ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
No. 9963
MAANDAG 11 SEPTEMBER 1939
79® Jaargang
Binnenland
EERSTE BLAD
DIUTSCH VLIEGTUIG BOVEN ONS LAND.
MIDDEN STAN DSBELAN GEN EN DE
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen f 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
rr. per post f 1,55 per 3 maanden Bjj vooruitbetaling fr. per post f 5,60 per jaar
V'oor Belgie en Amerika 2,overige landen /2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
l-itgeefster: Pinna P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150
TELEFOON No. 25.
ADVERTENTO5NVan 1 tot 4 regels f 0,80 Voor elken regel meer 0,20.
KT.EINE ADVERTENTI£Nper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVONlL
EERSTE KAMER.
Vergadering van Vrijdag 8 September.
De Kamer gaat in de afdeelingen om bet
wetsontwerp, regel en met betrekking tot den
invoer van goederen in tijden van oorlog,
ooriogsgevaar of andere buitengewone om-
standigheden te onderzoeken.
Om 15.015 wordt de vergadering heropend.
De griffier doet voorlezing van het afdee-
lingen-verslag over bovongenoemd wetsont
werp.
Pit ontwerp komt vervolgens aan de orde.
De Minister van Oeconomische Zaken. de
heer Steenberghe, beantwoordt enkele op-
merkingen uit het verslag. Dit ontwerp leent
zich niet voor een uitvoerige toelichting ten
gevolge van den internatioualen aard ervan.
Spr. verzekert, dat er geen vrees beho^ft te
bestaan, dat in de commissie het ambtenaren-
ele.nent te sterk zal zijn vertegenwoordigd.
Een overwegende plaats zal worden inge-
ruimd aan het bedrijfsleven.
Deze commissies zijn niet oedoeld als orga-
nische vertegenwoordiging van het bedrijfs
leven. De deskundigheid meet overwegen, Op
die basis zou het wel mogeliik zijn vertegen-
woordigers van arbeiders- en werkgevers-
oiganisaties in de commissie op te nemen.
IDe codperaties echter acht spr. niet deskun-
dig.
Het ontwerp wordt zonder debat en z.h.s.
aangenomen.
STAATSLEENING NIET AAN DE ORDE.
IDe N. R. Crt. heeft goede gronden aan te
nemen, dat voorloopig het denkbeeld van een
leening, uit te schrijven door den Staat der
Nederlanden, niet aan de orde zal komen.
DE BESCHERMING VAN ONZE
NEUTRALITEIT.
Wij hebben reden om aan te nemen, schrijft
de N. R. Crt., dat de regeering dezer dagen
nog eenige speciale maatregelen zal nemen ter
bescherming van onze neutraliteit. In alle ge-
meenten zal des nachts de straatverlichting
moeten blijven branden, op platte daken van
gemeentelijke gebouwen zullen rood-wit-
blauwe vlaggen worden geschilderd en op ge
meentelijke torens zal onze vlag worden uit-
gestoken. De regeering hoopt hiermede te
bereiken, dat ons land te alien tijde op alle
plaatsen van uit de lucht duidelrjk herken-
baar is.
Stappen van Hr. Ms. Gezant te Berliin
De Regeeringspersdienst deelt mede:
Tusschen 1 en 2 uur Vrijdagmiddag heeft de
luchtwachtdienst in een gedeelte van Limburg
een vreemd vliegtuig boven Nederlandsch
grondgebied gesignaleerd.
De kenteekenen van dit vliegtuig waren die
van de Duitsche luchtmacht.
Aan 'Hr. Ms. Gezant te Berlijn is opgedragen
stappen te doen naar aanleiding van deze
schending van onze neutraliteit.
MAOHTIGINGEN VOOR UITGAVEN
AAN GEMEENTEN OPGESCHORT.
De Regeeringspersdient meldt:
Aan de onderscheidene colleges van Gedep.
