Ter Neuzensche Courant
Buitenland
Gemengde Berichten
Feuilleton- vertellingen
Maandag 28 Augustus 1939 No. 9957
TWEEDE BLAD
BRABANTSCHE BRIEVEN.
GEMEENTERAAD VAN
TERNEUZEN.
Lc-
sohepen
VAN
WAARSCHUWING VAN
HET NEDERLANDSCHE CONSULAAT TE
BERLIJN.
Het Nederlandsche consulaat-generaal te
Berlijn gaf aan Nederlandsche toeristen den
raad naar hun land terug te keeren, teneinde
de kans te vermijden in Duitschland tenge-
volge van mobilisatie-maatregelen, langer te
moeten verblijven, dan zij wensehen.
NA DEN DOOD VAN DEN PRESIDENT
VAN BOLIVIe.
Men weet, dat het overlijden van den
president van BoliVie tengevolge van een
revolverschot officieel was toegeschreven aan
een zelfmoord vermoedelijk wegens over-
werktheid van Busch. Thans heeft de Boli-
viaansche legatie te Donden dit tegengespro-
ken; de president zou zijn omgekomen als
gevolg van een ongeluk.
Voorts kon worden meegedeeld, dat gene-
raal Quintanilla, die het bewind heeft in
handen genomen, geen wijziging zal brengen
in het kabinet en dat de binnenlandsche toe-
stand in Bolivie ongeschokt is.
EEN BLOEDBAD TE BIE1ITZ.
De Berliner Illustrierte Nachtausgabe meldt
uit Moravisch Ostrau:
Bij Bielitz heeft op een militaire wijze ge-
wapende bende Polen een ontzettend bloedbad
aangericht, dat acht dooden en tal van ge-
wonden heeft geeischt. Sedert de gevechten
bij den opstand van 19-21 is dit, volgens het
blad, de grootste massamoord, dien de Polen
op onschuldige menschen hebben gepleegd. De
bende, welke onder leiding van een luitenant
van politie stond, had in de vroege ochtend-
uren van Donderdag te Bielitz ongeveer 25
Duitschers en verscheidene Tsjechen in hun
woningen gearresteerd, en wel onder de wei-
nig steekhoudende bewering, dat zij sehuldig
zouden zijn aan staatsvijandig optreden.
Reedsi bij de arrestatie was het tot ruwe
mishandelingeh en plagerijen gekomen. De
gevangenen, bij wie twee Duitschers van tegen
de zeventig en een 68-jarige Tsjech waren,
werden als een kudde vee op tiwee open
vrachtauto's opeengepakt en uit de stad
gereden. Op iederen wagen zaten voor en
achter leden der bende met geweren en pisto-
len, welke zich in den aanslag bevonden.
Op ongeveer 5 km. achter Bielitz moesten
de wagens' stoppen, daar de voorste wagen
was gaan slingeren en op een akker was
terecht gekomen.
Verscheidene gevangenen, die schijn%n te
hebben gevreesd het lot der meeste gedepor-
teerden te moeten deelen, hebben van dezen
toestand gebruik gemaakt om van den wagen
te springen en te ontvlu-chten in de richting
van een in de buurt gelegen boschje, een
wanhoopsdaad, die bloedig werd gewroken.
De Polen hebben verscheidene geweersalvo's
gelost op de vlucht.enden en de zich nog in
den wagen bevindende gevangenen. Op het-
zelfde oogenblik baadden ongeveer 15 der on-
gelukkigen in hun bloed. Acht gevangenen
waaronder een Tsjech waren direct dood,
zeven andere mannen werden ernstig gewond,
waarvan twee Duitschers levensgevaarlijk.
DE VERKEARING DER OSLO-STATEN.
Naar aanleiding van de conferentie der
Oslo-staten schrijft de Deutsche Diplomatisch
Politische Korrespondenz:
Duitschland heeft door zijn aanbod tot het
sluiten van niet aanvalspacten dezen staten
getoond, dat het alles wenscht te vermijden,
wat hun het vasthouden hunner neutraliteit
zou kunnen bemoeilijken. Met voldoening
neemt het Rijk derhalve kennis van de ver-
kondiging der vastbeslotenheid van de Oslo
staten, hun onpartijdigheid en onafhankelijk-
heid te willen verdedigen en het stelt ten
voile vertrouwen in hun loyaliteit.
ONiDER EEN MACHINE GERAAKT
EN GEDOOD.
Donderdagmiddag was op het terrein van
de N.V. Clazienaveen aldaar de gehuwde
arbeider A. Kok bezig met het vervaardigen
van z.g. kruimelturf. Dit is een nieuw pro-
cede, waarbij, door een met een tractor voort-
berwogen fraismachine de veenoppervlakte
wordt afgeschaafd. Op een gegeven oogenblik
weigerde de machine, waarop K. ging zien wat
er aan haperde. Hij werd door de machine
gegrepen en tegen den grond gedrukt. Met
een gebroken been en ernstige verwondingen
aan het onderlijf werd hij opgenomen en naar
het diaconessenhuis te Emmen vervoerd, waar
hij is overleden.
