/II rfmffn NIEUWS- EN AOVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSGH-VLAANDEREN
IN DIPLOMATIEKEN DIENST.
No. 10.021
VRIJDAG 26 JANUARI 1940
80e Jaargang
Minister Van Kleffens over den Ooriog en de
positie van Nederiand.
Feuilleton
Binnenland
'vS Voor Jong
en
VefostkiAta
TWEEDE BLAD
AKKER'S
CO U RANT
De Minister van Buitenlandsche Zaken
Mr. E. N. van Kleffens, heeft gisterenmor-
gen in de Eerste Kamer het buitenlandsch
beleid der regeering verdedigid. De Minister
wees op de uitstekende betrekkingen met
Belgie. De maatregelen in de Wielingen
genomen zoo zeide hij zijn loigisch voor
ons land, dat zijn onzijdigheid naar alle zijden
wil handhaven. Nederiand wil niets, dat de
bereikbaarheid der Belgische haven ongun-
stig ztou kunnen be'in'vloeden.
Aangaande de handbaving van onze neu
traliteit is het mij, aldus de minister, een
buitengewoon groot voorrecht, te mogen
vaststellen, dat het Nederlandsche volk in
overgroote meerderheid achter de regeering
staat. Ten aanzien van deze aangelegenheid
van overwegend belang weet ook bet buiten
land, dat hier te lande geen beteekenend ver-
schil van meening bestaat.
Tegenbver elke schending van onzei onzij
digheid wordt opgetreden in strikte overeen-
stemming met de eiscben van het Volken-
reeht. Door ben die ons, door eigenbelang 1
gedreven, van het tegendeel beticbten zullen
wij ons niet in de war en van den rechten
weg af laten brengen.
Nederiand vervult, naar het der regeering
voorkomt, in de tegenw<oordige omstandig-
heden en voorzoover bet ons gegeven is voor-
uit te zien, door onzijdig te zijn de taak, die
het tegenover zichzelf heeft te vervullen, wat
mede een Euiiopeeseh belang van de aller-
eerste orde is. Dat Belgie een oVereenkom-
stige houding aanneemt, kan tot groote vol-
aoening strekken. Een uitbreiding van den
ooriog tot onze landen ziou den ooriog slechts
compliceeren, want nooit zal eenige groote
Europeesche mogendheid in deze streken
kunnen dulden, dat Nederiand of Belgie in
de handen van den tegenstander geraakt.
Daarom is het aan ons, om, als het kan, bui-
ten den strijd te blijven. Een ding is echter
wel te verstaan: wie de wapenen tegen ons
opneemt, stuit op onze wapenen.
Het verheugt /nij, deze gelegenheid te heb-
ben om dat nog eens duidelijk te zeggen met
het oog op die sirenen van weerszijden die,
nu eens grof en maar al te doorzichtig, dan
weeT met behulp van schoonschijnende, of
van even ingewikkelde als onlogische rede-
neeringen, ons langs rechtstreeksche baan
of langs een omweg willen drijven in den
ooriog.
Niet omdat het heil van Nederiand of van
Belgie hun zoozeer ter harte gaat, maar om
dat zij denken, dat hun eigen belangen ge-
diend zouden zijn met het betrekken aan
hun zijde natuurlijk van de Lage Landen
in den krijg.
Ik acht het niet noodig meer te doen dan
het bestaan voor Nederiand van een rechts-
plicht of een moreele plicht tot deelneming
aan den ooriog scherp te ontkennen.
Wij hebben er voor gezorgd, vrij te staan
en, van die vrijheid gebruik makend, houden
wij vol, dat, zooals het in rustiger tijden ook
in het buitenland door bevoegde staatslieden
steeds is begrepen, onze weloverwogen taak
is: Eigen erf in eigen land, geen aansluiting
bij anderen.
De Minister achtte het onjuist den Volken
bond voor te stellen als een organisatie,
waarin Frankrijk en Engeland het voor het
zeggen hebben.