Staten heeft de Minister van Binnenlandsche
Zaken het volgende bericht:
Verscheidene gemeentebesturen hebben,
voor de buitengewone omstandigheden van
het oogenblik intraden, op grond van de on-
gunstige budgetaire- of schuldpositie der ge-
meente, machtiging gevraagd tot het uitvoe-
ren van werken, tot het doen van aanschaffin-
gen, enz. Vrij zeke'r mag worden aangenomen,
dat verscheidene dier aanvragen in deze
dagen niet zouden zijn ingediend en dat door
de betrokken gemeenten op verdere behande-
ling voorshands geen prijs wordt gesteld.
Aangezien het der regeering niet mogelijk
is te beoordeelen welke aanvragen wel en
welke niet voor verdere behandeling in aan-
merking komen, heeft zij gemeend goed te
doen de afdoening der loopende aanvragen
voorloopig op te schorten. Slechts die aan
vragen zullen verder in behandeling worden
genomen, ten aanzien waarvan het gemeente-
bestuux, door uwe tusschenkomst, een nader
verzoek doet en aantoont, dat het werk of de
aanschaffing, ondanks de buitengewone tijds-
omstandigheden, onmiddellijk voortgang dient
te hebben.
Een en ander geldt uiteraard niet voor uit-
gaven, verband houdende met de luchtbe-
scherming of de defensie, noclh voor machti-
gingen, betreffende aangelegenheden van
organisatorischen of administratieven aard.
De behandeling van machtigingen tot het
doen van uitgaven ingevolge de lager onder-
wijswet 1920, wordt met het oog op de aan-
spraken, welke anders door enkel tijdsverloop
voor de schoolbesturen zouden kunnen ont-
staan, gewoon voortgezet, behalve in die ge-
vallen, waarin het gemeentebestuur alsnog
mededeelt, dat ook de behandeling hiervan
kan worden gestaakt, b.v. in verband met de
omstandigheid, dat de betrokken school voor
militaire doeleinden is in gebruik genomen.
Zoo noodig ware, indien het bijzondere scholen
betreft, met de schoolbesturen in overleg te
treden, opdat de aanvrage tijdelijk worde in-
getrokken. Indien verdere behandeling niet
noodig is, ware hiervan ten spoedigste aan mij
mededeeling te doen.
Wat betreft. besluiten, welke binnen een be-
paalden tijd, door uw college moeten worden
goedgekeurd, ware met het gemeentebestuur
in overleg te treden omtrent eventueele in-
trekking dier besluiten.
Ik moge uw college verzoeken, de betrok
ken gemeentebesturen met het vorenstaande
in kennis te stellen. De regeering zal het
voorts op prijs stellen, indien uw college een
overeenkomstige gedragslijn zou willen vol-
gen ten aanzien van onder dezelfde omstan
digheden ingediende besluiten, welke aan de
goedkeuring van uw college zijn onderworpen.
Bij twijfel of behandeling van een bepaalde
zaak op grond van het vorenstaande al dan
niet is opgeschort, zou uw college dan wel
het gemeentebestuur zich telefonisch in ver-
binding kunnen stellen met het hoofd van het
bureau financien der afdeeling binnenlandsch
bestuur van mijn departement, den hoofd-
commies N. A. Nap. Dit ware echter zooveel
mogelijk te bespreken.
DE STATENDAM REDT DE BEMANNING
VAN EEN ENGELSCH SGHIP.
Het stoomschip ..Statendam" van de Hol-
land-Amerika Lijn heeft Vrijdagmiddag de
geheele bemanning van het Engelsche stoom
schip ,,Winklei>gh'', totaal 37 man, aan boord
genomen. Aan boord was alles wel.
De N. R. Crt. teekent hierbij aan, dat de
Statendam" op de uitreis naar New York,
6 dezer om 6 u. 15 n.m. van Southampton
was vertrokken.
