Gemengde Berichten
Feuilleton- vertellingen
Pluimvee-Rubriek
Burgerlijke Stand
AAN BLOEDVERGIFTIGING OVERLEDEN
BRABANTSCHE BRIEVEN.
LOOP DER BEVOLKING.
's Graven-
zonder beroep, naar
en gezin, chauffeur, naar
den wij dat de Bond is opgericht met het doel
om, met inachtneming van bestaande wetten
en verordeningen, de autonomic en het zelf-
bestuur van de polders en waterschappen in
Zeeuwsch-Vlaanderen W.D. te handhaven en
te verdedigen; voorts de interne belangen van
onze polders en waterschappen onderling te
behartigen, deze bij de bevoegde autoriteiten
naar voren te brengen en, zoo noodig, te
trachten de door deze laatste gegeven voor-
schriften of vast te stellen reglementen, welke
niet in het belang van de polders worden ge-
acht, ongedaan te maken.
Het behalen van voordeel of winst door'ge-
zamenlijk aanbesteden van wegen of voor het
onderhoud dier wegen benoodigde materiaal,
van drukwerken of door welke handelingen
ook, behoort niet tot de bevoegdheid van den
Bond, zoodat elke polder of waterschap op
dat gebied vrij blijft, naar eigen goeddunken
te handelen.
Het bestuur bestaat uit 10 ledeifc^ls |»o-
danig zijn voor de eerste maal gSNSWi de
heeren P. Erasmus te Oostburg; A. M. Hen-
drikse te IJzendijke; Ir I. A. van Cruijningen
te Oostburg; A. van Waes te Uzendijke; A.
Cambier te Breskens; I. RisseeuwLuteijn
te SchoondijkeA. Blondeel te Aardenburg;
H. van de Vijver en P. L. Magnus te Bier-
vliet en R. Lannoije te Aardenburg.
Uitdrukkelijk zij vermeld, dat alle functies
geheel belangeloos worden waargenomen.
EEN RESERV A AT VOOR
OVERWINTERENDE VOGELS IN
ZEEiLAND.
De Zeeuwsche correspondent der N. R. Crt.
meldt
Van de vogels, die in de Noordelijke IJszee
en in de Poolstreken broeden, en die tegen
het najaar zuidelijker oorden bezoeken, komen
er elk jaar zeer vele terecht op de schorren
en slikken van Zeeland. Vooral nabij het Sloe,
het Veergat en de Zandkreek, waar zij des
winters weinig last ondervinden van storing,
keeren zij bij voorkeur weer.
Ongeveer 40 jaar geleden pachtte de En-
gelschman Popham van den staat der Neder-
landen het jachtrecht in deze Zeeuwsche wa-
teren. Elk jaar kwam hij ongeveer twee weken
naar Zeeland om op zijn gebied te jagen. De
heer Popham was echter niet slechts een
hartstochtelijk jager, maar ook een groot
natuurminnaar, die de beteekenis van een
goeden vogelstand naar juiste waarde wist te
schatten. Hij wist wat hij schoot, en liet zeld-
zame vogelexemplaren met rust. Dank zij de
bescheiden en de oordeelkundige wijze waarop
hij van zijn jachtrecht gebruik maakte, nam
het aantal bij het Sloe overwinterende vogels
sterk toe. Van enkele duizenden steeg het in
een paar decennia tot vele tienduizenden.
Onder de vogels, die thans bij de wateren
rond Walcheren overwinteren, treft men alle
tot nu toe in Nederland waargenomen eend-
vogels aan; ook zeldzame exemplaren als fla
mingo's, lepelaars en kluiten.
Toen de heer Potham eenige maanden ge
leden te kennen gaf, dat hij niet voornemens
was zijn Zeeuwsche jacht nogmaals in te
pachten, ontstond bij vele Zeeuwsche natuur-
liefhebbers vrees, dat het, mede dank zij hem,
ontstane vogelreservaat ten doode was opge-
schreven. Gelukkig heeft de stichting ,,Het
Zeeuwsche landschap", dat reeds veel goed
werk in de provincie heeft verricht, dit kun-
nen voorkomen. Zij heeft nl. de taak van den
heer Potham voortgezet en voor den tijd van
10 jaar het recht van jacht op het ^SToordelijke
gedeelte van het Sloe, in het Veergat en de
Zandkreek van den staat gepacht.
Op deze winterverblijfplaatsen van .de eend-
vogels zal nu voortaan geen schot meer wor
den gelost.
Jammer is het, dat dit reservaat van het
Zeeuwsche landschap grenst aan enkele pol
ders, waar naar hartelust op de eenden zal
kunnen worden geschoten.
Het bestuur koestert echter de hoop, dat
het rijk, dat thans reedo een voorbeeld inzake
bescherming van den vogelstand heeft ge
geven, het middel, nl. niet openstellen van de
jacht op die gronden, zal hanteeren, om het
officieele vogelreservaat volkomen tot zijn
recht te doen komen.