DIERENMISHANDEUNG.
Ecu 9-jarige jongen te IJmuiden heeft zich
de vorige week sehuldig gemaakt aan ernstige
dierenmishandeling. Hij heeft eerst een jonge
kat op de spoorrails vastgebonden, zoodat het
diertje door een trein werd overreden, daarna
een aan den dijk grazende geit een oog u-it-
gestoken en tenslotte een hond afgemaakt en
begraven. De jongen is door de politie aan-
gehouden. Vermoedelijk zal een ondenzoek
naar zijn geestvermogen worden ingesteld.
AANSLAG OP HET MALIEVELD.
Donderdagavond om half twaalf is in Den
Haag op den kapelmeester van het ensemble
Fritsch Hirsch een aanslag gepleegd.
Toen de kapelmeester, de heer A. Salomon,
zich na afloop van de voorstelling huiswaarts
begaf op het pad door het Malieveld, werd
hij onver-hoeds aangevallen door een individu,
dat hem met een looden gaspijp op het hoofd
sic eg. Aan het einde van de pijp was een
met zeemleder omwonden looden bal beves-
tigd. De heer S. viel neer en riep om hulp.
Op dat tij.dstip reed op de Boschlaan de agent
van politie PM. Dekkers op de fiets naar
huis met zijn Hollandsche herdershond Sambo
naast zich. Hij hoorde het geschreeuw en
ging het Malieveld op, waar hij den man de
vlucht zag nemen.
Aan zijn sommatie om te blijven staan, vol-
deed de man, doch toen de agent naderbij
gekomen was, kreeg ook hij een hevigen
slag met de pij.p op het hoofd. De agent viel
neer, doch stond onmiddellijk op en trok zijn
revolver. De hond Sambo" beet den man in
het dijbeen, waardoor deze kwam te vallen en.
daar Sambo grommende naast hem bleef
staan, durfde hij niet te vluc-hten. Ondanks
zijn zware verwondingen hij had een ern
stige hoofdwonde en een hersenschudding
wist de agent den man met zijn revolver in
bedwang te houden. Door omstanders is de
politie gewaarschuwd, waarop de motorbri-
gade arriveerde, die den man arresteerde en
medenam.
De dader bleek te zijn de 28-jarige J. van I
der V. uit de Van Limburg Stirumstraat, die
bij de politie lang geen onbekende is. Hij is
een berucht inbreker, die sinds eenige dagen
co vrjc voeten \vi, na een gevangenisstraf
van anderhalfjaar in de bijzor.dere gevangenis
te Scheveningen te hebben uitgezeten wegens
enkele inbraken. Het motief van den aanval
zal dus wel berooving zijn geweest.
De kapelmeester is per taxi naar het mili
taire hospitaal vervoerd, vanwaar hij na ver-
bonden te zijn, naar h-uis kon gaan. De agent
was er ernstiger aan toe. Door den genees-
kundigen dienst is hij naar het R. K. Zieken-
huis aan het Westeinde vervoerd.
DE OVERSTROOMING TE TIENTSIN.
Naar Domei uit Tientsin meldt, is de schade
door de overstrooming te Tientsin aange
richt, zoo groot, dat zij te vergelijken is met
die van de groote aardbeving te Tokio in
1923. In de Japansche concessie en de Chi-
neesche wijk zijn 152.000 huizen ondergeloo-
pen. Daarin woonden 530.000 menschen en
daarbij komen er nog 50.000 uit den naasten
omtrek. Er zijn slechts 365 huizen gespaard.
Het plaatselijke hulpcomite heeft besloten
een kamp in te richten te Tangsjan, halver-
wege Tientsin en Sjanhaikwan, waar de vluch-
telingen voorloopig zullen worden onderge-
bracht om vandaar te worden gestuurd naar
de plaatsen, waar zij zich voorloopig willen
vestigen. Gelukkig schijnt men niet bang
behoeven te zijn voor hongersnood. Men zegt
dat er tenminste voor twee maanden levens-
middelen zijn. De Japansche militaire over-
heid moet groote voorraden hebben opge-
slagen.
CYCLOON TEISTERT TOCOUEVILLE.
Havas meldt uit Constantine (Algiers):
Een cycloon van zeldzame hevigheid heeft
Donderdag de buurt van Tocqueville ge-
teisterd. Er zijn 50 slachtoffers, voor het
meerendeel inboorlingen. Telefoon- en tele-
graaflijnen zijn vernield. Militairen zijn ter
plaatse aangekomen. Volgens de eerste be-
richten zou een hagelbui zijn neergekomen in
dit gebied, waardoor de oueds werd over-
stroomd en de tenten van nomaden werden
meegesleurd. Vooral het dorp Colbert heeft
geleden. Te Tocqueville zijn ware stortregens
gevallen, waardoor groote schade aan de
huizen werd aangebracht en 21 slachtoffers
te betreuren zijn.
