wordt, dat er geen post voor op de begroo- ting staat. Deze heeft er nooit opgestaan. De gelden, uit de inschrijvingen verkregen, staan op den post marktgelden. Spreker heeft ook- gezien, dat het bedrag, dat op dezen post stond, met het geld van de kermis is verlaagd, doch hij heeft dit beschouwd als een voorzich- tige raming van inkomsten. Hij heeft het zoo beschouwd, dat het voorzichtig was, deze in komsten niet te ramen, daar het niet zeker was, dat deze zouden binnen komen. Hij ge- looft niet, dat er ooit een afzonderlijke ra ming voor geweest is. Laat de menschen ge- woon inschrijven. Hij gelooft niet, dat de raad een beslissing moet nemen, de kermis is er al jaren. Indien de toestand van dien aard is, dat ze niet gehouden kan worden, dan kan het niet doorgaan. De heer COLSEN heeft bij dit adres geen prae-advies gevonden. De VOORZITTER merkt op, dat Burge- meester en Wethouders voorgesteld hebben, dit aan te nemen voor kennisgeving. De heer VAN DRIED wil hierover een klei- njgheid zeggen. Alles wat hierover in een vorigen jaargang gezegd is, zal hij thans niet herhalen, bij hetgeen toen gesproken is, is niet gedacht aan de mogelijkheid van een mobili- satie. Als het zoo moet zijn wat hij niet hoopt kan al hetgeen hierover vroeger ge zegd is, nog eens opgerakeld worden. Als dit jaar kermis gehouden wordt, verhoogt de post voor marktgelden lets. De menschen uit Ter- neuzen willen de kermis niet missen, de vorige maal is dit gepeild en is gebleken dat de menschen uit Terneuzen de kermis niet missen willen. Als het kan zijn en het is mo- gelijk, zullen er daarom aan het doorgaan er van van de zjjde der sociaal-democraten geen moeiiykheden in den weg gelegd worden. Spreker meent, dat er gelegenheid moet zijn am gepaste vermaken te beoefenen. In Frank- rijk, een land dat in oorlog is, gaan alle ge- paste vermaken gewoon door. Spreker meent dat er daarom ook alle vrijheid is, in het raam van den staat van beleg, gepaste vermaken te beoefenen. Nu stellen Burgemeester en Wethouders voor, deze verzoeken aan te ne men voor kennisgeving. Dat houdt in, dat er dus ook geen inschrijvingen zullen worden gehouden. Spreker weet, dat de bevolking de mogelijkheid niet wil ontloopen om kermis te houden. Hij is er van overtuigd, dat velen het niet gemakkelijk hebben, de een zal het makkelijk kunnen, de ander minder gemakke lijk, terwijl de derde het moeilijk heeft, doch men wil nu eenmaal kermis houden. Na de prlncipieele debatten, die hierover de vorige maal gehouden zijn, heeft de overgroote meerderheid der bevolking zich uitgesproken, dat het khn, daarop hebben spreker en zijn fractiegenoot zich omgedraaid. Dit ging toen eveneens over de financieele kwestie, waar de heer Van Rietschoten het over gehad heeft. Indien die meening tijdig bekend was ge weest. dan hadden zij niet tegen de kermis gestemd. Temeer nog waar het voorstel tot het in- stellen van vermaken, dat de heer 't Glide gedaan heeft, door het college niet overge nomen is. en er geen toezegging is gedaan eit—dus die vermaken er niet gekomen zijn, zal spreker tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders stemmen. Dan blijft de vraag wat er gedaan moet worden met den post voor marktgelden. Laat men die met een kleinigheid verhoogen. De VOORZITTHR acht het gewenscht, dat de raad zich duidelrjk uitspreekt. Het col lege heeft deze zaak onder oogen gezien v66r het verzoekschrift aan den raad werd ter kennis gebracht en is unaniem van oordeel, dat afgezien van de principieele kwestie, de kermis dit jaar niet door moet gaan, gezien de tijdsomstandigheden. Het college heeft zich in dezen gricht naar de practijk van den Vorigen oorlog. Spreker wil thans graag we ten of de raad van een ander oordeel is. De heer VAN RIETSCHOTEN Verwijst naar het voorstel, dat hij gedaan heeft. De heer DE COOK meent, dat het gemak- keljjk is de inschrijving te laten doorgaan. Als dan de toestand op het tijdstip, dat de kermis zal moeten plaats hebben, bedenkeiyk is, gaat deze niet door. De heer VERLENDE stemt'toe, dat dit heel voorzichtig is. De