Gemengde Berichten Feuilleton- vertellingen Pluimvee-Rubriek Burgerlijke Stand AAN BLOEDVERGIFTIGING OVERLEDEN BRABANTSCHE BRIEVEN. LOOP DER BEVOLKING. 's Graven- zonder beroep, naar en gezin, chauffeur, naar den wij dat de Bond is opgericht met het doel om, met inachtneming van bestaande wetten en verordeningen, de autonomic en het zelf- bestuur van de polders en waterschappen in Zeeuwsch-Vlaanderen W.D. te handhaven en te verdedigen; voorts de interne belangen van onze polders en waterschappen onderling te behartigen, deze bij de bevoegde autoriteiten naar voren te brengen en, zoo noodig, te trachten de door deze laatste gegeven voor- schriften of vast te stellen reglementen, welke niet in het belang van de polders worden ge- acht, ongedaan te maken. Het behalen van voordeel of winst door'ge- zamenlijk aanbesteden van wegen of voor het onderhoud dier wegen benoodigde materiaal, van drukwerken of door welke handelingen ook, behoort niet tot de bevoegdheid van den Bond, zoodat elke polder of waterschap op dat gebied vrij blijft, naar eigen goeddunken te handelen. Het bestuur bestaat uit 10 ledeifc^ls |»o- danig zijn voor de eerste maal gSNSWi de heeren P. Erasmus te Oostburg; A. M. Hen- drikse te IJzendijke; Ir I. A. van Cruijningen te Oostburg; A. van Waes te Uzendijke; A. Cambier te Breskens; I. RisseeuwLuteijn te SchoondijkeA. Blondeel te Aardenburg; H. van de Vijver en P. L. Magnus te Bier- vliet en R. Lannoije te Aardenburg. Uitdrukkelijk zij vermeld, dat alle functies geheel belangeloos worden waargenomen. EEN RESERV A AT VOOR OVERWINTERENDE VOGELS IN ZEEiLAND. De Zeeuwsche correspondent der N. R. Crt. meldt Van de vogels, die in de Noordelijke IJszee en in de Poolstreken broeden, en die tegen het najaar zuidelijker oorden bezoeken, komen er elk jaar zeer vele terecht op de schorren en slikken van Zeeland. Vooral nabij het Sloe, het Veergat en de Zandkreek, waar zij des winters weinig last ondervinden van storing, keeren zij bij voorkeur weer. Ongeveer 40 jaar geleden pachtte de En- gelschman Popham van den staat der Neder- landen het jachtrecht in deze Zeeuwsche wa- teren. Elk jaar kwam hij ongeveer twee weken naar Zeeland om op zijn gebied te jagen. De heer Popham was echter niet slechts een hartstochtelijk jager, maar ook een groot natuurminnaar, die de beteekenis van een goeden vogelstand naar juiste waarde wist te schatten. Hij wist wat hij schoot, en liet zeld- zame vogelexemplaren met rust. Dank zij de bescheiden en de oordeelkundige wijze waarop hij van zijn jachtrecht gebruik maakte, nam het aantal bij het Sloe overwinterende vogels sterk toe. Van enkele duizenden steeg het in een paar decennia tot vele tienduizenden. Onder de vogels, die thans bij de wateren rond Walcheren overwinteren, treft men alle tot nu toe in Nederland waargenomen eend- vogels aan; ook zeldzame exemplaren als fla mingo's, lepelaars en kluiten. Toen de heer Potham eenige maanden ge leden te kennen gaf, dat hij niet voornemens was zijn Zeeuwsche jacht nogmaals in te pachten, ontstond bij vele Zeeuwsche natuur- liefhebbers vrees, dat het, mede dank zij hem, ontstane vogelreservaat ten doode was opge- schreven. Gelukkig heeft de stichting ,,Het Zeeuwsche landschap", dat reeds veel goed werk in de provincie heeft verricht, dit kun- nen voorkomen. Zij heeft nl. de taak van den heer Potham voortgezet en voor den tijd van 10 jaar het recht van jacht op het ^SToordelijke gedeelte van het Sloe, in het Veergat en de Zandkreek van den staat gepacht. Op deze winterverblijfplaatsen van .de eend- vogels zal nu voortaan geen schot meer wor den gelost. Jammer is het, dat dit reservaat van het Zeeuwsche landschap grenst aan enkele pol ders, waar naar hartelust op de eenden zal kunnen worden geschoten. Het bestuur koestert echter de hoop, dat het rijk, dat thans reedo een voorbeeld inzake bescherming van den