Ulvenhout, 24 Augustus 1939.
Amico,
De Hondsdagen zijn
al lang-en-breed veur-
bij, maar de barre
hitte, waaraan het
Hondstij, van 19 Juli
tot 18 Augustus, zij-
nen naam te wijten
heeft, is gekomen.
Wit komt 's mer-
gens de zon op. Gin
rosig wolkske is in
haren omtrek te be-
speuren, gin streepke
purper te zien. 'n
Witte, gloeiende schijf
aan den egaal-troebelen hemel, die na 'n uur
als blank staal aan den kim te glanzen staat,
zoo is den zonne-opgank in deus blakkende
Augustusdagen.
iEn... 't is 'n drukke maand, Oogstmaand
op den hof. Maar den rog is binnen. Ik wil
daarmee zeggen: den graandogst is veur ons
tenende. Den rog was den lesten oogst deus
jaar.
't Is nou ploegen. De stoppelakkers wor
den rap omgegooid en overnuuw bemest.
't Weiland wordt ingezaaid, want veul kale
plekken vragen daarom.
Zwaar werk, dat van de ploeg. Maar dat
pakt Drd III vast.
Deuzen steuvigen goffert wit al: de zware
karweien zijn hum! Hah, 't is zoo'nen kearel
geworden. Mager is ie op den oogenblik lijk
'n talhout, want 't leste greintje -vet zwit ie
weg. Maar breed is ie geworden...! Schou-
wers, amico!
Daar is hen tijd gewist, da'k 'n kwajen
stier bij de hoorns vatte en 'm den kop kra-
kend omdraaide; dat den beest te kiezen had:
den nek breken of ter eerde!
't Gong hard teugen hard. Nog 'voel ik,
als ik er om denk, zijnen heeten asem uit de
gespalkte neusgaten sissen langs m'n blooten
borst. Zie 'k de woede in zijn bloed-beloopen
oogen. Heur ik 't slaan van zijnen steert
teugen de trillende flanken. Ja, ik voel dan
nog de ,,electrieke" snukskes in m'n armen
van 't schokken van zijn polsdikke nekspieren.
'k Voelde me wit. 't Was leven of dood! Er
onder moest ie! En hij gong...! Man! Nog zie
'k 'm daar liggen, hijgend in de wei. Nog zie
'k de verslagenheid in de trieste, glazige oog-
ballen. 'k Zie 't zoo scherp, da'k zijn eene
oog nog knippen zie, omdat 'n wesp op den
rooien lidrand vloog.
Stralen zweet siepelden over m'nen kop,
langs m'n ooren, achter langs mijnen nek.
M'n armen, slap als natte touwen, hongen
zwaar en moei langs m'n lichaam. M'n
beenen beefden. Maar... den stier was ge
stagen.
Ginnen gelukkiger moment heb ik van
m'n leven gekend! Ik kost jubelen, maar
m'nen asem was op. Ik kost springen, maar
m'n beenen hadden gin kracht meer. Ik kost
...ik kost niks anders doen, dan m'nen zak-
doek vatten en m'n eigen opdrogen. Dan den
beest halsteren mee 'nen blok en 'nen ketting.
En als dat gebeurd was, kwam m'n -vader
naar me toe. Bleek, ontdaan. Zijnen knuist
kneep in m'nen schouwer, z'n doffe, trotsche
oogen keken in m'n ziel. En schor sprak ie:
,,ga naar moeder, jongen en zeg 'r, dat ge
twee borrels mot hebben. Rust 'n uur."
Van geluk had 'k kunnen simmen. 't Zweet
wierd koud op m'nen rug. M'nen mond beef-
de. 'k Zweeg, draaide me om. liet vader
staan. Gong naar moeder.
,,Wa-d-is-t-er gebeurd, Dre?" vroeg ze
angstig. ,,-Niks, moeder. Ik heb gevochten
mee den stier en 't..." Toen simde ik! ,,En...
't... gewonnen, moeder." Zij vloOg den akker
op. Ik vatte m'n borrels en kreeg weer
lucht.
Daar wierd thuis nooit meer over gespro-
ken. Alleen op deuze manier: ,,Dre, hakte gij
vandaag dat stukske bosch 'ns om, daar
t'ende den boekweit; die veftig boomen staan
al jaren in den weg."
