ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
LORRIE
No 9932. TWEEDE BLAD VRIJDAG 30 JUNI 1939 79® Jaargang
Bmoenland
Feuilleton
£L EC TR/S H kcxe*. *6^66*/
Vraagt inlichtingen
bij de erkende installateurs.
j
11 -.Tg7jy.rt:
TER NEUZENSCHE COURANT
marechaussee zegt, dat de zaak op gronden
van algemeen belang niet werd vervolgd, voor-
afgaat aan de mededeelingen van den P.G.
Ook tegen de methode, waarop in de zaak
tegen pastoor B. het onderzoek is gevoerd,
had de Minister ernstige hezwaren. Er be-
stond igeen enkele verdenking van strafbare
relaties van den pastoor en toch gaat de
marechaussee een 36-jarige gehuwde vrouw ir
den Haag hooren, die al sedert 1922, dus 16
jaar tevoren, uit Oss weg was.
De commissie zou het een ernstige fout ach-
ten, als tegen die vrouw was gezegd, dat de
pastoor erkend zou hebben, dat 16 jaar ge-
Ieden dingen met haar waren gebeurd, welke
niet hadden mogen gebeuren. Zij de com
missie wil dat dan ook niet aannemen,
maar zij had de bewijzen kunnen vinden in de
contra-memorie van den Minister bij het Amb-
tenarengerecht. Immers dadelijk na het be-
zoek van de marechaussee heeft de vrouw een
brief aan den pastoor geschreven, waarin zij
vroeig, hoe hiji zoo iets zeggen kon, dat toch
niet waar was. Haar man beklaagde zich over
het bezoek van de marechaussee en schreef
een dag later een brief aan den Minister. Een
dergelijk optreden van de marechaussee kon
niet worden geduld.
De Minister kwam tenslotte terug op de
slechte verhouding tusschen marechaussee en
gemeentepolitie. Het verheugde hem, dat de
gemeente-politie er in het debat goed is afge-
komen. Ziji heeft trouwens bij de ,,zuivering"
een belangrijke rol vervuld.
Het contact tusschen P.G. en officieren der
marechaussee heeft te wensehen overgelaten.
Dat is reeds erkend. De Minister heeft het
optreden van den subst.-officier niet in alle
opzichten verdedigd. Hij heeft in aanmerking
genomen, dat deze niet toegankelijk moest zijn
voor invloeden van de marechaussee. Voor de
wijze, waarop de onderzoeken hebben plaats
gehad, kan de subst.-officier niet verantwoor-
delijk worden gesteld.
Tegen den Procureur-Generaal zijn felle aan-
vallen gericht. Misschien zou de Minister aan
de Kamer voldoening geven door zijn hoofd
aan te bieden. Daartoe is de Minister niet
bereid, daar hij niet de overtuiging heeft, dat
deze ambtenaar heeft gefaald.
De Procureur-Generaal is een zeer bekwaam
man, onkreukbaar, en volijver. Misschien zijn
de hem aangewreven fouten af te leiden van
zijn goede eigenschappen, maar men vergete
niet, dat hij, had op te treden in zeer moeilijke
omstandigheden. Hij zag de toestanden in on-
gewenschte richting groeien.
Wei had de Minister gaarne gezien, dat de
P.G., nadat de nieuwe divisiecommandant op
1 Maart 1938 was opgetreden, met hem con
tact had gezocht, al was zijn ervaring te voren
niet prettdg geweest.
De Minister wees het verwijt af, dat de
procureur-generaal een vooroordeel had tegen
de Kon. Marechaussee.
Ontkent moet worden, dat wachtmeester de
Gier 7% uur aan een stuk staande is ver-
hoord. Beter ware het geweest, indien dit
verhoor in twee etappes had plaats gehad. De
Gier wilde echter d!e tekortkomingen van de
brigade niet erkennen.
De Minister begreep niet hoe men er een
grief van maken kan, dat zijn gemachtigde
voor het Ambtenarengerecht een onderhoud
verzocht heeft met den sub-officier van
justitie. Mag de Minister niet inlichtingen
laten vragen aan een van zijn ondergeschikte
ambtenaren Men overwege de zaak toch
nuchter.