Te meer omdat door intensiveering' van den
landbouw de binnendijksche gronden meer en
meer geegaliseerd en drooggelegd worden,
klemt een jachtverbod van de terreinen nabij
het reservaat!
meening toegedaan, dat de sergeant het mis-
drijf niet alleen kan hebben gepleegd. Tmmers
heeft het sectieonderzoek nog uitgewezen, dat
het slachtoffer niet alleen aan het achterhoofd
slagen met een zwaar voorwerp heeft ontvan-
gen. maar eveneens zijn messtekeu achter in
den nek aangetroffen, hetgeen er op wijst,
dat Van der Horst eerst van achteren is aan-
gevallen. Daar hij naast den sergeant zat,
kan men niet gelooven, dat de aanval van
achteren door den bestuurder is uitgevoerd, al
is ten slotte de doodelijke wond in den hals
toegebracht. De tweede persoon is echter
door niemand gezien. Wei heeft de sluis-
wachter te Leidschendam, die den auto zag
passeeren, verklaard, dat er achter in den auto
onder een plaid iets verborgen was.
De politie acht het niet onmogelijk, dat de
verdwenen auto ergens in het water is gere-
den. Men heeft eVenwel tot heden nergens
gedregd meldt de Tel.
Tevens helt men meer en meer over tot de
meening, dat de dader(s) uit de omgeving
van Leidschendam afkomstig is. Er wonen
in de nabijheid van deze gemeente die zooals
bekend onder den rook van Den Haag ligt,
acht beruchte lieden, die meermalen met de
politie in aanraking zijn geweest en geregeld
met de Haagsche onderwereld in verbinding
staan. Men acht dit achttal heel goed tot een
dergelijke daad in staat.
De arbeider J. v. d. P. te Ierseke, had het
ongeluk een puistje aan het gezicht open te
krabben. Daardoor is bloedvergiftiging ont-
staan waardoor v. d. P. is overleden.
(VI.' Crt.)
-MI JNEN VOOR IJMUIDEN VERNIETIGD.
Dat het mijinengevaar ook voor de groote
Nederlandsche haven geenszins denkbeeldig
is, moge blij.ken, uit het feit, dat een surveil-
leerend marinevaartuig dezer dagen, volgens
het Handelsblad, voor Umuiden twee mijnen
tot zinken heeft moeten brengen. De eene
was reeds tot vlak bij de havenhoofden gena-
derd voordat ze werd opgemerkt. Gelukkig
kon de gevaarlijke „bloembol" zooals de
visschers hieh plegen te zeggen tijdig in
den grond worden geschoten. Korten tijd
later moest hetzelfde vaartuig even buiten de
dnemijlsgrens, waar eveneens een drijvende
mgn was gesignaleerd, opnieuw in actie komen
midden in het vaarwater. Niettegenstaande
de ruwe zee en het geringe trefvlak was ook
dit gevaar spoedig zoodanig met mitrailleur-
kogels doorzeefd, dat het zonk en den we-
vrij liet.
BANHEN GEHAAISTERD.
Volgens de rubber- en rubberartikelen-
beschikking van 31 Augustus moeten onder-
nemingen, die rubberartikelen verhandelen of
in voorraad houden, hiervan schriftelijk kennis
geven aan den directeur van het rijksbureau
voor rubber te Amsterdam. Zes autohande-
laren en twee kooplieden te Haarlem hadden
echter geen opgave gedaan van hun voorraden.
Ter zake van overtreding van de distributie-
wet heeft de Haarlemsche politie proces-
verbaal tegen hen opgemaakt. In totaal zijn
680 autobuiten- en 85 -binnenbanden in beslag
genomen.
DE VERMOORDE VEEKOOPMAN.
Brj het onderzoek naar den moord op den
veekoopman Van der Horst te Leidschendam
zrjn nog verschillende bijzonderheden bekend
geworden, welke een nieuw licht op de zaak
werpen. Zob is de politie thans tot de over-
tuiging gekomen, dat het uniform, dat de
dader heeft gedragen, bij het plegen van den
moord, een sergeantsuniform geweest moet
zijn. Voorts is gebleken, dat het slachtoffer
mmstens f 6000 in zijn portefeuille moet heb
ben gehad, toen hij beroofd werd. Hij had
verleden week in totaal 18 koeien verkocht.
De politie blijft na het verder onderzoek de
De dader reed tegen een hek en verloor
een potlood.
