GEMEENTERAAD VAN
AXEL.
oreeP Of een samenweefsel van verdichtsels
tijdelijk of voorgoed aan de vervulling van een
bepaalde soort van dienstvenplichtin-gen ont-
trekt, of die zich opzettelijk daarvoor onge-
scilpkt maakt, of laat maken, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar.
Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog,
wordt hij gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vier jaar.
Met gelijke straffen wordt gestraft hij die
opzettelijk een militair op diens verzoek voor
de vervulling van eene bepaalde soort van
dienstverplichtingen ongeschikt maakt.
Indien het feit den dood ten gevolge heeft,
wordt met maximum der in het eerste en het
tweede lid gestelde straffen met vier jaar
verhoogd.
Art. 144. Hij, die, kennis dragende van
eenige in dit Wetboek strafbaar gestelde
samenspanning tot misdrijf of van een voor-
nemen tot het plegen van een misdrijf ter
zake waarvan de doodstraf kan worden opge-
legd, of van een misdrijf tegen de veiligheid
van den staat, desertie in tijd van oorlog,
feitelijke insubordinatie of militaire oproer,
op een tijdstip waarop het plegen van het
misdrijf nog kan worden voorkomen, opzette
lijk nalaat daarvan tijdig voldoende kennis te
geven hetzij aan de overheid, hetzij aan den
bedreigde, wordt indien het misdrijf is ge-
volgd, gestraft gelijk de medeplichtige.
Met gelijke straf wordt gestraft hij die,
kermis dragende van eenig in het eerste lid
vermelde reeds gepleegd misdrijf op een tijd
stip waarop de gevolgen nog kunnen worden
afgewend, opzettelijk nalaat daarvan gelijke
kennisgeving te doen.
Art. 146. Hij die, mondeling of bij ge-
schrifte, een militair opruit tot eenig misdrijf,
in dit Wetboek omschreven of door hem te
begaan onder een der in artikel 44 van het
Wetboek van Strafrecht vermelde omstandiw-
heden, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste vijf jaren.
De schuldige wordt gestraft met gevange
nisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien
de opruiing betreft een der misdrijven om
schreven in de artikelen 92101 of 121 van
het Wetboek van Strafrecht, desertie of on^e-
hoorzaamheid in tijd van oorlog,, of muiterij
of militair oproep buiten tijd van oorlog.
De schuldige wordt gestraft met den°dood
levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van
ten hoogste twintig jaren:
1. indien de opruiing geschiedt in tijd van
oorlog en zij betreft een der in artikel 92 en
93 van het Wetboek van Strafrecht omschre
ven misdrijven, militair verraad, desertie in
een der in artikel 100 omschreven gevallen
ongehoorzaamheid in een der in het laatste
hd van artikel 114 omschreven gevallen mui
terij, militair oproer of het in artikel 148 om
schreven misdrijf;
2. indien de opruiing geschiedt aan boord
van een oorlogsvaartuig zich ergens bevinden-
ie waar geen onmiddellijke hulp te verkrij-
gen is, en zij; muiterij of militair oproer I
betreft.
Met gelijke straffen wordt gestraft hij die
in dit artikel vermelde
BEPALINGEN VAN DE INVOERINGSWET
MILITAIR STRAF- EN TUCHTRECHT.
Titel VIII.
Bepalingen omtrent de registrable van den
militairen redder.
1. Rechtsanacht van den militairen
rechter in het algemeen.
Art. 77. De militaire rechter neemt verder
kennis.-:
1. van de bepaalde strafbare feiten begaan
door hen die ten aanzien van zoodanige feiten
bij de wet met militairen zijn gelijk gesteld.
2. van de strafbare feiten begaan door
hen die bij eene op voet van oorlog gebrachte
krijgsmacht in dienstbetrekking zijn of haar
met toestemming van de militaire overheid
vergezellen of volgen.
Art. 78. Bovendien neemt de militaire rech
ter, voor zoover hij niet reeds krachtens een
der beide voorgaande artikelen bevoegd is,
kennis
1. van de misdrijven in geval van oorlog
door wien ook begaan in een staat van beleg
verklaard gedeelte van het grondgebied des
Rijks, voor zoover die misdrijven zijn om
schreven in een der Titels I of H van het
Tweede Boek van het Wetboek van Straf
recht of in het Wetboek van Militair Straf
recht;
2. in geval van oorlog, van de strafbare
feiten begaan in een in staat van beleg ver
klaard gedeelte van het grondgebied des Rijks,
wanneer de burgerlijke rechter die volgens de
wet in eerste instantie had moeten recht spre-
ken, niet in staat is daarvan kennis te nemen;
3. van de strafbare feiten op door de
Nederlandsche krijgsmacht geheel of ten deele
bezet vijandelijk gebied door wien ook begaan,
indien eenig Nederlandsch belang daardoor
is of kan worden geschaad, tenxij het feit niet
strafbaar is gesteld bij het Wetboek van
Militair Strafrecht en de oorlog een eind heeft
genomen.
een der m un. aruxei vermelde geschriften
waarvan hij den inhoud kent, verspreidt, ten
toon stelt, aanslaat of ter verspreidina- in
voorraad heeft.