VOORZITTHR wjjst er op, dat in den vorigen oorlog de staat van beleg hier was afgekondigd. Indien de raad van oordeel is, dat de toestand van dien aard is, dat de ker mis kan doorgaan, is hy van een tegenover- gestelde meening als Burgemeester en- Wet houders. De heer FILIUS heeft over deze zaak nog niet gesproken. De Voorzitter geeft te ken- nen, dat bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen principieele overwegin- gen hebben voorgezeten. Wat is dan wbl de overweging van Burgemeester en Wethouders geweest De VOOiRiZITTER deelt mede, dat het col lege de tijdsomstandigheden een beletsel achtte. De heer FILIUS constateert, dat er eenig verschil is tusschen den raad en het college. In principe kan spreker zich aansluiten bij de woorden van den heer Den Hamer, doch niet alleen voor dezen tijd, maar ook voor normale omstandigheden wil spreker zjjn houding bepalen. Uit de besprekingen teekent zich af een strooming voor en tegen de kermis. Omtrent zijn standpunt ten aanzien in de kermis in het algemeen, zal spreker zich thans niet uit- laten. Indien hij de verschillende sprekers goed beluisterd heeft, merkt hij van de voorstan- ders alleen den materieelen kant van de Zaak. Doch er zit ook een klein ethisch puntje aan. Er wordt gezegd, dat er menschen zijn, die voordeel hebben van de kermis, doch er zijn ook andere dingen, die daar tegenover staan. Sjpreker staat lijnrecht tegenover de meening die de heer Van Rietschoten heeft geuit. Het feit, dat iemand belasting betaalt, stempelt hem er nog niet toe dat hij bepaalde voor- rechten moet genieten. Men zou deze zaak beschouwen los van het belastingvraagstuk. De opmerking van den heer Den Hamer, dat er door de kermis ook heel veel geld de ge- meente uitgaat, is juist. De kwestie waar het om draait is naar zijn meening, of er in dezen tfld kermis gevierd moet worden. Waar spreker er in andere omstandigheden in prin cipe een tegenstander van is, dan is hiji dat tn deze omstandigheden zeker. De VOORZITTER wijst er op, dat de heer Van Rietschoten voorstelt te besluiten, dat de tijdsomstandigheden geen beletsel Zijn om kermis te vieren. De heer VAN RIETSCHOTEN merkt op, dat de Voorzitter gezegd heeft, dat het col lege unaniem van oordeel was, dat geen ker mis gevierd moest worden. Is dit ook de meening van den heer Geelhoedt? De heer GEELHOEDT deelt mede, dat de eerste vraag van Burgemeester en Wethou ders is, wat doen we met de kermis? Daarbij Is men teruggegaan tot den tijd van 1914—' 1918. De heer VERLINDE: Toen heeft men 66k kermis gehad, al heette het zoo niet. De heer GEELHOEDT vervolgt, dat, toen het adres van den bond van kermis-exploitan- ten is ingekomen, Burgemeester en Wethou- houders zich afgevraagd hebben, wat voor voordeel er aan het houden van kermis ver- bonden was. De Voorzitter meende, dat er eigenlijk geen voordeel aan verbonden was. Spreker heeft dit in zoover bestreden, dat er in het algemeen aan de kermis voor de ne- ringdoenden wOl voordeel verbonden is. De Voorzitter heeft dit bestreden en gezegd dat het grootste voordeel was aan de zijde van diegene, die met een tent op de kermis ston- den. Daarop heeft de Voorzitter gezegd, dat nu eenmaal het besluit was genomen geen kermis te houden, het vervelend te Vinden, nu weer een ander besluit te nemen. Daarop heeft spreker geantwoord, dat waar nu deze zaak per adres aan de orde zou komen, hij zich er niet tegen zou verzetten, indien voor gesteld werd, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. Ieder die er v66r is, kan dan voor stemmen. Men moet niet denken, dat spreker principieele bezwaren zou hebben; als het voorstel van den heer Van Rietschoten in stemming komt, zal hij er voor stemmen. De heer DE VOS merkt op, dat de heer Filius gesproken heeft over voor- en tegen- standers van de kermis. Hij Vermoedt, dat de heer Filius hem onder de Voorstanders rang- schikt, doch daarin is hij abuis. Ten aanzien van de kermis neemt spreker een neutraal standpunt in. Het groote bezwaar van den heer Filius ziet hij niet, hij ziet in de kermis geen grootere bezwaren als