Betreffende den moord op den veehouder
Van der Horst te Leidschendam zijn twee
nieuwe aanwijzingen ontdekt. Er is namelijk
bij het lijk van den veehouder een potlood
gevonden, dat aanvankelijk door een belang-
stellenden toeschouwer uit Leidschendam is
opgeraapt en mee naar huis genomen. Men
veronderstelt, dat dit potlood aan den dader
en niet aan den verslagene heeft toebehoord,
daar het een geheel nieuw potlood is. Bij
navraag is gebleken, dat Van der Horst nooit
nieuwe potlooden bij zich droeg, doch altrjd
kleine stompjes. Aan het einde van het pot
lood bij de punt, bevindt zich een bloedvlekje.
Voorts is komen vast te staan dat de dader
op den grooten rijksweg nabij Zoetermeer met
zijn auto tegen een hek is gereden. Arbeiders,
die aan den spoorweg, welke langs den rijks
weg Den HaagGouda loopt, werkzaamheden
verrichtten, hebben Vrijdagsmiddags om-
streeks half vijf een auto met zeer groote
snelheid het viaduct bij de Nutriciafabriek te
Zoetermeer zien oprijden. De auto heeft daar
een massieve trekstang van een hek finaal
middendoor gereden. Bij onderzoek ter piaat-
se vond men aan den stang die vlak bij den
paal middendoor gebroken was en met het
andere einde nog in den grond stak, sporen
van olie en zand. Verder vond men nog een
stukje band van den zijkant van het loopvlak.
Ook met den achterkant schijnt het voertuig
den stang geraakte te hebben daar de spoor-
wegarbeiders den achterdumper los zagen
hangen.
DE VERDWENEN KORPORAAL.
Gelijk werd gemeld, heeft de politie
te Weesperkarspel een uitgebreid onderzoek
ingesteld naar den korporaal, die met den
heer F. uit Bussum zou zijn meegereden, op
diens autorit van Leiden naar het Gooi, op
welken rit de wagen te Weesperkarspel van
den weg is geraakt en over den kop geslagen,
met 't gevolg, dat de heer F. ernstig werd ge-
wond, terwijl de korporaal sipoorloos verdwe
nen bleek te zijn. Thans is het raadsel opge-
lost. Er blijkt n.l. in het geheel geen korpo
raal te hebben meegereden. De heer F„ die
Dinsdag gehoord kon worden, vertelde, dat hij
vlak voordat het ongeluk is geschied, heeft
zitten denken aan den moord te Leidschen
dam, waarvan een onbekende korporaal wordt
verdacht. Dit heeft hem blijkbaar nog door
het hoofd gespeeld om het moment, waarop
hij kort na het ongeluk het bewustzijn verloor
en dit kan verklaren, hoe hij tegen hen, die
hem te hulp waren gekomen, over een korpo
raal heeft gesproken, van welken korporaal in
de agitatie van het oogenfolik, een mede-
passagier is gemaakt. De heer F. heeft den
rit geheel in zijn eentje gemaakt.
HET LIJK IN DEN KOFFER.
De hofmeester K., verdacht van moord., subs,
doodslag, gepleegd op zijn vrouw, is Woens-
dag door de raadkamer der rechtbank te Am
sterdam gehoord waarna zijn opsluiting in het
huis van bewaring voor den eersten termijn
dertig dagen, werd bevolen.
EEN DER TE HAARLEM ONTVLUGHTE
DUITSCHERS GEPAKT.
Woensdagmiddag is te Uitgeest een van de
Duitschers gearresteerd, die eenige weken ge
leden zijn ontvlucht uit de strafgevangenis te
Haarlem. Het was der justitie ter oore ge
komen, dat een van de ontvluchten, de onge
veer 34-jarige Karl Sch., te Uitgeest verbleef
ten huize van den communist d. G. aan de
Schevelstraat. Woensdagmiddag besloot de
recherche te Haarlem tot de arrestatie van
den Duitscher over te gaan. Daartoe begaven
zich naar Uitgeest drie rechercheurs uit Haar
lem, de waamemende inspecteur van politie te
Beverwijk, de heer W. J. den Otter, en een
agent uit Beverwijk, bij wie zich te Uitgeest
aansloot de veldwachter van die gemeente, J.
v. Boornebroek.
De politiemannen omsingelden het huis,
waarna een van hen aanbelde en toegang tot
de woning verlangde. Zoodra de Duitscher de
komst van de politie bemerkte, vluchtte hij
naar den zolder en begaf zich via een raam
op het dak van de woning en later op dat van
belendende huizen. De politie volgden den
vluchteling, die van het laatste dak af een
stoutmoedigen sprong waagde en terecht
kwam in het straatje de Loef.
Nadat een van de politiemannen een waar-
schuwingsschot had gelost, verborg Sch. zich
achter een haag. Met de revolver in de hand
snelden de politiemannen toe. De Duitscher,
die ongewapend bleek, zag geen uitweg en
gaf zich zonder eenig verzet over. Geboeid is
hij naar 't gemeentehuis te Uitgeest gebracht
en vandaar naar het politiebureau te Bever
wijk. Tegen den avond is de man op transport
gesteld naar Haarlem en daar in het politie
bureau opgesloten.