vogelstand heeft ge geven, het middel, nl. niet openstellen van de jacht op die gronden, zal hanteeren, om het officieele vogelreservaat volkomen tot zijn recht te doen komen. Te meer omdat door intensiveering' van den landbouw de binnendijksche gronden meer en meer geegaliseerd en drooggelegd worden, klemt een jachtverbod van de terreinen nabij het reservaat! meening toegedaan, dat de sergeant het mis- drijf niet alleen kan hebben gepleegd. Tmmers heeft het sectieonderzoek nog uitgewezen, dat het slachtoffer niet alleen aan het achterhoofd slagen met een zwaar voorwerp heeft ontvan- gen. maar eveneens zijn messtekeu achter in den nek aangetroffen, hetgeen er op wijst, dat Van der Horst eerst van achteren is aan- gevallen. Daar hij naast den sergeant zat, kan men niet gelooven, dat de aanval van achteren door den bestuurder is uitgevoerd, al is ten slotte de doodelijke wond in den hals toegebracht. De tweede persoon is echter door niemand gezien. Wei heeft de sluis- wachter te Leidschendam, die den auto zag passeeren, verklaard, dat er achter in den auto onder een plaid iets verborgen was. De politie acht het niet onmogelijk, dat de verdwenen auto ergens in het water is gere- den. Men heeft eVenwel tot heden nergens gedregd meldt de Tel. Tevens helt men meer en meer over tot de meening, dat de dader(s) uit de omgeving van Leidschendam afkomstig is. Er wonen in de nabijheid van deze gemeente die zooals bekend onder den rook van Den Haag ligt, acht beruchte lieden, die meermalen met de politie in aanraking zijn geweest en geregeld met de Haagsche onderwereld in verbinding staan. Men acht dit achttal heel goed tot een dergelijke daad in staat. De arbeider J. v. d. P. te Ierseke, had het ongeluk een puistje aan het gezicht open te krabben. Daardoor is bloedvergiftiging ont- staan waardoor v. d. P. is overleden. (VI.' Crt.) -MI JNEN VOOR IJMUIDEN VERNIETIGD. Dat het mijinengevaar ook voor de groote Nederlandsche haven geenszins denkbeeldig is, moge blij.ken, uit het feit, dat een surveil- leerend marinevaartuig dezer dagen, volgens het Handelsblad, voor Umuiden twee mijnen tot zinken heeft moeten brengen. De eene was reeds tot vlak bij de havenhoofden gena- derd voordat ze werd opgemerkt. Gelukkig kon de gevaarlijke „bloembol" zooals de visschers hieh plegen te zeggen tijdig in den grond worden geschoten. Korten tijd later moest hetzelfde vaartuig even buiten de dnemijlsgrens, waar eveneens een drijvende mgn was gesignaleerd, opnieuw in actie komen midden in het vaarwater. Niettegenstaande de ruwe zee en het geringe trefvlak was ook dit gevaar spoedig zoodanig met mitrailleur- kogels doorzeefd, dat het zonk en den we- vrij liet. BANHEN GEHAAISTERD. Volgens de rubber- en rubberartikelen- beschikking van 31 Augustus moeten onder- nemingen, die rubberartikelen verhandelen of in voorraad houden, hiervan schriftelijk kennis geven aan den directeur van het rijksbureau voor rubber te Amsterdam. Zes autohande- laren en twee kooplieden te Haarlem hadden echter geen opgave gedaan van hun voorraden. Ter zake van overtreding van de distributie- wet heeft de Haarlemsche politie proces- verbaal tegen hen opgemaakt. In totaal zijn 680 autobuiten- en 85 -binnenbanden in beslag genomen. DE VERMOORDE VEEKOOPMAN. Brj het onderzoek naar den moord op den veekoopman Van der Horst te Leidschendam zrjn nog verschillende bijzonderheden bekend geworden, welke een nieuw licht op de zaak werpen. Zob is de politie thans tot de over- tuiging gekomen, dat het uniform, dat de dader heeft gedragen, bij het plegen van den moord, een sergeantsuniform geweest moet zijn. Voorts is gebleken, dat het slachtoffer mmstens f 6000 in zijn portefeuille moet heb ben gehad, toen hij beroofd werd. Hij had verleden week in totaal 18 koeien verkocht. De politie blijft na het verder onderzoek de De dader reed tegen een hek en verloor een