in andere feest- dagen, b.v. in de Kerstdagen, wanneer er ge legenheid tot dansen wordt gegeven. Het eenige verschil is, dat er wat op de markt staat tot vermaak voor de jeugd. Spreker loopt er ook wel eens over, als hij er wezen moet, om het te bezoeken heeft hij geen tijd. Spreker is geen voorstander van de kermis, doch is van oordeel, dat men thans niet beslissen kan, of er onder deze omstan- digheld geen bezwaar is, kermis te houden. Men kan dit thans niet beoordeelen, dat kan pas op een oogenblik kort voor het tijdstip dat de kermis gehouden zou worden. Men ziet de toekomst heel donker in, doch het is ook wel mogelijk, zooals de Voorzitter in zijn rede en ook de heer Geelhoedt in zijn beant- woording gezegd heeft, dat er misschlen wel reden kan z£jn om feest te vieren. Daarom zag spreker dan ook liever geen voorstellen om maar geen kermis te vieren, de beslissing kan pas vallen kort voor deze gehouden kan worden. De VOORZITTER moet de heeren verzoe ken, de kwestie van v66r of tegen de kermis buiten het debat te laten. Het gaat er thans alleen om, of de tijdsomstandigheden een be letsel zijn, kermis te houden of niet. De heer VERLljNDE merkt op, dat besloten is, dat er kermis is. Laat dan ook de kermis doorgaan. De VOORZITTER herhaalt, dat het col lege in de algemeene tijdsomstandigheden een beletsel ziet om kermis te vieren. De heer VAN RIETSCHOTEN herhaalt, dat hij voorstelt te besluiten, dat de tijdsomstan digheden, zooals die zich thans laten aanzien, geen beletsel zijn voor het houden van ker mis. De heer DE COCK merkt op, dat de toe stand in 1914 zoo niet was als die thans is. Tusschen 1914 en nu is een groot verschil. Toen had men de oorlogvoerende partijen vlak bij de grens en was hier de staat van beleg afgekondigd. Spreker ziet niet in, waar- om men thans op den toestand moet vooruit- loopen en is van meening, dat de kennis best kan doorgaan als de militaire overheid het niet verbiedt. Het voorstel van den heer Van Rietschoten wordt aanvaard met 8 tegen 6 stemmen. Voor stemmen de heeren Van Rietschoten, De Cock, Colsen, Van Driel, 't Gilde, De Vos, Geelhoedt en Verlinde; tegen stemmen de heeren Riemens, Den Hamer, Van Strien, Klaassen, Filius en De Kraker. 8. Toekenning vergoeding als bedoeld in art 13 tier L O. wet 1920. Burgemeester en Wethouders stellen voor het volgende besluit te nemen: De Raad der gemeente Terneuzen; gezien een op 5 October 1939 ingekomen adres van Petrus Ludovicus van Leemput, wonende te Terneuzen, wijk O 17, hou- dende verzoek om steun uit de gemeente- kas ter tegemoetkoming in de kosten, ver bonden aan het bezoeken der R. K. jongens- en meisjesschool te Terneuzen; dat het perceel wflk O- no. 17 meer dan 4 K.M. is verwijderd van de dichtstbijzijnde bijzondere R. K. school in deze gemeente; dat het in verband met de financieele draagkracht van verzoeker billijk is te ach- ten de gevraagde tegemoetkoming ingevolge artikel 13 der L. O. wet 1920 te verleenien; dat de kinderen dit jaar gedurende 9 maan- den de school bezoeken per fiets en gedurende 3 maanden per tram; dat bq Koninklijk besluit van 12 September 1933 no. 15 is beslist, dat de kosten van het vervoer per rywiel in den tegenwoordigen tijd op cent per K.M. kunnen worden ge- steld en dat gedurende een maand een tram- abonnement kost 2,50; dat de kosten van een leerling over het geheele jaar berekend kunnen worden op 18 (afstand 5345 M. Is per week 53.45 K.M. en per jaar 45X53.45 K.M. is 2405,25 K.M. of een bedrag van y2 X 2405,25 cent is /12; in 9 maanden dus /9, een tramabonnement kost per 3 maanden 7,50. Samen dus 16,50; besluit; aan P. L. van Leemput, voornoemd een steun uit de gemeentekas toe te kennen, be rekend naar zestien gulden 50 cent per jaar en per leerpllchtig kind, over het tijdvak, dat elk leerplichtig kind in 1939 de R. K. jongens- en meisjesschool te Terneuzen heeft bezocht. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. 4. Benoemen onderwuzer aan de openbare u. 1. o.