iegetiheid reeds verwerkt, doch dat bedrag zal
niet eerder worden uitgekeerd voordat door
uw& raad een beslissing hierover genomen is.
VERSLAG van de AfdeeJingen I en II be-
treffende het onderzoek van de diverse
begrootingen voor het dienstjaar 1940.
In Afdeeling I waren aanwezig de heeren:
P. J. van Bendegem, B. Seghers, A. P. de Ruij
ter en C. Hamelink.
Afwezig met kennisgeving de heer C. van
Bendegem.
In Afdeeling II waren aanwezig de heeren:
F. Dieleman, C. Th. van de Bilt, U. Sytema
H. Smies, P. Goossen, C. Schieman en A. Th.
't Gilde.
Afwezig de heer P. de Jonge.
Van de gevraagde inlichtingen en verstrekte
gegevens is in dit versiag geen melding ge
maakt, evenmin van principieele gevoelens ten
opzichte van bepaalde punten.
Volgno. 25. Plaatsen van advertentien. In
afd. I is door enkele leden gevraagd naar het
overeengekomen tarief voor het plaatsen van
officieele bekendmakinigen in het plaatselijk
blad. Men vraagt een voordeeliger tarief te
bedingen. Hoe meer regels des te grootere
reductie. Zoo dit niet te bereiken is, zal men
een en ander in verkorte vorm moeten publi-
ceeren.
Van de zijde van het college wordt toege-
zegd, dat naar een nieuw tarief zal worden
gestreefd.
Volgno. 95a. Aanschaffing van brandblusch-
middelen. Er wordt door een lid in afd. I in
crverweging gegeven bij aanschaffing van ban-
den voor de automobielbrandspuit eens te in-
formeeren naar de aangeboden banden van
massieve constructie. De luchtbanden van de
auto-brandspuit verteren meer door ,,het niet
gebruik" dan van het slijten ,,door het ge-
bruik". Men is met dit soort banden nog in
het beginstadium, doch in de toekomst lijkt
het spreker wel iets om aandacht hieraan te
schenken.
Ons college zegt toe, dat advies hierover
zal worden ingewonnen.
Volgno. 108. Kosten van de Burgerwacht.
Hen lid van afd. I en een in afd. n vraagt
naar de statuten van die plaatselijke vereend-
ging. Het lid in afd. I vraagt of er door den
Burgemeester naar kan worden gestreefd,
dat door reorganisatie van de Burgerwacht
de gelegenheid wordt opengesteld, dat een
ieder tot die vereeniging kan toetreden.
Een ander lid in afd. I is van meening, dat
wanneer deze vereeniging de naam zou wor
den gegeven van ,,Burgerdiensten" in plaats
van Burgerwacht het aantal leden belangrijk
zou toenemen.
De Voorzitter zal de statuten bij de
raadsstukken ter inzage leggen. De Voor
zitter noch het college van Burgemeester en
Wethouders is van meening, dat er volgens
de statuten aanleiding aanwezig is om daar-
In verandering voor het door die spreke'-s
beoogde doel te moeten brengen.
Volgno. 110. Luchtbeschermingsddenst. In
afdeeling I werd door een lid gevraagd naar
een specificatie van hetgeen voor de buiten-
wrjken zou worden aangeschaft.
De Voorzitter verwijst naar de specifi
catie die bij de stukken is gelegd.
Volgno. 134. Kosten van het Hulpzieken-
huis. Een lid in afd. I en een in afd. II heeft
gevraagd of deze ,,memoriepost" de begroo
ting te zijner tijd niet kan ontwrichten.
De Voorzitter deelt namens Burgemeester
en Wethouders mede, dat mocht deze inrich-
ting worden geinstalleerd, dit geschiedt op
kosten van het Rijk.
Volgno. 160. Onderhoud van straten. Een
lid in afd. n vraagt naar de verbetering van
de straten en of de Buitenweg niet eerder voor
verbetering in aanmerking kan komen dan de
Oude weg. De Buitenweg vormt volgens spre-
kers meening een verbindingsweg tusschen
den Rijksweg HulstAxel en den Provincialen
weg naar Temeuzen, dit met het oog om zoo
min mogelijk door de kom te moeten rijden,
waarvan een druk gebruik wordt gemaakt.
Volgens spreker gaat de Oude weg parallel
met den Nieuwendijk, alzoo heeft deze voor
transito vervoer geen beteekenis. Spreker wil
dit alleen in overweging geven.
Ons college wil heel gaame aan den Bui
tenweg een volgend jaar zijn voile aandacht
schenken. Deze weg kan met een kleine
verbetering niet in orde worden gemaakt.
Afgezien van deze mededeeling zal het
hoogstnoodzakelijke in den loop van 1940
aan dezen weg worden verricht.