Amico,
Moei en triest stond
den ouwen buiten te
peinzen in roerlooze
berusting. Gin blaai-
ke bewoog onder de
glanslooze locht, die
gansch zonder kleur,
zonder beweeg zoo-
maar somber neer-
hong over den zuren
Herfstdag.
En als ik veromree
uit stad, deur den
grijzen middag, dan
huiverde 'nen vroegen
schemer zulverzwart achter de gedunde boom-
kruinen. Staag douwde-n-ik m'nen wagel deur
de stilte, die ievers op de weareld stond. Den
vroegen doom, 't avondzwartsel, wemelde
weemoed over de verlaten velden, die gunder-
wijd vernevelden teugen .den donkeren bosch-
kant.
In d'huizekes, hier en daar langs den kei-
weg, stond 't lat van de rolgordijnen dwars
teugen 't raamhbut; zoo vongen de menschen
daarbinnen nog 'n vleugske licht uit den
schrielen dag. Want onze boerkes motten
zuinig zijn. En als ik langs ree, hier en daar
'ns toinnenkijiken naar 'n bekend gezicht, dan
gloorde in den schemer binnenshuis 't vuur in
de laai van de plattebuis, gloeide 'n rooi ster-
reke, al karbonkelend, .veur't heilig beeld daar
op de ,,mooi'e" kast.
De veurhovekes lagen stille, overstrooid mee
herfstgeblaart, dat tot in de dorre eikenhaag
hong vastgehaakt.
'n Kraai wiekte krijschende deur de lage
locht. En als den veugel uit m'n oog was,
dan woog den triesten dag zwaar op m'nen
nek.
Ik klakte mee m'n tong. ,,Vort, Bleske,
de vrouw wacht!"
Verlangend gromde den goeien beest, daar
onder den wagel. Hij had me verstaan. En
sneller en vinniger nog kretsten zijn zwaar
genagelde pooten over de ikouwe keien. Den
beest snakte naar zijnen wermen schottel.
Net als den baas.
Toen we den erf oprejen, werlde den vroe
gen avond uit den notenleer. Kil golfde den
duister uit de peerse velden gunder achter 't
struweel langs den sloot. De kiepen scherlden
naar binnen, .klokkend, teutend lijk 'n gezel-
schap ouwe wefkes, dat nog nie goed scheien
kan van den theekrans. Maar Baas Haan
stond lijk 'nen bovenmeester bij 't poortje van
t binnenhok, fier rekkend mee zijnen groen-
peerlmoerigen veerennek, schokkend den vuri-
gen baard, nou en dan ongeduldig schrapend
in'z'n raspige keel, rustend van den eenen
klaauwpoot op den anderen, zoo z'n ongeduld
verbijtend over dat vrouwvolk, dat altij maar
tijd genogt heet! Trui kan 'm nie uitstaan,
dieen „protsmakert". „Want da lee maar gin
eiers en hee 'n verbeelding as 'nen burgemees-
ter van "n afgebrand durp". En als zij zoo
wijd is mee heuren critiek op den .bovenmees
ter", don doet Zijn edele verstandig, mee fier
weg te stappen, want om de teuten van Trui's
klompen zitten gin watjes gewindeldIk
mag.'t.wel.' deu:zen zelfbewusten paauwentrots
in dieen fieren veugel: ge zijt kearel of ge
zijt 't nie! Marsch;
Daar kwamen Dre III en den Eeker van
t land. De klok in huilien buik loopt pront op
tijd, amico!
„Opa!"
,,Baas!"
„Middag, jongens! Kou?"
,,Niks, horre!"
,,Honger
Gelach. „lk ruuk den krippot (hache),
Opa, Gij?"
,,We zullen 'm 'n opkajer geven, jonk!"
En in dat vooruitzicht hielpen ze rap efkes
mee, de bennen van den wagel in't stalleke te
tasten, onderwijl als ik Blek uitspande, die
mee drie sprongen naar binnen schoot, naar
zijn werm maal onder de plattebuis. Trui
kwam nie te voorschijn. Heb ik nie geren.
,,Allee, .wefke, lot oew eigen 'ns zien," riep ik.
„"t Gerij is binnen, toeteloeris!"
„lZe is stillekes vandaag," vezelde den
kleinen Dre mee 'nen seerjeuzen toet. Ik keek
'm 'ns vragend aan, zag naar den Eeker. Die
knikte. Maar daar stond m'n trouwe wijf al
in 't deungat, 'nen pin haar op 't veurhoofd,
vochtig van de kokerij daar bij die werme
plattebuis.
„Goed verkocht, Dre?" Allee, die stem was
'n bietje anders dan gewoon. Dat merkt ge
zoo gaauw bij 'n gewoontevraag, ee?
,,Jazekers, Truieh
,,'t Sta-d-opgeschept, horre!"