-school. Burgemeester en Wethouders leggen over de na volgende voordracht: 1. Johan P. J. Veldhuijzen te Wormerveer; 2. Teunis de Jong te Oud-Bejjerland; 3. Izaak J. Baart. De VOORZITTER verzoekt de heeren Filius en Klaassen met hem het stembureau te vormen. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op J. P. J. Veldhuijzen 13, op T. de Jong 1 stem, van onwaarde 1 stem. Is alzoo benoemd Joh. P. J. Veldhuijzen. 5. Benoemen ongeschoold arbeider. Burgemeester en Wethouders bevelen ter benoeming aan, in alfabetische volgorde: C. Drabbe, wonende te Driewegen; L. J. Dekker, wonende te Sluiskil; A. Hamelink, wonende te Terneuzen; M. Jansen, wonende te Driewegen; F. M. Lauret, wonende te Terneuzen; W. Penne, wonende te Terneuzen. De heer VAN RIETSCHOTEN geeft te kennen, dat het voor hem een goede dag is, daar er een Katholieke arbeider op de voor dracht staat. Indien hij niet bang was den raad te beleedigen, zou hij hen alvast bedan- ken. Sinds jaar en dag is er geen Katholiek arbeider in den dienst der gemeente ge weest. Dat dit mogelijk is, kan hij misschien betreuren, doch bij een nieuwe beschouwing van de samenstelling van den raad ligt het voor de hand, dat hij een lans breekt voor de benoeming van een Katholiek arbeider. De feiten, zooals die tot nu toe zijn voorge- komen, wekken steun aan de gedachte, dat de Katholieken uitgesloten worden om te werken in dienst der gemeente. Dit is mis schien wat hard uitgedrukt, doch het lijkt zoo. Spreker heeft de vurige hoop, dat het nu anders zal worden. De heer DEN HAMER wijst er op, dat, wat zijn persoon betreft, hij ook wel eens op een Katholiek gestemd heeft. Hij wil niet den schijn hebben, antipathiek tegenover die groep der bevolking te staan. Hij is even- wel van oordeel, dat In de eerste plaats de doorslag moet geven de geschiktheid van den candidaat. De heer VAN RIETSCHOTEN wil niet den schijn wekken, te willen treden in een be schouwing omtrent de geschiktheid van de candidaten. De 6 menschen die op de voor dracht staan, zijn alle even goed, de een kan wat grooter zijn dan de ander, de ander wat kleiner, de derde wat dikker en de vierde wat breeder in de schouder, doch over het alge meen kan men zeggen, dat al deze menschen even goed zijn. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op L. J. Dekker 3, A. Hamelink 3, M. Jansen 1, F. M. Lauret 4 en W. Penne 3 stemmen. Waar geen volstrekte meerderheid is be- reikt, moet een tweede vrije stemming plaats hebben. Uitgebracht worden 14 stemmen. iHiervan verkrijgen A. Hamelink 4, F. M. Lauret 7 en W. Penne 3 stemmen. Waar nog geen volstrekte meerderheid is verkregen, moet een herstemming plaats vin den tusschen de candidaten die de meeste stemmen op zich hebben vereenigd, n.l. Hame link en Lauret. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op Hamelink 5, op F. M. Lauret 9 stemmen. Is alzoo benoemd F. M. Lauret. 6. Benoemen leden van het Burgerijjk Armbestuur. Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat wegens perodieke aftreding van de heeren G. Dees, L. van den Hemel en J. Scheele in deze vacatures in het Burgerijjk Armbestuur moet worden voorzien. Aanbevolen worden: Vacature Dees: 1. G. Dees en 2. D. Marjjs. Vacature L. van den Hemel: 1. L. van den Hemel en 2. A. Weijnen. Vacature J. Scheele: 1. A. Duine en 2. M. Jansen, beiden te Sluiskil. Vacature Dees. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op G. Dees 13 stemmen, D. Marys 1 stem. Is alzoo gekozen G. Dees. Vacature L. van den Hemel. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op L. van den Hemel 14 stemmen, zoodat deze is herkozen. Vacature Scheele. Uitgebracht worden 14 stemmen, waarvan op A. Duine 13 stemmen, M. Jansen 1 stem. Is alzoo gekozen A. Duine. 7. Verzoek tot afstand van een gedee'te erfpachtgrond. Burgemeester en Wethouders schrjjven den raad: Door J. de Regt alhier wordt U gevraagd het bestaande hekwerk voor zijn woning 2 M. achterwaarts te mogen plaatsen en de bestaande erfpachtscanon dienovereenkomstig te verminderen. Bij inwilliging van het ver zoek zou het straatdek met trottoir de noodige wijziging moeten ondergaan. Bovendien moest ook van de belendende perceelen een stuk erf worden afgenomen. Nog slechts enkele jaren geleden is de weg ter plaatse met het trottoir geheel vernieuwd en voldoet thans zeker aan de tegenwoordig te stellen eischen. Wij meenen dan ook dat door inwilliging van het verzoek enkel het belang van den bewoner, door verlaging van den erfpachts canon, kan worden gediiend en stellen U daar om voor, hierop afwijzend te beschikken. