogsgeweld, dat ook de neutrale scheepvaart niet spaart, is te gronde gegaan. In denzelfden tijd dat Duitsche vlie gers, die met hun vliegtuig verongelukt zijn op de Noordzee door een Nederlandsch vis- schersvaartuig worden gered en vol lof zijn oVer de ondervonden behandeling, bestoken collega's van die Duitsche vliegers een vreed- zaam Nederlandsch visschersvaartuig met bommen tot het ten gronde gaat, zonder zich te bekommeren om het lot der bemanning van 12 personen, van wie 2 terstond zijn gedood en 2 in een onvoldoend uitgeruste reddingboot door ontbering den dood vonden. De Engelsche onderzeeer die de sloep van het visschersvaartuig geruimen tijd op zee had geo'bserveerd door zijn periscoop kon wegens de nabijheid van vijandelijke vliegtui gen niet aan de oppervlakte komen om de mannen vroeger te redden. Na 120 uur op zee te hebben gezwalkt kon de onderzeeer hen naderen. Een der corr. van het „Handelsblad*' ver- meldt uit Edinburg het wedervaren v,an het visschersvaartuig als volgt: Wij zijn zoo juist teruggekeerd van zieken- bezoek. Ergens in Schotland in een nood- hospitaal liggen de acht geredden van het Nederlandsche schip „Protinus", acht man nen, die een week van angst, uitputting en ontbering achter den rug hebben en die nog heel wat weken van goede verzorging en rust noodig zullen hebben aleer zij den drama- tischen tociht, "waaraan zij zijn blootgesteld, te boven zullen 'zijn gekomen. Het relaas van de „Protinus" het 26ste Nederlandsche schip dat in den oorlog ter zee ten onder is gegaan is in drie phasen met voldoende duidelijkheid vermeld. 18 Maart: de ..Protinus" vertrekt uit IJmui den met een bemanning van twaalf koppen met bestemming de Doggersbank. 20 Maart: 6 uur 's avonds: een Duitsch vliegtuig cirkelt over het schip, dat op zeven plaatsen de Nederlandsche driekleur duidelijk toont. Twee keer aan voor- en achterschip geschilderd, voorts een Nederlandsche vlag in den mast, de driekleur op de brug en nog een keer om de brug geschilderd, vervolgens ach ter in de bezaan, terwijl ten slotte op verschil- lende plaasen met forsche letters het woord Holland was geschilderd. 20 Maart 6.30 uur 's avonds: de „Protinus" zinkt, getroffen door twee bommen, en met het schip verdwijnen de eerste twee slacht- offers, de kapitein Klaas Wijker en de ma- troos S. Buis, die door een voltreffer onmid dellijk werden gedood. Voor de tien geredden was dit echter nog maar het begin. Een zwerftocht van 120 uur door koude. storm en sneeuwvlagen volgde, die nog aan twee anderen, J- Piers en G. Wor- ting (resp. stoker en tremmer) het leven kostte. Dat de acht anderen nog in leven zijn ,,het is een wonder dat ze dat alles hebben doorstaan", zeide de dokter in het ziekenhuis, waar wij hen opzochten. Wij laten de geredden thans zelf aan het woord. Hier is het relaas, dat de tweede machinist E. G. Glazemaker ons deed. „Ik had de waoht. De tremmer kwam mij waarschuwen, dat er een vliegtuig in de buurt was. Veel bijzonders behoefde dat niet te be teekenen. Zoo vaak immers bleken er in oor logstijd vliegtuigen over onze schepen te gaan, om meestal even snel te verdwijnen. Ditmaal zou het anders worden, want voor het toestel nog over ons heen was gevlogen, hoorde ik een geratel als van machinegeweren. Heel zeker ben ik er echter niet van; in elk geval werd niemand getroffen en kogelgaten waren er op den scheepswand ook niet te vinden. Maar de machine keerde terug. Het was een Duitscher: wij konden duidelijk het haken- kruis zien. Tweemaal vloog hij over het ach terschip en het bommn van ongeveer 30 cm lengte vallen. Maar goddank zij vielen in zee. Tweemaal scheerde de machine vervolgens over het voorschip, wederom werden projec- tielen geworpen, ook deze misten hun doel. Op nieuw kwam de Duitscher terug en dit maal was het raak. Twee ontploffingen, vlak achter elkaar, hadden de brug, waarop on'ze kapitein en de matroos Buis stonden, vol- komen versplinterd. Er was niets meer van over. De licihten op het schip gingen uit, en de verschansing bleek boven de waterlijn zwaar gescheurd. Vast te stellen hoe het daaronder was, was niet meer mogelijk. Den mannen, die zich