De ,,Winkleigh", een schip van 5055 bruto
en 3005 netto ton, werd in 1927 gebouwd en
was eigendom van W. J. Tatem Ltd. te Car
diff. Dit schip bevond zich op reis van Van
couver naar Donden en was, volgens onze
laatste gegevens 24 Augustus van Kingston
Jamaica vertrokken. Uit de te onzen dienste
staande berichten, is nog niet gebleken, wat
er met het schip is gebeurd.
OUDE VOORRADEN TEGEN OUDE
FRWZEN.
De bedoeling van de Regeering.
Er bestond te Groningen verschil van mee-
ning over de bedoeling van de voorschriften
ten aanzien van goederen, welke winkeliers
nog in voorraad hebben en die zij tegen den
prijs van voor 1 September hebben ingekocht.
Een instantie te Groningen gaf advies in dezen
zin, dat deze oude goederen tegen de nieuwe
verhoogde prijzen mochten worden verkocht.
De politie heeft zich hierover in verbinding
gesteld met het Ministerie en vemomen, dat
uitdrukkelijk bedoeld wordt, dat oude voor-
raden tegen de oude prijzen moeten worden
verkocht, ook al is de prijs van nieuwe voor-
raden verhoogd.
STIJGENDE VEEPRIJZEN DOOK
DEFENSIE- AANKOOPEN.
De slagers p rolesteeren.
In een bijeenkomst van de Leeuwarder Sla-
gersvereeniging werd de stijging der huidige
vleeschprijzen breedvoerig besproken. Besloten
werd onmiddellijk telegrafisch ter kennis van
den Minister van Economische Zaken te bren
gen, dat de aankoop van slachtvee zonder
eenige taxatie op de Leeuwarder veemarkt
voor defensie-doeleinden tegen den door den
handel sterk verhoogde prijzen, tot gevolg
heeft, dat ook de slagers deze hoogere prijzen
moeten betalen en derhalve genoodzaakt zijn
hun verkoopprijzen in gelijke mate te verhoo-
gen, om welke reden zij den Minister dringend
Verzoeken maatregelen te treffen opdat de
veeprijzen tot normalen omvang worden terug-
gebracht.
Op de Vrijdag gehouden veemarkt werd
door de regeeringsambtenaren wederom vee
opgekoeht/doch, naar men mededeelde, in be-
langrijk mindere mate dan de vorige week,
zoodat de prijzen weinig boven het normale
peil uitgingen.
MOBILISATIE.
De Ned. moderne middenstandsbond heeft
een adres gericht tot den raad van ministers.
In dit adres worden onderscheidene midden-
standsbelangen bepleit in verband met de
mobilisatie en wordt o.m. bepleit: bijslag bij
kostwinnersvergoeding, maatregelen tegen
huuropzegging van bedrijfsruimten van ge-
mobiliseerde zelfstandigen en heropening van
wegens mobilisatie van den ondememer tijde
lijk gesloten bedrijven.
ZEG HET MET.... EEN LUIDSPREKER.
In de gemeente Culemborg zijn eenige
groote luidsprekers op verschillende punten
van de stad geplaatst, welke verbonden zijn
met een microfoon en via welke de burge-
meester en het hoofd van den luchtbescher-
mingsdienst elken avond op een vast'gesteld
uur mededeelingen doen aan de bevolking, of
wel haar medewerking vragen voor persoon-
lijke diensten, beschikbaarstelling van hulp-
middelen en dergelijke.
DE UITVOER VAN AAEDAPPELMEEL.
De minister van economische zaken heeft
aan de Stichting Nederlandsche aardappel-
meelcentrale opdracht verleend alle overeen-
komsten betreffende den uitvoer van aard-
appelmeel, door haar in haar kwaliteit van
monopoliehoudster voor dien uitvoer gesloten,
voor zoover nog geen uitvoer heeft plaats ge-
vonden, terstond te annuleeren, onverminderd
haar beVoegdheid voor zoover zulks, gezien de
huidige situatie, wenschelijk is, nieuwe mono-
polie-overeenkomsten aan te gaan.