's Avonds lagen de vijftig reuzen plat, pront
getast. In diep geluk om de onbegrensde
kracht van m'n jonge boddy ,,lag" ik de boo
men, tot op 't end 'nen bloedrooien schemer
veur m'n oogen danste. M'n broek hong als
'nen zak veur m'nen buik aan de galgen. Gin
lood vet bleef me over. Alleen...: dat dage-
lijksche, diepe geluk van 'nen kearel te zijn,
die stieren en boomen, die de weareld baas
kon. Die de ploeg deur den tragen, zwaren
eerde stouwde mee hoogstens 'n bietje spijt-
gevoel, dat den eerde nie zwaarder, de ploeg
zoo... locht was!
't Is mee deuze herinderingen, da'k mijnen
compagnon, da'k Dre IH zoo goed begrijp,
nou ie gekomen is tot de jaren van beseffend
geluk!
Tot aan deuzen zomer leefde-n-ie, min of
meer, vort lijk 'n dartel veulen. Maar z'n ge-
luksinstinct rijpte tot geluksverstandEn
den dag, dat ie God dankt veur z'n prachtige,
krachtige corpus is nie wijd meer. Den dag
dat ie den doop van Kearel krijgt is dichten-
bije.
Trui, ocherm, verstaat dat nie. Is wel 'ns
bezurgd om dieen jongen reus.
„Denk er om, Dre, hij is nog in den groei,
hij ontziet z'n eigen te weinig. Vandaag of
mergen gaat ie z'n kracht te buiten en... (dan
staan 'r oogen wijd open in glazigen angst)
,,en... dan zou 'k me ginnen raad weten!"
„Lot 'm maar gaan, vrouw! Hij vecht veur
'n groot iets. Hij wocht... den Stier!"
Trui kent dieen Stier-mee-'n-hoofdletter!
Dan zwijgt ze. Want ze staat dan, mee al
heur ervaring van Groot-Moeder veur't raad-
sel van de kloek, die 'n eendenkieken had uit-
gebroeid, het gele beestje den sloot zag in-
gaan en... nie verdrinken!
,,Allee, Truike, Dre III is m ij n afdeeling;
en ik geloof nog nie veul fouten te hebben
gemokt, mee 'm."
Dan is ze weer gerust veur 'n paar dagen.
In heur oogen glanst 'nen lach van vertrou
wen en als Dre HI aan tafel komt, zit Trui
allerlei komedie en leugens te verzinnen, om
den jongen reus over de grens van z'n twin-
tig botrammen mee kermenajen, struif van
eiers mee spek en zoo, henen te helpen!
Stadsche menschen verstaan dat nie: twin-
tig botrammen...! Maar ik mot er ditte bij
zeggen: 't zijn botrammen gesnejen van boe-
renmik en zulke „bammen" tellen... dubbel!
Nou verstaat den Stadter 't heelegaar nie-
meer.
Maar als ge den Dre 's mergens veur dag
en veur daauw in de schemerverte zag gaan
achter peerd en ploeg, den zwaren eerde
snijend lijk koek; klont veur klont de akkers,
meer dan 'nen kijk wijd, open- en omgooiend,
in 'n dansende hitte, den ganschen dag, tot bij
zonsondergank; als ge zien kost hoe 't peerd
glimt van zweet, hoe den jongen boer zijnen
kiel donker van 't zweetwater aan de beenige
schoeften plakt; en als ge dan ten avond zien
kost hoe daar bunders en bunders stoppel-
akker veranderd liggen in geploegden, zwar-
ten, zuiveren grond, dan zoude iets begrij-
pen van twintig botrammen, die tellen veur
twee. Maar ik dwaal af.
'k Wou gezeed hebben g'ad, de vreugde, 't
geluk, 't diepe zielsgeluk, ja, 't verbeten ge
luk om de bewustwordende kracht-van-den-
kearel, t groote bezit van den boer-grondbe-
zitter, die lijk 'nen koning zijnen grond be-
heerschen en beheeren mot, 't seerjeuze geluk,
den diepen ernst die gepeerd gaat aan die
vreugde, 't staat op 't gladde veurhoofd van
m'n baaske. 't Staat diep in z'n glanzende
sterre-oogen. 't Staat op zijn bruin-verbrand
hoofd. 't Ligt op z'n heele wezen, dat, soepel
als 'n tijgerlijf, rustig boven z'n jaren, schon-
kig van gebusselde krachten gereed staat
veur... den Stier! Veur zijn examen! Veur zijn
examen als Kearel, als Boer! Als Koning op
den hof mee alien grond rondomme, mee de
gewassen, mee de runders, mee de menschen.
Maar ook: mee sturm en ontij, mee alle na-
tuurgeweld, mee... de hondsdagenhitte, die be-
vochten mot worden lijk 'nen zwaren beer, die
zijn machtige pooten op oew schouwers plant.