nog in hun kooien bevonden, vloog de stoom om de ooren. Brand brak er niet uit, maar om het zekere voor het onzekere te nemen, tracht- ten wij meteen onze eenige reddingssloep, die plaats bood aan 16 mannen, te laten za'kken. Ik ging nog naar de brug om te kijken of ik nog iets voor den kapitein kon doen, maar mijn sombere voorgevoelens waren juist. Ik snelde terug naar kooi; greep er mijn oliejas, drie flesschen melk en drie sinaasappelen. In een ren ging het weer naar boven om bij de sloep te helpen. Maar die wilde niet. De houten proppen die dienen om de gaten, welke altijd in zoo'n sloep zijn aange- braaht te stoppen waren zoek en moesten opnieuw worden gesneden. Dat kostte dus weer tijd. Tot overmaat van ramp werkten de davits ook niet. Na tal van zenuwachtige pogingen kwam de sloep eindelijk met een smak in het water terecht. Daar 'zaten we met zijn tienen in de sloep. Evten bleven we nog in de buurt van de Protinus"', hopend ncg een keer aan boord te kunnen terugkomen, om nog meer te red den. Het vliegtuig keerde echter terug en daaruit moesten we opmaken, dat de heeren in de lucbt allerminst van ons plan gediend waren. Niet lang daarna verdween het ach terschip van de ..Protinus" in de diepte, en trok de heele schuit met zich mee. Toen begon onze zwerftoaht. Er trok een mist op en 'weer hoorden wij het geronk van het vliegtuig. De weersomstandigheden hiel- den ons echter voor hen verborgen. In het begin was er nog goeden moed, ondanks de pijnlijke gewaarwording, dat het kleine beetje aanwezige water brak was, en de scheeps- beschuit muf. Kompas of zeilen waren niet te vinden. Vuurpijlen waren er niet. Wij roeiden op goed geluk en hielden ons daarmee eenigs- zins warm. Een paar van onze mannen kre- gen eahter spoedig dikke polsen tengevolge van de koude en konden daardoor niet meer meekomen. Het beetje voedsel en drinken moesten wij rantsoeneeren. Den eenen dag moesten wij het met zijn alien met een flesch melk stellen, den anderen elk met een schijfje sinaasappel \vant hoe meer je van het water dronk, des te erger werd de dorst. Honderdtwintig uur is lang, mijmheer, het is alsof er nooit een eind aan komt. Met twee van ons begon het er niet al te best uit te zien. Zij 'zeiden niets meer, zagen vreeselijk geel en wilden alleen maar drinken van dat brakke water. Toch moesten wij ook aan de andere mannen denken, die nog wel moed hielden. Op Goeden Vrijdag was het mis met Worting. Pols en hart deden niets meer. Het was afgeloopen. Op Eersten Paaschdag was het met Piers gedaan Begrafenis in zee. Wat moesten we doen Als er ooit nog red ding zou opdagen zouden zij alleen de leven- den oppikken en boven dien: Bannink, Wisker en Stam begonnen ook al geel te worden en zeiden ook heelemaal niets meer. Tweeden Paaschdag, half drie, hebben wij de twee kameraden over boord laten za'kken. De krin- gen in het water schenen ons nu ook ons eigen voorland toeDrie uur later, om half zes, zagen wij ineens een onderzeeboot. ,,Wat was dat voor gezicht?" onderbraken wij den verteller. Zijn buurman, de eerste machinist, valt hem in de rede: ,,Wat dat voor een gezicht was? Dat kan je niet beschrijven", zegt ihij. „Het is alsof je een klap in je gezicht krijgt. En toch zou je bijna naar hem willen toeloopen." De redding. ,,Ik heb gehuild, mijnheer, toen ik dien on derzeeer zag een oogenblik, niet meer. Toen spanden wij ons met de laatste krachten in, om Ijet werk voor de Engelsche matrozen zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Vooral met Stam was het moeilijk. Hij was verstijfd en kon zich nauwelijk bewegen. Toen onze sloep op ihandreikens afstand van de onderzee boot was gekomen, moesten wij hem gewoon over den rand van den sloep duwen. Een paar matrozen van de onderzeeboot grepen zijn handen vast: hij hing daar tusschen de twee schepen als een levende brug. Even hielden wij nog ons hart vast: de matrozen, die op het gladde dek van hun schip nauwelijks houvast ihadden, dreigden uit te glijdenMaar god- dank het liep goed af. Daarna was er warme thee en rum enin bed. De kapitein vertelde ons, dat hij ons den geheelen dag al had gadeslagen, en door zijn