Art. 147 Hij die door een sein, teeken, voor-
stelling, toespraak, lied, geschrift of afbeel-
ding de tucht onder de krijgsmacht tracht te
ondermijnen, of die, met de strekking van het
geschrift of de afbeelding bekend, zoodanig
stuk verspreidt, ten toon stelt, aanslaat of ter
verspreiding in voorraad heeft, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogte drie
jaren.
Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog,
wordt de schuldige gestraft met gevangenis
straf van ten hoogste tien jaren.
Met gelijke straffen wordt gestraft hij die
het wapen van Nederland, van den Koning,
van een lid van het Koninklijk Huis of van
den Regent, de Nederlandsche vlag of wimpel
of een regimentsvaandel of regimentsstan-
daard beschimpt.
.Art. 149. Hij die geweld pleegt tegen een
doode, zieke of in den krijg verwonde. behoo-
rende tot de krijgsmacht van een der strij-
dende partijen, wordt gestraft met den dood,
levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van
ten hooigste twintig jaren.
Onder hen, die behooren tot de krijgsmacht
van een der strijdende partijen, worden voor
de toepassing van dit artikel gerekend alien,
die brj deze krijgsmacht in dienstbetrekking
zijn of haar met toestemming van de militaire
overheid vergezellen of volgen.
Titel VI.
DiefstaJ, verduistermg ten heling.
Art. 151. Met gevangenisstraf van ten
hoogste zes jaren wordt gestraft hij die dief-
stal pleegt en daarbij misbruik heeft gemaakt
van de gelegenheid, hem verschaft door zijne
inkwartiering of door zijne huisvesting op
openbaar gezag.
Art. 154. Met gevangenisstraf van ten
hoogste twaalf jaren wordt gestraft, hij, die
diefstal pleegt aan of tegen een doode, zieke
of in den krijg verwonde, behoorende tot de
krijgsmacht van een der strijdende partijen.
De bepaling van het tweede lid van artikel
149 geldt voor de toepassing van dit artikel.
Art. 157. De militair die opzettelijk eenig
voorwerp door een der in dezen Titel om
schreven misdrijven verkregen, koopt, huurt,
inruilt, in pand neemt als geschenk aanneemt
of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt,
in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt'
wordt, als schuldig aan heling, gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.
Met gelijke staf wordt gestraft met gevan
genisstraf van ten hoogte zes jaren.
Met gelijke straf wordt gestraft hij die
opzettelijk uit de opbrengst van eenig door
zoodanig misdrijf verkregen voorwerp voordeel
trekt.
Art. 158. De militair, die eenig voorwerp
koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als ge
schenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt
verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert'
bewaart of verbergt, wordt, indien aan zijne
schuld te wijten is, dat zijne handeling een
door een der in dezen Titel omschreven mis
drijven verkregen voorwerp betreft, gestraft
met gevangenisstraf van; ten hoogste twee
jaren.
Met gelijke straf wordt gestraft hij die uit
de opbrengst van eenig voorwerp voordeel
trekt, indien aan zijne schuld te wijten is, dat
zijne handeling een door zoodanig misdrijf ver
kregen voorwerp betreft.
Titel VII.
Vernieling, beschadiging of wegimaldng van
ten behoeve van de krijgsmacht dienende
goederen.
Art. 159. Hij die wederrechtelrjk en opzet-
terjk een dier, dat ten behoeve der krijgs
macht wordt gebezigd, doodt, beschadigt, voor
den dienst ongeschikt maakt of wegmaakt
wordt gestraft:
1. indien hij het feit pleegt, terwijl hij
behoort tot eene op voet van oorlog gebrachte
krijgsmacht, met gevangenisstraf van ten
hoogste tien jaren;
2. in andere gevallen met gevangenisstraf
van ten hoogste vier jaren.
Vergadering van Dinsdag 8 Augustus 1939,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeester.
Tegenwoordig de leden J. M. Oggel, A. P.
Esselbrugge, F. Dieleman, J. Fanoy, C.
Hamelink, P. de Jonge, C. van Bendegem, B.
Seghers, A. P. de Ruijter, A. van 't Hoff, C.
Th. van de Bilt, A. Th. 't Gilde en de Secre-
taris J. L. J. Maris.
Afwezig de heer P. J. van Bendegem.