Volgno. 168. Kosten van den gem. reini-
gingsddenst. Een lid in afd. I vraagt naar een
juiste specificatie van deze post. Het komr.
spreker voor dat volgens de specificatie het
onderhoud van de paarden te duur is.
Het college deelt mede, dat volgens 1938
is uitgegeven aan:
onderhoud materdaal
onderhoud paarden
arbeidsloonen
onkosten terrein
316,43
733,10
1491,58
92,46
2633,57
Volgno. 221. Kosten van verlichting en
verwarming. In afd. I en H wordt gevraagd
of het voile bedrag van verlichting en ver
warming van de O. L. School in de berekening
wordt opgenomen voor de vaststelling van de
kosten per leerling voor de Bijz. scholen.
Ons college deelt mede, dat vanaf het be
gin 60 van de kosten van verlichting en
verwarming in de berekening wordt betrok-
ken. De overige kosten blijven buiten de
berekening, aangezien tal van andere lessen
en cursussen in hetzelfde *gebouw worden
gegeven.
Volgno. 269. Kosten van de muziektent.
Een lid in afd. II vraagt of er geen definitieve
oplossing kan gevonden worden met de mu-
xiektent. Het onderhoud vraagt jaarlijks een
heel bedrag en met wat goeden wil en met
steun van vereenigingen kan toch veel worden
bereikt.
Ben ander lid deelt ook dezelfde meening.
Een ander lid betreurt het, dat het plant-
soentje rondom de muziektent door de jeugd
zoo met voeten vertreden wordt. Wanneer
de omwonenden naast de politie hieraan hun
aandacht wilden schenken, zou dit spoedig tot
het verleden behooren.
De Voorzitter heeft in die afd. reeds een
en ander nader uiteengezet. Ons college
acht den tijd nog niet geschikt om de ver
betering van de muziektent te overwegen,
tenzij de raad_ daartoe opdracht verleent of
een speciale commissie daarvoor wil samen-
stelien, die deze aangelegenheid in studie
zal nemen.
Volgno. 278. Kosten verpleging van arm-
lastige krankzinnigen. Een lid van afd. H
vraagt of het verhaalsrecht op de daartoe
wettelijk verplichten wordt toegepast.
Staat van schulden. Een lid in afd. I zou
het zeer op prijs stellen, wanneer naast de
schulden de bezittingen van de gemeente eens
werd opgesomd. Hij heeft al meermalen aan-
gedrongen op inventarisstaten. Dit geeft een
overziehtelijk beeld, welke belangstelling
vraagt.
De Voorzitter zegt overlegging van die
staten toe.
Begrooting van den Vleeschkeuringsdisnst.
Een lid in afd. H wenscht in de vergadering
van den raad hierover te spreken.
De VOORZITTER geeft gelegenheid tot het
houden van
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
De heer HAMELINK zal in het kort eenige
algemeene opmerkingen maken in verband
met deze begrooting. Hij stelt zich voor, deze
zoo beknopt mogelijk te houden. Ook stelt hij
zich voor, om de 4 jaar de situatie op het
politieke terrein te bezien, wat hem, in ver
band met de gewoonte om de 4 jaar verkiezin-
gen te houden, goed voorkomt. Spreker wrjst
er op, dat hij niet belooft, dat slechts eenmaai
in de vier jaar algemeene beschouwingen zul-
len worden gehouden.
Als men de begrooting in zijn algemeenheid
beschouwt, krijgt men sterk den indruk van
gebondenheid naar alle kanten. Het is niet als
enkele jaren geleden, men heeft thans eerst
geleefd onder crisisomstandigheden, thans
leeft men onder oorlogsomstandigheden. De
raad is thans vrijwel door vele bepalingen ge-
bonden, zoodat men welhaast niet vermag iets
aan de begrooting te veranderen.
En als spreker hierover spreekt, dan denkt
hij er aan, dat de gemeenten aan velerlei
eischen, op verschillende gebieden, gebonden
is, en dat men niet kan doen wat men wil,
ook niet op het gebied van de vaststelling van
behoorlyke arbeidsvoorwaarden. Al hoorde
men vroeger reeds van iets dergelijks, vroeger
was men niet zoo gebonden als tegenwoordig,
zou men thans iets niet meer wUlen, dan
wordt men gedecreteerd het te doen. Toch
hangt het ook veel van de samenstelling van
den raad af of de critiek voldoende krachtig
naar voren komt, al is spreker er ook van
overtuigd, dat in sommige gevallen de krach-
tigste critiek moet afstuiten op den onwil van
hoogere instanties.
Als men ziet, wat er in dezen zomer in het
land van Cadzand is gebeurd met vrije men-
schen, len de rapporten van den Inspecteur van
de Werkverschaffing daaromtrent leest, dan
meent spreker dat hier sprake moet zijn van
een onderwerping, die niet noodig is. By
eenige zelfwerkzaamheid en actie van de zijde
van het gemeentebestuur was, naar sprekers
meening, een dergelijke onderwerping niet
noodig. Spreker weet, dat het hier niet te
berde gebraciht behoort te worden, doch hij
heeft er behoefte aan, een woord van protest
te doen hooren tegen een dergelijke onderwer
ping, die niet noodig is.
