ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN D£lND£P'JP IN DIPLOMATIEKEN DIENST. Van goede „komaf"! ZWANENBERG No. 10.039 VRIJDAG 8 MAART 1940 80® Jaargang Binnenland Feuilleton MAAR SERSTE BLAD V£RGCHAFT U WOMEN VAN GENOT maakt wat smaakt! NEUZENSCHE COU RANT ABONNEMENTSPRIJSBumen Terneuzen f 1,35 per 3 maanden Buiten Temeuzen fr. per post f 1,65 per 3 maanden Brj vooruitbetaling fr. per post f 6,per jaar Voor Belgie en Amerika 2,10, overlge landen 2,45 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 2073. ADVERTENTIENVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0,20. KLKINE ADVERTENTlitNper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. DE ONDERGANG VAN DE O 11. Koelbloedigheid en kalmte redden twintig menschen het leven. Het verhaal van den ondergang van de O 11 getuigt ervan, schrijft het R. Nwbi. terecht, dat de Oud-Hollandsche zeemans- geest nog vaardig is over de menschen van onee Koninklijke Marine. Het is te dahken aan de rustige vastberadenheid van de leiding en a,an de kalmte van de bemanning, dat twintig menschen bij deze ramp er het leven hebben afgebraoht. Toen de sleepboot de O. 11 ramde was de constematie aan boord zeer groot. De slag was geweldig. Het geheele schip dreunde en trilde. Op de oommandobrug stond bij den commandant, den luitenant ter zee der tweede klasse Goossens, de chef van de machine- kamer, de officier van den marinestoomvaart- dienst tweede klasse W. D. J. Gestel. De oommandant gaf onmiddellijk de order naar beneden alle compartlmenten te sluiten en de le officier, de luitenant ter zee tweede klasse F. Steinmetz nam deze order in volkomen rust over en zorgde voor de uitvoering. Alle compartimenten werden waterdicht afgeslo- ten. De snelle reactie van de leiding is oor- zaak geweest, dat het schip niet met alle opvarenden is vergaan. De chef van de machinekamer, die op de brug stond, begaf zich onmiddellijk naar beneden. Toen hem later gevraagd werd, waarom hij niet overboord was gesprongen, zooals de andere leden van de bemanning, die bovendeks waren, was zijn rustige antwoord: Mjjn taak was beneden. Toen de chef beneden was, sloot de com mandant den commandotoren, daama sprong ook hij te water en zwom naar den wal. Het schip zonk onmiddellijk. De O. 11 was getroffen in het tweede com- partiment, het batterij-compartiment, dat tevens dient als logies voor de officieren. Aan flit compartiment grenst het hokje voor den telegrafist, zoodat men begreep, dat deze verdronken zou zijn. V66r compartiment n is de boegbuiskamer en hier waren de twee andere opvarenden, die niet te redden waren, in de eerste plaats omdat dit compartiment niet te bereiken was door het volloopen van het tweede compartiment en in de tweede plaiats, omdat men hier geen noodluik had, waardoor men ewentueel zou kunnen ont- snappen. De ontstelde toeschouwers op den wal zagen al spoedig, dat de menschen in de duikboot maatregelen namen om aan den verdrinkings- of verstikkingsdood te ont- snappen. Vastberaden mannen. Op den bodem van de zee werd niet alleen beraadslaagd, maar ook gewerkt. In volkomen rust overlegden de commandant en de cref van de machinekamer, wat hun te doen stond. Met verscheiden opvarenden bevonden zij zich in het centraal station, het hart van het schip, waaruit alles wordt geregeld. Men zocht allereerst verbinding met de opvarenden in de andere compartimenten. Nadat men er zich rekenschap van had gegeven, dat alleen het voorschip was getroffen, belde de com mandant naar de opvarenden in het achter- ste compartiment en zei, dat men de deuren kon openen en naar het centraal station kon komen. Hieraan werd gevolg gegeven. Men pro- beerde toen met de boegbuiskamer in ver binding te komen en hoewel men aanvankelljk meende teekenen van leven te hooren, kon men daarna helaas geen contact meer krijgen. Toen de eerste officier met den chef van de machinekamer en een kleine twintig an dere opvarendien in het centraal station bijeen waren, nam de heer Steinmetz de leiding. Alle zware kleedingstukken, zooals schoenen, werden uitgedaan, zwemvesten werden aan- getrokken, zoodat men zich zoo gemakkelijk mogelijk in het water zou kunnen bewegen, ais men door een noodluik naar buiten zou Roman van JOHANN D. DEGREEF. (Nadruk verboden.) 