DE OPBRENGST DER KINDER-
POSTZEGELS 1938/39.
f 212.000 „Voor het Kind" uitgekeerd.
Na verkregen goedkeuring door den Minis
ter van Binnenlandsche Zaken heeft de Cen-
trale propaganda-commissie dezer dagen de
uitkeeringen uit de opbvengst der weldadig-
heidspostzegels en prentbriefkaarten ,,Voor
het Kind", welke in December/Januari j.l. zijn
verkocht, aan de deelgerechtigde vereenigin-
gen toegezonden.
Uitgekeerd werd:
a. aan 27 vereenigingen voor achterlijke
kinderen samen 23.271,05;
b. aan 87 vereenigingen voor zieke en
zwaxke kinderen 47,359,87;
c. aan 248 vereenigingen voor verwaar-
loosde kinderen 125.424,95;
d. aan 13 vereenigingen voor gebrekkige
kinderen 11.074.30;
dus aan 475 instellingen voor kinderbescher-
ming in totaal 207.130,17.
Met inbegrip van het aandeel ad 5.387,96
toekomende aan het kinderfonds P.T.T. is dus
212.518,13 aan de Nederlandsche misdeelde
jeugd ten goede gekomen.
VOORZIOHTIG MET AANGESPOELDE
-MtJNEN.
De kolonel-commandant Zuidfront vesting
Holland vestigt de aandacht van de bevolking
op de mogelijkheid van het aanspoelen van
mijnen op de kust.
Hij waarschuwt een ieder aangespoelde
mijnen niet aan te raken. Tevens verzoekt hij
een ieder, die een aangespoelde mijn aantreft,
die ten spoedigste te melden aan de dichtst-
bijzijnde kustwachtpost of indien in de
nabijheid geen kustwachtpost is gevestigd
aan den burgemeester der gemeente.
DIT HIER IS NOG NEDERLAND.
Langs de Duitsch-Nederlandsche grens is
het een zonderling gezicht als men ziet, dat
alles aan gene zijde pikkedonker is, terwijl op
Nederlandsch gebied alles gewoon is verlicht.
Een duidelijke aanwrjzing voor eventueele aan-
vallen uit de lucht, dat het d a a r neutraal
gebied is.
Op torens en andere groote gebouwen langs
de grens, heeft men nu in Rijks- en gemeente-
opdracht de Nederlandsche vlag geheschen om
aldus van Nederlandsch territoir te doen blij-
ken. Zoo b.v. op Rolduc en op den kerktoren
van Vaals. Waar mogelijk worden deze vlag-
gon des avonds en des nachts door schijnwer-
pers of op andere wijze verlicht.
DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREEN-
KOMST IN DE BRABANTSCHE
STEENINDUSTRIE.
De Minister van Sociale Zaken heeft afwij-
zend besch-ikt op het verzoek van de R. K.
Vereeniging van werkgevers in de Brabant-
sche steenenindustrie, den Nederlandschen
R. K. Fabrieksarbeiders stersbond St. Willi-
brordus, den Nederlandschen Bond van Ghris-
telijke Fabrieks- en Transportarbeiders en de
Nederlandsche Vereeniging van Fabrieks
arbeiders tot verbindendverklaring voor het
gebied der provincie Noord-Brabant van een
aantal bepalingen van de collectieve arbeids-
overeenkomst in de Brabantsche steenindu-
strie, welke tusschen die organisaties is ge
sloten.
NADERE VOORZIENINGEN
BETREFFENDE DE GRENSBEWAKING.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van de wet van 10 Januari 1920, houdende
nadere voorzieningen betreffende de grens-
bewaking.