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. 8. Vaststellen aohtergevelrooiljjn. Burgemeester en Wethouders schrijven den raad: Voor de uitbreiding van het Rusthuis ,,Schelde-oord" met een ziekenhuisafdeellng behoort een bjjzondere achtergevelrooilijn vastgesteld te worden. De achtergevelrooilijn wordt speciaal vast gesteld om voldoende licht en lueht vdor de woningcomplexen te waarborgen. Aan deze eischen wordt op genoemd terrein zeker voldaan. Wij stellen U in verband met bovenstaande voor een bijzondere achtergevelrooilijn vast te stellen voor het perceel Sectie D 520, aan de Emmalaan zooals op brjgaande situatle- teekening nader is aangegeven. De heer COLSEN vraagt, nu het voorstel tot het vaststellen van een rooiljjn voor het Schelde-oord wordt gedaan, hij hieromtrent ook wel graag iets van Burgemeester en Wethouders zou vememen. Hij wenscht te weten, of eerst de rooiljjn kan worden vast gesteld en er daarna tot bouwen zou kunnen worden overgegaan. De VOORZITTER antwoordt, dat deze zaak is, zooals die in de toelichtlng staat. De bouwverordening eischt dat de afstand tus schen voorgevel- en achtergevelrooiljjn niet meer dan 15 meter mag bedragen. Bij de vaststelling van het uitbreidingsplan, is er voor deze inrichting geen acht op gesta gen, dat ook daarvoor een achtergevelrooiljjn moest worden vastgesteld, zoodat het terrein van deze inrichting hier buiten is gebleven. Er is in dezen geen sprake van dat niet vol doende licht en lucht zou kunnen toetreden, doch er mag thans niet gebouwd worden, op grond van het bepaalde in de bouwverorde ning.. Om nu de gelegenheid daarvoor open te stellen, stellen Burgemeester en Wethou ders voor te bepalen, voor dat gedeelte, dat voor het rusthuis zelve niet van belang is, een nieuwe rooilijn vast te stellen. De heer GEELHOEDT geeft te kennen, dat het niet zijn bedoeling is, hier thans terug te komen op de ziekenhuiskwestie. Hij wenscht alleen kenbaar te maken, dat zijn meening afwijkt van die van Burgemeester en Wet houders. Vorig jaar is door den raad een be sluit genomen, waarbjj deze zich garant ver- klaarde voor een creddet voor den bouw van een ziekenhuis. De goedkeuring is hierop door Gedeputeerde Staten niet verleend en daarop is bij de Kroon in beroep gegaan. Zoolang nog geen antwoord van de Kroon 'binnengekomen is, meent spreker, dat het ontijdig zou zijn, een bouwvergunning te ver- leenen om de Protestantsche ziekenverpleging in de gelegenheid te stellen een ziekenhuis te bouwen. De VOORZITTER wil een en ander nog gaarne toelichten. Voor hem persoonlijk kan het onverschillig blijven, welk ziekenhuis er zal komen, mits het een goed geoutUleerd ziekenhuis wordt. Spreker staat op het standpunt, dat hij daar verder niets mee te makien heeft. Wat betreft het garantiebesluit moet men er rekening mee houden, dat in dezen tijd met een bedrag, als dat van de verleende garantie, niet zal kunnen worden volstaan. Afgescheiden hiervan Is hij van meening, dat een dergelijk verzoek aan deze zaak niet mag worden opgehangen. Er is indertijd een bouwvergunning aangevraagd en daarbij is gebleken, dat er iets was, waarln de bouw verordening niet voorzag. Nu acht spreker het ook niet billijk, dat men zou moeten zeg gen, we gaan eventjes wachten of het moge lijk is, dat er een ander ziekenhuis komt. Dat is niet billijk. Zoo is sprekers persoonlijk in- zioht. De heer VAN STRIEN staat op hetzelfde standpunt als de heer Geelhoedt. De Voorzit ter zegt, dat de rooilijn veranderd moet wor den, doch daarin ligt opgesloten, dat er ge bouwd zal worden. Daar is niets tegen, doch zijn standpunt is, dat dan eerst het oude moet worden afgehandeld. Dat is, als het antwoord