Van de gemeentelijke zelfstandigheid, van
de autonomic van de gemeente, die men in een
heel ver verleden nog genoot, is niet veel meer
over, Toen sprekers fractie dit zag aankomen,
heeft zij er zich tegen verzet, doch men went
aan alles. En al weet hij ook, dat zelfs de
meest vooruitstrevende mad deze beknotting
der autonomie niet had kunnen verhinderen,
toch heeft hij den indruk, dat, indien op dit
gebied de verschillende groepen in den raad
elkaar meer hadden kunnen vinden, de hand-
having van verschillende dingen nog in handen
van den mad zou zijn.
By deze verkiezing had sprekers fractie ge-
dacht, al zitten de leden in dezen raad niet
vastgegroeid, dat toch zeker geloofd mocht
worden. dat er een opschuiving in de goede
riohting zou plaats hebben. De verwachting,
die door tal van waamemingen werd beves-
tigd, vjas, dat de mogelijkheid zou ontstaan
een breedere politiek te voeren. Hierin is men
niet heelemaal bevredigd. Al heeft spreker
over zijn partij niet te klagen, toch moet hij
zeggen, dat de algemeene strekking in dezen
raad niet veel beter is dan in den vorigen..
De samenstelling van den raad is zoodanig,
dat men daarvan niet kan verwachten een
krachtige houding in alle gevallen.
Dit heeft spreker gespeten, en in dit ver
band moet hij memoreeren, dat de verkiezin-
gen niet hebben gebracht hetgeen er van ver-
wacht mocht worden. Al is spreker heelemaal
geen geestverwant noch een politieke vriend
van de liberalen, toch is hij van meening, dat
de geestesgesteldheid der bevolking beter tot
uiting had kunnen komen.
Spreker meent, dat de eenige, die in dezen
raad aanwezig is, niet de persoon is om de
liberale gedachte hoog te houden. En al mag
men nu zeggen, dat in dezen de stem des
volks heeft gesproken, toch acht hij dit funest,
want de liberale gedachte in Axel is niet
dood. Spreker aoht het daarom zoo funest
omdat men dan zoo licht vervalt in negati
vism©, de verschillende stemmen van degenen,
die de liberale gedachte voorstaan, zijn thans
verdeeld over verschillende groepen, waar zij
niet behooren. Spreker moet het uitspreken,
dat op deze wijze de democratische opvatting
van een deel van Axels bevolking niet is ge-
diend en op die wijze de opvattingen van de
verschillende politieke groepen in Axel niet
voldoende tot uiting komen. Dit spreekt te
sterker uit de samenstelling van het college
van Burgemeester en Wethouders, waarbij
geen rekening is gehouden met andere ge-
dachten en ideeen, die onder de bevolking
leven. De samenstelling van het college is
thans vrij orthodox, temeer waar ook de Voor
zitter dezer vergadering tot die kringen be
hoort.
De heer Sytema heeft indertijd terecht op-
gemerkt. dat de Roomsch-Katholieken eigen-
lijk bij de linksche fracties behooren. De
Katholieken in deze vergadering zijn toen wel
bij toerbeurt opgestaan en hebben verklaard,
dat zij gevoelden, bij de rechterzijde te be
hooren. Men moet dit aanvaarden, doch het
ligt er maar aan, wat men onder rechts ver-
staat. Wat de practische politiek betreft,
staan de Roomsch-Katholieken dichter bij de
sociaal-democraten dan bij de protestantsch-
rechtsche groepen.
De protestantsch-rechtsche groepen hebben
niet de moeite gedaan, de linkerzijde te raad-
plegen bij het overleg in zake de bezetting der
wethouderszetels. Daarvoor was toch alle aan
leiding geweest, temeer daar de Voorzitter
tot de anti-revolutionaire partij behoort, te
meer waar de samenwerking in het algemeen
niet van dien aard is, dat men daarover te-
vreden kan zijn.
Indien men het aantal gevallen zou optellen,
dat de anti-revolutionaire fractie niet met de
voorstellen van het college is meegegaan, zou
dit een eigenaardig beeld van de werkzaam-
heid van het college te zien geven. Ditzelfde
geldt ook voor de gevallen waarin de geheele
raad niet met Burgemeester en Wethouders
is meegegaan. In den verkiezingstijd evenwel,
toen de bezetting van de wethouderszetels ter
sprake kwam, hebben alle rechtsche groepen
samengehokt. Hier moet nog even worden
aangeteekend de deining in de anti-revolutio
naire fractie, en al zijn deze kwesties teere
kwesties, en moet ieder uitmaken wie men
naar voren wil schuiven, toch valt daaruit
voor een buitenstaander wel uit te maken, dat
de samenstelling van het college niet zoo een-
stemmig gegaan is als men wel wil voorgeven.