De memorie van toelichting luidt:
In den tijd van haar totstandkoming werd
deze wet gedacht als een voorziening, bestemd
om een overgangstoestand in te leiden tus
schen den toenmaals in de grensgebieden nog
geldeden staat van beleg en een normaler
toestand, waarin aan bijzondere bepalingen op
dit gebied geen behoefte meer zal bestaan.
De ontwikkeling der gebeurtenissen sinds
1920 is niet zoodanig geweest, dat van bij
zondere voorzieningen cp het stuk van grens-
bewaking kon worden afgezien, hetgeen toch
tot gevolg heeft gehad, dat intrekking van de
wet niet kon worden overwogen. De vraag
kan zelfs rijzen, hoe de gang van zaken zou
moeten zijn, wanneer het onverhoopt nood-
zakelijk mocht blijken den door de wet van
1920 geschapen toestand in het grensgebied
weder te vervangen door den staat van beleg.
Afkondiging van den staat van beleg in het
gedeelte des lands, dat de bewakingsgebieden
omvat, heeft, krachtens het in art. 1 ge-
maakte voorbehoud automatised tot gevolg,
dat de wet van 10 Jan. 1920, alsmede, naar
men zal moeten aannemen, hetgeen tot haar
uitvoering is bepaald, ophoudt te gelden.
Aangezien op dat tijdstip bijzondere voor
zieningen noodiger zijn dan ooit, zouden deze
zoo spoedig mogelijk opnieuw moeten worden
getroffen en wel op grond van het bepaalde
in de wet van 23 Mei 1899, houdende bepalin
gen ter uitvoering van art. 195 der Grondwet.
Het is echter niet te vermijden, dat er
tusschen de afkondiging van den staat van
beleg en het van kracht worden der nieuwe
door het militair gezag te geven voorschriften
en beslissingen eenigen tijd. verloopt. De con-
tinuiteit wordt dus verbroken, een omstandig
heid, die eenig gevaar in zich .bergt.
Het is daarom raadzaam het ontstaan van
deze consequentie te voorkomen. Dit kan zeer
eenvoudig geschieden door hetgeen bij en
krachtens deze wet is bepaald, zijn kracht te
doen behouden zoolang het niet door andere,
door het militair gezag vastgestelde, voorzie
ningen wordt vervangen. De overgang wordt
dan geleidelijk mitsdien wordt voorgesteld
door middel van redactiewijziging van artikel
1 der wet, dezen geleidelijken overgang vast
te leggen.
Het ligt voor de hand om in de nieuwe
redactie naast den staat van beleg ook den
staat van oorlog te vermelden.
Voorts lijkt het wenschelijk van de gelegen-
heid gebruik te maken nog een andere ver-
betering in de wet van 10 Jan. 1920 aan te
brengen, ingevolge haar artikel 3 kan het
verblijf binnen de bewakingsgebieden worden
ontzegd aan personen, wier aanwezigheid al-
daar in het belang van de grensbewaking niet
kan worden geduld. Aangezien de wet met
grensbewaking kennelijk alleen bedoelt de
politiaire grensbewaking en niet de militaire
grensbeveiliging, is de wettelijke formule „in
het belang der grensbewaking" strikt genomen
te eng.
Men kan zich het geval indenken, dat er
zeer zwaarwichtige gronden zijn om een be
paald persoon uit het grensgebied te ver-
wijderen, terwijl het toch dubieus is, of het
wel juist uitgedrukt ware, te zeggen, dathet
belang der grensbewaking" zijn verwijdering
vordert.
Op grond hiervan wordt voorgesteld voor
,,in het belang van de grensbewaking", te
lezen: „in het belang van 's lands veiligheid
of van de grensbewaking."
De strekking van de voorgestelde wets-
wijziging brengt met zich, dat zij zoo spoedig
als mogelijk is in werking trede.
LEERLINGENSGHAAL LAGER
ONDER WIJS.
Tiveede Kamer staat afwijzend
tegenover het wetsvoorstelVan
Houten.