potlood. Betreffende den moord op den veehouder Van der Horst te Leidschendam zijn twee nieuwe aanwijzingen ontdekt. Er is namelijk bij het lijk van den veehouder een potlood gevonden, dat aanvankelijk door een belang- stellenden toeschouwer uit Leidschendam is opgeraapt en mee naar huis genomen. Men veronderstelt, dat dit potlood aan den dader en niet aan den verslagene heeft toebehoord, daar het een geheel nieuw potlood is. Bij navraag is gebleken, dat Van der Horst nooit nieuwe potlooden bij zich droeg, doch altrjd kleine stompjes. Aan het einde van het pot lood bij de punt, bevindt zich een bloedvlekje. Voorts is komen vast te staan dat de dader op den grooten rijksweg nabij Zoetermeer met zijn auto tegen een hek is gereden. Arbeiders, die aan den spoorweg, welke langs den rijks weg Den HaagGouda loopt, werkzaamheden verrichtten, hebben Vrijdagsmiddags om- streeks half vijf een auto met zeer groote snelheid het viaduct bij de Nutriciafabriek te Zoetermeer zien oprijden. De auto heeft daar een massieve trekstang van een hek finaal middendoor gereden. Bij onderzoek ter piaat- se vond men aan den stang die vlak bij den paal middendoor gebroken was en met het andere einde nog in den grond stak, sporen van olie en zand. Verder vond men nog een stukje band van den zijkant van het loopvlak. Ook met den achterkant schijnt het voertuig den stang geraakte te hebben daar de spoor- wegarbeiders den achterdumper los zagen hangen. DE VERDWENEN KORPORAAL. Gelijk werd gemeld, heeft de politie te Weesperkarspel een uitgebreid onderzoek ingesteld naar den korporaal, die met den heer F. uit Bussum zou zijn meegereden, op diens autorit van Leiden naar het Gooi, op welken rit de wagen te Weesperkarspel van den weg is geraakt en over den kop geslagen, met 't gevolg, dat de heer F. ernstig werd ge- wond, terwijl de korporaal sipoorloos verdwe nen bleek te zijn. Thans is het raadsel opge- lost. Er blijkt n.l. in het geheel geen korpo raal te hebben meegereden. De heer F„ die Dinsdag gehoord kon worden, vertelde, dat hij vlak voordat het ongeluk is geschied, heeft zitten denken aan den moord te Leidschen dam, waarvan een onbekende korporaal wordt verdacht. Dit heeft hem blijkbaar nog door het hoofd gespeeld om het moment, waarop hij kort na het ongeluk het bewustzijn verloor en dit kan verklaren, hoe hij tegen hen, die hem te hulp waren gekomen, over een korpo raal heeft gesproken, van welken korporaal in de agitatie van het oogenfolik, een mede- passagier is gemaakt. De heer F. heeft den rit geheel in zijn eentje gemaakt. HET LIJK IN DEN KOFFER. De hofmeester K., verdacht van moord., subs, doodslag, gepleegd op zijn vrouw, is Woens- dag door de raadkamer der rechtbank te Am sterdam gehoord waarna zijn opsluiting in het huis van bewaring voor den eersten termijn dertig dagen, werd bevolen. EEN DER TE HAARLEM ONTVLUGHTE DUITSCHERS GEPAKT. Woensdagmiddag is te Uitgeest een van de Duitschers gearresteerd, die eenige weken ge leden zijn ontvlucht uit de strafgevangenis te Haarlem. Het was der justitie ter oore ge komen, dat een van de ontvluchten, de onge veer 34-jarige Karl Sch., te Uitgeest verbleef ten huize van den communist d. G. aan de Schevelstraat. Woensdagmiddag besloot de recherche te Haarlem tot de arrestatie van den Duitscher over te gaan. Daartoe begaven zich naar Uitgeest drie rechercheurs uit Haar lem, de waamemende inspecteur van politie te Beverwijk, de heer W. J. den Otter, en een agent uit Beverwijk, bij wie zich te Uitgeest aansloot de veldwachter van die gemeente, J. v. Boornebroek. De politiemannen omsingelden het huis, waarna een van hen aanbelde en toegang tot de woning verlangde. Zoodra de Duitscher de komst van de politie bemerkte, vluchtte hij naar den zolder en begaf zich via een raam op het dak van de woning en later op dat van belendende huizen. De politie volgden den vluchteling, die