De Minister wil vastleggen: onder omstan-
digheden, zooals die op het oogenblik be-
staan, zou er voor de kleine neutrale staten
zeker geen aanleiding zijn om gesteld er
ware nog geen Volkenbond deel te nemen
aan een politieke organisatie die, een zoo
eenzijdig karakter heeft als de bond in zijn
huidigen vorm.
„Maar ik ga nog vender, ik wensch vast te
stellen, dat op den duur bestendiging van het
lidmaatschap van een Volkenbond met poli-
tieken inslag dien zeker het Geneefsche
instituut, ondanks alles nog steeds heeft be-
houden onmogelijk zal worden, indien het
eenzijdig karakter van den bond, zou blijven
gehandhaafd.
Een andere vraag is echter: Is waarlijk
het oogenblik wel aangebroken, waarop de
kleinere staten, die neutraal wenschen te
blijven, den Volkenbond moeten verlaten?
Delze vraag hebben de kleinere Europee
sche staten o.w. Nederiand, ontkennend
beant'woord.
Zoolang er nog hoop bestaat, dat tenslotte
de organisatie zij het in gewijzigden
yorm toch nog tot krachtig leven zal kun
nen uitgroeien, zullen de kleine staten den
bond trouw blijven.
Het is wel ten eenenmale onbegrijpelijk,
hoe men zou kunnen volhouden, dat de sta
ten, die lid van den Volkenbond blijven, hun
neutraliteit zouden hebben prijs gegeven.
De jongste Volkenbondsvergadering heeft
naaf mijn overtuiging, ten duidelijkste aan-
getoond, dat voorspellingen omtrent gevaren,
welke voor de neutraliteit der kleine staten
uit de bestendiging van hun lidmaatschap
zuden voortvloeien, mede door de voorzorgen,
door deze staten gedurende de laatste jaren
ten aanzien van hun Volkenbondspolitiek ge
nomen, niet in vervulling zijn gegaan, en dat
er met name geen gervaar bestaat, dat de
ooriog in Finland en de ooriog in West-
Europa door middel van den Volkenbond aan
elkaar zullen worden gekoppeld. De Volken
bond kan de neutraliteit in het conflict tus-
schen Duitschland en Engeland en Frankrijk
niet ,,ondermijnen", omdat de Volkenbond
zich buiten dit conflict houdt.
Wat kan doorvechten baten?
Minister van Kleffens oefende critiek uit op
de makers van het verdrag van Versailles en
vervolgde:
Mag men zich niet afvragen, of het nu
eindelijk geen tijd is geworden voor een juiste
en verstandige regeling der zaken van Euro-
pa? Men zegt ons, dat de tijd voor vrede
nog niet is gekomen. Maar wat baat door
vechten indien het tegenstanders betreft, die
men, wegens hun grootte op den duur niet
vemietigen kan, ook al wilde men het en
achtte men dat niet ontoelaatbaar?
Zulke woorden mogen, dunkt mij, in dezen
tijd wel eens gezegd worden op eien plaats
als deze, in een neutraal land dat geen eigen
gewin beoogt, en noch West- noch Midden-
Europa zou willen zien ondergaan in verar- j
ming en bolsjewisme. Men wantrouwt de
eerlijke bedoelingen van den tegenstander
een begrijpelijke, doch onvruchtbare gezind-
heid. Men verlangt garanties. Ik zou de
vraag willen stellen: hoe verkrijgt men betere
waarborgen dan door zich om de tafel te
scharen en, op grondslagen van werkelijkheid
en rechtvaardighe'id, met wederkeerige in-
achtneming van den eerbied, die men aan
andere volken verschuldigd is, een regeling
tot stand te brengen, die wegens haar intrin-
sieke waarde de belofte in zich houdt dat zij
den vrede voor zeer geruimen tijd verzekert?
Er is - dat zeg ik met grooten nadruk
niet gebleken, dat zulk een resultaat onbe-
reikbaar is.