Er wordt gesproken van een systeem-
Speyart, van lukrake vervolging. Dan moet
de heer v. d. Goes van Naters de gevallen dan
maar eens opnoemen, waarin dit is gebeurd.
Ten aanzien van den procureur-generaal is
door de Kamer niet de betamelijke zorgvul-
digheid betraeht. De Minister verklaarde ten
slotte nog, van te voren geweten te hebben,
dat zijn maatregel van 1 April 1938 het korps-
commando zwaar moest treffen, maar daarvan
heeft hij de verantwoordelijkheid dan ook aan-
vaard. Op 2 April heeft een bespreking van
de officieren met den Minister in diens kabinet
plaats gevonden; toen zijn geen protesten in-
gediend. Op 4 April verzocht de inspecteur
den maatregel ongedaan te maken, eerst later
heeft deze zich op een scherper standpunt ge-
plaatst.
Als de commissie tegen 1 April geweten
had hoe gevaarlijk de zaken verliepen, zou zij
zich aan de zijde van den Minister hebben ge-
schaard.
De Minister heeft een middel genomen, dat
P.Z.E.M.
fn&r. ffvtf /Orffan., rn.
Ingez. Med.
op zijn terrein lag, doch dat heelemaal nieuw
in Nederland was. De bevoegdheid daartoe is
door twee rechterlijke instanties erkend. Deze
maatregel was het zachtst op dat oogenblik.
Gestraft is er niet. (Protesten uit de Kamer.)
Want daartoe mist de Minister de bevoegd
heid. De Minister heeft zich vergist in den
weerslag, die in een deel van ons volk en in het
korps is teweeg gebracht, doch daarvoor kan
men den Minister niet verantwoordelijk stel-
len. De weerslag in Oss is echter gunstig ge
weest. De samenwerking tusschen Rijkspolitie
en gemeentepolitie is hersteld. De rust is weer
gekeerd.
De eer van het korps is onaangetast ge-
bleven. Reeds het vorige jaar heeft de Minis
ter dit erkend. Ook vertrouwen in het korps
heeft de Minister nog. Zijn conclusdes verschil-
len niet zoo heel veel met die, welke hij op 7
April 1938 had. Hij zal ernaar streven, het
contact met het korpscommando zoo goed
mogelijk te maken. Op dat stuk is wel het
een en ander bereikt.
Doch eerst moet de sfeer geheel zijn opge-
klaard. De Minister zou zich verheugen als de
Kamer de conclusies van hem zou willen aan-
vaarden. Zelfs indien daar nog eenig verschil
van meaning zou bestaan, dan zou hem dat
niet verontrusten.
Door alles heen heeft de Minister de rust
van zijn geweten bewaard. Hij weet gestreden
te hebben voor de goede rechtsverhoudingen.
Maar nu, of later: Die erkenning zal komen.
,,Dat weet ik zeker", aldus eindigde de
Minister.
In de Woensdag gehouden vergadering der
Tweede Kamer werd door verschillende leden
na de rede van den Minister van Justitie ge-
repliceerd, waarbij zij hun in eerste instanitie
uiteengezet standpunt nader verdedigden.
Hetzelfde kan worden gezegd van Minister
Goseling, die eveneens in tweede instantie aan
het woord kwam.
Deze eindigde met de bemerking, dat men
hier te doen heeft met een zakelijke bespre
king van een zakelijk geval. Het gaat om den
ernst der tekortkomingen en den maatregel.
Spr. gelooft zijn standpunt duidelijk te hebben
gemaakt. Daarover kan men van meening
verschillen. Het ergste is' dat er verschil is
ontstaan in ons volk. Spr. weet dat de groote
meerderheid der Kamer het zakelijk karakter
op den voorgrond stelde. Daarom zeide spr.
gerust te zijn. Ook van anderen dan zijn poli-
tieke vrienden heeft spr. bewijzen van instem-
DE ZAAK-OSS IN DE TWEEDE KAMER. j
Minister Goseling bean twoordt
het debat.