30) Vervolg. ,/Verbeelding natuurlijk. Een gelijkenis, zooals je eelf reeds zei," „Natuurlijk", beaamde Boyle, maar zijn stem miste de klank van een vaste over- tuiging. Gordon kwam spoedig tot zichzelf. Boyle's woorden hadden de onaangename herinnering opgeroepen aan het smartelijk weerzien in de kleine kerkhofkapel van Balloch, de ontmoe- ting zelf trof hem echter nauwelijks. Toch gaf hij er zich rekenschap van, dat de gelij kenis wel heel sterk geweest moest zijn, an- ders ken zij Boyle niet zoo diep onder den indruk hebben gebracht. "Je moet wel een zonderlinge gewaarwor- ding ondergaan, als je meent iemand te ont- moeten, die reeds weken gestorven en begra- ven is merkte hij met een flauwen glimlach op. "Dat is het bevestigde Boyle, diep adem- halend. „Ik durf gerust bekennen, dat ik van streek was, toen de gelijkenis mij opviel. Ik had er eerst geen erg in. De dame doem- de anderhalven meter voor mij uit plotselin" uit den mist op. Zij schreide en hield haar zakdoek voor de oogen gedrukt. Nauwelijks had ik tijd opzij te springen, anders waren moeten. De Drage-apparaten werden aange- daan, waardoor men zich van toevoer van zuivere lucht verzekerde, en toen begon men met de maatregelen om het schip zoo moge lijk naar boven te krijgen. Men blies daar- voor de reserve-olietank leeg en voelde, hoe het achterschip naar boven kwam. Een geluk mag het heeten, dat het schip in be- trekkelijk ondiep water lag. Naar alle waar- schijnlijkheid heeft de commandant op het oogemblik van de aanvaring zijn schip nog den wal ingestuurd, waardoor het in zoo ondiep mogelijk water kwam te liggen. Het roer stond n.l. naar stuurboord over. Boven water. Het schip kwam zoover boven dat de com mandotoren juist boven water uitstak. Dit was een groot geluk, want nu kon men de menschen door den toren naar buiten brengen. Een reserve-officier sprong van een sloep over op de ,0. 11. Hij draaide het luik open en praaide de menschen beneden. Daarvan waren er verscheidenen zoo druk bezig, dat zij er niet aan dachten dadelijk uit de duik boot te komen. Eerst moest het werk af. Eerst toen de stem dringender klonk, omdat het schip ieder oogenblik overstag kon gaan en daardoor zou volloopen, haastte men zich naar boven. Toen alien buiten waren, werd het luik van den toren weer gesloten en dat foleek goed te zijn gezien, want kort daarna verdween de O 11 weer onder water. Bij vele opvarenden deed" zich de reactie gevoelen, toen zij eenmaal veilig op den wal stonden. Allen werden naar het marine- hospitaal vervoerd om een dag in observatie te blijven. Woensdagavond zijn de menschen ontslagen. Hoop, dat de twee menschen in de boegbuis kamer nog gered zouden kunnen worden, be- stond er feitelijk niet meer, temeer omdat de luchtleiding was stukgevaren. Wanneer de menschen niet in het beizit van zuurstoffles- schen zijn geweest, is redding niet denkbaar. Bovendien zal de koude in dit compartiment zoo groot zijn, dat men het daar niet langer dan eenige uren uit zou kunnen houden. De geredde opvarenden zijn diep getroffen door het lot van drie hunner makkers. Er is bij verscheidene marine-autoriteiten ergemis, dat men feitelijk werkloos heeft moeten toezien, toen de onderzeeboot Woens- dagmorgen onder de oppervlakte verdween. Men betreurt, dat de marine niet over mate- naai beschikt om bij dergelijke rampen oogen- bJikkelijk op te treden en te helpen. Men heeft gedaan wat men kon, maar dat was niet veel meer dan een pogen om het ge- deelte boven water gekomen schip naar het Kemperbankje te sleepen en daar op het droge te zetten. Die poging mislukte, omdat bet ^chip vast zat op den grond. Het gewicht van het voorschip bedraagt 100 ton. De be- zuinigingspolitiek van vroeger jaren heeft de marine echter een bergingsvaartuig van vol- doende