van de Kroon binnen is. Zooals het thans staat, kan spreker daaraan zijn mede- werking niet geven. De heer DE VOS is van meening, dat, als dit wordt toegestaan, zulks beteekent, dat de neutrale vereeniging niet zal kunnen bouwen. Indien spreker goed gezien heeft, is het plan, dat Is Ingediend, hetzelfde, doch gewijzigd, dat indertijd door Burgemeester en Wethou ders geweigerd Is en waarvan men bij den raad in beroep is gekomen. Hij ziet niet in, dat men thans het voorsrtel van Burgemees ter en Wethouders kan aanvaarden. De VOORZITTER wijst er op, dat het niet hetzelfde plan is. Op kleine punten is het ge wijzigd. De heer DE VOS merkt op, dat het niet zooveel scheelt. Hjj staat op het standpunt, dat dit voorstel eerst zal kunnen worden af gehandeld, als de Kroon een afwijzende be- schikking op het beroep van den raad heeft genomen. Men moet hierbij ook overwegen, dat, zoolang deze zaak niet afgehandeld is, het zeer goed kan zijn, dat een dergelijk be sluit van invloed kan zijn op het Koninklijk Besluit, en dat daardoor het risico veel groo ter wordt. Indien, tegen het besluit van den raad, thans besloten zou worden deze rooilijn vast te stellen, loopt men de kans, dat de raad zijn beroep zelf zou torpedeeren. De Kroon zou dan kunnen overwegen, dat er vol doende ziekenhuisruimte is en dan zou dit aanleiding kunnen zijn, het beroep van den raad veel eerder af te wijzen, dan wanneer dit voorstel niet aangenomen zou zijn. Van Burgemeester en Wethouders zou spre ker het veel beter gevonden hebben, indien deze hadden afgewacht, zoolang op het be roep van den raad nog geen beslissing ge nomen is. De VOORZITTER merkt op, dat men dan nog wel een jaar kan wachten. De heer GEELHOEDT moet aan het door hem gesprokene toevoegen, dat Burgemeester en Wethouders den Inspecteur van de Volks- gezondheid in dezen om advles gevraagd heb ben. Jhr. De Ranitz heeft verklaard, het ten zeerste te zullen betreuren, indien het zieken huis aangebouwd werd. De heer VERLINDE geeft te kennen, zich aan te sluiten bij de woorden van den heer De Vos. Men loopt thans het gevaar, dat men door de achterdeur iets binnen zou wil len halen, wat anders een onmogelijkheid is. De Voorzitter heeft gezegd, dat het hem niet kan schelen, welk ziekenhuis er komt, vroeger had spreker den indruk, dat dit wel eens anders was. Het standpunt van spreker in deze zaak is, dit voorstel niet aan te nemen, v66r uitge- maakt is, of het andere er komt, en voor be kend is, of de mogelijkheid bestaat, dat het ziekenhuis, dat hier is, en reeds jaren gewerkt heeft, al of niet tot stand kan komen. Men moet, naar zijn meening, niet trachten langs een achterdeur binnen te halen, wat anders geheel onmogelijk zou zijn. En dit temeer, daar het advies van den Inspecteur weifelend is. Deze zegt zelf, dat hij er tegen is, dat de rooilijn veranderd wordt. Dan wordt het toch moeilijk tegen dat advies in te gaan. De heer FILIUS wil enkele korte opmer- kingen maken. Hij zal op de heele kwestie, zooals die gereild en gezeild heeft, niet terug- komen. Zooals spreker het voorstel ziet, rede- neeren de heeren er naast. Er wordt nl. niet gevraagd een rooilijn te veranderen, doch er een vast te stellen, want er bljjkt geen rooi lijn te bestaan. De heer VERLINDE merkt op, dat men toch een verordening heeft om die na te leven. De heer FILIUS vraagt den heer Verlinde in gemoede, of het garantie-besluit wel vol doende zal zijn. We leven thans enkele maan den in bijzondere tijdsomstandigheden, als het zoo eens een jaar duurt, zal men voor bedul- dend hoogere kosten aan materiaalkosten komen te staan. In het verleden zijn toch ook meer afwijkingen van de bouwverordening verleend. Nu gaat het niet om een afwijking, doch alleen om de vaststelling van een ach tergevelrooilijn. Het is van de heeren een hobby. Dit moet spreker van het hart. Hij heeft niet de bedoeling het Protestantsch- Christelijk ziekenhuis langs een achterdeur binnen te halen, doch moet zeggen, dat het toch ook niet een faire methode van den raad is, om z66 te willen handelen. Spreker meent, dat er alle