Het zijn dergelijke vragen, waarop 1940 ons
wellicht het antwoord zal brengen. Moge dat
antwoord overeenkomen met datgene wat in
millioenen harten leeft, ook, ja wellicht in de
eerste plaats, bij de oorlogvoerenden. Dat
Europa kan vechten heeft het in den loop der
eeuwen meer dan genoeg getoond. Dat het
echter bet eigen continent kan ordenen op een
zoodanige wijze, dat het zijn bijdragen tot de
beschaving zal kunnen blijven leveren, dat
moet het nog bewij'zen.
Kan Nederiand ertoe bijdragen dat men
tot overleg komit, dan gaarne. Dat wij ten
deze diligent zijn, hebben wij tezamen met
Belgie bewezen. Maar wij dringen ons niet
op, en heeft men onze hulp om elkaar weer
te vinden niet noodig zeer wel. Als men
elkaar maar weer vindt!
De naaste toekomst zal mede aan ons volk
menige beproeving brengen, ook dan indien
de ooriog in militairen zin buiten onze gren-
zen blijft. Het is goed daarop te zijn voor-
bereid, en te trachten den samenhang der
dingen te begrijpen, opdat Nederiand met
oud-vaderlandsche kloekheid maatregelen
neme waar het kan, en voor het overige dat
gene wat het zich bewust is, alleen niet te
Roman van
JOHANN D. DEGREESF.
(Nadruk verboden.)
13)
Vervolg.
Mister Johnson zal het proces-verbaal even
opmaken en het naar Nederiand brengen."
Gordon gaf nogmaals een nauwkeurig ver
sing van het avontuur. De detective teekende
alles woordelijk op en een uur later besloot hij
eindelijk het relaas. Gordon bekrachtigde het
met zijn handteekening en de onderstaats-
secretaris voegde er nog een verklaring aan
toe. Daarmee was aan de vereischte for'mali-
teiten voldaan.
Wordt de vrouw in Nederiand berecht, of
uitgeleverd sir?", informeerde Gordon.
„In Nederiand, het misdrijf is gepleegd op
Nederlandsch rechtsgebied".
,,En is er al een spoor gevonden van Kelly,
sir?"
Voor Sir Buddock antwoord gaf, liep hij
driftig de bibliotheek rond.
,,Neen", antwoordde hij plotseling. ,,Won-
derlijk genoeg blijft O'Kelly onvindbaar. En
dat is niet alleen wonderlijk, maar ook be-
paald verdacht. Hij heeft zich nooit verborgen
gehouden, doch bij informatie aan zijn adres
kreeg de politie vandaag ten antwoord, dat
hij vertrokken was met een onbekende be-
stemming. Waarschijnlijk voert hij iets in zijn
schild en heeft hij zich daarom ergens inge-
graven."
Hij wendde zich tot den detective en ver
volgde: ,,Ik geloof dat u thans van alles voor-
kunnen veranderen, manmoedig aanvaarde en
drage.
In onze dagen heeft de eisch van bestaans-
ruimte in meer dan een land de aandacht.
Naar Nederland's inzicht kan en behoort dat
probleem, dat voor onsizelf in uitzonderlijke
sterke mate bestaat, met vreedzame midde-
len te worden opgelost. Vergeleken met an
dere staten hebben wij een buitengewoon
groot bevolkingsoverschot. Op ons Euro-
peesch gebied moeten wij het buitenland
moge zich goed voorstellen wat dat beteekent
per vierkante mijl 618 menschen voeden.
Dat is meer dan anderhalf maal zooveel als
Duitschland, drie maal zooveel als Frankrijk,
en nog altijd niet minder dan 100 zielen meer
dan Engeland. Acht en drie kwart millioen
menschen te voeden in een land, welks bodem
slechts vier millioen in het leven kan houden,
dat is een kunststuk, dat slechts mogelijk is
door groote krachtsinspanning.