..We komen, wijf! Vort jongens aan den
bak!"
't Viel me toch op, dat Trui heur kruiske
wat plechtiger sloeg dan anders. Want soms...
dan kan ze 'r iets van maken, horre!
Ook trok ze minder plazierig aan 't eten.
..EhTrui...,..? Is 'riets?"
Efkes keek ze me aan. Ocherm, wat ston-
den heur oogen dof. Oud! Ze voelde dat ik
t bespeurde. Dan zee ze, den vurk neerleg-
gend, de handen in den schoot: „jja, Dre
daar isiets."
Ik Sohee onwillekeurig ok uit mee eten.
Staarde Trui strak aan, zonder den moed te
hebben 't nuuws uit haren mond te trekken.
Wijd weg hoorde-n-ik den tik van m'n steert-
klo, wijdweg!
Dan: ,,'k had 't oe liever na den eten wi'llen
zeggen, Dre, maar
Haar lippen trilden, d'oogen wierden rood.
,,Maarmeneer Zonneveld is van den mer-
gen hier gewist.'"
Den vurk viel uit m'n handen. Ik voelde
m'n eigen in malkaar krimpen, maar toch,
geloof ik wel, bleef ik gewoon zitten. Maar
de steertklok klonk nou veul nadrukkelijker.
Den duister kringelde diehter om ons henen.
»daaTruivroeg ik zachtjes.
En dan laf: „tochehtoch nie 't
ergsteMaar ik wist allank van wel!
Trui knikte. 'k Dee m'n oogen efkens toe
Want alles was te veul. De witte tafel, 't
gloeilicht van de plattebuis, ja, den smake-
lijken kruiengeur van den krippot stond me
teugen. Eh zoo, mee m'n oogen toe, zag ik
weer den Vic zitten, verlejen week Zondag
in zijnen atelier, ge wit waar ie den slag te
wachten zat, daar midden in 't herfstbosch, in
den gouwen regen van blarenval, die ruischte
om den houten atelierbouw.
,,'k Ben er heel den dag al broerd van,"
hoorde-n-ik Trui zeggen: „hij was er kapot
van, dieen vent."
,,Wanneer is ie gewist?"
„Gij was ten goeie weg. Kwart over achten
omtrent."
,,Zoovroegal."
,,Ja. Mevrouw is vannacht om drie uur
gestorven. Van half vier af hee-t-ie rond-
geloopen, rondgeloopen deur de bosschen. Hij
mot 'n paar keer gevallen zijn, dunkt me. Hij
zag er uit as 'nen landlooper; gedroogde
bloeddruppen kleefden aan z'n gezicht. Sjuust
of ie gevochten had. En wit, wit as 'nen doek.
En akelige oogen, Dre! Rood, hard wanhopig;
net gek.
„Wat zee-t-ie?"
,,Niiks."
,,Daar hee-t-ie gezeten," wees Trui. 'n Uur
lank. Doodmoei. It Heb 'm 'n tas koffie ge
geven."
„Bestig, Truike, bestig!
,,Ineens vloog ie op. (Hij schrok. „Hanneke,"
snikte-n-ie. Toen liep ie op 'nen draf weer
weg.
'k Gaai er dalijk naar toe, Trui."
..'Da's goed, jongen, maar eet nou eerst 'n
paar hapkes. Ge zijt 'nen heelen dag onder-
weuge gewist."
,,Mensch, ik kan gin eten, zidn. Dre geef
m'nen stok 'ns aan, 't is nou fhardstikkedonker
in 't bosch.
'k Was content weer buiten te zjjn. 't Asemen
gong hier gemakkelijker. Lijk ik gezeed had:
't bosch was nachtzwart. Alleen, hier en
daar, 'nen witten maneglinster in 'nen boorde-
vollen boschgreppel.
Ik weet hier goed den weg. Van kindsbeen
af. 'k Weet sjuust waar zware wortelteenen
boven den eerde uitpuilen, waar onverwachte
greppels liggen, waar ge bukken mot veur 'n
lagen tak. 'k Weet blindelings waar den
bojem hard, waar ie drassig is. En toch
Ik sperde m'n oogen deur den dikken bosch-
donker, sloeg mee m'nen stok al controleerend
teugen boomen die ik wist. Eri ik deurgrondde
den tocht, den ikruisweg van den Vic, die van
nacht z'n eigen hier deur den strengelenden
doriker gevochten had om de pijn van die
eerste smarte-uren te verdooven. Ik besefte
hoe ie hier geworsteld had teugen't verschrik-
kelijke, zwarte Niks, dat 'm geslagen had mee
zwiepende takken, de beenen onder 'm uit
gesleurd, hum had laten neersmakken
doornen en teugen eikstronken.
M'n oogen begosten te pieken van den
dichten donker. M'n vel zwitte koud over heel
m'n lijf. M'n beenen beefden in den zuigenden
bojes, 't asemen wierd zwaar als thuis.