aanleiding is om op het advies van Burgemeester en Wethouders in te gaan. Dat de raad tegen zichzelf zou ingaan, door thans te doen, wat eerder had moeten ge- beuren, kan spreker niet inzien. Het gaat hier niet eens om een verandering van de rooilijn, wel om een vaststelling van een rooi lijn. De heer VERLINDE moet op de woorden van den heer Filius terugkomen. De heer Filius sprak van fair zjjn. Men heeft in Ter neuzen de gelegenheid gehad om eerlrjk en fair te zijn, doch wat is gebeurd ten aanzien van het ziekenhuis, dat hier jaren heeft ge werkt. De heer Filius moet niet spreken van fair zijn. De heer FILIUS merkt op, dat hij gezegd heeft, zich in de voorgeschiedenis niet te zul len verdiepen. De heer VERLINDE vervolgt, dat de heer Filius sprak over eerlijk en fair zgn. Indien spreker tegen dit voorstel Is, is hij niet un fair. Indien dit afgewezen wordt, is dat ook niet het geval. Wij zijn unfair behandeld, wij, die als leden van het bestaande ziekenhuis, reeds jaren onzen plicht hebben gedaan en nu tegengewerkt worden. Op de manier, zooals hier dit voorstel is gedaan, wordt de mogelijkheid geschapen om de bestaande plannen niet tot uitwerking te brengen. Spreker is van oordeel, dat men moet wachten op de beslissing van de Kroon, het ware te wensehen, dat men daar ook zou weten hoe er hier gewerkt is. Unfaire handelingen moet de heer Filius de vereeniging niet in de schoenen schuiven. De heer VAN DRIEL had niet het plan, hierop terug te komen, doch na hetgeen de heer Filius gezegd heeft, is het voor hem niet meer mogelijk te zwtjgen. Toen de raad In dertijd gezegd had, in beroep te zullen gaan, meende hij, dat de zaak in kannen en kruiken was en werd er van andere zijde geen protest gehoord. Vlak voor deze raadsvergadering had spreker gehoopt, dat de definitieve be slissing ontvangen zou zijn en de zaak verder met een pats van den hamer had kunnen wor den afgewerkt. Thans komen de heeren met de vaststelling van de achtergevelrooilijn. Is dit vroeger al bekend geweest? Wellicht bij den Voorzitter, doch by spreker niet. Het is bekend, hoe hij in deze kwestie staat. Spreker is een voorstander van een zieken huis met veel ruimte. Zoolang de zaak van het bestaande ziekenhuis niet is opgelost, blijft dat het ziekenhuis voor zijn menschen, dat wil zeggen, voor de menschen van zijn richting en voor de armen. Nu die kwestie nog niet voor elkaar is, meent hij, dat de aan- gewezen weg is, de beslissing van de Kroon af te wachten. Men kan een nieuw zieken huis alleen krijgen, als men thans niet mee- werkt aan een ontheffing van de bestaande verordening. Men kan tot spreker zeggen, dat by herhaaldeiyk heeft meegewerkt aan het verleenen van afwykingen van de bouw verordening, doch waar men zulke feiten heeft, als men aan de Elleboog had, was dit wel noodig. Als men thans ziet de huisjes, die er zyn opgetrokken, of de oude krotten, die er vroeger stonden, is het een lust. Spre ker hoopt, ook nog eens aan een afwijking te kunnen meewerken voor het opruimen van de oude privaten, die daar ook staan, en voor het verkrijgen van een anderen uitgang. Als die privaten worden opgeruimd en de uit gang naar het andere straatje wordt verlegd, kan daar ook een goede oplossing verkregen worden. Er zijn dingen, die door een vak- man met heitel en schaaf, maar er zijn er ook, die nu eenmaal met een dissel bewerkt moeten worden. Het bestuur van het bestaande ziekenhuis heeft ruimte noodig, de plannen zyn klaar, doch de groote boeman is in dezen de Kroon. Als men In de toekomst wil bouwen er Is geld genoeg op de wereld moet men deze zaak thans vasthouden. Zooals de heer Van Strien gezegd heeft, moet men afzien, tot deze kwestie uit is. Op deze gronden kan spre ker, en ook de heeren 't Glide en De Vos, niet met Burgemeester en Wethouders mee- doen. De heer Filius heeft zich eenigszins spijtig uitgedrukt; hierop moet spreker op- merken, dat de heer Filius een Jong raadslid is en de verhoudingen niet kent. In 1917 Is spreker geopereerd in het Katholiek zieken huis te Vlissingen. Hy heeft zich daar aan- gepast, en