(2. Vervolg.)
f. Een schrijven van de R. K. Verpleging
te Sluiskil, luidende:
Hierbij hebben wij de eer u onze .begrooting
voor het jaar 1940 toe te zenden. Voor het
geval het noodig mocht zijn, dat wij, om voor
1940 voor subsidie in aanmerking te kunnen
komen, opnieuw een gezegeld adres aan den
raad inzenden, zouden wij dit gaarne van u
vernemen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
dit verzoek te behandelen biji de behandeling
der begrooting voor den dienst 1940.
Met algemeene stemmen wordt aldus
besloten.
g. Een schrijven van den volgenden in
houd:
De ondergeteekenden, A. E. C. Kruijsse,
Voorzitter en A. Esselbrugge, Secretaris der
Vereeniging „Ambachtsbelang" te Axel en
beiden aldaar wonende, richten tot u het ver
zoek, voor het jaar 1940 aan die vereeniging
wederom een subsidie van f 400 te willen ver-
leenen tot het houden eener cursus in vak-
onderwijs.
Dat in onze gemeente aan een dergelijke
cursus behoefte beetaat moge blijken uit het
groot aantal leerlingen, n.l. 29, dat in 1938/39
hieraan deelnam. Een afschrift van de reke-
ning en verantwoording der ontvangsten en
uitgaven van de gehouden cursus in het jaar
1938, benevens een begrooting voor 1940, gaan
hierbij. Uit beide blijkt duidelijk, dat het voor
de vereeniging niet mogelijk is, geheel uit
eigen middelen een dergelijken cursus te
houden.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
dit verzoek te behandelen bij de behandeling
der begrooting voor 1940.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
h. I. Een schrijven van den gemeente-
opzichter, luidende:
Naar aanleiding van de verschillende on-
juistheden, welke door leden van uw college in
de couranten werden gepubliceerd, en elders
ook voor zekere doeleinden werden gebruikt, zij
het mij vergund, deze hierbij. aan een nadere
beschouwing te onderwerpen. Met voorbijgaan
van enkele ha.telijke opmerkingen, welke van
alien grond ontbloot zijn, wil ik mij in hoofd-
zaak bepalen tot de opsomming van de be-
dragen, welke men thans als directie-onkos-
ten beschouwt, en het bedrag dat men er
tegenover stelt, indien het werk door een
particulier architect zou zijn gemaakt.
Zonder nu direct kwade trouw te willen
veronderstellen, doet het toch, voor het minst
genomen, zeer eigenaardig aan, dat men in
het eerste geval een bedrag van ongeveer
5000 wist te bereiken, en anderzijds dit be
drag tot f 1750 kon reduoeeren. Voor dit
laatste moest de bouwsom dan ook gefanta-
seerd worden op 35.000, terwijl iedere „in-
sider" kan uitrekenen, dat dit bedrag (waar-
over ook procentsgewijze honorarium moet
worden betaald) minstens 10.000 hooger is.
Mogelijk zou er ook wel een architect te vin-
den zijn geweest, die het werk voor 5 zou
hebben willen uitvoeren, doch ook in het ge-
wone dagelijksche leven neemt men gewoon-
lij-k niet het go.edkoopste, omdat het maar al
te vaak blijkt, dat ,,goedkoop" meestal ,,duur-
koop" is.
In ons tegenwoordig gebouw is elk onder-
deel tot het uiterste bekrompen, zonder dat
een bekrompen geheel is ontstaan. Geen fun-
deeringspaal en a.h.w. geen steen, geen balk
en geen staaf betonijzer kan worden gemist,
zonder de soliditeit te schaden. Uitgezonderd
de raadzaal, zijn alle afmetingen van hoogte,
oppervlakte, gangbreedten enz. enz. tot de
kleinst mogelijke teruggebracht. Met een
minimum aan materiaal is getracht naar een
maximum comfort. Ongetwrjfeld had een
ander ook zoo ver kunnen komen, verder gaan
dan thans geschied is, zou onmogelijk zijn ge
weest. Op dit punt kan men dus gerust zijin:
omdat het door mij gemaakt werd is het ge
bouw op zich zelf niet te duur geworden.
Herhaaldelijk hebben onderscheidene deskun-
dige bezoekers him verwondering er over uit-
gesproken, dat voor een dergelijk bedrag zoo-
veel tot stand kon worden gebracht. Wie
daartoe in de gelegenheid mocht zijn, verge-
lijke maar eens andere raadhuizen.
Nu de specificatie der onkosten, welke dus
(in geval van een particulier architect) niet
voor rekening der gemeente zouden gekomen
zijn.
Men gaat dan blijkbaar van het standpunt
uit, dat ik veel heb moeten reizen alvorens
bekwaam te zijn tot bouwen over te gaan.