capaciteit onthouden en dat deed zich Woensdag gevoelen. Het is niet te zeggen of de twee menschen in het voorcompartiment gered hadden kunnen worden, maar zeker is, dat men iets had kunnen doen om hen te redden. Nu stond men machteloos op den kant toe te zien. De commandant van den onderzeedienst, luitenant ter zee eerste klasse Callenfels ver- klaarde, dat de hoop op redding van de drie menschen, die zich nog aan boord bevonden, als nihil moet worden beschouwd. Het deed den heer Callenfels leed dit te moeten mee- deelen, doch het had zijns inziens geen. zini dit te verbloemen. Aanvankelijk veronderstelde men, dat alleen het voorcompartiment was volgeloopen. Vandaar dat men besloot de boot aan den grond te zetten. Men ving daarop met het sleepen aan en men slaagde erin, de O. 11 een paar meter te verzetten. Daarna was er evenwel geen beweging meer in de duikiboot te krijgen. Ook was de stroom toen te zwaar om een duiker naar beneden te sturen ten einde te onderzoeken op welke wijze er het meest etffectief geholpen zou kunnen worden. In- middels had de heer Callenfels drie lichters besteld. wij tegen elkander opgebotst. Zij was ge- kleed in een donkergrijs gespikkeld complet van grove stof, dat ik ook miss Norman wel eens heib zien dragen..." ,,En zooals er natuurlijk tienduizend in Londen gedragen worden", viel dr. Hennyon hem hier in de rede. Natuurlijk", beaamde Boyle weer. Toen ging hij voort, met gedempte stem en onrus- tige oogen. „Zij zag er niet schamel uit, anders had ik haar wel gevraagd, wat er aan scheelde. Een schreiende vrouw maakt me altijd beroerd en ik heb ervaren, dat 'n paar shilling of 'n half pond vaak wonderen kun nen bewerken in zoo'n geval. Maar deze durfde ik niet aan te spreken, zij was er geen uit de volksklasse. Enfin, toen ik dan opzij sprong, haalde zij plotseling de zakdoek voor haar gelaat weg. En op dat oogenblik zou ik gezworen heblben, dat het miss Norman was." ,;Een gelijkenis", zei de dokter weer en zijn stem klonk een beetje verveeld. „Wat deed je?" vroeg lord Hendon lang- zaam. ,,Wel, ik stond een oogenblik atom verwon- derd. En toen ontviel me plotseling haar naam. „Miss Margareth!" riep ik. Doch tege- lijk verdween zij irt dien vuilen mist en moest ik lachen om mijn eigen dwaasheid." „U zag er anders niet naar uit dat u ge- lachen had, luitenant", merkte dr. Hennyon droog op. ,,Bij den hemel, ik dacht dat u Cromwell had zien vermoorden." ,,'Spot niet met zulke ernstige dingen, Hen nyon", liet lord Hendon zich geprikkeld hoo ren. ,,Voor mij staat het nog geenszins vast, dat er sprake is van een gelijkenis." Allen keken hem verbluft aan en Sir Bud- idock, nieuwsgierig geworden, voegde zich op zijn teenen bij de groep. Om vier uur Woensdagmiddag kon eerst gedoken worden. Een duiker heeft klopsig nalen gegeven, doch geen antwoord ontvan- >gen. Toen ook werd geconstateerd, dat twee compartimenten waren volgeloopen. De lichters werden om twaalf uur Woens- dagnacht in Den Helder verwacht. De strop- pen waren klaar gemaakt, zoodat terstond met het lichten een aanvang kon worden ge- maakt. De bedoeling is, dat de onderzeeboot naar het achtereindvan de haven wordt ge- sleept, waar het schip met een bekisting drijvend zal worden gehouden met het luik in den toren boven water. De kans op ber- ging van het schip is inderdaad aanwezig. Over de houding van het personeel aan boord van de O. 11 was de heer Callenfels vol lof. Daarbij is weer het groote nut bewezen van de zeer vele en intensieve oefeningen, die het onderzeedienstpersoneel geregeld houdt. Van een paniek was nu geen sprake. Integen- deel, ieder man der equipage van hoog tot laag, bleef op zijn post en deed rustig zijn werk. Ook ibtj de hulpactie is volgens den com mandant van den Onderzeedienst geen enkele fout gemaakt. Er werd flink gewerkt en wat men kon doen, is gedaan. De commandant van Hr. Ms. O. 11, den heer Goossens, spraken wij eveneens. Niets wees er bij den jongen officier op, dat hij slechts luttele uren tevoren zulk een bang