In het voorloopig verslag der Tweede Ka
mer over het voorstel van den heer Van Hou
ten (chr. dem.) tot wijziging van de leerlin-
genschaal bij het lager onderwijs, komt weinig
waardeering voor dit voorstel tot uiting. Her-
innerd wordt aan het feit, dat voor een ver-
betering van de leerlingensehalen de benoodig-
de middelen ontbreken. Men kan het met deze
opVatting der regeering eens zijn of niet, de
regeering zal er niet aan meewerken, dit
voorstel, al zouden beide Kamers het aan
nemen, tot wet te verheffen.
De voorsteller had zijn klaarblijkelijk doel:
een uitspraak der Kamer over de wenschelijk-
heid van herziening evengoed kunnen berei
ken door een motie. Op grond van deze over-
wegingen gaf men den voorsteller in overwe-
ging zijn voorstel in te trekken. Deed hij dit
niet, dan achtte men verwerping van dit
voorstel buiten twijfel.
Eenige leden juichten daarentegen de indie-
ning van dit voorstel toe, aangezien het een
nieuwe en goede gelegenheid biedt op de re
geering aandrang uit te oefenen tot verbete-
ring van de leerlingenschaal. Zij zouden hun
stem aan dit ontwerp geven.
Vele leden stelden voorop, dat zij geen
oogenblik zouden aarzelen hun stem uit te
brengen voor een regeeringsvoorstel van
soortgelijken inhoud.
Zij herinneren er aan, dat zich enkele da
gen na de indiening van het voorstel-Van
Houten ©en veel betere gelegenheid heeft
voorgedaan om op de regeering aandrang uit
te oefenen tot verbetering van de leerlingen
schaal, n.l. door de indiening van het wets
ontwerp tot wijziging van de Lager Onder-
w ijswet 1920. Daarbij zijn onder meer wijzi-
gingen van de artikelen 28 en 191 der Lager
Onderwijswet 1920 leerlingenschaal aan de
orde gesteld. Toen bestond de gelegenheid in
onmiddellijk contact met de regeering van ge-
dachten te wisselen over verbetering van de
leerlingensehalen en opheffing van °het insti-
tuut kweekeling met akte.
Verscheidene leden sloten zich bij dit be-
toog aan. met deze beperking evenwel, dat zij
verlaging van de leerlingenschaal voor het
uitgebreid lager onderwijs niet noodzakelijk
oordeelden.
Andere leden zouden een desbetreffend re
geeringsvoorstel willen afwachten, alvorens
zich over de wenschelijkheid van verlaging
van de leerlingenschaal uit te spreken.
Gevraagd werd, hoe de voorsteller zich de
financieering van zijn voorstel heeft gedacht.
DE BREEDE RUG.
W ij zullen hem noodig hebben om de
nieuwe lasten te dragen.
Zaterdagavond bespraken wij, schrijft het
Handelsblad, de financiering van de oorlogs-
crisis van 19141918 en den nasleep daarvan.
Het meest treffende van dat stuk financieele
geschiedenis is wel, dat bij den aanvang geen
der financiers en economisten en toen had
het Rijk de beschikking over zoo uiterst be-
kwame mannen als Treub en Van Gijnvan
omvang of kosten van de oorlogscrisis ook
maar het geringste denkbeeld had, en dat
velen zich op dit punt dan ook schromelijk
hebben vergist. Het was deze onoverzichte-
lijkheid van de financieele consequenties der
te nemen maatregelen, welke in 1917 Mr. Van
Gijn ertoe noopte zijn ontslag te nemen als
beheerder van onze schatkist. De ervaring
met de financieele gevolgen van de distribu-
tiewet-1916, het systeem-iPosthuma, hebben
hem volkomen in het gelijk gesteld.