Voor studiereizen dan bracht ik bij de ge
meente in rekening: twee reizen naar de
Utrechtsche jaarbeurs enz. tot een bedrag
van f 32,20. Al mijn overige persoonlijke stu
diereizen betaalde ik zelf en bleven tot heden
buiten bezwaar van de femeentekas. Ook de
raadhuiscommissie maakte een studiereis,
welke door mij voorbereid was. Ten behoeve
van de Schoonheidscommissie moesten diverse
reizen worden gemaakt; voor het verkrijgen
van de voorgeschreven steensoort moesten 10
fabrieken worden bezocht; voor de nieuwste
secretarie-installatie (door den secretaris),
meubilair enz. enz. werden inrichtingen en fa
brieken bezocht enz. Voor al deze reizen te
zamen, plus huur van auto's bij verschillende
gelegenheden (o.a. bij de opening van het
stadhuis) werd in totaal 350 betaald. Met
inbegrip van advertentiekosten en kosten van
een groot aantal vergaderingen beliepen deze
onkosten f 373. Dit bedrag werd ook opge-
geven in het prae-advies voor de raadsv-er-
gadering. Waarom dit nog eens met f 77 ver
hoogd werd en waarom dit te mijnen laste
moest worden gebracht, is een raadsel.
In ditzelfde verband heeft men genoemd
kosten voor maquette, foto's enz. Ook deze
post is in strijd met de waarheid, aangezien,
volgens het zooeven genoemde praeadvies de
kosten van de maquette verwerkt zijn in een
andere (hierna te noemen) post en de foto's
toch nimmer door 46n of anderen architect
kosteloos zouden zijn verstrekt. De foto's
welke bij de gemeente in rekening zijn ge
bracht, zijn de volgende: die, welke gemaakt
werden van de maquette, die van de groep bij
de eerste steenlegging, die van de oorkonde
(van al deze werden exemplaren verstrekt
aan de leden van den raad, ambtenaren enz.)
de foto s van de Axelsche boerenmeisjes, de
interieurfoto's voor de gratis verspreide gid-
sen (1000 stuks) en de foto's voor het dag-
boek. 'Het fototoestel waarmede de meeste
van deze foto's konden worden gemaakt, be
taalde ik zelf ten bedrage van 80. Behalve
dat deze post dus schromelijk overdreven is,
is het m.i. zeer onbillijk, deze uitgava voor te
stellen als geheel voorkomend uit het feit, dat
geen andere architect genomen is.
Thans de post van 1990 voor toezicht ad-
viezen enz.
Volgens het praeadvies bovengenoemd, is
in deze som opgenomen het maken van de
maquette. Aangezien deze zaak meer afhangt
van den opdrachtgever dan van den architect,
kan deze gevoegelijk buiten beschouwing blij-
ven. Het is m.i. altijd een goed teeken als de
laatste tot het maken van een maquette aan-
spoort. Gebeurde dit steeds, dan zouden velen
voor een desillusie gespaard blijven. De ge-
schiedenis van het advies De Ranitz is aldus:
Zooals bekend is, kon het door mij gemaakte
en thans uitgevoerde ontwerp niet de voile
instemming verkrijgen van de Provlnciale
Zeeuwsche Schoonheidscommissie, welke als
haar meening uitsprak, dat in een nieuw ge
bouw moest spreken de geest en de stijl van
dezen tijd. M. a. w. een modern gebouw.
Daarom onthield zij zich van een definitieve
goed- of afkeuring. De raadhuiscommissie
Wilde het gekozen ontwerp gaarne behouden,
mits hieraan geen storende of verborgen fou-
ten kleefden. Hiertoe wendde zij zich tot den
ontwerper van het uitbreidingsplan. Ofschoon
deze zich eerst uitgelaten had, dat het een
goed ontwerp was, kwam zijn bureau later met
een geheel nieuw ontwerp in den geest van
de Provinciale Zeeuwsche Schoonheidscommis
sie. Dit plan werd door de commissie voor
raadhuisbouw unaniem verworpen. Van dit
advies kon niets worden overgenomen. Niet-
temin hracht men hiervoor een bedrag van
304 in rekening, waarbij bovendien nog reis-
kosten kwamen.
Verder doet men het voorkomen, af ik (bij
het nemen van een anderen architect) het
dagelijks toezicht op het werk had kunnen
uitvoeren. Dit is abSoluut onjuist. Een derge
lijk werk, waaraan 10 verschillende aan-
nemers moesten werken, eischt zooveel teeke-
ningen, besprekingen en administratie, dat
'n opzichter geen uur gemist kan worden. Het
is dan ook uitgesloten te achten, dat een ar
chitect van eenige reputatie, die ieder onder-
deel serieus behandeld wenscht te zien, ge-
noegen zou nemen met een opzichter die
dagelijks meerdere malen en meerdere uren
het werk moet verlaten voor tallooze andere
zaken uit eenige takken van dienst, die op
zichzelf reeds een dagtaak geven. Moeilijk-
heden met aannemers, leveranciers, architect
en opdrachtgevers zijn hiervan ee noodwendig
gevolg en brengen uit den aard der zaak voor
een of andere partij geldelijk nadeel mede.