Maar ook onzen Eeker is druk in actie. Ook
deus plichtsgetrouwe manneke zwoegt de
zware maand deur, in constanten, nijveren
arbeid. Elken mergen krijgt ie z'n taak van
zijnen patroon Dre HI, 'n taak die den ten-
geren Eeker sjuust baas kan. Vandaag b.v. is
ie doende mee den aanleg van nuuwe aardbei-
bedden. Nie langer dan 'n jaar of drie meugen
die velden aangehouwen worden, anders „ver-
wildert" 't gewas, wordt de vrucht den pluk
nie weerd. Ik doei er veul in. Hou deuzen
ouwerwetschen oogst van de befaamde ,,-Bre-
dasche aardbei" geren in eere! 'k Heb dus
ferme bedden noodig, waarin de jonge afzet-
sels, gescheurd van de moederplanten, pront-
jes op rijen worden geplant, in goed gespaai-
den, smeuig bemesten grond. Sjecuur werk,
den trouwen, gewetensvollen Eeker bestig toe-
vertrouwd.
't Zweet siepel taplings over zijn ,,roestig"
sproetenhoofd. De rosse pinharen, natgewerkt
pieken alle kanten uit, maar den ganschen
dag zit ie daar, in de verte, wijd achter den
erf, lijk 'n klein, gebogen figuurke, scheme-
rend in 't dansend zonnelicht, te sappelen in
zwijgende eenzaamheid. En als straks Baas
Dre langs komt, den arbeid schouwt en niks
anders zegt dan: ,,oemoem", knikkende mee
zijn hoofd, waarin de oogen iets doffer staan
van moeiheid, dan is den Eeker zijnen dag
goed. Dan gaan ze samen op huis aan, samen
onder de pomp, den een zwdngelt terwijl den
ander de ijzige straal over 't bloote bovenlijf
laat plenzen en zoo spoelen de jonge gasten
ponden vermoeidheid van 't jonge lichaam den
gootsteen deur.
Maar den Eeker heeft 'n dubbele taak deus
dagen. Trui is van de been. Ze trapte ennigte
dagen gelejen in 'nen seherf, toen ze op bloote
voeten 't achterhuis schuurde.
s Avonds, als t volk naar huis is, wij weer
ondereen zijn mee z'n vieren, dan is 't den
Eeker, die Trui bijstaat in 't snijen van de
botrammen, zetten van den koffie, papkoken,
verkens afvoeieren, melk meten en klaarzet-
ten veur de fabriek, kommekes wasschen,
eiers uit de hokken halen en wegtassen, 't
achterhuis ruimen en duuzend andere karwei-
kes van de vrouw, karweikes die ge bekanst
nie bespeurt. maar die gedaan motten worden.
Ook ,,doktert" ie. Want ,,'nen dokter wil Trui
nooit aan 'r lijf hebben", lijk ze dat zegt; ik
mag nie helpen, want ik heb „veuls te ha>"de
handen", beweert ze en Dre ITT komt om de-
zelfde ,,mankementen" als ik, evenmin in
aanmerking om te dokteren. Maar den Eeker
doet 't pront! Zachtekens leg! ie den kwajen
voet op 'nen stoel, trek Trui's kous uit en j
weekt, sprenkelend mee laauw sodawater 't
verband los.
Ondertusschen staat er 'n pan water te
vuur, als de kou er af is gaat ook daarin 'n
handsvolleke soda en dan zee-t-ie: ,,hang nou
ouwen voet veurzichtig in den teil, over 'n
kwartier kom ik verom".
Dan gaat ie 'n nuuw verband leggen en
Trui, zit rustig toe te kijken zonder eenigen
vrees veur pijn of hardhandigheid.
Den Eeker z'n studeer-uurkes, die hij
s avonds nog over had, zijn er mee naar de
p:«nnen. Maar gin woordeke van klacht of on-
tevrejenheid. Zwijgend, opgeruimd doet ie al
z'n nuuwe karweien en als Trui heelegaar
verzurgd mee 'nen zucht van behagen ach,-
terover v-alt in den rieten zurgstoel, nadat den
Eeker haar kussels nog 'ns opgeschud heeft,
dan ziet ie Trui efkens vragend lachend aan
en als zij dan maar zeet: „zoo is 't bestig,
Eeker", dan knippert ie mee z'n verschoten
oogwimpers, tevrejenheid glijdt over z'n sproe-
ten lijk 'n spulsche zonnestraal en hij dweilt
den vloer droog, ruimt den teil en 't ouwe
verband op en zet den pap op. Trui hoeft heur
commando's niemeer te geven: den Eeker zij
nen avondpap is zoo lekker als die van Trui!
Neee, er blijft gin uurke over veur 'm, om
op den deurdrempel zijn, vaste plekske, z'n
eigengedraa'id sigaretje te rooken. Hoogstens
'n kwartier kan ie daar dan zoowat zitten
peinzen, trekkend aan de lichtgekleurde pluus
horkes op z'n armen.
En Trui beweert: „als we den Hpker nie
hadden, ik wist nou gin raad, want mee jou
kan 'k niks aanvangen."