Op dien grond, dat sprekers fractie en an
dere niet hebben kunnen medewerken om te
trachten een Ibetere vertegenwoordiging te
krijgen in dezen raad, moet hij er op wijzen
dat de beslissende partijen de voile verant-
woordelijkheid dragen voor de samenstelling
van dit college.
Soreker hoopt, dat niet alleen bij de samen
stelling van de begrooting, doch bij de beharti-
ging van alle gemeentezaken dit college zal
doen wat er van verwacht wobdt. Er zrjn tal
van gemeentenaren in zorg en nood de voor-
uitzichten zijn niet van dien aard, dat gezegd
kan worden, dat zij beter zal worden. Hjj
hoopt dan ook, dat het college alle krachten
zal aanwenden om te voorkomen, dat de be-
trokkenen den bitteren (kelk tot den bodem
toe zullen moeten ledigen, doch dat het zijn
best zal doen nood te lenigen.
Als het college hiertoe zijn beste krachten
aanwendt, dan kan men althans zeggen, dat
men een college heeft. Zou dit niet het geval
zijn, 'dan zal sprekers fractie zich genood-
zaakt zien zijn getaisterkte aan te wenden om
te trachten, leniging van die nooden te ver-
krijgen. In dit verband wil hij de bestuurstafel
toeroepen een woord van Nolens: „Degeen, die
in de politiek aan het bewind is, moet strijden
voor datgene wat zwak is in het leven."
Spreker hoopt, dat het college deze woorden
tot de zijne zal maken en zal strijden voor wat
zwak is, en waar nood is, te hulp zal komen.
Er is eenige reden om deze verwachting te
koesteren. Wethouder Dieleman weet wat
zich voorgedaan heeft van arbeiderszijde, hij
kent- ten voile den nood van den mindere
den verdrukte en heeft thans de gelegen
heid te toonen dat het hem ernst is met zijn
sympathie voor den arbeider.
Spreker zal met liefde zijn pogingen, om in
die richting werkzaam te zijn, ondersteunen.
Thans nog een woord over de begrooting,
zooals die hier ligt. In het algemeen is men
sterk gebonden, en hij zal het college geen
verwijt maken van de samenstelling dezer be
grooting, ook al ware deze op verschillende
punten anders op te stellen geweest. Spreker
gelooft toch wel, dat straks bij de uitvoering
der begrooting de opvatting van het college
een ander beeld te zien zal geven dan uit de
begrooting als zoodanig blijkt, en hij ver
trouwt, dat deze zal zijn democratisch en
warmvoelend, inplaats van reactionnair en
hardvochtig.
Als het is zooals dit laatste, dan treedt men
elkaar tegejnoet met ontkenning van 't recht,
en kan men de heele begrooting uit elkaar
rafelen met argumenten. Doch een dergelijk
beroep zou de gemeenschap onwaardig zijn, en
niets meer zijn dan huichelarij. Als het anders
is, dan denkt spreker, dat oogenschijnlijk
schriele dingen in het tegendeel kunnen ver-
keeren.
De begrooting, moet spreker zeggen, is in-
gediend met een beetje schrielheid, spreker
kan zich voorstellen, dat degenen, die de be
grooting aanbieden, wel wat daaraan kunnen
doen. Hij zal daarover niet verder praten.
Spreker had verwacht, dat het afdeelings-
verslag uitvoeriger zou zijn, de naam „schriel-
heid" doet hieraan niets te kort. Wat blijkt
er uit? Het is niet meer dan een kortd be-
antwoording van enkele vragen. Wil men
door onderzoek der begrooting in de afdeelin-
gen besprekingen ondervangen, dan behoort
het versiag dbr afdeelingen zoodanig te zijn,
dat men tevreden is over de afhandeling van
zaken. Er valt over het afdeelingsverslag als
zoodanig niet veel te zeggen. Uiting van grie-
ven en wienschen door de leden, van princi
pieele dingen, komt in dit versiag niet tot
uiting. Spreker zou het afdeelingsverslag veel
en veel uitgebreider willen zien. In de afdee
lingen is de begrooting uit en ter na behan-
deld, doch dat blijkt niet uit het versiag. Dit
foevat slechts heel in het kort de beantwoor-
ding van enkele vragen. Bovenaan, spreker
heeft dit met rood onderstreept, staat:
Naar voren gebrachte wenschen en voor
stellen der commissie.
Van de gevraagde inlichtingen en ver
strekte gegevens is in dit versiag geen mel
ding gemaakt, evenmin van principieele ge
voelens ten opzichte van bepaalde punten.
Spreker zou zeggen, waarom niet? Wat is
de oorzaak waarom dit er uit is gehouden?