van het laatste dak af een stoutmoedigen sprong waagde en terecht kwam in het straatje de Loef. Nadat een van de politiemannen een waar- schuwingsschot had gelost, verborg Sch. zich achter een haag. Met de revolver in de hand snelden de politiemannen toe. De Duitscher, die ongewapend bleek, zag geen uitweg en gaf zich zonder eenig verzet over. Geboeid is hij naar 't gemeentehuis te Uitgeest gebracht en vandaar naar het politiebureau te Bever wijk. Tegen den avond is de man op transport gesteld naar Haarlem en daar in het politie bureau opgesloten. Amico, Moei en triest stond den ouwen buiten te peinzen in roerlooze berusting. Gin blaai- ke bewoog onder de glanslooze locht, die gansch zonder kleur, zonder beweeg zoo- maar somber neer- hong over den zuren Herfstdag. En als ik veromree uit stad, deur den grijzen middag, dan huiverde 'nen vroegen schemer zulverzwart achter de gedunde boom- kruinen. Staag douwde-n-ik m'nen wagel deur de stilte, die ievers op de weareld stond. Den vroegen doom, 't avondzwartsel, wemelde weemoed over de verlaten velden, die gunder- wijd vernevelden teugen .den donkeren bosch- kant. In d'huizekes, hier en daar langs den kei- weg, stond 't lat van de rolgordijnen dwars teugen 't raamhbut; zoo vongen de menschen daarbinnen nog 'n vleugske licht uit den schrielen dag. Want onze boerkes motten zuinig zijn. En als ik langs ree, hier en daar 'ns toinnenkijiken naar 'n bekend gezicht, dan gloorde in den schemer binnenshuis 't vuur in de laai van de plattebuis, gloeide 'n rooi ster- reke, al karbonkelend, .veur't heilig beeld daar op de ,,mooi'e" kast. De veurhovekes lagen stille, overstrooid mee herfstgeblaart, dat tot in de dorre eikenhaag hong vastgehaakt. 'n Kraai wiekte krijschende deur de lage locht. En als den veugel uit m'n oog was, dan woog den triesten dag zwaar op m'nen nek. Ik klakte mee m'n tong. ,,Vort, Bleske, de vrouw wacht!" Verlangend gromde den goeien beest, daar onder den wagel. Hij had me verstaan. En sneller en vinniger nog kretsten zijn zwaar genagelde pooten over de ikouwe keien. Den beest snakte naar zijnen wermen schottel. Net als den baas. Toen we den erf oprejen, werlde den vroe gen avond uit den notenleer. Kil golfde den duister uit de peerse velden gunder achter 't struweel langs den sloot. De kiepen scherlden naar binnen, .klokkend, teutend lijk 'n gezel- schap ouwe wefkes, dat nog nie goed scheien kan van den theekrans. Maar Baas Haan stond lijk 'nen bovenmeester bij 't poortje van t binnenhok, fier rekkend mee zijnen groen- peerlmoerigen veerennek, schokkend den vuri- gen baard, nou en dan ongeduldig schrapend in'z'n raspige keel, rustend van den eenen klaauwpoot op den anderen, zoo z'n ongeduld verbijtend over dat vrouwvolk, dat altij maar tijd genogt heet! Trui kan 'm nie uitstaan, dieen „protsmakert". „Want da lee maar gin eiers en hee 'n verbeelding as 'nen burgemees- ter van "n afgebrand durp". En als zij zoo wijd is mee heuren critiek op den .bovenmees ter", don doet Zijn edele verstandig, mee fier weg te stappen, want om de teuten van Trui's klompen zitten gin watjes gewindeldIk mag.'t.wel.' deu:zen zelfbewusten paauwentrots in dieen fieren veugel: ge zijt kearel of ge zijt 't nie! Marsch; Daar kwamen Dre III en den Eeker van t land. De klok in huilien buik loopt pront op tijd, amico! „Opa!" ,,Baas!" „Middag, jongens! Kou?" ,,Niks, horre!" ,,Honger Gelach. „lk ruuk den krippot (hache), Opa, Gij?" ,,We zullen 'm 'n opkajer geven, jonk!" En in dat vooruitzicht hielpen ze rap efkes mee, de bennen van den wagel in't stalleke te tasten, onderwijl als ik Blek uitspande, die mee drie sprongen naar binnen schoot, naar zijn werm maal onder de plattebuis. Trui kwam nie te voorschijn. Heb ik nie geren. ,,Allee, .wefke, lot oew eigen 'ns zien," riep ik. „"t Gerij is binnen, toeteloeris!" „lZe is stillekes vandaag," vezelde den kleinen Dre mee 'nen seerjeuzen toet. Ik keek 'm 'ns vragend aan, zag naar den Eeker. Die knikte. Maar daar stond m'n trouwe wijf al in 't deungat, 'nen pin haar op 't veurhoofd, vochtig van de kokerij daar bij die werme plattebuis. „Goed verkocht, Dre?" Allee, die stem was 'n bietje anders dan gewoon. Dat merkt ge zoo gaauw bij 'n gewoontevraag, ee? ,,Jazekers, Truieh ,,'t Sta-d-opgeschept, horre!" ..We komen, wijf! Vort jongens aan den bak!" 