Teugen Dre III zee ze dat nie rechtstreeks,
maar hij nimt zijn medicijn toch ook en knipt
'n stiekum oogske naar me.
Ja, daar is veul verschil tusschen die baas-
kes. Allebei goeie jong, prachttiepkes, maar
den een 'nen geboren boer, patroon, den ander
geboren veur knecht veur geleerde mis-
schien maar allebei kolossaal op hun plots!
'k Heb er veul steun aan. Ochja 'k heb
't oe al 'ns meer gezeed: Drd I gaat den berg
af, Drd HI gaat'm op.
'En als ik zoo 's avonds, onder den noten-
leer,mijnen compagnon, mijnen opvolger eigen-
lijk! zie zitten, ritselend mee 'n krant,
smorend aan 'n pepke (ja, hij zal sigaretjes
rooken...! Niks horre! Nog altij: net-als-opa!)
en 'k zie dieen rechten rug, die breeje schou
wers, die steuvige voeten in de zware leerzen,
heel die frissche figuur, waaraan gin spoorke
van vermoeidheid, noch van 'nen verzengenden
Augustusdag van 's mergens vijf tot't avonds
acht over z'n lejen, dan dan allee, gin
muizennestenIk ben veul gelukkig mee deu
zen fieren opvolger, die 't roer van 't bedrijf
per dag steeds steuviger in de knuisten pakt
en vandaag of mergen z ij n e n „Stier" ont-
moet!
Maar wel weet ik nou, eigens flink in de
zestig, wat deur mijn vader gedaan is, den
dag, dat ie, mee schorre stem mij m'n eerste
borrels liet schenken.
Zoo is 't leven.
't Koren is af. 't Geboomte gaat geelen.
't Herfsttij komt...!
Allee, ik schei 'r 'ns af.
Veul groeten van Trui, Drd HI, den dokter
en als altij gin horke minder van oewen
t. a. v.,
DRe.
Vergadering van Donderdag 3 Augustus 1939,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer Mr. P. H. W. F. Tellegen,
Burgemeester.
Tegenwoordig de leden L. J. Geelhoedt, P.
van Cadsand, C. A. Verlinde, N. J. C. Lam-
brechtsen van Ritthem, J. Riemens, D. E. de
Kraker, H. J. Colsen, L. J. van Driel J. N.
't Gilde, M. de Vos, J. den Hamer, G. Dees
en A. de Bruijn.
Afwezig de leden O. A. J. Stockman en
E. L. van Hecke.
(3. Slot.)
14. Aankoop schoolmeubelen.
Burgemeester en Wethouders berichten:
De schoolbouw te Sluiskil is thans zoover
gevorderd, dat tot bestelling van de noodige
meubelen moet worden overgegaan.
Voor banken, lessenaars, schoolborden e.a.
is noodig een bedrag van f 1800,
lampen en armaturen 400,—
gordijnen met roeden e.a. 210,
diversen 290,
Totaal 2700,
Wij stellen u voor tot aanschaffing hiervan
te besluiten.
Tjz.t. zullen wij U een voorstel doen tot
dekking van deze uitgaaf.
De heer LAMIBREQHTSEN VAN RITTHEM
ziet alleen dat aangeschaft zullen worden
schoolmeubelen. Zijn daarin niet inbegrepen
vaste waschtafels, die toch in het gebouw
zouden komen.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit in den
bouw begre-pen is.
Met algemeene stemmen wordt het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan-
vaard.
15. Wijziging begrooting dienst 1939.
Burgemeester en Wethouders schrijven den
raad:
Blijkens het bij de stukken overgelegd
schrijven van Gedeputeerde Staten van Zee-
land wordt door dit college verzocht de uit
gaaf ad 1000 ten behoeve van de luchtbe-
scherming niet ten laste van den kapitaal-
dienst doch van den gewonen dienst te
brengen.
Zooals in de toelichting tot wijziging van
de begrooting was vermeld, werd deze uitgaaf
ten laste van den kapitaaldienst gebracht,
teneinde de reeds scherp op-gestelde begroo
ting 1939 niet extra te belasten.
Wij meenen dat hiertegen des te minder be-
zwaar bestond, daar de materialen waarvoor
de post werd geraamd gedurende een reeks
van jaren bruikbaar blijven.
Daar de aanschaffing van deze materialen
beslist noodig is, stellen wij U voor, teneinde
vertraging in de uitvoering te voorkomen,
deze uitgaaf ten laste van den gewonen dienst
te brengen.
In verband hiermede wordt voorgesteld het
na-volgende besluit te nemen:
in te trekken het besluit van 25, Mei 1.1.
de begrooting voor het
tot wijziging van
dienstjaar 1939;
b. de begrooting voor het dienstjaar 1939
te wijzigen als volgt:
Volgno. 93, uitgaven. Kosten bescherming
van de bevolking tegen luchtaanvallen te ver-
hoogen met f 1000.