periscoop had waargenomen, dat wij de twee lijken over 'boord hadden gezet. Hij kon ech ter niet eerder aan de oppervlakte komen in verband met de aanwezigheid van vijandelijke vliegtuigen. Wat die mannen van de .Unity" voor onze zeelui hebben gedaan is fabelachtig geweest. De ruimte in zoo'n onderzeeboot is al zoo be- perkt, maar de mannen stonden hun bedden af, tal van matrozen legden zich op den grond te rusten en een paar anderen hadden zelfs geen pi a ate om na afloop van hun dienst lang- uit te gaan liggen en bleven ook toen staan. Een paar dagen bleven de acht geredden aan boord van de Unity". De onderzeeboot had opdrachten van de admiraliteit, en die moes ten allereerst worden uitgevoerd. Dat bracht hen nog vlak bij de territoriale wateren van Duitschland. Verschillende malen moest de „:Unity" tot den bodem van de zee duiken, ten einde haar aanwezigheid niet aan vijandelijke vliegtuigen kenbaar te maken. Eindelijk kwam het oogenblik, dat de man nen ergens in Sohotland aan wal konden wor den gezet, en dat medische zorg aan hen kon worden besteed. Deze 'zorgen zijn vele, en ge- schiedde op de meest hartelijke en deskundige wijze. Wij zelf hebben er ons van op de hoogte kunnen stellen hoe de Schotten vol zorg zijn om deze mannen de wonden en het leed zoo spoedig mogelijk te doen vergeten. Ook van buitenaf blijkt deze hartelijkheid. Een 85-jarige dame, die van het gebeurde had gehoord, stuurde spontaan een groote kist sinaasappelen. De bewijzen van genegenheid, die de mannen hier ondervinden, zijn waarlijk ontroerend. Des te pijnlijker is het te constateeren, dat degenen, die de verantwoordelijkheid voor den staat, waarin de reddingsloep bij het vertrek uit IJmuiden verkeerde, dragen, niet meer zorg aan dat detail hadden besteed. Het drink- water in de sloep, aldus vertelden de mannen ons unaniem, was brak en zeker in geen vier maanden ververscht. Er was geen zeil, geen vuurpijl en geen compas. De aanwezigheid hiervan zou den mannen in staat hebben gesteld zich te orienteeren, waardoor de kans op een spoedige redding aanmerkelijk grooter geweest zou zijn en waardoor tevens twee menschenlevens behou- den zouden zijn gebleven. De aciht mannen gaven ons de verzekering, te weten, dat zich in de nabijheid van de plek, waar het schip is gezonken andere visschers- schepen bevonden. Met behulp van een com pas hadden zij in elk geval kunnen trachten daarheen te roeien. Het is te hopen, dat zij, die hiervoor de verantwoordelijkheid dragen, de les van dezen scheepsramp ter harte zullen nemen. De Nederlandsche zeeman trotseert thans zoodanige gevaren, dat hij recht heeft op de allerbeste verzorging. De kapitein K. Wijker en de matroos S. Buis, zijn op de brug door een bom op slag gedood. De, tremmer G. Worting en de sto ker J. Piers zijn in de reddingboot van uit putting gestorven. De volgende opvarenden zijn gered: H. Bannink, eerste machinist, te Haarlem; E. G. Glazenmaker, tweede machi nist, Haarlem; A. de Graaf, scheepsmaat, Eg- mond aan Zee; W. Visser, kok, Egmond aan Zee; H. Stam, matroos, Egmond aan Zee; A. Groen, matroos, Egmond aan Zee; A. Plug, matroos, Den Haag; J. Blok, matroos, Umui- den. Allen maken het naar omstandigheden redelijk wel, hoewel de toestand van Stam nog als ernstig moet worden beschouwd. DUITSCHE VLIEGTUIGEN BOVEN BELGISCH GEBIED. Vrijdag hebben vreemde vliegtuigen her- haalde malen boven Belgisch gebied gevlogen. Twee hunner werden volgens Belga herkend. het waren toestellen van Duitsche nationali- teit. Het luchtafweergeschut kwam op ver- scheidene plaatsen in actie. DE BELGISCHE KUSTVERDEDIGING. Op uitnoodiging van de militaire autoritei- ten heeft een aantal journalisten een bezoek gebracht aan de Belgische kustverdedigings- werken. Aan de kust staan kustbatterijen en zwaar geschut op rails cpgesteld, teneinde een etventueelen aanvaller te beletten op de kust te landen en ook om de havens Oostende en Zeebrugge te verdedigen, welke voor Bel gie belangrijke ravitailleeringsbases zijn. DUITSCH VLIEGTUIG IN ZEE. Vrijdagavond heeft men voor Northumber land een groot vliegtui'g in zee zien vallen. Reddingbooten zagen op zee