als er nu geen andere dan rellgieuze ziekenhuizen waren, zou hij dat in het vervolg, als het hem moest overkomen, ook doen. Spreker is een voorstander van een neu traal ziekenhuis en, gezien de verhoudingen, zooals die zijn, kan hy geen medewerking ver leenen aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hy hoopt, dat alle voorstanders van een religieus ziekenhuis dit zullen be- grijpen en waardeeren. De heer FILIUS wil een korte opmerking maken. In zijn betoog komt de heer Verlinde terug op den opzet van deze zaak en de voor geschiedenis. Dit wilde spreker heelemaal in de besprekingen niet betrekken en heeft hy ook niet gezegd. Hij heeft alleen gezegd, dat het niet fair zou zyn van den raad, als deze niet zou willen medewerken aan het vast stellen van een rooiiyn, een werk dat toch de raad doen moet. Omdat de nadruk gelegd werd op de afwijking van de bouwverorde ning, meende hij te moeten opmerken, dat dat iets was wat niet juist was. Dit werk is iets wat tot de taak van den raad behoort en als dit nu geweigerd wordt, vindt hy het van de meerderheid van den raad niet fair. Hoe men behandeld is, daarover heeft spreker niet gerept; er zal ongetwijfeld over en weer wat gebeurd zyn. Alleen heeft spreker uitdruk- kelijk gebruikt het woord „niet fair zyn" als de raad niet zou medewerken aan het vast stellen van een rooiiyn. En wat betreft de tweede opmerking, dat gewacht zou moeten worden om dat te doen tot de Kroon een uitspraak heeft gedaan, en zoo het Protestantsch-Christeiyk ziekenhuis te dwingen om te wachten met bouwen. Hier op kan spreker zeggen: Maar de Protes- tantsch-Ohristelijke vereeniging voor zieken- huisverpleging bouwt. De raad kan het op den duur niet houden zonder een achtergevelrooilijn vast te stellen en dan zou het klein zyn van den raad, de vereeniging thans te laten wachten. Het is voor haar van groot belang, in verband met de hoogere bouwkosten. Het betoog over de krotopruiming, dat de heer Van Driel heeft gehouden, doet thans, naar sprekers inzicht, niet ter zake. Daar over is hy het met den heer Van Driel ook wel eens. Wat betreft zyn mindere bedreven- heid als raadslid, dit moet hy toestemmen, doch hij meent toch ook wel te kunnen lezen. Burgemeester en Wethouders stellen in dit voorstel voor, een rooiiyn vast te stellen, dus vroeger was er geen. Dit is iets anders dan het verleenen van een afwijking van de bouw verordening. Als de raad weigert deze achter gevelrooilijn vast te stellen, doet hij iets, wat niet in orde is. De heer DEN HAMER meent, naar aan leiding van hetgeen dat door den heer Van Strien is medegedeeld zijn houding te moeten bepalen. Hij moet zeggisn, dat ook hy niet zal medewerken aan het voorstel van Burge meester en Wethouders, daar er aan deze zaak nog andere gegevens vastzitten. Daar kan in liggen, dat het zijn nut kan hebben, om stra'ks, wanneer de Kroon een beslissing genomen heeft, mede te deelen, hoe hy dan onder die omstandigheden zal handelen. Gezien het besluit van de Kroon, zal spre ker, als dit in negatieven zin mocht zyn, aan de totstandkoming van een Protestantsch- Christeiyk ziekenhuis medewerken en dus ook aan de vaststelling van de rooilijn. Het is niet zijn bedoeling deze vereeniging op te houden, dat mag er ook niet in liggen. Doch naar zyn oordeel bestaat het gevaar, dat de beslissing van den raad van invloed kan zyn op de be slissing van de Kroon. Op 5 Augustus 1939 is besloten hy de Kroon in beroep te gaan, Eerst wanneer de Kroon een uitspraak gedaan heeft, kan deze zaak als afgedaan beschouwd worden. Het is nu reeds bijna 6 maanden geleden, het spyt hem, dat de Kroon nog geen beslissing ge nomen heeft. - De heer OOLSEN begrypt den heeien raad niet. De heer Geelhoedt heeft een balletje op- geworpen. Doch stel voor, dat vandaag iemand een winkel wil bouwen in een zekere straat, en het wordt vergeten, er wordt geen achtergevelrooilijn vastgesteld. Moet dan ge zegd worden, dat dan ook niets meer wordt toegestaan. Als er iets vergeten is, moet

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1940 | | pagina 7