Geef een behoorlrjk versiag, wat ons betreft,
kunnen dan de besprekingen' bekort worden.
Moet spreker eenerzijds een woord van cri
tiek uiten, anderzijds mag hij het college een
woord van lof niet onthouden. Enkele jaren
geleden heeft hij. gevraagd om een gespecifi-
ceerd overzicht van de bezittingen der ge
meente. Dit heeft succes geboekt; hij heeft
dit overzicht bij de stukken gevonden, al had
hij het de eerste keer ook niet gezien. Het is
daardoor mogelijk de juiste positie van de ge
meente te bepalen. Er wordt wel eens gezegd,
dat er met geld gegooid wordt, doch uit de
ramingen van bezit en de schuldposten blijkt
wel, dat de gemeente, mede gezien hare schul
den, thans 268.017 rijk is.
Dit stemt tot voldoening en ontneemt den
weg aan alle afbraakcritiek, Er is ook wel
een beetje verwijt jegens onszelf, dat wij de
juiste kapitaalpositie van de gemeente niet
hebben gezien. Eh wordt wel eens gezegd, dit
is te hoog en dit is te laag, doch uit den over-
gelegden staat is te zien, dat de algemeene
toestand van de gemeente niet zoo slecht is,
al is de betalingspositie niet goed te noemen.
Spreker wil bij dezen gaarne het heele col
lege ien de betrokken hoofden van dienst een
woord van lof doen toekomen voor de wijze
waarop zij dezen inventarisstaat van de ge
meente hebben opgemaakt. In het bijzonder
een woord van lof aan den administrateur van
de gasfabriek, die een zeer serieuze inventa-
risatiestaat heeft uitgebracht. Spreker meent.
dat het daarheen moet, dat den raadsleden
geen ding in de gemeente onbekend is.
De heer DE RUIJTER zal namens de anti-
revolutionaire fractie in eerste instantie een
verklaring afleggen. Sprekers fractie wenscht
geen algemeene beschouwingen te houden.
Wel wil deze verklaren, dat zij het college van
Burgemeester en Wethoudgrs met vertrouwen
tegemoet treedt en het hoopt te steunen bij
zijn moeilijken arbeid in deze moeilijke tijden.
Met de begrooting kan zijn fractie zich in
groote lijnen vereenigen, al wil dit niet zeg
gen, dat zij het in alle onderdeelen daarmede
eens is. .(C) >si,.
Vanmiddag kunnen nader hieraan gedach-
ten gewrjd worden.
Spreker hoopt, dat de geheele raad er op
gericht zal zijn bij alle verschil in inzicht, dat
bestaat het goede voor de gemeente te zoe-
ken. Met de bede, dat God ons moge zegenen.
wil spreker deze verklaring besluiten.
Naar aanleiding van hetgeeti de heer Hame
link heeft opgemerkt, gelooft hij, van een
tegenovergestelde meening te moeten zijn.
Spreker gelooft, in tegenstelling met den heer
Hamelink, dat van het college wel degelijk
kracht kan en zal uitgaan. Hij is van mee
ning, dat, als de verschillende punten van het
beleid nagegaan worden, hij zich daarmede
zeker kan vereenigen. Dit wil niet zeggen,
dat men altijd de door Burgemeester en Wet
houders gegeven adviezen en ingediende voor
stellen slaafsch moet volgen. Dit doet men
ook niet ten aanzien van hoogere instanties,
als men het met een daardoor genomen maat-
regel niet eens is.
Wat het vertrouwen aangaat, dat men in
het college stelt, spreker meent, dat het juist
voor dat vertrouwen pleit, dat de anti-revolu
tionaire fractie niet een slaafsche volgelinge
van het college wil zijn.
(Spreker meent juist, dat het het vertrouwen
in het college sterkt, wanner het college met
dingen komt, die, naar het inzien*der fractie,
tegen het gemeentebelang zijn, dat deze zich
daartegen scherp stelt, daarvoor moet bij een
goede regeering plaats zijn. Indien anders-
denkenden dingen naar voren brachten, die
goed waren, heeft spreker daar nooit eenzijdig
tegenover gestaan, doch heeft steeds loyaal
geholpen, deze uit te voeren. De begrooting
voor 1940 ligt daar thans. Men kan van mee
ning zijn, dat deze aan den min of meer
royalen kant is, doch tegenover de minbedeel-
den gelooft spreker, dat ook van anti-revolu
tionaire zijde gedaan wordt wat kan, mede
rekening houdend met de beschikbare mid-
delen.
In aansluiting aan de woorden van den heer
Hamelink, dankt ook spreker het college en
de ambtenaren, die hieruit zijn betrokken,
voor de inventarisatie van bezittingen en
schulden, die door het college aan den raad is
overgelegd.