olievlekken, doch vonden geen spoor van het vliegtuig. In verband met het bericht over een in zee gevallen vliegtuig, deelt het ministerie van luchtvaart mee, dat geen Britsch vliegtuig wordt vermist. Het Britsche ministerie van luchtvaart deelde later mede, dat het gevallen vliegtuig een Duitsch toestel is, dat heeft deelgenomen aan een aanval op een convooi. Ook op 29 Maart, zoo meldt het Duitsche Nieuwsbureau, hebben Duitsche gevechts- vliegtuigen niettegenstaande moeilijke weers omstandigheden, hun verkenningsVluchften boven de Noordzee voortgezet. In de avond- uren stieten de vliegtuigen op een convooi, dat werd aangevallen. Do kustartillerie en het scheepsgeschut opende een levendig vuur. Een der begeleidende kruisers werd door ver- scheidene bommen getroffen en een koopvaar- dijschip, dat in het convooi voer, werd tot zin ken gebracht. Tengevolge van het slechte zicht kon het resultaat van andere aanvallen niet worden vastgesteld. Een vliegtuig wordt vermist. STIJGENDE ONGERUSTHEID IN NOORWEGEN. De Scandinavische bladen maken zich tot tolk van de vrees, dat de Noorsche staten en in het bijzonder Noorwegen, zich in een positie bevinden die steeds toenemende ge varen inhoudt. Alle Stockholmsche bladen bevatten geruchten over mogelij'ke actie in de Noordzee als het voornaamste nieuws. Men neemt algemeen aan dat de opperste oorlogs- raad Donderdag besloten heeft krachtige actie te voeren tegen de Duitsche ertstransporten door de Noorsche wateren. Indien de geal- Iieerden er inderdaad in zouden slagen deze ertsverschepingen te verhinderen, zou dit een emstigen slag voor Duitschland beteekenen. Duitschland zou dan moeten wachten tot de Botnische golf ijsvrij was, wat waarschijnlijk nog langer dan aen maand zal duren en dan schepen moeten zenden naar Lulea, Zwedens Noordelijke haven in die golf. Van de haven van Lulea, die slechts vijf maanden van het jaar ijsvrij is bestaat een spoorwegverbinding naar de ijzergebieden van Kiruna, doch deze verbinding is in het geheel niet ingericht op een intensief vervoer. Bovendien is de af stand van Lulea naar de ijzergebieden 400 km en die van de Noorsche haven Narvik naar de ijzergebieden slechts 160 km. SUMNER WELLES BRENGT VERSLAG UIT AAN ROOSEVELT. Sumner Welles is Donderdag te New-York aangekomen. Na zijn aankomst aldaar is hij terstond met den trein naar Washington doorgereisd. Hij weigerde standvastig om iets te zeggen over de persoonlijkheden met wie hij in Europa van gedachten heeft gewis- seld, doch verklaarde wel, dat hij geen plan- nen heeft voor een tweede bezoek aan Europa. In verband met een bericht, dat uit s-G raven- hage afkomstig heette, en volgens hetwelk hij teleurgesteld was over zijn reis, verklaar de hij: ,,Ik ben niet dichter bij Den Haag geweest dan op een afstand van 200 mijl. Hoe kan dat dan vandaar gemeld worden?" Op bijna alle andere hem gestelde vragen luidde het antwoord: ,,Geen commentaar". Kort na aankomst te Washington heeft president Roosevelt van Sumner Welles een verslag ont vangen van zijn Europeesche reis. Hooge functionnarissen hebben als hun meening uitgesproken, dat er weinig optknis- me bestaat ten aanzien van de mogelijkheden van een vrede, na den terugkeer van Welles uit Europa. De conferentie tusschen Roosevelt, Hull en Sumner Welles heeft anderhalf uur geduurd. Bijzonderheden zijn niet medegedeeld. Het schijnt dat Sumner Welles nietttemin voldaan is over de resultaten van zijn reis, daar hij heeft verklaard: „Ik heb alle gelegenheid gehad om de informaties te verkrijgen, waar voor i'k was uitgezonden". Welles heeft een korte bespreking gehad met Hull voor beiden zich naar het Witte Huis begaven om het verslag van den specialen gezant uit te bren- gen. DE RAPPORTEN VAN WELLES. De algemeene indruk te Washington, na de verlklaring van Roosevelt over de missie van Sumner Welles is, dat er van de Vereenigde Staten binnen afzienbaren tijd geen paging verwacht kan worden om vrede tot stand te brengen. De president heeft de journalisten namelijk in het bijzonder er tegen gewaar- schuwd, dat zij geen enkele aanwijzing voor

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 2