Wij moeten varen, wij moeten handel drij
ven, wij moeten anfderen diensten bewijzen
anders kan ons volk niet bestaan. De landen
die thans, om den tegenstander te treffen,
onzen handel beperkingen opleggen, mogen
dat niet voorbijzien.
In de eerste plaats is noodig begrip voor
elkanders moeilijkheden. Hoe het niet moet,
al ware het slechts omdat het op den duur
zoo niet kan, heeft de liquidatie van den
vorigen ooriog getoond.
Toen na 1815 de Napoleoritische oorlogen
een einde namen, hebben de overwinnaars
met ware staatsmanswijsheid Frankrijk,
niettegenstaande alles wat er was voorge-
vallen, een zoodanige plaats in de Europee
sche volkerengemeenschap gelaten, dat de
Fransche natie die ook op den duur volko-
men kon aanvaarden.
Hoe schril en voor onze generatie bescha-
mend steekt - die koele zelfbeperking, dat
verstandig beleid af tegen de regeling, die
na den wereldoorlog tot stand kwam! In
1815: een vruchtbaar vooruitzicht naar de
toekomst; na 1918: een onvruchtbaar debat
achteraf over de schuldvraag.
Ongetwijfeld past het een land, dat niet
aan den vorigen ooriog deelnam, niet, over
deze zaken anders dan met bescheidenheid
te spreken, maar het moet toch erkend wor
den: van Duitschlan'd's nooden en problemen
die er nu eenmaal waren trok men zich
in de o'verwinnende landen bitter weinig aan.
Financieele hulp op eenigszins groote
schaal gelijk Nederiand in 1920, toen daar-
voor nog eenige moed noodig was, aan
Duitschland verleende, stond in die jaren
als voorbeeld van begrip voor wat de over-
wonnene ook, en niet het minSt, in het
algemeen belang dringend behoefte, alleen.
Dat hetgqen voor 1918 bekend was geworden
omtrent Duitschlands oogmerken in geval
van een Duitsche overwinning weinig^ goeds
beloofde, zal ik slechts pro memorie ver-
melden.
Het gebrek aan begrip voor hetgeen in het
belang van Europa ten aanzien van Duitsch
land had moeten en kunnen geschieden,
moest bij elke natie, en zeker bij een volk van
die grootte, een krachtdadige reactie wekken.
lOverwegingen der overwinnaars hoe be-
grijpelijk op zichzelf, van hun standpunt ge-
,zien omtrent de schuld aan den ooriog van
1914 hebben het gewonnen van wijsheid in
den trant van het „Weener congres", tot aller
onigeluk. En zoo is het dan ook, dat, wat in
1919 geschied is, reeds twintig jaren later
,was uitgedelgd helaas mede (althans op
dit oogenblik ten koste van natien, die zich
verheugden in nauwelijks herwonnen vrijheid
van door den ui'tgebroken ooriog benarde
staten, die aan de regeling van Versailles en
wat daarop volgde part noch deel hadden, en
yan tallooze onschuldige particulieren, in de
eerste plaats in de overweldigde landen.
In sommige buitenlandsche bladen worden
onderdanen van landen, die het wagen te
spreken over de mogelijkheid van vrede, reeds
bij voorbaat gedoodverfd als handelend onder
den invloed van den een of anderen oorlogs-
moeden belligerent. Ik geloof niet, dat dit
iemand wie dan ook die naar beste weten zijn
eteentje zou willen bijdragen tot behoud en
wel zijn der Westersche wereld, ervan zou
moeten weerhouden uiting te geven aan ge-
dachten die vechtersbazen in redactiebureaux
wellicht goed zouden doen eens emstig te
oveudenken alvorens verdachtmakingen te
zien bent, wat u noodig hebt voor de reis naar
Nederiand, nietwaar?"
,,Jawel, sir", antwoordde mr. Johnson, ter-
wijl hij opstond.
,,U gaat dus vanavond met de nachtboot.