In verband met de Pavilion d'Or welke door
het gemeentebestuur wordt ontvangen, dient
de post kosten, van officieele ontvangsten,
welke thans voor memorie is uitgetrokken op
f 100 te worden gebracht.
Mitsdien wordt:
Volgno. 50, uitgaven. Kosten van officieele
ontvangsten gebracht op 100. Aan het voor
de eerste maal inrichten van het kohier der
wegenbelasting met de aanslagbiljetten is een
uitgaaf verbonden van f 200.
Voorgesteld wordt daarom:
Volgno. 384 met dit bedrag van f 200 te
verhoogen.
Deze uitgaven kunnen worden gevonden
door verlaging van volgno. 418, onvoorziene
uitgaven met 1300.
De heer -DE KRAKER vraagt wat de
„Pavillon d'Or" is.
De VOORZITTER antwoordt, dat eenige
maanden geleden een motorboottocht werd
georganiseerd vanaf verschillende bestemmin-
gen met als eindbestemming Luik, waar een
internationale tentoonstelling wordt gehou-
den. Deze tocht zou via Terneuzen loopen,
de bedoeling was, dat alle motorjachten hier
zouden aankomen. Het gemeentebestuur
achtte het van belang dit voornemen aan te
moedigen en aan de ontvangst dezer gasten
eenigen luister bij te zetten. Als herinnering
aan het verblijf te Terneuzen werd namens
het gemeentebestuur aangeboden een tegel,
waarop het wapen der gemeente en een
scheepje. De deelname aan dezen tocht is
tegengevallen. Door het buitengewoon slec-hte
weer waren slechts 10 jachten tijdig ter
plaatse. Deze zijn evenwel ontvangen op de
wijze zooals men zich dit had -voorgesteld en
de betrokkenen hebben dit zeer aangenaam
gevonden en dit zeer op prijs gesteld.
De heer DE KRAKER heeft er als zoodanig
niets tegen dat dit gebeurt, doch zou
willen waarschuwen, voorzichtig te zijn
toch
en
niet elke buitenlander op die wijze te ont
vangen.
De VOORZITTER wijst er op, dat het een
zeer direct belang vormde voor de gemeente,
dat deze toeristen hier ontvangen werden.
Men heeft olie, benzine levensmiddelen en wat
niet al noodig.
Het geheele college was het er over eens, dat
dit vreemdelingenbezoek behoorde te worden
aangemoedigd.
De heer OODSEN vindt het spijtig dat het
zulk slecht weer was.
De VOORZITTER kan zeggen dat er onder
de deelnemers waren die nooit geweten had
den, dat er hier een stad was, waar men van
alles krijgen kon.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
En die beloofd hebben, terug te zullen komen.
De heer DE VOS heeft een opmerking om-
trent de materialen voor de luchtbescherming.
Hij begrijpt het standpunt van Gedeputeerde
Staten niet. Dit college maakt zich zoo
groote zorgen over de financien van de ge
meente en zou er dus voor moeten zijn, dat
deze aanschaffing ten laste van den kapitaal
dienst wordt gebracht, doch thans mag dit
niet en moet het voile bedrag ten laste van
den gewonen dienst gebracht worden. Spre-
ker zal er niet verder op ingaan, doch zou
dit bedrag met voile gerustheid ten laste van
den kapitaaldienst kunnen brengen. Indien
deze kosten ten laste van den kapitaaldienst
gebracht waren, was de begrooting geduren
de 5 jaar toch voor een minder bedrag belast
geweest.
De heer DEN HAMER sluit zich hierbij aan.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
heeft dezelfde opmerking willen maken.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt met algemeene stemmen aange-
nomen.
16. Aanvulling verordening op den Keu-
ringsdienst van vee en vleesch.
Burgemeester en Wethouders berichten:
De Inspecteur van de Volksgezondheid
dringt er bij ons college op aan te bevorderen,
dat in de verordening op den Keuringsdienst
-van vee en vleesch een bepaling wordt opge
nomen, waarbij ontheffing van het vervoer
naar de aangewezen noodslachtplaats van ge-
storven dieren, alleen door den keurings-
veearts hoofd van dienst mag worden
verleend, indien het dier op het bedrijf of ter
plaatse waar het gestorven is, niet van de
huid ontdaan is.
Een dergelijke bepaling is gewenscht in de
eerste plaats uit hygienische overwegingen en
voorts omdat de directeur van den Provin-
cialen Stoombootdienst aan de Gekro bericht
heeft, dat wanneer in een auto van den des
tructor cadavers vervoerd worden, die een
hinderlijken stank verspreiden, een auto met
een dergelijke lading in het vervolg door hem
geweigerd zal worden. Gedurende de zomer-
maanden kan dit tot groote moeilijkheden
aanleiding geven.