Er bestond groote belangstelling. Toen de j
Voorzitter, de heer Van Schaik Dinsdag de
vergadering opende, waren de tribune's geheel j
bezet.
Achter de Regeeringstafel had ook de
Minister-president Dr. Colijn, plaats genomen.
Minister Goseling, die j.l. Vrijdag reeds een
begin had gemaakt aan zijn antwoord, her-
haalde, dat hij naar dit oogenblik had ver-
langd. Hij wees erop, dat men oog moet heb
ben voor de proporties van de zaak. Hij
hoopt van bezinning blijk te geven, zonder de
zaak te minimaliseeren. Hij zou zonder terug-
houding spr'eken, naar voile overtuiging. Men
moet echter rekening houden met een nieuwe
mentaliteit, welke slechts tegenstanders kent
en dan alleen tegenstanders als misdadigers.
De Minister maakte er gewag van van welke
aantijgingen hij, en zijn gezin in het afgeloopen
jaar hebben blootgestaan, aantijgingen, die
hij maar wilde plaatsen op het terrein van het
civiele recht. Over smaad en laster zou hij
niet spreken.
Men heeft van de zaak-Oss een ,,Roomsch
zaakje" gemaakt. Alle instanties hebben uit-
gemaakt dat de Minister met de zaak der
beide pastoors niets te doen heeft gehad. De
openlijke aantijgingen op dat punt hebben, den
Minister het diepst gegriefd. Waren de
pastoors strafbaar geweest dan zouden zij
denzelfden weg op zijn gegaan als andere
Nederlanders.
Daat men de menschelijke blijken van ver
trouwen en trouw van R. K. zijde niet mis-
duiden. Ook van andere zijde zijn ze den
Minister niet onthouden.
Komende tot het rapport der commissie,
zeide de Minister, dat hij er in menig opzicht
over voldaan kan zijn, maar dat hij zich niet
vemietigd voelt.
De commissie aanvaardt, dat de Minister
ter goeder trouw is geweest. Zij wil den term
„ter goeder trouw" niet zoetelijk, als vergoe-
lrjkend, beschouwen. Dat blijkt uit de moti-
veering en daarover verheugde de Minister
zich.
De debatten van de vorige week hebben den
Minister aanleiding gegeven juist dit punt
het eerst te behandelen, met name wat betreft
de gevolgen, welke de Minister aan een aan-
neming der conclusie zou kunnen verbinden.
Een complex van overwegingen, verschillende
nuances deden zich gelden.
De Minister zou daarom gaarne zien, dat zij,
die wantrouwen willen uitspreken door te
stemmen voor het eerste deel der conclusie,
daartoe een open en eerlijke gelegenheid
krijgen.
Waar 't om gaat.
Het gaat om de vragen hoe ver de tekort
komingen der marechusseebrigade gingen en
of de correctie passend is geweest.
Naar de meening der commissie was geen
sprake van machtsoverschrijding of aantasting
van de rechtszekerheid.
Het beleid van den Minister betreft ook de
handelwijze van onder hem staande ambte
naren en dat maakt de zaak moeilijk.
De bevoegdheid der Kamer.
In hoever kan nu de Kamer zich met straf-
zaken inlaten? Niemand zal de Kamer willen
bekleeden met een functde uitgaande boven
die van de rechtsorganen.
We moeten ons strikt bezinnen over de
bevoegdheden van de Kamer in strafzaken.
Zeker heeft de Kamer een controleerende be
voegdheid, maar daarin zal wijze matiging
moeten worden betraeht, om nadeelen van de
burgers te voorkomen.
Yooral ten aanzien van het uitoefenen van
drang tot het instellen of voortzetting van
vervolgingen, zal de Kamer wijze matiging
moeten betraehten. De commissie ziet het
gevaar ervan in. lets anders is, als de nor-
male rechtsgang niet is gevolgd. Doch dat
dit gebeurd is, heeft de Minister al ontkend.
Alle zaken waren beeindigd, toen hij; op 1
April 1938 zijn; maatregel tegen de mare
chaussee nam. Als hij, pastoors had willen
sparen, had hij beter dien maatregel achter-
wege kunnen laten. De maatregel bedoelde te
voorkomen, dat fouten van de marechaussee
zich zouden herhalen!