Onze militaire attache in Den Haag zal zor-
gen, dat het u wordt vergund, de vrouw ook
nog een verhoor af te nemen. Ik hoop, dat het
u gelukt, haar een bekentenis te ontwringen
en te weten te komen, welken weg het be-
wuste document gegaan is. Niet dat ik ook
maar de flauwste hoop heb, dat het nog on-
geschonden terecht zal komen, maar het is
van eenig belang te weten, langs welk kanaal
het Tokio bereiken zal."
,,Ik zal mijn uiterste best doen, sir", ver-
zekerde de detective.
Hij vertrok met een diepe buiging en zoo-
dra hij weg was, reikte Sir Buddock ook Gor
don de hand.
„Mylord, ik dank u vriendelijk voor uw
komst", zei hij hartelijk. „Ik zal u niet langer
ophouden. Als ik iets belangrijks verneem,
zal ik u terstond op de hoogte brengen."
Gordon dankte hem en ging heen. Toen hij
thuis kwam, was het reeds over negenen. In
de hal kwam de butler hem tegemoet."
„Mylady is een kwartier geleden uitgegaan,
mylord. Zij was van meening, dat u in de club
dineerde, toen u om half acht nog niet thuis
was. Mylady heeft mij opgedragen, u te zeg
gen, dat zij op bezoek ging bij lady Hendon.
Gordon knikte en ging naar de bibliotheek
om de avondpost door te lezen. Toen herin-
nerde hij zich, dat hij lord Hendon had be-
loofd hem op de hoogte te zullen brengen, als
hij iets bijzonders wist omtrent het document.
Hij besloot de Hendons een bezoek te bren
gen en ging opnieuw uit. Onderweg dineerde
hij in een restaurant en belde tegen half elf
bij de Hendons aan.
Behalve zijn taiite vond hij er tot zijn on-
aangename verrassing ook Margareth op be
zoek. Hij zag dat zij verbleekte, toen hij werd
lanceeren. Natuurlijk is ook Nederiand aan
herstel van den vrede veel gelegen. Maar
wanneer het dien bepleit, kan het dat doen
zonder bijbedoelingen, in de overtuiging daar-
mede ook de hoogste belangen voor te staan
van de stateragemeenschap waarmede het on-
afscheidelijk is verbonden.
Een punt van groot belang, waaraan ik
gaarne nog enkele oogenblikken zou willen
wijden, schijnt mij de hoogst lichtvaardige
wijze, waarop men hier en in niet mindere
mate elders gaandeweg welhaast gewoon
dreigt te worden te spreken over invallen
van buitenlandsche legers in onzijdige landen.
Alsof over neutraal gebied, vooral indien
het kleinere staten geldt, elk oogenblik zou
kunnen worden beschikt om met betere kans
Iden tegenstander te lijf te gaan. Het komt
mij voor, dat het tijd is, daartegen eens krach
tig te waarschuwen. Want al dat onverschil-
lig gepraat van ,,morgen kan dit of dat on
zijdige land worden binnengevallen", als ware
dat de natuuiiijkste zaak ter wereld, stompt
op den duur de openbare meening af voor het
verachtelijke, het monsterlijke, dat in zulk een
hawdelwijze, had zij inderdaad plaats, zou zijn
gelegen.
Geheel anders ligt de zaak, indien een bel
ligerent op grond van een of ander voor-
wendsel of drogredenen een aanval zou doen
op een onzijdige met wien geen enkel serieus
geschil hem verdeeld houdt. Dat raakt de
collectiviteit in zijn diepste roerselen. Dat
roept alom in de gansche wereld krachten
op van weerzin, van verzet, van bittere haat
en rechtmatigen drang naar vergelding. Het
■zij verre van mij, hier zedepreeken te willen
houden. Maar wel zou ik hier willen doen uit-
komen, dat de internationale moraal zich
evenmin op den duur tot zwijgen laat bren
gen als het menschelijk geweten, dat haar
bron is.