Hoe de kosten thans zullen verloopen, ook
al blijven wij buiten den oorlog, is evenmin
te overzien als in 1914, maar er is niemand
die er nu nog aan twijfelt dat deze oorlogs
crisis ook ons volk opnieuw buitengewoon
zware lasten zal brengen. Zooals er ook ten
aanzien van de toekomst van ons werelddeel
op het oogenblik slechts een voorspelling met
zekerheid te doen is, n.l. dat Europa als resul-
taat van den huidigen oorlog sterk zal ver-
armen. Het zal noodig zijn ons daarvan tijdig
rekenschap te geven.
Intusschen is het een gunstige factor, dat
ieder zich thans in algemeenen zin van die
lasten bewust is. En er zijn nog andere ver-
schillen met de situatie van 1914. Moest toen
het distributie-apparaat in 1916 met kunst en
vliegwerk in elkander worden gezet, door den
landbouwsteun hebben wij ditmaal reeds een
kant en klaar organisme, dat het voornaamste
bedrijf waarvan onze voedselvoorziening af-
hangt, onder controle heeft. Hoe het met°onze
voedselvoorziening zal loopen valt thans na-
tuurlijk nog niet te zeggen, maar niemand zal i
verwachten, dat wij den toestand die sedert '32
in den landbouw heerscht, zullen houden, n.l.
een grooten overvloed van niet loonend af te
zetten producten! De landbouwsteun van de
laatste jaren is het spiegelbeeld van de Distri-
butie wet-1916; moest toen de consument een
toeslag ontvangen omdat de prijzen bij vrije
markt uit sociaal oogpunt te hoog zouden op-
loopen, de landbouwsteun der laatste jaren
bedoelde juist den boerenbedrijven een toeslag
te geven, omdat de open marktprijzen te laag
j waren om een sluitende bedrijfsexplotatie
mogelijk te maken. Het ziet er op het oogen
blik echter naar uit, dat de landbouwsteun
spoedig overbodig zal worden, omdat bij vrije
markt de prijzen der landbouwproducten een
stijgende lijn zullen inslaan, wanneer de oor-
logstoestand om ons heen aanhoudt.
Het is dus de vraag belangrijk onder-
scheid met 1914 of het distributiesysteem,
wat de inheemsche landbouwproducten be
treft, voor de Schatkist even reusachtige las
ten zou mede brengen als in de vorige oor
logscrisis. Men vergete voorts niet dat de
overheid al eenige ervaring heeft wat betreft
diep ingrijpen en tijdig maatregelen nemen.
Bovendien kan de last van den landbouwsteun
voor de consumenten wegvallen.
Niettemin behoeft een en ander ons geen
illusie te laten, dat de lasten der oorlogscri
sis nu veel minder zullen zijn, of veel gemak-
kelijker te dragen door ons volk. Integendeel
de opvoering der lasten sedert 1932 heeft al
beslag gelegd op een zeer groot deel van de
reserve-belastingcapaciteit van ons volk. Van
19101914 bedroeg de optorengst der rijksbe-
lastingen gemiddeld 162 millioen gulden per
jaar; per hoofd der bevolking ongeveer 26.75
gulden. De totale belastingdruk (inclusief ge
meentelijke en provinciale heffingen) was
34.40 gulden per hoofd. Het nationale inkomen
berekent Prof. Bonger voor die periode op on
geveer 374 gulden gemiddeld per hoofd. De
betrekkelijk matige belastingen konden toen
nog sterk worden opgevoerd; tot in totaal
76.60 gulden per hoofd gedurende de jaren
191519, d.w.z. in enkele jaren werden zij
verdubbeld. Op het oogenblik bedraagt de be
lastingdruk, wat het Rijk alleen betreft, al
576 millioen per jaar (cijfers van 1938), het
geen neerkomt op 66.32 gulden per hoofd der
bevolking, waarbij nog komt een bedrag van
ongeveer 33.50 gulden voor de provinciale en
gemeentelijke heffingen. In totaal dus 99.82
gulden per hoofd en per jaar!