Door CHARLES GAR VICE.
76) (Slot.)
Het was zoo op en top de Lorrie van vroeger
dat Guy, hoewel zijn oogen vochtig waren, in
zijn hart groote vreugde gevoelde, maar voor
hij iets tegen haar kon zeggen, ging de deur
open en kondigde de butler sir Christopner
Latimer aan. Lorrie had nog juist tijd om
weer te gaan zitten, toen deze deftige per-
soonlijkheid binnentrad.
De graaf keek van den een naar den ander,
stond toen op en strekte zijn hand uit.
,,Ik ben blij u te zien, sir Christopher", zei
hij. U ziet ons hier een familiefeestje vieren
en u had op geen beteren tijd kunnen komen.
Hebt u al gedineerd?"
,,Ik heb op de club gedineerd," zei sir
Christoper, toen hij de anderen begroette;
„maar ik wil heel graag een glas wijn hebben.
Het spijt me, dat ik zoo onverwacht kom bin-
nenvallen, maar" hij ging eenigszins o,pge-
wonden verder, terwijl hij de begroetingen van
den graaf en van Guy onderbrak „ik heb
belangrijke zaken met mijn pupillen te bespre-
ken."
„3k heb het hun wel gezegd," 'zei Jack hoofd-
schuddend.
„Ja, ik heb getracht iets ervan aan Jack
uit te leggen, maar" hij, zweeg een oogen
blik „Jack is ongetwijfeld een sieraad voor
het Britsche leger, maar hij was niet ahem
gedisponeerd voor zakelijke aangelegen-
heden. De kwestie is, dat er iets belangrijks
Het niet overleggen 'van zekere
dossiers.
De Minister besprak eerst het weigeren van
het overleggen van rapporten in gedeponserde
strafzaken en het verbod van het verschijnen
van ambtenaren voor de commissie. Wat het
laatste betreft, bekeek de Minister eerst de
staatsrechtelijke zijde van de zaak.
Wat het gemakkelijkste voor hem was heeft
hij niet gedaan, wat het moeilijkste was heeft
hij, aanvaard.
De dossiers, welke gesloten zijn, zijn dossiers
van zaken, welke niet vervolgd zijn. Het
ergste voor een Nederlander zou zijn, dat hij
vervolgd zou worden door de Kamer wegens
een strafbaar feit, waarvan hij niet verdacht
wordt.
Vriji lang geleden heeft een precedent plaats
gehad, bij een interpellatie-Schaper in 1907
over de mishandeling door een marechaussee.
Toen werd ook (door Minister van Raalte) be-
zwaar gemaakt tegen overlegging van de dos
siers (van zaken, welke al berecht waren).
En dat is terecht gebeurd. Minister van Raal
te waarschuwde tegen het scheppen van een
precedent.
Maakt men een uitzondering, dan sehaft
mien den regel af. De citaten in de nota uit
deze dossiers zijn geschied om te laten zien,
dat de zaken een regelmatige behandeling had
den gehad. Voor den Minister persoonlijk zou
een zuivere behandeling veel aangenamer zijn
geweest, maar hij kon zich niet van zijn plicht
laten afdringen.
Wat het verschijningsverbod voor de amb
tenaren betreft, ook hier zou een zuiver stand
punt den Minister aangenamer zijn geweest,
maar alle collega's van den Minister waren
het er over eens, dat men geen precedent ten
deze mocht scheppen. Niet dat het hier kabi-
netspolitiek betrof, doch elke andere minister
zou met zoo iets te maken kunnen krijgen.
Bovendien, daar 't geen enquete betrof, miste
men zekere waarborgen, welke de enquete-
wet geeft. Voorts zijn de ministers verant
woordelijk voor hun ambtenaren.
De Minister wees het beroep op de kwestie-
Spoorhout af, omdat tusschen deze zaak er
drie groote verschillen bestonden, ook wat de
positie van de spoorwegambtenaren aangaat.
Het gebruik maken door de commissie van
gegevens uit de pleitnota van Mr. James stelt
den Minister achter bij welke andere gedaagde
in een geding.