't Viel me toch op, dat Trui heur kruiske wat plechtiger sloeg dan anders. Want soms... dan kan ze 'r iets van maken, horre! Ook trok ze minder plazierig aan 't eten. ..EhTrui...,..? Is 'riets?" Efkes keek ze me aan. Ocherm, wat ston- den heur oogen dof. Oud! Ze voelde dat ik t bespeurde. Dan zee ze, den vurk neerleg- gend, de handen in den schoot: „jja, Dre daar isiets." Ik Sohee onwillekeurig ok uit mee eten. Staarde Trui strak aan, zonder den moed te hebben 't nuuws uit haren mond te trekken. Wijd weg hoorde-n-ik den tik van m'n steert- klo, wijdweg! Dan: ,,'k had 't oe liever na den eten wi'llen zeggen, Dre, maar Haar lippen trilden, d'oogen wierden rood. ,,Maarmeneer Zonneveld is van den mer- gen hier gewist.'" Den vurk viel uit m'n handen. Ik voelde m'n eigen in malkaar krimpen, maar toch, geloof ik wel, bleef ik gewoon zitten. Maar de steertklok klonk nou veul nadrukkelijker. Den duister kringelde diehter om ons henen. »daaTruivroeg ik zachtjes. En dan laf: „tochehtoch nie 't ergsteMaar ik wist allank van wel! Trui knikte. 'k Dee m'n oogen efkens toe Want alles was te veul. De witte tafel, 't gloeilicht van de plattebuis, ja, den smake- lijken kruiengeur van den krippot stond me teugen. Eh zoo, mee m'n oogen toe, zag ik weer den Vic zitten, verlejen week Zondag in zijnen atelier, ge wit waar ie den slag te wachten zat, daar midden in 't herfstbosch, in den gouwen regen van blarenval, die ruischte om den houten atelierbouw. ,,'k Ben er heel den dag al broerd van," hoorde-n-ik Trui zeggen: „hij was er kapot van, dieen vent." ,,Wanneer is ie gewist?" „Gij was ten goeie weg. Kwart over achten omtrent." ,,Zoovroegal." ,,Ja. Mevrouw is vannacht om drie uur gestorven. Van half vier af hee-t-ie rond- geloopen, rondgeloopen deur de bosschen. Hij mot 'n paar keer gevallen zijn, dunkt me. Hij zag er uit as 'nen landlooper; gedroogde bloeddruppen kleefden aan z'n gezicht. Sjuust of ie gevochten had. En wit, wit as 'nen doek. En akelige oogen, Dre! Rood, hard wanhopig; net gek. „Wat zee-t-ie?" ,,Niiks." ,,Daar hee-t-ie gezeten," wees Trui. 'n Uur lank. Doodmoei. It Heb 'm 'n tas koffie ge geven." „Bestig, Truike, bestig! ,,Ineens vloog ie op. (Hij schrok. „Hanneke," snikte-n-ie. Toen liep ie op 'nen draf weer weg. 'k Gaai er dalijk naar toe, Trui." ..'Da's goed, jongen, maar eet nou eerst 'n paar hapkes. Ge zijt 'nen heelen dag onder- weuge gewist." ,,Mensch, ik kan gin eten, zidn. Dre geef m'nen stok 'ns aan, 't is nou fhardstikkedonker in 't bosch. 'k Was content weer buiten te zjjn. 't Asemen gong hier gemakkelijker. Lijk ik gezeed had: 't bosch was nachtzwart. Alleen, hier en daar, 'nen witten maneglinster in 'nen boorde- vollen boschgreppel. Ik weet hier goed den weg. Van kindsbeen af. 'k Weet sjuust waar zware wortelteenen boven den eerde uitpuilen, waar onverwachte greppels liggen, waar ge bukken mot veur 'n lagen tak. 