Welk een verschil met 1914! Zal het thans
wel mogelijk zijn bij onze vigeerende methode
van belastingheffing om het belastingpeil nog
eens te verdubbelen ter bestrijding van den
nieuwen noodtoestand Gezien het feit, dat
ons nationale inkomen thans becijferd wordt
op gemiddeld 5 a 600 gulden per hoofd der be
volking dat wil dus zeggen dat het belas-
tingbedrag per hoofd thans ongeveer 16 a
20 van het geraamde nationale inkomen
per hoofd uitmaakt, terwijl dit omstreeks
1914 minder dan 10 bedroeg mag men
wel zeer nauwkeurig aandacht schenken aan
de toekomst van onze staatsfinancien met be
trekking tot de lasten, welke de nieuwe oor
logscrisis aan onze Schatkist kan opleggen.
Het is de vraag of de fiscale reservecapaci-
teit in ons land nog zoo groot is als in 1914.
In ieder geval zal het veel moeilijker zijn dan
in die jaren om een belangrijk aandeel der
crisislasten uit belastingen te financieren. De
helft van de crisislasten is gevonden uit be-
lastinggelden, de andere helft uit leeningen.
De geschieddnis heeft bewezen, dat deze
verhouding niet te conservatief is. Immers,
wij zitten thans nog met een bedrag van om
trent een milliard gulden aan oude oorlogslee-
ningen, die nog niet zijn afgelost.
Daartegenover valt op te merken, dat de
uitgaven tot instandhouding van ons staats-
bestel ook strekken ten voordeele van volgen
de generaties. zoodat men over al te schrupu-
leuze bezwaren om een deel der uitgaven uit
leeningen te financieren wel mag heenstap-
pen, mits zulks natuurlijk niet tot een over-
belasting leidt. Er zij in dit verband gewe-
zen op het principieele en geweldig groote
verschil dat bestaat tusschen de financiering
van oorlogscrisisuitgaven en leeningen tot be
strijding van een economische crisis. Een oor
logscrisis is steeds een tijdelijk verschijnsel,
maar een economische crisis verergert, wan
neer men op de verkeerde manier daaraan
doktert.
In den vorigen oorlog heeft de oorlogswinst-
belasting het overgroote deel van de belastin
gen geleverd. Onwillkeurig zal men ook thans
weer aan een dergelijke heffing op oorlogs-
winsten denken, zoowel om fiscale als om
nationaal-ethische redenen welke laatste er
zich tegen verzetten om een oorlogsramp tot
een winstobject te maken. Mocht daartoe
worden overgegaan, dan zal het spoediger
moeten zijn dan in den vorigen oorlog, toen
veel „0.-W." al van te voren kon wegglippen.
Hieraan wordt trouwens reeds met voort-
varendheid door de regeering gewerkt, met
de maatregelen tot uitvoerbeperking en tegen
prijsopdrijving, zoodat de kans op O.W.
maar dan ook op een ruim vloeiende O.W.-be-
lasting al bij voorbaat sterk wordt beperkt.
Over de technische uitvoering van de oor-
logscrisisfinanciering valt thans nog niet veel
te zeggen. Voorshands kan de Schatkist zich
nog gemakkelijk redden door plaatsing van
schatkistpapier op de open markt of bij De
Nederlandsche Bank, hetwelk de Schatkist
dan binnen afzienbaren tijd in langloopende
leeningen zal moeten consolideeren, of er
nieuwe belastinggelden voor moet vinden.
Verder dient te worden afgewacht of ons hui
dige fiskale stelsel, gezien de thans reeds wel-
haast topzware belasting, in staat zal zijn nog
belangrijk meer middelen aan de Schatkist te
verschaffen. In ieder geval zal er op datgene
dat nu niet strikt noodig is voor de staats-
en volkshuishouding, de meest mogelijke zui-
nigheid moeten worden betracht. Wij zullen
collectief en indi'vidueel ons financieele weer-
standsvermogen hard noodig hebben.