In alle oorlogvoerende landen wordt de
waarheid belicht door het prisma der propa
ganda. Maar nog nooit is zelfs de meest ge-
raffineerde propanganda er in geslaagd in
hoofdzakien, zooals die waarop ik thans doel,
de waarheid door een perscampagne of ander-
zins z<56 te verteekenen, dat zij onherkenbaar
wordt. Ook daarom beduiden de moreele
waarden waarop ik thans doel (al kunnen zij
niet in meters ponden of andere mate wor
den uitgedrukt) veel, zeer veel zij kunnen
zelfs den doorslag geven.
Wanneer wij -aan welke zijde dan ook
aan onze grenzen vreemde strijdkrachten op-
merken, dan moeten wij voorzorgsmaatrege-
len nemen niets toch is in zulk een geval
gevaarlijker dan een militair vacuum of iets
wat daarop gelijkt. Zulke voorzorgsmaat-
regelen nemen wij dan ook naar alle zijden.
Maar anderzijds zou niets bedenkelijker zijn
dan uit die overweging te besluiten, dat de
staten willen leven naar de wet van het oer-
bosch, als verscheurende dieren homo homini
lupus. Waar zou het met de wereld heen
moeten.
Voor eerbied voor elkanders erf, 66k in de
samenleVing der staten, zal Nederiand altijd
bereid zijn op te komen op alle wijzen, die
met onze positie strooken. Zelf handelt
Nederiand naar den regel, dat het richtig wil
leven, anderen niet wil deren en ieder het
zijne wil geven. Blijven wij ook in dit opzicht
paraat, en laten wij ons niet op sleeptouw
nemen door den waan van den dag.
aangediend en het liefst was hij teruggekeerd.
Maar dat was te dwaas en zich een onver-
schillige houding gevend, trad hij op het
kleine gezelschap toe.
Margareth stond vecward op, toen hij voor
haar boog. Mylord...", mompelde zij.
„En Gordon?", maakt lord Hendon ter
stond een eind aan het pijnlijk moment.
Niets belangrijks, mylord, althans voor mij
niet", antwoordde Gordon. ,,De Nederiand
sche politie heeft de zoogenaamde „Pistool
Engel" gearresteerd, de vrouw die zich in
Roosendaal uit de voeten maakte."
,,Afschuwelijk, de Pistool-Engel...", liet
lady Allenby zich hooren. ,,Hoe komen ze aan
zoo'n naam?"
„De Nederlandsche politie, zeg je?", vroeg
lord Hendon verbaasd.
Gordon knikte en wierp hem een blik van
verstandhouding toe om hem te beduiden, dat
hij in Margareth's bijzijn liever niets verder
over de geschiedenis uitweidde.
Lady Hendon ving dien blik op. „Och, Mar
gareth, zou je zoo goed willen zijn, uit mijn
secretaire dien brief even te halen, waarover
wij zooeven spraken?" verzocht zij het meisje.
„Je weet wel, die van het St. Elizabeth Hospi-
taal; hij ligt op het vloeiblad. De heeren heb
ben toch geen nieuws dat ons interesseert en
we kunnen dus evengoed met onze bespreking
doorgaan."
Zeker, mylady", stond Margareth gedien-
stig op.
Zoodra ze weg was, keek lord Hendon op.
„En, Gordon, anders niets?" informeerde hij
haastig.
,,Neen, niets bijzonders. Bij het verhoor
heeft zij ontkend, dat zij met mij gereisd heeft.
Zij gaf zich uit voor een Amerikaansche. Sir
Buddock liet me alleen ontbieden, omdat er
ten behoeve van de Nederlandsche politie een
beeedigd proces-verbaal opgemaakt moest
worden. Een detective gaat er vanavond mee
naar Nederiand."
5EKKYL!
eischen Hoest en Verkoudheid cp
de borst dadelijk goede verzor-
ging. Hoe licht kan een kleine
verergering groote gevolgen heb
ben en oorzaak zijn dat men ge
ruimen tijd het bed moet houden.