avontuur had beleefd. Hij vertelde, hoe alien na den eersten schrik volkomen ordelijk hun werk hebben gedaan. Iedereen wist zijn post en op volkomen normale wijze werden de werk- zaamheden voortgezet. Het eerste wat de heer Goossens deed na de botsing, was het opbellen „achteruit". Het bleek, dat hier alles in orde was. De diepte werd gemeten. Deze was dertien meter. Achter werden de waterdidhte deuren ge- opend, waarna met den oudsten officier de noodzakelijkheid werd besproken de achterste tank leeg te blazen. Dit duurde ongeveer een kwartier. De reden daarvan is, dat diverse instrumenten onklaar waren geraakt. Vervolgens werd de periscoop opgesteld ten einde aan de oppervlakte te kunnen zien. Dit mislukte, daar de periscoop tot 12,80 meter reikt en men op 13 meter diepte lag. Alle menschen werden naar het centraalstation geroepen. Hier ontdeed men zich van de kleeren, terwijl de zwemvesten aangetrokken werden. De achterste hooldballasttank, met 30 ton olie werd leeggeblazen, waarna het ach terschip sneller boven kwam. De onderzeeboot maakte toen echter vrij zwaar slagzij. Volgens den dieptemeter lag men op 8% meter. Het torenluik moest ter stond weer worden gesloten, aangezien er water binnen kwam. Nog meer lucht werd in de tank geblazen. De dieptemeter wees nu acht meter aan en even later opende men het luik ten tweede male en de mannen kon- den er uit klimmen. Men was gered. Overigens, aldus commandant Goossens, het was op het nippertje.- Er stond n.l. slechts 2 centimeter water boven het torenluik bij stil tij. Als het dus hoog water was geweest waren de gevolgen waarschijnlijk anders ge weest. De commandant roemt zijn menschen ten zeerste. Ieder afzonderlijk heeft zijn taak ten voile begrepen en gehandeld zooals een goed onderzeeddenstman moest handelen, als de toestand precair is. Ook vestigde hij de aandacht op het nut van de oefeningen, die de onderzeedienst houdt. Zij hebben thans haar nut bewezen. De drijvende bokken aangekomen. Des nachts om kwart over een is de .eerste bok met een hefvermogen van 50 ton in de Buitenhaven van Den Helder aangekomen. Woensdagmiddag 12 uur was het gevaarte uit Amsterdam vertrokken. Getrokken door sleepbooten werd in snel tempo de reis door het Noord-Hollandsch Kanaal gemaakt. Over- al waren de bruggen reeds open, alleen voor een spoorweglbrug heeft .men even moeten wachten. In den loop van den nacht kwamen „W!aarom zoo ernstig, o, gentlemen?" vroeg hij theatraal. De dokter keek spottend. Luitenant Boyle heeft een vrouw ontmoet, die veel op miss Norman leek. sir. En nu schijnt mylord Hen don van meening te zijn, dat het hier geen gelijkenis betrof." „Wat dan?" deed de onderstaatssecretaris verbaasd. „Gelooft u, dat miss Norman niet dood is, mylord?" Het was lord Hendon aan te zien, dat hij moed schiep voor een strijd. ,,Neen, aan haar dood twijfel ik niet het minst", antwoordde hij, diep adem halend. „Wat mijn eigen oogen hebben gezien laat zich niet loochenen. Maar waarom zou er in dit geval geen sprake kunnen zijn van iets dergelijks als bilocatie?" De verwachtte strijd laaide onmiddellijk fel op. Pardon, begin nu eens niet met begrippen dooreen te mengen", viel de dokter geprik keld uit. „Wat u bedoelt, laat zich niet dek- ken door het begrip bilocatie. Als we hier iemand zouden zien verschijnen van wien we absoluut zeker weten, dat hij gestorven is, dan zou er sprake zijn van sen opstanding. En die is onbestaanbaar, zonder toelating van een Hoogere Macht. Geeft u dat toe, mylord?" ,,Ja..." aarzelde lord Hendon. ,,Maac ik sprak van bilocatie..." „Daar zal ik het nu over hebben. Onder fhlocatie valt te verstaan die gelijktijidiige aan- wezigheid van een lichaam op twee plaatsen. Dat is de circumscriptieve door de ruimte omsloten aanwezigheid van een stoffelijk lichaam op twee plaatsen tegelijk. Ik ont- ken volstrekt de mogelijkheid, maar..." ,,Dan heb je de meening van een aantal philosofen tegen je", onderbrak lord Hendon hem haastig. De dokter maakte een heftig gebaar. „Ik de beide andere