Gewoonlijk hebben deze architecten hun vaste
opzichters, zonder welke zij geenerlei vepant-
woordelijkheid op zich nemen. Het spfeekt
vanzelf dat zij ook niet betaald kunnen wor
den met een salaris van een aankomend teeke-
naar. Voor het stadhuis werd hiervoor in
totaal uitgegeven pl.m. /1100. Om aan de
opgegeven f 1990 te komen moet men behalve
het hier reeds genoemde nog bijrekenen: de
kosten van bureaubehoeften, zooals teekenin-
gen, een paar honderd lichtdrukken, telefoon-
abonnement, gesprekkosten en porto's, elec-
trisch licht (ook de stroom en de lampen, ge
bruikt zijnde door de aannemers bij het werk
des avonds) enz.
Moge ik het thans aan het oordeel van uw
college overlaten of het inderdaad recht en
billijk was, de cijfers te gebruiken, zooals
thans op verschillende plaatsen in het open
baar is geschied.
Men moge een nieuw stadhuis onnoodig
achten of het beter vinden dat een particulier
architect het werk zou hebben uitgevoerd.
Men kan het zelfs overbodig vinden, dat er
eenige belooning worde gegeven, ieder stand
punt is in zeker opzicht te waardeeren, doch
wanneer men het met eenig besluit niet eens
is, mag de eisch gesteld worden dat men het
bestrijde met eerlijke zakelijke argumenten,
zonder persoonlijke tendenzen.
Naar mijn beste weten heb ik steeds ge
tracht aan alle wenschen van de verschillen
de colleges tegemoet te komen; mijn beste
krachten heb ik altijd zoo volledig mogelijk
in uw dienst gesteld (somtijds onder felle en
ongemotiveerde critiek van verschillende zij-
den) en steeds heb ik het voordeel en het be-
lang van de gemeente op den voorgrond
gesteld.
Ofschoon het ontwerp in alle opzichten
mijn prive eigendom is, en ik niet verplicht
ben dit zonder meer aan de gemeente af te
staan, heb ik nimmer om eenige belooning of
honorarium gevraagd; zelfs niet om een ver-
goeding of tegemoetkoming in de kosten
welke uit dit werk voor mij voortvloeiden.
Ofschoon deze de /200 vrij dicht benaderen,
heb ik deze tot nog toe op geenerlei wijlze
ten laste der gemeente gebracht.
Met enthousiasme ben ik het werk begon-
nen, ook al kostte het vrijen tijd, hoofdbrekens
en zelfs geld, omdat ik het een mooi en eervol
werk vond.
Later en ook nu weer heb ik het betreurd,
dat de Raadhuiscommissie niet voldoen kon
ahn mijn, destijds gedaan verzoek om mij van
deze taak te ontheffen.
De eer, waar ook sommige leden van heb
ben gesproken, begint zelfs te veranderen in
oneer, nu sommige bezoekers openlijk durven
spreken van ,/het beruchte Axelsche stad
huis".
teerde Staten een zeer eigenaardig standpunt
Naar zijn meemng moet dit college een be"
shut van den raad goed- of afkeuren. Spreker
bedra^te §rewe€st' de STatificatie tot dit
Z T d°Cl1 thanS iS hij er voor,
,Jet besluit eenmaal genomen is dit te
handhaven. Het gedeputeerd college moet
keur^aar beSliaSen of z« dit al of niet goed-
De heer SEGHERS is er de vorDe Ver
van6rfIifoottegen =0Weest om een STatificatie
gadering ook t^en^Daamaast wou'hj 1%
verdeelen a.ls vole*!" f 21^0 -rr/^z-w.
oozichter en inn voor d€n gemeente-
zichter /10° aan den dagelijksch op-
De VOORZITTER merkt op, dat dit on
t oogenblik niet aan de orde is. Aan de orde
de vraag van Gedeputeerde Staten of de
handhaven beSlUiten' Zij" besl*ssing te
De raad dient zich dus uit te spreken of
hij dit besluit handhaaft of niet
De heer SEGHERS meent, niet anders te
doen dan aan te kondigen dat hij met een
voorstel zal komen. J een
De heer VAN DE BILT is er tegen, omdat
J egen elke gratificatie zal stemmen. Niet
alleen tegen de gratificatie aan den eemeente
7JiChte<-JZCh tegen eIke oratificatfe En of
het nu 500 of 200 is, daarom gaat het bii
spreker met. Hij staat op het standpunt dat
als de gemeente een bepaald persoon in het
werk heeft, zij deze betaalt or? zijn werk te
De heer OGGEL is van meening dat het
om fef 8ratificatie op zicfzeR noch
het bedrag er van, doch om de hand-
having van het eenmaal door den raad ire
nomen besluit. ge
Is het recht, om dit alles op mijn debetzijde
te stellen?