Den Vicvrimd, maar ineens zag ik m'n
eigen teugenover 'm zitten in den schokken-
den trein, anderhalf jaar gelejen omtrent, toen
ik 'm wegbrocht naar den boot op Amerika,
als ie, na zooveul jaren, z'n vrouw gong op-
zoeken, daar in 't verre ziekenhuis, aan den
overkant van den Oceaan, waar Hanneke toen
al was.
Ik zag 'm weer twijfelen, daar dicht bij de
haven, als we 't water roken ,en den Vic heim-
wee kreeg naar z'n boschhuis, waar z'nen
moeilijken maar onmisbaren arbeid was stil-
geleed.
'k ZaS 'on, deur de ramen, zitten tobben op
nen Zondagmergen, daar aan zijnen rol-
bureau, de lamp nog brandend van den afge-
loopen nacht, den heerd vol asch van pam-
pieren.
Hiei in dieen diikken, dieen smoordichten
donker filmden verschillende beelden, mee den
witten Vic temidden, helder op veur m'nen
geest. Beelden oers-en-dwars deur mal
kaar, maar scherp lijk den dag. Ik zag 'm
vedelend staan bidden veur ons Kerststalleke,
snakkend naar geluk, dat buiten menschelijk
bereik scheen te liggen.
Hij had 't toch achterhaald deuzen witten
tooven&er, die alle wonders put uit zijn rijke
hart, waaruit ie schildert, waaruit ie leeft,
waaruit ie geluk rondstrooit mee voile handen!
'k Schrok. Stond bijl z'n deur. Nog
ruischte den blarenval rondomme; manezulver
looverde teugen 't donkere sterfhuis, hier
midden in 't zwarte herfstbosch waar ,,Aller-
zielen" gevezeld wierd in den tik van nevel-
druppen, die traanden op den blarenbojem.
,,Allerzielen", 't wierd gefluisterd hier
binnen deus heimelijke bosch, dat volstond
van de dikke stilte, die zwart om me henen
plooide.
Ik klopte. Zachtjes maar, doch hard klonk
't in de leege holte adhter de deur. Zoo hard,
zoo wreed hard, da'k den knokkel van m'nen
vinger „proper" vreef aan m'nen jas.
Maar ik moest nog drie keer kloppen, altij
harder, altij holler veur 'n schriel lichtje deur
't bovenlicht gloorde.
Zachtekens, veurzichtig, wijfelend gong ein-
delijk de deur los.
Den Vic.
Gebogen lijk 'nen stokouwen man. Den
witten kop mee de groote, doode oogen wat
schuins als 'n te zware blom op teeren, ran-
ken Stengel.
„Vic."
„Dre."
Dan zwegen we, de handen in malkaar. En
heel, heel diep, uit 'n diepte van peilloos ver-
driet, kwam heesch: „Lienis.
,,Ik weet, Vic."
Hij knikte moei den zwaren kop. Dan, dan
riahtte den geteisterden kop z'n eigen efkes
krachtig op, de oogen begosten te leven, te
glanzen van dikke tranen; en mee bevenden
mond, waarlangs werendig 'n vleug van fier
geluk: „Dre, wat 'n troost, dat ik haar voor
anderhalf jaar gelejen teruggehaald heb van
SAS VAN GENT.
In de week van 22 tot en met 28 October
hebben zich in deze gemeente gevestigd:
J. C. Willaert, dienstbode, van Cadzanc
A. Gaffurini, zonder beroep, van Brescia
(Italie).
A. A. Florijn, fabrieksarbeider, van Gent.
R. C. Dierickx, zonder beroep, van Philip
pine.
M. A. de Caluwe, landarbeider, van Ter-
neuzen.
Vertrokken
C. F. Schroder, dienstbode, naar
hage.
J- de Vos, dienstbode, naar Oostburg.
P. Stoelzaet, zonder beroep, naar Schaer-
beek.
J. A. L. Hamerlinck,
Utrecht.
M. Slabbekoorn
Axel.
Vragen, deze rubriek betreffende,
kunnen door onze abounds worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe
Heemraadsingel 111 te Rotterdam!
Postzegel voor antwoord insluiten
en blad vermelden.
OVER RUI e;n snot.
De vorige keer heb ik aangeraden de jonge
hennen van tijd tot tijd te wegen. Men kan
natuurlijk met alle dieren wegen, doch in een
hok van 50 b.v. 5. Deze kan men met rin-en
?eeb?uikenn telk6BS als w^gmonsters
Oude hennen gedurende den rui aan te hou
den is voor niet-fokkers niet loonend. Men
kan ze dus beter opruimen. Om te weten of
ze nog leggen is een der beste middelen voor-
zichtig den afstand tusschen de legbeentjes
te bepalen. Deze dunne beenuitsteeksels voelt
men ongeveer aan weerszijden van de cloaka
Bij een leggende hen kan men tusschen de
uiteinden wel 3 vingers leggen en zijn deze
beentjes (de losse uiteinden van het schaam-
been die bij zoogdieren aaneengegroeid zijn)
soepel. Bij een niet leggende hen ligger de
beenuitsteeksels zoo dicht bij elkaar, dat men
er amper een vinger tusschen kan krijgen.