bokken van 60 en 70 ton hef vermogen aan en Donderdagmorgen om vrjf uur zijn de drie bokken met het lichten be- gonnen. Voor de drie slachtoffers vreest men in- middels het ergste. Toen de deuren sloten, was het compartiment nog kurkdroog, maar de mannen, die met het reddingswerk bezig zijn, meenden aanwijzingen te hebben, dat door de ventilatiebuizen water zou zijn oin- nengedrongen. Zou deze veronderstelling juist zijn, dan zou men de hoop op redding moeten opgeven. Hard is er Woensdagnacht gewerkt. De vuurtorenlichten waren gedoofd, en nergens zag men de nachtpitten van de bakens. Uit den top van den kruiser Sumatra, die als een staalgrauwe massa voor de commandements- gsbouwen lag, beschenen de zoelichten de O. 11, die nog heel even met den achtersteven boven water uitstak. Motorbooten voeren at en aan. Het was d^n uur en met koortsach- tige haast was men nog aan het werk om lucht in net schip te pompen. Het was Woensdag een trieste dag voor Den Helder. Met pijnigende spanning heeft men den geheelen dag van de kade af de stoere werkcrs gadegeslagen, die zwoegdea om hun makkers aan den dood te ontrukken, de drie slachtoffers van hun plicht, die in den kleinen voorboeg van de onderzeeer waren gevangen. Woensdagmiddag heeft men nog klopsig- nalen gehoord, maar de mannen, die in den naoht de takels rond het schip hebben ge trokken, hoorden niet anders dan het klotsen van de golven. Heldhaftig was het optreden van den com mandant van het schip. In den toren, die vol water stond, heeft hij met geweldige krachts- inspanning de deuren gesloten, die voor de drie mannen de redding konden zijn. Tot den hals in het koude water staande heeft hij ge- 5 daan, wat hij kon en tot het laatste moment was hij op zijn post om het leven van zijn j mannen te redden. Op klopsignalen geen reactie. Des morgens om vijf uur is een duiker in I de diepte afgedaald om een onderzoek in te stellen naar het gedeelte van de duikboot, dat in de modder is blijven steken. De duiker heeft ter hoogte van de boegbuiskamer, waar- j in zich de drie vermiste opvarenden moeten j bevinden, klopsignalen gegeven. Zij werden j echter niet beantwoord. De duiker heeft daarna een tros gelegd om de neus van het j schip. i Het achtergedeelte van de duikboot was reeds Woensdag aan een bok van de marine- werf bevestigd en door deze omhoog gehou- j den. Donderdagochtend omstreeks acht uur is deze bok vervangen door een der groote bokken, welke uit Amsterdam was aange komen. Te halftwaalf waren drie bokken be:zig het schip omhoog te trekken. Het lich ten ging uiterst langzaam in zijn werk, zoodat men van den wal af nog weinig verandering kon zien in de positie van het schip. De sleepbooten, welke zich bij de O-ll bevonden, hadden materieel aan boord, om zoodra het voorgedeelte boven de oppervlakte zou zijn gekomen, de wanden open te branden, opdat men zich op deze wijze toegang zou kunnen Verschaffen tot het binnenste van het vaar- tuig. Het stoffelijk overschot van twee vermisten gevonden. Nadat Hr. Ms. O-ll gistermiddag op de zandplaat ,,Het Kluitje" achter de haven van Den Helder was gesleept, is men erin geslaagd het voorschip gedeeltelijk boven water te hijschen. Terstond werd toen het luik boven het voorste batterijcompartiment -voor den toren, dat vol water stond, geopend. Nadat men het compartiment had leeggepompt, be- gaven zich een onderofficier en een matroos met een draeger-zuurstofapparaat naar be neden, waar zij het stoffelijk overschot von- den van den koksmaat O. Postma en van den sergeant-telegrafist Steenvoort. De lijken waren bedekt met een laag olie. Zij werden inet een bootje van den onderzeedienst, waar- Van de vlag halfstoks woei, naar het marine- hospitaal vervoerd. Het stoffelijk overschot van het derde slachtoffer, den sergeant-torpedomaker L. Logmans, die zich tijdens de aanvaring in het voorste gedeelte van de boegbuiskamer bij de torpedo's bevond, kon men nog niet be reiken, daar dat compartiment niet leegge pompt kon worden, wegens het gat, dat bij de aanvaring daarin was ontstaan. Wanneer de O-ll bij ebbe op de zandplaat, waarboven hij thans gesleept is, droog komt te liggen, zal men ook dit derde slachtoffer kunnen Zwanenberg's auguricen... 