Wacht dus niet, maar neem in zoo'n
geval dadelijk de beproefde Abdij-
siroop, welke de voortgang stuit.
Abdijsiroop heeft een dubbele er-
king, want zij bevat kru :en-
extracten en de beste hcestbe-
dwingendestofcodeine". Daardoor
slijmoplossend en hoeststillend.
DE KONINGIN EN PRINSES JULIANA
NAAR MARKEN.
Dinsdagmiddag werd Monnikendam ver-
rast door de komst van de Koningin en Prin-
ses Juliana, die even over half vier per open
auto in het dorp arriveerden. Gp den Zuider-
zeedijk verlieten de vorstelijke personen den
wagen en begaven zij zich een oogenblik op
het ijs om te genieten van den prachtigen
aanblik en om de vroolijke bedrijivigheid van
de schaatsenrijders in oogenschouw te nemen.
Daarna stapten zij weer in den auto, waar
mede zij den tocht over de Gouwzee naar het
eiland Marken voortzetten.
Onderweg zijn de Koningin en de Prinses
even op het ijs uitgestapt, waarna de Prinse.i
korten tijd heeft geschaatst. De Koningin
,,Zoo, ontkent zij? Dus het document is na
tuurlijk niet meer op haar gevonden?"
,(Neen, dat is waarschijnlijk terstond in an
dere handen overgegaan. We hoeven er in elk
geval niet meer op te rekenen, dat het nog
ongeschonden terecht komt."
„Was dat maar waar"... zuchtte lady Al
lenby.
,,Och, het ware dan zeker te wenschen, om
dat dan alle politiek geharrewar voorkomen
zou worden", antwoordde Gordon. ,,De on-
aangename gevolgen, die de geschiedenis voor
mij heeft, zouden echter dezelfde blijven."
;,Waarom?" viel lady Allenby verbaasd
uit.
„Omdat het feit blijft, dat mijn zending
mislukt is, tante."
,,'t Is verschrikkelijk!", verhief de oude
dame klagend haar stem. „De hemel mag
weten, of die verwenschte spionnne misschien
je heele carriere niet bedorven hebben. Ik
wenschte, dat ik die schoeljes eens vonnissen
mocht. Enfin, die mooie dame hebben ze ge-
lukkig. Maar dien Kelly, of O'Kelly hoe
heet de schurk? heeft de politie van hem
nog geen spoor kunnen vinden?"
„Neen, maar hij wordt wel ijverig ge-
zocht", antwoordde Gordon. ,,Hij houdt zich
verborgen, blijkbaar voelt hij zich na het ge-
beurde niet al te zeer op zijn gemak."
„Wie weet, wat dat spionnagegebroed alle-
maal op zijn kerfstok heeft'", mengde lord
Hendon zich er tusschen.
Hij brak plotseling af, er klonk gerucht
aan de deur. Lady Hendon begon haastig
over een liefdadigheidsbal, ten behoeve van
het St. Elizabeth Hospitaal en intusschen ging
de deur open en trad Margareth binnen.
.Hemel, Margareth, wat zie je eruit!" zei
lady Hendon op verschrikten toon.
Allen keken op, ook Gordon. Hij ontstelde
van Margareth's uiterlijk. Het meisje zag
niet bleek, maar grauw. Zij deed blijkbaar
een bovennatuurlijke poging om zich te be-
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma
Flacon 90 ct.. f 1.50. f 2.40. f 4.20. Alom verkriigbaar
(Ingez. Med.)
maakte onderwijl een kleine wandeling op de
ijsbaan.
Bij Marken zijn de vorstelijke personen niet
aan land gegaan.
Omstreeks vier uur zijn de Koningin en de
Prinses te Monnikendam teruggekeerd, waar
na langs den zelfden weg naar Den Haag is
teruggereden.