Degenen die de hennen na den eersten leg
voor' de fokkerij aan willen houden moeten ze
door den rui brengen en dat valt niet mee.
De ruiende hen is als het ware een uitgeputte
hen en is daardoor voor allerlei ongunstige in-
vloeden zeer gevoelig. Bovendien mist het
dier veel de beschuttende veeren en het gure
weer heeft dus meer vat er op. Men zegt wel
eens, dat een ruiende hen omdat zij niet legt
ook niet veel voer noodig heeft, doch dit is
totaal onjuist. De hen moet haar lichaam
weer geheel opvullen als het ware met aller
lei vitaminen en mineralen, die er door den
leg uitgegaan zijn en moet bovendien een
massa veeren nieuw vormen. De ruiende hen
moet dus wel degelijk heel goed gevoed wor
den, wil zij na den rui weer met succes aan
den leg gaan.
De rustperiode kan eenige maanden duren,
vandaar dus het advies om heel nauwkeurig
na te gaan of de hen fokwaarde genoeg heeft
om haar door den rui te brengen met voer,
dat mogelijk beter voor productieve hennen
gebruikt kan worden.
In elk geval moeten hennen met ernstige
kalkbeenen of wat ook wel voorkomt voetge-
zwellen worden opgeruimd.
Verder moeten
vall alle hennen op puliorum onderzocht worden
den anderen kant der weareld Ikik...?.'! I en alles wat rea&e«rt opgeruimd worden.
ik mag nouik kan nou m'n arme, arme
vrouw betreuren."
'Nen weldadigen tranenstroom, die 't afge-
tobde lichaam sehokte en snukte, volgde op
z'n eigen woorden en stillekesi hoopte-n-ik, als
ik mijnen goeien kameraad op den rug klopte,
da'k ook Hanneke zoo fnocht aantreffen.
HannekeVic?"
Triestig schudde-n-ie den kop. ,,Kom maar
mee, Drd", sprak ie heesch.
Zachtkens kwamen we in de sterfkamer.
't Ouwe meVrouwke lag, nietig als 'n omge-
vallen blom, in 't wit van beddegoed. 't
Gezichtje verjongd in den dood, omkranst mee
't zijen rag van heur sneeuwwitte haar.
Fel kneep den Vic in m'nen arm. En snikte:
,,wat is zij mooi, he Dre, m'n vrouwke." Dan:
-zij kon toch nooittoen zakte-n-ie in
elkaar en 'k vong nog op: „slecht zijn?"
Hanneke, die star te turen zat mee leege
oogen, vol verwondering om 't groote verdriet
dat overnuuw in heur jonge leven was geko
men, knielde neer bij den Vic.
,Vader Vadertje, bedankt voor deze woor
den". Toen ook, Goddank, brak 't verdriet
Hanneke stuk. Daar op den vloer, onder
't doode Mevrouwke.
Ik ben stil weggegaan.
Weet n.ie hoe 'k uit 't zwarte bosch geko
men ben. Meen, dat 'k uren heb gezeten op
'n natte bank, daar midden in den blaren
val...... die fluisterde van ,,Allerzielen".
DRE.
HOEK.
Huwelijks-aangiften. 5 Oct. Jacob Dron-
kers (van Axel), oud 27 j., jm. en Maatje
Jansen, oud 31 j., jd. 19 Oct. Jan Jacob
Smallegang (van Zaamslag), oud 27 j., jm. en
Jannetje Pladdet, oud 25 j., jd. Pieter Tolle-
naar, oud 26 j., jm. en Catharina de Feijter
oud 24 j., jd.
Huwelijiks-ivoltrekkingen. 5 Oct. Jan Kaijser
(van Axel), oud 25 j., jm. en Cornelia de
Kraker, oud 25 j., jd. 19 Oct. Jan Dronkers
(van Axel), oud 27 j., jm en Maatje Jansen,
oud 31 j., jd. 30 Oct. Adrianus Johannes de
Bruijn (van Rotterdam), oud 26 j., jm. en
Elizabeth Adriana Riemens, oud 19 j., jd.
Geboorten. 1 Oct. Santina Wilhelmina, d.
van Jan de Putter en van Cornelia Brandes.