25 a 30 heerlijk-croquante, zoetzure augurkjes in ieder blik! Zoo geconserveerd, dat zij goed blijven, ook als de bus eentaaal ge opend is, mits men de augurken onder het vocht in de bus laat staan. "HmEHBEgS'.l polgens ^msterJamsch Wffl -—i hereid- 8iLP>£5 30 (Ingez. Med.) ben Thomist en geloof niet aan de meening van dat aantal philosofen", viel hij uit. ,,Maar ik wil u tegemoet komen en een oogenblik aannemen, dat bilocatie wel kan bestaan. Dan verzet zich toch de logica tegen de dwaze veronderstelling, dat een doode zou kunnen wandelen. Want als miss Norman zich hier ievend vertoont, dan moet zij elders ook lev end aanwezig zijn. Eh u verzekert zelf, dat zij dood is." Het op heftige toon gevoerde gesprek had alle gasten in de rookkamer tot een groep vereenigd. Niemand sprak een woord, doch >Ie meesten keken spottend lord1 Hendon aan, die er niet aan scheen te denken zijn ver- warde occulte denkbeelden te verloochenen. Blijkibaar zag hij echter in, dat het nuttelooze moeite zou zijn te trachten, de logische gevolg- trekking van den dokter aan te tasten en dus zocht hij elders op het omstreden gebied een overwinning te behalen. ,,Met ongeloof valt niet te redeneeren", ,her- nam hij op verongelijkten toon. „Je begint al met bilocatie voor onmogelijk te houden." Pardon, ik ben bij mijn gevolgtrekking uit- ♦jegaan van de veronderstelling dat zij wel mogelijk was", trachtte de dokter zich in zijn scherpe positie te verschansen. ,,Van de veronderstelling!" zei lord Hendon kregelig. ,,Maar circumscriptieve bilocatie is meermalen bewezen. Herinner je de recente geschiedenis maar van kolonel Fawcett, dat hij jaren geleden met een expeditie uittrok voor het doen van historische en anthropolo- gische onderzoekingen in het nog niet door blanken betreden gebied der Zuid-Amerik-aan- sche Indianen. En ik herinner me ook, dat de expeditie vermoord werd en dat het ge- rueht is blijven gaan, dat alleen de kolonel nog leeft en gevangen gehouden wordt door een wilde Indianenstam. ,,Maar wat die geschiedenis met dit vraag- stuk heeft uit te staan, ontgaat mijn begrip". „Dan ben je niet volledig op de hoogte. Laat mij je eens zeggen, wat ik vier maan den geleden in de „New York Herald" gelezen heb. Zooals je misschien weet, wordt er nog steeds naar den kolonel gezocht. Welnu, vorig jaar ging het gerueht, dat ook hij ver moord was. Een zekere mistress Griffith, een vriendin en vereerdster van den kolonel, die zijn expeditie financieel had gesteund en die langen tijd de hoop had behcuden, dat hij nog in leven was, vernam dit gerueht en toen het hardnekkig stand hield, nam zij het voor waarheid aan. Haar vereering en droefheid gin,gen zoover, dat zij een portret van den kolonel met rouwfloers omgaf. ,,Daar, heb ik iets van gelezen!" liet over- ste Bisclay zich plotseling hooren. ..Gelukkig, dan kan onze dokter althans niet twijfelen aan mijn waarheidsliefde", zei lord Hendon droog. ,,Laat ik dan verder gaan. Op den avond van denzelfden dag zat mistress Griffith aan tafel te dineeren. Zij bevond zich op dat oogenblik alleen, de huis- knecht had net het vertrek verlaten. Plotse ling zag zij de deur opengaan. Tot haar groote verbijstering trad een in lompen ge- hulde man binnen, bloote voeten, met een langen, verwarden baaed en lang hoofdhaar. Mistress Griffith slaakte een gil, maar de man stelde haar met een handgebaar gerust. ,,Kent u mij niet meer?" vroeg hij met een treurige stem. „Ik hen Fawcett. Gij behoeft niet om mij te treuren, want ik leef. Ik be- vind mij echter in de macht van een wilden P'ueblostam en zie geen kans zonder hulp- middelen uit de wildernis te komen. Laat naar mij zceken bij den oorsprong van de Amazonerivier, bij het gebergte van Ollantay- tambo. Zeg dat zij zich haasten; vaarwel."

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 1