'k Weet blindelings waar den bojem hard, waar ie drassig is. En toch Ik sperde m'n oogen deur den dikken bosch- donker, sloeg mee m'nen stok al controleerend teugen boomen die ik wist. Eri ik deurgrondde den tocht, den ikruisweg van den Vic, die van nacht z'n eigen hier deur den strengelenden doriker gevochten had om de pijn van die eerste smarte-uren te verdooven. Ik besefte hoe ie hier geworsteld had teugen't verschrik- kelijke, zwarte Niks, dat 'm geslagen had mee zwiepende takken, de beenen onder 'm uit gesleurd, hum had laten neersmakken doornen en teugen eikstronken. M'n oogen begosten te pieken van den dichten donker. M'n vel zwitte koud over heel m'n lijf. M'n beenen beefden in den zuigenden bojes, 't asemen wierd zwaar als thuis. Den Vicvrimd, maar ineens zag ik m'n eigen teugenover 'm zitten in den schokken- den trein, anderhalf jaar gelejen omtrent, toen ik 'm wegbrocht naar den boot op Amerika, als ie, na zooveul jaren, z'n vrouw gong op- zoeken, daar in 't verre ziekenhuis, aan den overkant van den Oceaan, waar Hanneke toen al was. Ik zag 'm weer twijfelen, daar dicht bij de haven, als we 't water roken ,en den Vic heim- wee kreeg naar z'n boschhuis, waar z'nen moeilijken maar onmisbaren arbeid was stil- geleed. 'k ZaS 'on, deur de ramen, zitten tobben op nen Zondagmergen, daar aan zijnen rol- bureau, de lamp nog brandend van den afge- loopen nacht, den heerd vol asch van pam- pieren. Hiei in dieen diikken, dieen smoordichten donker filmden verschillende beelden, mee den witten Vic temidden, helder op veur m'nen geest. Beelden oers-en-dwars deur mal kaar, maar scherp lijk den dag. Ik zag 'm vedelend staan bidden veur ons Kerststalleke, snakkend naar geluk, dat buiten menschelijk bereik scheen te liggen. Hij had 't toch achterhaald deuzen witten tooven&er, die alle wonders put uit zijn rijke hart, waaruit ie schildert, waaruit ie leeft, waaruit ie geluk rondstrooit mee voile handen! 'k Schrok. Stond bijl z'n deur. Nog ruischte den blarenval rondomme; manezulver looverde teugen 't donkere sterfhuis, hier midden in 't zwarte herfstbosch waar ,,Aller- zielen" gevezeld wierd in den tik van nevel- druppen, die traanden op den blarenbojem. ,,Allerzielen", 't wierd gefluisterd hier binnen deus heimelijke bosch, dat volstond van de dikke stilte, die zwart om me henen plooide. Ik klopte. Zachtjes maar, doch hard klonk 't in de leege holte adhter de deur. Zoo hard, zoo wreed hard, da'k den knokkel van m'nen vinger „proper" vreef aan m'nen jas. Maar ik moest nog drie keer kloppen, altij harder, altij holler veur 'n schriel lichtje deur 't bovenlicht gloorde. Zachtekens, veurzichtig, wijfelend gong ein- delijk de deur los. Den Vic. Gebogen lijk 'nen stokouwen man. Den witten kop mee de groote, doode oogen wat schuins als 'n te zware blom op teeren, ran- ken Stengel. „Vic." „Dre." Dan zwegen we, de handen in malkaar. En heel, heel diep, uit 'n diepte van peilloos ver- driet, kwam heesch: „Lienis. ,,Ik weet, Vic." Hij knikte moei den zwaren kop. Dan, dan riahtte den geteisterden kop z'n eigen efkes krachtig op, de oogen begosten te leven, te glanzen van dikke tranen; en mee bevenden mond, waarlangs werendig 'n vleug van fier geluk: „Dre, wat 'n troost, dat ik haar voor anderhalf jaar gelejen teruggehaald heb van SAS VAN GENT. In de week van 22 tot en met 28 October hebben zich in deze gemeente gevestigd: J. C. Willaert, dienstbode, van Cadzanc A. Gaffurini, zonder beroep, van Brescia (Italie). A. A. Florijn, fabrieksarbeider, van Gent. R. C. Dierickx, zonder beroep, van Philip pine. M. A. de Caluwe, landarbeider, van Ter- neuzen. Vertrokken C. F. Schroder, dienstbode, naar hage. J- de Vos, dienstbode, naar Oostburg. P. Stoelzaet, zonder beroep, naar Schaer- beek. J. A. L. Hamerlinck, Utrecht. M. Slabbekoorn Axel. Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door onze abounds worden gezonden aan Dr. Te Hennepe Heemraadsingel 111 te Rotterdam! Postzegel voor antwoord insluiten en blad vermelden. OVER RUI e;n snot. De vorige keer heb ik aangeraden de jonge hennen van tijd tot tijd te wegen. Men kan natuurlijk met alle dieren wegen, doch in een hok van 50 b.v. 5. Deze kan men met rin-en ?eeb?uikenn telk6BS als w^gmonsters Oude hennen gedurende den rui aan te hou den is voor niet-fokkers niet loonend. Men kan ze dus beter opruimen. Om te weten of ze nog leggen is een der beste middelen voor- zichtig den afstand