6 Oct. Catharina, d. van Adriaan Pieter
Zegers en van Ebrina Leijs. 17 Oct. Janna
Elisabeth, d. van Pieter Donze en van Jacoba
van den Hout. 21 Oct. Willem Geerard, z.
van Pieter Dieleman en van Adriana Diele-
man. 25 Oct. Geertruida Magdalena, d. van
Marinus Pieter Michielsen en van Adriana
Riemens.
Overlijden. 8 Oct. Jan Dieleman, oud 25 j.,
z. van Aarnout en van Jacomina Dees. 10 Oct!
Susanna Geelhoedt, oud 71 j., echtg. van Fre-
derik de Visser. 20 Oct. Johannis Adriaan
Izaak de Ruijter, oud 76 j., wed. van Janneke
Hamelink.
SAS VAN GENT.
Huwelijks-aangiften. 26 Oct. Robert Char
les Henri de Vleesschauwer, oud 30 j. en
Iyonne Irma Florida Gijsel, oud 26 j.
24 Oct. Suzanna Petronella, d.
Geboorten.
van Remi Alphons van Bambost en van
Ivonna Hermina de Meijer. Philemond, z. van
Raymond Marie de Caluwe en van Germaine
Neijt.
Velen houden bij een toompje kippen een
haan, omdat zij denken, dat daardoor de leg
beter zal zijn. Dit is ook niet juist, over het
algemeen leggen de hennen evengoed als er
geen hanen bij zijn. Door de overtollige hanen,
dus de hanen die niet noodig zijn voor de fok
kerij, op te rutmen, worden al weer heel wat
onproductieve dieren uitgeschakeld.
Afgezien dus van dieren die te licht zijn
door chronische ziekten kan er dus zonder
eenige schade voor het bedrijf heel wat opge
ruimd worden. Het is zelfs zoo, dat op ver
schillende bedrijven waar door een bekwame
hand het waardelooze materiaal opgeruimd is,
de rest vaak direct weer gaat leggen. Dat
komt dan omdat de dieren meer ruimte ge-
kregen hebben en meer gelegenheid vaak om
rustig te eten. Het is dus sterk aan te bevelen
den pluimveestapel door een deskundige te
laten selecteeren zooals dat heet. Dat is trou-
wens in alle tijden gewenscht, doch thans
meer dan dubbel noodig.
Onder zwakkere dieren treedt in den herfst
al gauw snot op en als die ziekte eenmaal in
het hok zit doet zij heel wat schade en ver-
spreidt zich snel. Aan snot liggen smetstoffen
ten grondslag, maar deze krijgen alleen vat op
verzwakte kippen, die niet goed verpleegd
worden.
Het beginstadium van snot is niet te onder-
kennen van diphtherie. Nu kan men zeggen:
ik heb mijn dieren bijtijds laten inenten tegen
diphtherie, dus die ziekte zullen ze wel niet
krijgen. Toch moet men met die redeneering
voorzichtig zijn, daar dieren die door een of
andere omstandigheid (snot, coccidiosis, wor-
men enz., verzwakt zijn, ondanks de enting
toch nog wel diphtherie kunnen krijgen. Rede-
nen te over om bij snot op te let ten. Dieren
die daaraan lijden leggen niet, dus dat is al
een reuzenstrop in den tijd, dat de eieren veel
opbrengen. Men merkt het soms 's avonds het
eerst als de kippen rustig op stok zitten en
dan van tijd tot tijd eentje niest of een typisch
geluid maakt. Al heel gauw zwellen de oog-
leden op en staat er zelfs schuim op de oogen.
Verder worden de neusgaten vochtig, ver-
zamelt zich daar stof en b(j witte kippen die
den snavel afvegen aan (le borst en schou-
derveeren ontstaat op die plaatsen al gauw
een vuile ring. De onder-oogholten raken ook
al gauw in het proces betrokken en door
vochtopzameling zetten ze uit, zoodat de
koppen dik worden en er soms heele knikkers
onder de oogen zitten.
De kippen zonderen zich bij deze ziekte al
gauw af en zitten stil ineengedoken ergens
in een hoekje.
Bij het uitbreken der ziekte moet men pro-
beeren de eerste exemplaren apart te zetten
en dan door een goede verpleging de anderen
te behoeden. Het drinkwater moet uiterst
rein zijn en kan ontsmet worden met sulfoli-
quid of virusol zwavelig zuur, preparaten die
op de smetstof der snot sterk inwerken.
Men kan hiervan gedurende den snottijd 1 a
2 in het drinkwater mengen. Alleen mag
het niet in metalen bakken gezet worden,
daar het zuur het metaal aantast. Andere
ontsmettingsmiddelen voor drinkwater hebben
tegen snot geen doel, al worden ze wel door
leveranciers aanbevolen er tegen.
Dieren die aangetast zijn kan men naast al
de genoemde stoffen in het drinkwater, be-
handelen door kopbaden te geven in een
lauw-warme 4 oplossing.
Dr. B. J. C. TE HENNFfPE
(Nadruk verboden.)