Dezelfde vraag kan ook gesteld worden ten
aanzien van het veranderen van de Gentsche
Vaartstraat en de Markt, „omdat het stad
huis te laag zou staan". Hierbij kan worden
opgemerkt, dat het stadhuis eerder hooger is
gebouwd dan de bestekteekening aangeeft,
dan lager. Van begin af is het doel geweest,
de grondlijn langs den voorgevel welke
vroeger bijna een meter afhelde, horizontaal
te maken.
Dit doel is vrijwel geheel bereikt en naar
mijn meening is dit het aanzicht van het ge
bouw ten goede gekomen. Hiertoe was het
echter noodig het marktterrein aan de Oost-
zijde te verhoogen en aan de Westzijde be-
langrijk te verlagen. Men behoeft den over-
gang van de markt naar de Gentsche Vaart
straat maar goed te bezien om tot de con-
clusie te komen, dat geen andere goede op-
lossing mogelijk was. Zuiver met het water-
pas gemeten wordt hier een goed loopende
overgang naar het moeilijke marktterrein ver
kregen. Alleen aan den Oostkant is de op-
lossing nog niet ideaal, doch dit is naar we
hopen van tijdelijken aard.
Thans rest nog alleen de post van vervan-
ging voor de gemeentediensten. Ofschoon
deze zaak in 6dn der eerste vergaderingen
van de raadhuiscommissie wel eens werd be-
sproken, is deze maatregel nimmer doorge-
voerd, omdat zij in de praktijk onmogelijk is
gebleken.
Doordat ik dagelijks overal wel even aan-
wezig kon zijn om de voornaamste zaken te
behandelen en doordat ik van alle collega's en
gemeente-ambtenaren en personeel (van hoog
tot laag) de meest volledige mate van mede-
werking mocht hebben en een groote welwil-
lendheid ondervond van alle zijden, was het
mij mogelijk om met enkele aanteekeningen
en eenvoudige aanwijzingen veel meer werk
af te doen dan anders wanneer de meer offi-
cieele en dus langere weg vereischt wordt.
Zoodoende heb ik geen enkel onderdeel van
mijn vele werkzaamheden uit handen behoe-
ven te geven en kon ik voor alles de gewone
verantwoordelijkheid blijven dragen.
Ik durf dan ook te zeggen, dat deze uit-
gaafpost in alle opzichten geheel gefantaseerd
is en nergens in de rekening is te vinden.
In hoeverre dit een belang der gemeente is,
moge ik buiten beschouwing laten, doch dat
ik hierin een handicap moet ondervinden bij
evemtueele sollicitatie, is een van de wrange
vruchten welke deze „eerezaak" voor mij
heeft opgeleverd.
Ik meende, dit niet te hebben verdiend.
Voordat ik met't werk ben begonnen heb ik
aan Uwe verschilende colleges verzocht om mij
soortgelijke moeilijkheden als ik bij den bouw
der marechausseekazerne heb ondervonden, te
besparen. Later heb ik dit met een vertrou-
welijk schrijven aan ieder lid van den raad
persoonlijk, herhaald. Strubbelingen van der
gelijken aard hebben steeds een langdurigen
nadeeligen invloed op iemands reputatie als
bouwkundige. Ofschoon de kwestie van de
marechaussee-kazerne reeds vier jaar o-e-
leden was en niets te mijnen laste had opge
leverd, werd zij toch als argument gebruikt
door een van de leden van de Provinciale
Zeeuwsche iSchoonheidscommissie, om den
bouw van het nieuwe stadhuis niet door mij
te laten uitvoeren.
Ofsohoon het besluit van den raad oor-
spronkelijk geheel buiten mij om heeft plaats
gehad, is dit met de bestrijding daarvan niet
het geval geweest. Ik meen, daaraan het
recht te mogen ontleenen uw college te ver-
zoeken deze onverkwikkelijke zaak, welke
alle genoegens die aan een gratificatie verbon-
den konden zijn, vergald heeft, en die op den
duur zenuwsloopend moet werken, thans spoe-
dig te beeindigen. Het liefst zou ik zien, dat
de raad met gesloten deuren een besluit kon
vinden, dat aller instemming had.
U vragen om eenig willekeurig bedrag
anders dan de mij rechtens toekomende, ge
maakte onkosten stint mij zeer tegen de
borst en kan ik niet doen.