Aan de haven was een groote menigte
samengestroomd, die de beide vorstelijke per
sonen hartelijk toejuichte.
AUTO VAN MINISTER WELTER SLIPTE.
In het verslag van de vergadering der
Eerste Kamer van Dinsdag, werd gemeld, dat
de Minister van Kolonien, de heer Welter, niet
aanwezig was ter verdediging van het wets-
ontwerp betreffende de z.g. 5a contracten.
De oorzaak van deze afwezigheid was, dat de
Minister, toen hij per auto op weg was naar
het Binnenhof, ivertraging ondervond, daar
zijn wagen te kampen had met de gladheid.
De Minister kwam slechts eenige minuten te
laat in de Kamer, doch de vergadering was
inmiddels verdaagd.
NEDERLAND EN HET FINSCH-
RU SSI SCHE CONFLICT.
Op schriftelijke vragen van het lid der
Eerste Kamer, den heer Van Embden, betref
fende het verleenen van steun aan Finland,
heeft de Minister van Staat, Minister van
Algemeene Zaken, a.i., voorzitter van den
Raad van Ministers, Minister de Geer, ge-
antwoord, dat een wetsontwerp, waarbij
wordt voorgesteld een bedrag van 100.000
uit 's lands kas door bemiddeling van het
Nederlandsche Roode Kruis ter beschikking
jte stellen van het Finsche Roode Kruis, in
voorbereiding is.
Op een schriftelijke vraag van het lid der
Tweede Kamer, den heer Van der Goes van
Naters, betreffende het verleenen van verlof
aan Nederlandsche vrijwilligers, zich in Fin-
schen krijgsdienst te begeven, heeft de Minis
ter van Algemeene Zaken, a.i., voorzitter van
den Raad van Ministers geantwoord, dat de
regeering het in de bestaande tijdsomstandig-
heden ongewenscht acht te bevorderen, dat
aan Nederlanders verlof wordt verleend in
vreemden krijgsdienst te treden.
SCHRIFTELIJKE VRAGEN VAN HET
TWEEDE KAMERLID DE VISSER.
Het lid der Tweede Kamer, de heer De
Visser, heeft aan de Ministers van Buiten-
heerschen, doch tooen zij al die onderzoeken-
de blikken op zich gericht voelde. liet haar
wilskracht haar plotseling in den steek. Haar
lippen trilden als van een pruilend kind en in
haar oogen verscheen een wanhopige uitdruk-
king. Het scheen of zij op het punt stond in
snikken uit te barsten, doch eensklaps wan-
kelde zij en viel mot een angstkreet over lady
Hendon heen in zwijmi...
HOOFDSTUK VIII.
Raadselachtige smart.
Lord Hendon en Gordon sprongen ontsteld
op en lady Allenby slaakte een verschrikten
kreet. Alarmeerend rinkelde reeds de schel
door het huis. En Gordon, snelbesloten, nam
het meisje in zijn armen en droeg haar naar
een divan in het andere vertrek.
,,Een dokter", riep lady Hendon angstig.
Gordon liep naar de telefoon en belde den
dokter op, die slechts twee straten verder
woonde. Gelukkig was hij thuis en hij ver-
zekerde terstond te zullen komen. Toen Gor
don weer binnenkwam, had lady Hendon reeds
een fleschje vlugzout te voorschijn gehaald
en zijn tante was bezig de slapen van het be-
wustelooze meisje met eau de cologne te was-
schen. Hij wierp een medelijdenden blik op
Margareth's verstijfd gelaat en voegde zich
toen bij lord Hendon, die zenuwachtig heen
en weer liep.
,,Vreemd", zei Gordon met gedempte stem.
,,Wat kan dat zijn? Zooeven leek zij nog zoo
flink."
Lord Hendon wierp hem een caadselachti-
gen blik toe: Flink? Dat was slechts schijn,
beste vriend."
,,Zou u denken?", vroeg Gordon.
(Wordt vervolgd.)