Men krijgt door dien staat een anderen krjk
op de zaak. Er wordt zoo gauw gezegd, men
geeft maar raak en maakt maar schuld. En
al verkeert de gemeente dan in een moeilijke
positie en zijn de belastingen tot den top opge-
voerd', op ander terrein is de positie van de
gemeente niet ongunstig.
Tenslotte, al heeft elke samenstelling van
het college zjjn sehaduwzijden zoo meent spre
ker toch, dat men mag zeggen ook al is
ook dit college niet volmaakt dat men een
college heeft, dat op dit oogenblik voor de ge
meente het meeste gewenscht is.
De heer DE JONGE wil, evenals de heer De
Ruijter verklaren, dat ook zijn fractie het
huidige college met vertrouwen tegemoet
treedt. Hij hoopt, dat het werkzaam zal mo-
gen zijn. in het belang der gemeeente en dat
der ingezetenen.
Wat de wethoudersverkiezing betreft, merkt
hij op, dat hij niet wist, dat het gebruik was,
dat alle fracties tot het overleg werden uitge-
noodigd, hetgeen bij een noodige gelegenheid
door de linkerzijde evenmin is gedaan. Hij
meende, dat het niet de gewoonte was, dat
alle raadsfracties hiervoor bij elkaar kwamen.
De heer't GILDE wil, in navolging van den
heer De Ruijter, verklaren, dat ook hij het
college van Burgemeester en Wethouders, zoo
als dit thans is samengesteld, met vertrouwen
tegemoet treedt. Een woord van lof voor de
samenstelling dezer begrooting is op zijn
plaats. Gesterkt door de wetenschap, dat
Burgemeester en Wethouders ten deze gebon
den zijn aan wetsvoorschriften, Koninklijke
besluiten, crisismaatregelen enz., wil hij ver
klaren, dat hij in groote lijnen met deze be
grooting kan meegaan.
Ook meent hij een woord van lof te moeten
uiten voor den inventaris van schulden en
bezittingen der gemeente, al deelt hij ook niet
den optimistischen toon, die van andere zijde
wordt vemomen. Al is de schuldenlast der
gemeente niet opzienbarend hoog tegenover
de bezittingen, de lasten, die opgebracht
moeten worden, zijn toch hoog.
Gezien de financieele draagkracht der ge
meentenaren moet men niet uit het oog ver-
liezen, dat de gemeente voortdurend voor
zwaardere lasten komt te zitten. Hij moet
dan ook aanmanen tot het voeren van een
zeer voorzichtig beleid en vertrouwt, dat Bur
gemeester en Wethouders dat zullen na-
streven.
Over de samenstelling van het college heeft
spreker niets te zeggen, hij is daarin niet
gekend, aangezien hij een eenling is. Er is
in dezen raad reeds meer tot hem gezegd, dat
zijn stem zal zijn die eens roependen in de
woestijn.
Elk volk heeft evenwel de regeering die het
verdient, de meerderheid van den raad heeft
in dezen zijn besluit genomen. Indien er een
linksche meerderheid zou zijn, zoo twijfelt
spreker er niet aan of ook deze linksche meer
derheid zou zich doen gelden.
Het spijt spreker, dat de heer Hamelink
niet nagelaten heeft, aan zijn adres een trap
te geven. Dit zal wel zoo blijven, hij weet niet
voor hoe lang, dit zal wel zijn zoo lang hij hier
zit. Nemen doet hij dat echter nooit.
Wanneer de heer Hamelink zegt, dat de
liberale gedachte blijkbaar een zorgenkind
der iS.D.AjP. met sprekers zitting niet ge-
diend is, dan kan de heer Hamlink dat niet
beoordeelen. De beoordeeling daarvan ligt
niet bij hem dOch bij, het kiezerscorps.
Dit raakt evenwel zijn koude kleeren niet.
Hij zal het hierbij laten. Over de begrooting
weet hij weinig te zeggen, de meeste beslis-
singen liggen onherroepelijk vast. Hij zal het
dan ook hierbij laten.
Doch den ding wil hij nog zeggen» n.l. wat
betreft de vertegenwoordiging van het vrij-
zinnig element in deze gemeente. Spreker is
de eenige, die dit element thans hier verte-
genwoordigt. Het is reeds meer voorgekomen
dat de liberalen zich terugtrokken. Spreker
zal aan de vrijzinnige gedachte vasthouden
zoolang hij hier zit.
De heer HAMELINK moet enkele korte op
merkingen maken. In de eerste plaats aan
het adres van den heer De Ruijter. Deze zag
er juist een goed ding in, dat zijn fractie niet
slaafsch het college volgde. Spreker heeft dit
ook inderdaad niet betoogd en verklaart het
te waardeeren, dat de anti-revolutionaire frac
tie niet slaafsch zijn vertegenwoordiger zal
volgen. Indien dat het geval zou zijn, zou de
politiek te zeer verstarren. Spreker heeft het
geen hij gezegd heeft, in anderen zin gezegd.