Wel zou ik rechtskundig advies kunnen in-
winnen in hoeverre de auteurswet en de al
gemeen geldende regelingen mij recht zouden
geven een bedrag te kunnen eischen. In het
belang van de gemeente en van een samen-
werking in goede verstandhouding acht ik dit
echter niet.
Gaarne wil ik dan ook vertrouwen, dat uw
college zal willen voldoen aan den eenigen
wensch, welke ik kenbaar gemaakt heb tijdens
den geheelen bouw, zijn voorbereiding en af-
wikkeling, bespaar mij verdere onaangenaam-
heden, welke mij buiten mijn schuld worden
aangedaan.
Aangenomen voor kennisgeving.
h. II. Een schrijven van Gedeputeerde
Staten van Zeeland, luidende:
Wij erkennen, dat de gemeente-opzichter
terzake van den bouw van het gemeentehuis
goed werk heeft geleverd en dat hem des-
wege een gratificatie toekomt. Wij achten
daarvoor een bedrag van /500 voldoende en
zijn bereid het raadsbesluit van 20 Juni jl. tot
het aangaan van een geldleening, gewijzigd
overeenkomstig het vorenstaande t. z. t. goed
te keuren. Gaarne vernemen wij spoedig hier-
omtrent het standpunt van den raad.
Een schrijven van D. van den Berg, ge
meente-opzichter, luidende:
In beleefd antwoord op uw schrijven d.d. 20
Juni 1939, waarbij mij bericht werd, dat uw
college mij een gratificatie toestond van 1000
voor mijn werkzaamheden bij den stadihuis-
bouw, deel ik u mede, zeer dankbaar te zijn
voor dit bewijiS van waardeering van de meer-
derheid van uw college.
Ik betreur echter de zeer onwaardige wijze
waarop dit besluit is bestreden, waartoe het
mij zij vergund in afzonderlijk schrijven hierop
terug te komen.
Burgemeester en Wethouders teekenen hier
bij aan, dat Gedeputeerde Staten in dit schrij
ven erkennen, dat met den bouw van het ge
meentehuis door den gemeente-opzichter goed
werk is verricht en dat hem deswege een gra
tificatie toekomt, doch zij achten een bedrag
van 500 voldoende en deelen mede, dat zij
bereid zijn, het geldleeningsbesluit, dienover-
komstig gewijzigd, goed te keuren. Zij vra-
gen hieromtrent het standpunt van den raad.
Het schrijven is verzonden den eersten
Augustus en ontvangen den 2en Augustus 1.1.,
zoodat het niet meer in de laatstgehouden
vergadering van Burgemeester en Wethou
ders kon worden behandeld en derhalve geen
voorstel kan worden gedaan, doch deze zaak
aan het oordeel van den raad wordt onder-
worpen.
De ViOiORZITTER deelt mede, dat inmiddels
gisteren nog is ingekomen een schrijven van
Gedeputeerde Staten van Zeeland, luidende:
,,Wij handhaven onze meening, dat een gra
tificatie van 500 voor den gemeente-opzichter
ter zake van den bouw van het gemeentehuis
op zichzelf voldoende is te achten.
Waar evenwel op subjectieve gronden in
dit bijzonder geval ook een hooger bedrag zou
kunnen worden verdedigd, zouden wij er ons
niet tegen verzetten, indien de raad er toe zou
besluiten, deze gratificatie op /1000 te hand
haven.
Wij verzoeken u, van een en ander mede-
deelin'g -te doen aan den raad.
Hij stelt voor, dat de raad zich thans zal
uitspreken of de genomen beslissing al dan
niet zal worden gehandhaafd. Hij stelt voor,
deze te handhaven.
De heer OGGEL is er ook voor, deze te
handhaven. Spreker vindt het van Gedepu- i
De heer VAN DE BILT merkt op, dat hii
lert' hij t€gen zal stemmen
De heer OGGEL herhaalt, dat het in dezen
met gaat om de hoegrootheid van de °ratifi
catie. De raad heeft een besluit genomen en
Gedeputeerde Staten moeten dit goed- of af
keuren Spreker meent, dat men dit besluit
eenVoudig moet handhaven nu het eenmaal
genomen is, en dat het Gedeputeerd CoHege
het dan moet goed- of afkeuren
De heer 't GILDE zal zeer kort zijn en er
zeer weinig van zeggen. Hij staat voor een
Van dgeBef/teL°P het standPunt van den heer
Van de But, hoewel hij niet zoover gaan zal
stemmerTzal' «a«*
De heer DE JONGE staat op het standpunt
van den heer Oggel. Het besluit is nu een-
maal genomen en Gedeputeerde Staten moe-
ten hun plan trekken of zij dit goedkeuren of
niet goedkeuren.
Met 9 tegen 3 stemmen wordt besloten, het
genomen besluit te handhaven.