tusschen de legbeentjes te bepalen. Deze dunne beenuitsteeksels voelt men ongeveer aan weerszijden van de cloaka Bij een leggende hen kan men tusschen de uiteinden wel 3 vingers leggen en zijn deze beentjes (de losse uiteinden van het schaam- been die bij zoogdieren aaneengegroeid zijn) soepel. Bij een niet leggende hen ligger de beenuitsteeksels zoo dicht bij elkaar, dat men er amper een vinger tusschen kan krijgen. Degenen die de hennen na den eersten leg voor' de fokkerij aan willen houden moeten ze door den rui brengen en dat valt niet mee. De ruiende hen is als het ware een uitgeputte hen en is daardoor voor allerlei ongunstige in- vloeden zeer gevoelig. Bovendien mist het dier veel de beschuttende veeren en het gure weer heeft dus meer vat er op. Men zegt wel eens, dat een ruiende hen omdat zij niet legt ook niet veel voer noodig heeft, doch dit is totaal onjuist. De hen moet haar lichaam weer geheel opvullen als het ware met aller lei vitaminen en mineralen, die er door den leg uitgegaan zijn en moet bovendien een massa veeren nieuw vormen. De ruiende hen moet dus wel degelijk heel goed gevoed wor den, wil zij na den rui weer met succes aan den leg gaan. De rustperiode kan eenige maanden duren, vandaar dus het advies om heel nauwkeurig na te gaan of de hen fokwaarde genoeg heeft om haar door den rui te brengen met voer, dat mogelijk beter voor productieve hennen gebruikt kan worden. In elk geval moeten hennen met ernstige kalkbeenen of wat ook wel voorkomt voetge- zwellen worden opgeruimd. Verder moeten vall alle hennen op puliorum onderzocht worden den anderen kant der weareld Ikik...?.'! I en alles wat rea&e«rt opgeruimd worden. ik mag nouik kan nou m'n arme, arme vrouw betreuren." 'Nen weldadigen tranenstroom, die 't afge- tobde lichaam sehokte en snukte, volgde op z'n eigen woorden en stillekesi hoopte-n-ik, als ik mijnen goeien kameraad op den rug klopte, da'k ook Hanneke zoo fnocht aantreffen. HannekeVic?" Triestig schudde-n-ie den kop. ,,Kom maar mee, Drd", sprak ie heesch. Zachtkens kwamen we in de sterfkamer. 't Ouwe meVrouwke lag, nietig als 'n omge- vallen blom, in 't wit van beddegoed. 't Gezichtje verjongd in den dood, omkranst mee 't zijen rag van heur sneeuwwitte haar. Fel kneep den Vic in m'nen arm. En snikte: ,,wat is zij mooi, he Dre, m'n vrouwke." Dan: -zij kon toch nooittoen zakte-n-ie in elkaar en 'k vong nog op: „slecht zijn?" Hanneke, die star te turen zat mee leege oogen, vol verwondering om 't groote verdriet dat overnuuw in heur jonge leven was geko men, knielde neer bij den Vic. ,Vader Vadertje, bedankt voor deze woor den". Toen ook, Goddank, brak 't verdriet Hanneke stuk. Daar op den vloer, onder 't doode Mevrouwke. Ik ben stil weggegaan. Weet n.ie hoe 'k uit 't zwarte bosch geko men ben. Meen, dat 'k uren heb gezeten op 'n natte bank, daar midden in den blaren val...... die fluisterde van ,,Allerzielen". DRE. HOEK. Huwelijks-aangiften. 5 Oct. Jacob Dron- kers (van Axel), oud 27 j., jm. en Maatje Jansen, oud 31 j., jd. 19 Oct. Jan Jacob Smallegang (van Zaamslag), oud 27 j., jm. en Jannetje Pladdet, oud 25 j., jd. Pieter Tolle- naar, oud 26 j., jm. en Catharina de Feijter oud 24 j., jd. Huwelijiks-ivoltrekkingen. 5 Oct. Jan Kaijser (van Axel), oud 25 j., jm. en Cornelia de Kraker, oud 25 j., jd. 19 Oct. Jan Dronkers (van Axel), oud 27 j., jm en Maatje Jansen, oud 31 j., jd. 30 Oct. Adrianus Johannes de Bruijn (van Rotterdam), oud 26 j., jm. en Elizabeth Adriana Riemens, oud 19 j., jd. Geboorten. 1 Oct. Santina Wilhelmina, d. van Jan de Putter en van Cornelia Brandes. 6 Oct. Catharina, d. van Adriaan Pieter Zegers en van Ebrina Leijs. 17 Oct. Janna Elisabeth, d. van Pieter Donze en van Jacoba van den Hout. 21 Oct. Willem Geerard, z. van Pieter Dieleman en van Adriana Diele- man. 25 Oct. Geertruida Magdalena, d. van Marinus Pieter Michielsen en van Adriana Riemens. Overlijden. 