Hij heeft meer bdoeld, dat het wel eens inte-
ressant Zou zijn, na te gaan, hoe dikwijls de
fracties van een andere conclusie waren dan
het college.
De heer De Jonge heeft verklaard, dat de
christelijk-historische fractie niet wist, dat
het gebruik zou zijn, alle fracties uit te noo-
ddgen ibij het overleg inzake de wethouders-
benoeming. De her De Jonge wrjst er op, dat
dit brj een vorige gelegenheid door de linker
zijde ook niet zou gedaan zijn. Doch dat ge
val lag heel anders. Indien de poging tot
medewerking aan de vorming van het college
door de linkerzijde zou geslaagd zijn, zou de
meerderheid in het college niettemin rechts
zijn gebleven, n.l., 1 linksche en 1 rechtsche
wethouder en een rechtsche burgemeester.
Bovendien zijn de katholieken, die zich niet
tot rechts rekenen, doch dichter bij. links
staan, in het overleg wel gekend.
Nu er een rechtsche burgemeester is, en
een groot linksch stemmencijfer en een sterke
Katholieke groep, die toch ook dicht bij de
linkerzijde staat, meent spreker, dat het niet
juist is, dat die strenge antithese tot uiting
komt. De Katholieken staan dichter aan de
linkerzijde dan aan de rechterzijde, vooral wat
betreft de sociale tendenz. Ze hebben een
ruimer opvatting dan de rechsche groepen van
de viering van den Zondag e.d..
Men moet het spreker niet kwalijk duiden,
dat hij. bij de beoordeeling der politieke groe-
peering in deze ^gemeente tot de conclusie
gekomen is, dat het wensehelijk zou zijn, dat
een linksche wethouder en een rechtsche de
meest wenschelijke vertegenwoordiging voor
de gemeente zou zijn.
Spreker neemt het den heer De Jonge niet
kwalijk, dat de rechtsche groepen zooveei
mogelijk getracht hebben, een rechtsche ver
tegenwoordiger in Burgemeester en Wethou
ders te krijgen, doch wijst er op, dat de ver
schillende meeningen in de gemeente op deze
wiize in het bestuur niet voldoende tot uiting
komen.
Hij gelooft, dat hij het hierbij ook in tweede
instantie zal laten.
Alsnu wordt overgegaan tot de artikels-
gewijze behandeling der begrooting.
De heer HAMELINK had gaarne het oor-
deel van het college vernomen omtrent de
zakelijke opmerking, die hij bij de algemeene
beschouwingen heeft gemaakt. Hij heeft van
Burgemeester en Wethouders nog geen ant-
woord ontvangen op de klacht, die hij geuit
heeft met betrekking tot het afdeelingsverslag
en op de vraag of Burgemeester en Wethou
ders bereid zijn, dit in een bepaalde richting
te sturen. Spreker is dan bereid zonder ver-
dere discussie de begrooting te helpen afhan-
delen. Indien dit niet het geval zou zijn, moet
spreker enkele markante uitlatingen, met be
trekking tot de begrooting, herhalen.
Zoo juist is van alle zijden het college lof en
dank toegezwaaid; er was aanleiding voor
deze hulde. Hij vertrouwt, dat Burgemeester
en Wethouders op den ingeslagen weg zullen
voortgaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat de heer
Hamelink wel heel hard van stapel loopt.
Als spreker op een dergelijke vraag antwoord
geeft moet hij eerst overleg hebben gepleegd
met heeren wethouders, en daarom kan hij op
die vraag in deze vergadering ook geen ant
woord geven, daar dit overleg met Burge
meester en Wethouders eerst moet plaats
vinden.
Uitgaven.
Hoofdstuk I.
Vroegere diensten.
3. Achterstallige uitgaven van vorige
dienstjaren. Memorie.
Hoofdstuk H.
Algemeen beheer.
11. Jaarwedde van den burgemeester.
4315.
12. Jaarwedde van de wethouders. f 5j60.
13. Jaarwedde van den secretaris. /4315.
14. Jaarwedde van den gemeente-ontvan-
ger. f 1940.
15. Presentiegelden. 325.
16. Jaarwedde van de ambtenaren. 7110.
17. Schryf- en bureaubehoeften, briefpor-
ten, vraehtloonen en andere uitgaven. 700.
18. Druk- en bindwerk. 525.
19. Onderhoud en schoonhouden van het
gemeentehuis. 300.
20. Onderhoud en aankoop van meubelen
voor het gemeentehuis. 25.
21. Verlichting en verwarming. f 350.
22. Abonnement op het Staatsblad, provin-
ciaal blad en de dag-, week- en maandbladen.
150.