En waar bij ons tegen de opname van een
dergelijke bepaling geen bezwaar bestaat,
stellen wij U voor het volgende besluit te
nemen
De gemeenteraad van Terneuzen;
gelezen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders van 27 Juli 1939;
besluit
de verordening op den Keuringsdienst van
vee en vleesch in verband met de Vleesch-
keuringswet, Stbl. 1919, no. 524, van 7 Sep
tember 1922 en 18 Januari 1923, goedgekeurd
door Gedeputeerde Staten bij besluit van 26
Januari1 Februari 1923, no. 132, 3e Afd., te
wijzigen als volgt:
eenig artikel
aan het tweede lid van artikel 10 toe te voe-
gen een nieuwe bepaling van den volgenden
inhoud:
e. de cadavers op de bedrijven of ter plaatse
waar de dieren gestorven zijn, niet van de
huid ontdaan zijn.
De heer DE KRAKER constateert, dat het
hier gaat om dezelfde kwestie van die f 1,
waarover de heer Colsen zooeven gesproken
heeft. Ging het daar om den beer, thans gaat
het om de huid. Burgemeester en Wethouders
stellen hier voor, dat de cadavers in de huid
vervoerd moeten worden. Spreker vraagt wat
er dan met die huid gebeurt, blijft die aan de
Gekro toegewezen, of blijft de huid het eigen-
dom van dengene aan wie het beest behoort.
De VOORZITTER verlaat de vergadering.
Het. presidium wordt waargenomen door den
loco-burgemeester, den heer Geelhoedt.
De VOORZITTER antwoord, dat hij heeft
hooren beweren, dat de eigenaars de huid af
laten doen door iemand, aan wien zij die huid
dan cadeau geven.
De heer CODSEN kan dit voorstel niet aan-
nemen, en wel om de volgende reden. Dit
wordt voorgesteld om te voorkomen, dat de
dieren stank zullen gaan verspreiden. Indien
de huid afgedaan wordt, dan verspreidt een
cadaver veel vlugger stank dan wanneer de
huid er aan blijft. Doch als zoo'n stuk dier
daar enkele dagen moet liggen voor het afge-
haald wordt, en het moet in de huid blijven,
dan komt er van de huid ook niets terecht.
Van een beest, dat den natuurlijken dood ge
storven is, en dat bij warm weer 8 uur of
langer moet blijven liggen, laat het haar van
de huid los. Zoo'n huid geraakt dan onthaard.
Daarom is het dan ook beter, dat de huid
direct wordt afgedaan en het beest in den put
gedaan wordt.
Een landbouwer heeft aan zoo'n huid niets
meer, die is dan kapot, terwijl als hij de huid
laat afdoen mits dat goed gebeurt - zoo'n
huid nog evenveel waard is als die van een
geslacht dier. Nu worden er door de Gekro
voor de dieren die in de huid afgehaald wor
den, bonnen afgegeven, doch spreker heeft
onlangs iemand gesproken, die een geruimen
tijd geleden een dier met de Gekro had mede-
gegeven, en op zijn vraag of hij zijn geld al
gehad had, heeft hij een ontkenned antwoord
ontvangen. De Gekro kan voor zoo"n huid
ook niets geven, want deze is waardeloos als
de huid haarloos is.
De VOORZITTER constateert, dat het dus
hoofdzakelijk is om den stank waarover de
heer Colsen klaagde, tegen te gaan.
De heer CODSEN vraagt of het den heeren
bekend is, welken raad de veeartsen geven
aan de menschen in de gevallen dat het lang
duurt voor de cadavers worden cpgehaald?
Dat is deze, steek het dier zoolang in sen put.
Dan .kan de huid van de dieren afgedaan wor
den, en de menschen steken de beesten in een
put tot ze afgehaald worden. Spreker stelt
voor, dit voorstel zoo niet aan te nemen.
De heer DE KRAKER meent, dat het dan
beter zou zijn, indien de Gekro de levende
waarde van de huid zou moeten vergoeden.
De heer OODSEN wijst er op, dat indien een
dier 's morgens gestorven is en dit 's avonds
of den anderen morgen afgehaald wordt, zoo'n
huid niets waard is. Dit is ook b!j de slagers
het geval. Als zoo'n huid direct nadat deze
was afgedaan, niet gezouten werd, doch een
24 uur bleef liggen, dan zou die ook waarde
loos zijn, want in .24 uur is een huid bijna
geheel haarloos.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
ziet de zaak dus zoo in, dat als een gestorven
dier onmiddellijk gevild wordt, de huid zijn
waarde behoudt. Omdat de Gekro niet ter
d
e
is
Is
it
n,
te
e-
:k
.n
le
f-
il
n.
:n
g.
le
re
ol
sr
r-
el
te
"j
ie
re
sr
id
.1-
i g
m
e-
m
fen
it,
dt
te
te
is
Ti
er
is.
g-
~e-
:.ij-
te