8 Oct. Jan Dieleman, oud 25 j., z. van Aarnout en van Jacomina Dees. 10 Oct! Susanna Geelhoedt, oud 71 j., echtg. van Fre- derik de Visser. 20 Oct. Johannis Adriaan Izaak de Ruijter, oud 76 j., wed. van Janneke Hamelink. SAS VAN GENT. Huwelijks-aangiften. 26 Oct. Robert Char les Henri de Vleesschauwer, oud 30 j. en Iyonne Irma Florida Gijsel, oud 26 j. 24 Oct. Suzanna Petronella, d. Geboorten. van Remi Alphons van Bambost en van Ivonna Hermina de Meijer. Philemond, z. van Raymond Marie de Caluwe en van Germaine Neijt. Velen houden bij een toompje kippen een haan, omdat zij denken, dat daardoor de leg beter zal zijn. Dit is ook niet juist, over het algemeen leggen de hennen evengoed als er geen hanen bij zijn. Door de overtollige hanen, dus de hanen die niet noodig zijn voor de fok kerij, op te rutmen, worden al weer heel wat onproductieve dieren uitgeschakeld. Afgezien dus van dieren die te licht zijn door chronische ziekten kan er dus zonder eenige schade voor het bedrijf heel wat opge ruimd worden. Het is zelfs zoo, dat op ver schillende bedrijven waar door een bekwame hand het waardelooze materiaal opgeruimd is, de rest vaak direct weer gaat leggen. Dat komt dan omdat de dieren meer ruimte ge- kregen hebben en meer gelegenheid vaak om rustig te eten. Het is dus sterk aan te bevelen den pluimveestapel door een deskundige te laten selecteeren zooals dat heet. Dat is trou- wens in alle tijden gewenscht, doch thans meer dan dubbel noodig. Onder zwakkere dieren treedt in den herfst al gauw snot op en als die ziekte eenmaal in het hok zit doet zij heel wat schade en ver- spreidt zich snel. Aan snot liggen smetstoffen ten grondslag, maar deze krijgen alleen vat op verzwakte kippen, die niet goed verpleegd worden. Het beginstadium van snot is niet te onder- kennen van diphtherie. Nu kan men zeggen: ik heb mijn dieren bijtijds laten inenten tegen diphtherie, dus die ziekte zullen ze wel niet krijgen. Toch moet men met die redeneering voorzichtig zijn, daar dieren die door een of andere omstandigheid (snot, coccidiosis, wor- men enz., verzwakt zijn, ondanks de enting toch nog wel diphtherie kunnen krijgen. Rede- nen te over om bij snot op te let ten. Dieren die daaraan lijden leggen niet, dus dat is al een reuzenstrop in den tijd, dat de eieren veel opbrengen. Men merkt het soms 's avonds het eerst als de kippen rustig op stok zitten en dan van tijd tot tijd eentje niest of een typisch geluid maakt. Al heel gauw zwellen de oog- leden op en staat er zelfs schuim op de oogen. Verder worden de neusgaten vochtig, ver- zamelt zich daar stof en b(j witte kippen die den snavel afvegen aan (le borst en schou- derveeren ontstaat op die plaatsen al gauw een vuile ring. De onder-oogholten raken ook al gauw in het proces betrokken en door vochtopzameling zetten ze uit, zoodat de koppen dik worden en er soms heele knikkers onder de oogen zitten. De kippen zonderen zich bij deze ziekte al gauw af en zitten stil ineengedoken ergens in een hoekje. Bij het uitbreken der ziekte moet men pro- beeren de eerste exemplaren apart te zetten en dan door een goede verpleging de anderen te behoeden. Het drinkwater moet uiterst rein zijn en kan ontsmet worden met sulfoli- quid of virusol zwavelig zuur, preparaten die op de smetstof der snot sterk inwerken. Men kan hiervan gedurende den snottijd 1 a 2 in het drinkwater mengen. Alleen mag het niet in metalen bakken gezet worden, daar het zuur het metaal aantast. Andere ontsmettingsmiddelen voor drinkwater hebben tegen snot geen doel, al worden ze wel door leveranciers aanbevolen er tegen. Dieren die aangetast zijn kan men naast al de genoemde stoffen in het drinkwater, be- handelen door kopbaden te geven in een lauw-warme 4 oplossing. Dr. B. J. C. TE HENNFfPE (Nadruk verboden.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1939 | | pagina 8