Voor stemmen de heeren Esselbrugge, Diele
man Fanoy, Hamelink, De Jonge. C. van
Bendegem, De Ruijter, Van 't Hoff en Oggel-
tegen stemmen de heeren Seghers, Van de
Bilt en't Gilde.
Mededeeling naar aanleiding van de
vraag van den heer F. Dieleman in de laatst
gehouden raadsvergadering, naar de rooiliin
aan de Bylocquestraat, ter plaatse, waar het
magazijn van den heer M. de Bruijne—Deii is
gebouwd. J
Ter beantwoording van deze vraag wordt
verwezen naar de bij de stukken overgelegde
notulen van de vergadering der Bouwcom-
missie, welke naar aanleiding hiervan werd
gehouden.
De heer DIELEMAN verklaart zich vol
doende ingelicht.
j. Mededeeling naar aanleiding van de
vraag van den heer C. van Bendegem in de
vonge vergadering naar den toestand van het
riool in de Prins Hendrikstraat hoek Prins
Mauri tsstraat.
Naar aanleiding van een ingesteld onder-
zoek kan worden medegedeeld, dat naar ge
bleken is, de verstopping was veroorzaakt,
doordat een der omwonenden zijn modderput
had geledigd in de betreffende gemeentekolk
en dat thans, na reiniging, alles goed functio-
neert.
De heer C. VAN BENDEGEM is hierdoor
tevreden gesteld.
k. Mededeeling naar aanleiding van de
vraag van den heer C. van Bendegem naar de
uit de huur neming van tuingronden, welke
later tengevolge van wijziging van het bouw-
plan, blijkt onnoodig te zijn.
Medegedeeld kan worden, dat betrokkene
inmiddels bericht heeft ontvangen, dat het
perceel hem met ingang van 1 Januari a.s. op
nieuw zal worden toegewezen. In voorkomen-
de gevallen zal steeds op deze wijze gehan-
deld worden, mits de betrokkenen tijdig ken
nis geven van hun wensch om van het restee-
rende gedeelte pachter te blijven.
De VOORZITTER deelt naar aanleiding
hiervan mede, dat Burgemeester en Wethou
ders dachten, dat de betrokkene totaal geen
prijs stelde op dat overgebleven kleine stukje
grond. Nu blijkt dat hij er prijs op stelt, heb
ben Burgemeester en Wethouders hem be
richt, dat hij er na den oogst over kan be-
schikken. Het is goed, dat deze vraag ge
steld is, dan kunnen in 't vervolg betrokkenen
weten, dat zij die overgebleven stukjes grond
kunnen behouden.
De heer C. VAN BENDEGEM dankt den
Voorzitter voor zijn bemiddeling. Hij gaat
evenwel niet accoord met de conclusie die
Burgemeester en Wethouders hieruit trekken.
Hij meent, dat de situatie zoo is, dat indien
de tuingronden gepacht worden, en er moeten
werkzaamheden ten behoeve van bouwgrond
aan verricht worden, dan worden de tuintjes
Tiit de pacht genomen. Indien deze tuintjes
zoo vroeg in het voorjaar uit de huur geno
men worden, zou hij willen dat de opzichter of
de ambtenaar die er mede belast is, de men-
schen kennis gaf, dat zij hun tuintje weer op
nieuw konden inhuren. Hij uit nogmaals zijn
dank aan Burgemeester en Wethouders voor
hun bemoeiingen, doch meent, dat de conclu
sie behoorde te worden omgedraaid en dat hrj
zou willen dat het gemeentebestuur naar de
menschen zou gaan inplaats van omgekeerd.
1. De VOOfRZITTER deelt mede, in ant
woord op de vraag van den heer C. van Ben
degem aangaande de sloot in den Noordpolder,
en die van den heer Seghers met betrekking
tot de sloot aan den Oudeweg, dat Burge
meester en Wethouders hieraan aan het werk
zijn. Zaterdag voor 8 dagen heeft spreker een
vergadering van ingelanden bijgewoond, waar
ook de gemeente-opzichter tegenwoordig was
en advies heeft uitgebracht. Daarbij zijn de
betrokkenen ingelicht, dat indien de polder
bereid is, het noodigee materiaal te verstrek-
ken, Burgemeester en Wethouders bereid zijn,
de noodige werken in werkverschaffing uit te
voeren. Dit aanbod is door de vergadering
van ingelanden gisteravond geaccepteerd. De
sloot zal gerioleerd worden met buizen, zooals
dit werk vraagt. Spreker heeft alle hoop, dat
dit voor elkaar komt.
Den heer SEGHERS is het bekend, dat er
iets gaande was, daar hij op die plaats op-
metingen heeft zien verrichten. Hij is Bur
gemeester en Wethouders dankbaar voor het-
geen zij in dezen gedaan hebben.
(Wordt Vesvolgd.)