23. Archieff 15.
24. Aanplakken en omroepen. 50.
25. Plaatsen van advertenties. f 150.
De heer DE RUIJTER merkt op, dat in het
afdeelingsverslag het college toezegt, dat zij
zullen trachten een nieuw tarief voor het
plaatsen van advertenties te verkrijgen.
Wordt daar werk van gemaakt?
De VOORZITTER antwoordt, dat de tijd
daarvoor te kort was. Een week of twee
geleden heeft men afdeelingsvergadering ge-
had. In de daaropvolgende vergadering van
het college is gezegd, dat getracht zal worden
voor de eerstvolgende vergadering een rege-
ling te treffen. Zoo gauw mogelijk, zoo mo
gelijk nog deze week, zal getracht worden
hiervoor stappen te doen.
26. Reis- en verblijfkosten. 85.
27. Kosten van zegels. 10.
28. Onkosten en eventueele rechten vallen-
de op postrekeningen. 10.
29. Abonnementen op de telefoon en kos
ten van telefoongesprekken. 250.
30. Contributie aan de vereeniging van
Nederlandsche gemeenten. 101.
31. Kiezerslijsten en het uitoefenen van
kiesverrichtingen. 25.
35. Verteringen ten behoeve van het bureau
van stemopneming. Memorie.
36. Kosten van de dubbelen der leggers en
plans van het kadaster. 10.
37. Bezoldiging van den ambtenaar van
den iburgerlijkbn stand, f 575.
38. Overige kosten van den burgerlijken
stand. 50.
39. Kosten van de bevolkingsregisters en
huisnummering. 300.
40. Kosten van verzekering tegen ongeval-
len en invaliditeit. 1.
43. Premien ingevolge de ziektewet. Mem.
46. Uitkeering van ziekengelden ingevolge
de ziektewet. Memorie.
47. Kosten van verzekering van de ge-
meentegelden tegen benadeeling door plaatse
lijke ambtenaren en bedienden of door ande
ren. f 46.
48. Kosten van verzekering tegen brand-
schade. f 15.
49. Kosten verzekering tegen wettelijke
aansprakelijkheid. Memories
52. Grondlasten. Memorie.
53. Drjk- en polderlasten. Memorie.
54. Wachtgelden. Memorie.
55. Toeslag op pensioenen. Memorie.
57. Bijdragen voor eigen en weduwen- en
weezenpensioen ingevolge artikel 36 der pen-
sioenwet 1922 (Staasblad no. 240). 2520,39,
59. Bijdrage voor inkoop van pensioen, in
gevolge de artikelen 40, 42a en 135 der pen-
sioenwet 1922 (Staatsblad no. 240). f 15.
60. Bijdrage voor inkoop van pensioen.
f 205,01.
61. Renten en geldleeningen. 2180.
62. Aflossing van geldleeningen. 1625.
63. Kosten wegens verificatie van kas en
boeken van den gemeente-ontvanger. f 225.
65. Couponbelasting. f 25.
66. Kosten van officieele ontvangsten.
/100.
67. Kosten van geneeskundige behande
ling en keuring van ambtenaren en beambten.
f 10.
68. Kosten van het officieel raadsverslag.
300.
69. Kosten van vergaderingen, ververschin-
gen, enz. 75.
70. Kosten van onderhoud van het woon-
wagenkamp. f 25.
71. Verrekening der uitkeering uit het ge-
meentefonds. Memorie.
Hoofdstuk HE.
Openbare veiligheid.
82. Belooning van de gemeente-veldwach-
ters. 3175.
De VOORZITTER merkt op, dat bij dezen
post tegelijk behandeld wordt het verzoek van
den Alg. Nederl. Politiebond om kindertoeslag.
Zooals bekend, heeft de raad een brief ont
vangen van den Algemeenen Nederlandschen
Politiebond, die gezonden is naar het georga-
niseerd overleg. Deze commissie heeft daar
over vergaderd en de notulen en het versiag
aan den raad gezonden. De heeren zullen dit
gezien hebben. Burgemeester en Wethouders
adviseeren, het voorstel van de commissie
voor georganiseerd overleg niet over te nemen,
doch hebben overwogen, of het geen aanbe-
veling zou verdienen aan alle ambtenaren een
kindertoeslag te verleenen, die dan niet zal
ingaan by het eerste, doch brj het derde kind,
zooals ook de regeling is voor burgemeesters,
secretarissen en ontvangers.
De heer VAN DE BILT is van meening, dat
men den een of anderen tijd toch tot de ver-
leening van kindertoeslag zal moeten over-
gaan. Thans is het een raren toestand, daar
de burgemeesters, secretarissen en ontvangers
w51 kindertoeslag genieten, doch de andere
ambtenaren in dienst der gemeente niet.
Spreker zou er v66r zijn, deze zaak niet uit
te stellen, want door de tijdsomstandigheden
worden de groote gezinnen zeer gedrukt, aan
gezien alles duurder wordt. Spreker weet zelf