De Minister heeft niet de pleitnota van Mr.
James onder oogen gehad en er ook niet om
gevraagd, omdat hij daardoor een beteekenis
eraan zou hebben toegekend, welke deze nota
niet mag hebben. Dit is niet het belangrijkste
punt voor den Minister uit het verslag van de
commissie.
'Geen nieuwe feiten.
Voortgaande zeide de Minister, dat hij geen
nieuwe feiten en materialen zou aanhalen. Hij
bleef bij hetgeen bekend is en besproken. De
commissie heeft te veel bij de behandeling van
de afzonderlijke zaken de samenhang van de
feiten en de andere omstandigheden uit het
oog verloren. Er zijn vijf gevallen in 5 maan-
den en 3, gevallen in 6 weken, waarin de
marechaussee niet juist is opgetreden.
De pers voligde de zaken op den voet en wat
de publiciteit aangaat, herinnerde de Minister
eraan, dat de marechaussee over door hem be-
handelde zaken geen mededeelingen, mag
doen. Op 8 April is die instructie nog door
den districtscommandant hun ingescherpt,
Als de marechaussees zich aan hun instructie
wat de verhouding tot de gemeentelijke auto-
riteiten betreft hadden gehouden, zou veel
leed zijn voorkomen. Het achtemagaan van
verjaarde feiten in kleine zaken mag men
voor een juiste beoordeeling van hun houding
op dat punt niet verwaarloozen.
De Minister zou niet alle zaken nagaan,
doch zich bepalen tot enkele markante feiten.
De zaak van de werkverschaffing.
In de eerste plaats de fraude bij de jeugd-
werkverschaffing. Daar komt de scherpe ver
houding tusschen gemeente en marechaussee
vooral tot uiting. Zij verhoorden niet minder
dan 49 getuigen (volgens de commissie ook te
veel) fin gaf geen kennis aan den burgemees-
ter van de arrestatie van de opzichters.
Waarom mocht de burgemeester de getuigen
in deze zaak niet wederom hooren Heeft
Mr. MackayKatz zich daarom gestoken in
de Amsterdamsche erfpachtszaak
De zaak v. d. H.
In de zaak v. d. H. heeft de raadsman van
gebeurd is betreffende de zaken van mijn
overleden neef, hun vader, hetgeen mylord,
hun vooruitzichten totaal zal wijzigen."
Jack kreunde.
,,Het lijkt ook of hij, hij uit een boek voor-
leest, hd?" fluisterde hij tegen Lorrie.
,;Hebt u nog meer verplichtingen ontdekt,
sir Christopher?" vroeg de graaf.
„Verplichtingen, neen!"" schreeuwde sir
Christopher opgewonden. „U weet misschien
niet, mylord, dat mijn neef voor vijfduizend
pond -aandeelen in een goudmijn kocht, de
Great Wheal Rose?"'
De graaf schudde zijn hoofd. Allen luis-
terden aandachtig.
„Het was de eerste en eenige keer, dat hij
speculeerde", vervolgde sir Christopher, terwijl
hij zijn brilleglazen opwreef, ,,en het is mij
een raadsel, waarom hij, het eigenlijk heeft
gedaan. Iemand moet hem be'invloed hebben
ik heb mijn vermoeden daaromtrent!"
„Het was (Seymour Melford, sir Christo
pher," bracht lady Famham zachjt in het
midden.
„Ah!" zei sir Christopher, hum! Wel, hij
kocht die aandeelen en dacht, dat hij zijn
geld zou verliezen; de aandeelen zakten
voortdurend. Op den morgen, dat hij stierf,
ging hij zacht voort, „vonden we een brief die
inhield, dat in de mijn plotseling een rijke
goudader was ontdekt en dat de aandeelen de
hoogte waren ingegaan. Is u dit alles duide
lijk?"'
De graaf knikte beleefd met het hoofd, maar
het was buitengewoon twijfelachtig of hij het
gewicht van die verklaring begreep.
„Als executeur-testamentair had ik natuur-
lijk de macht om deze aandeelen te verkoo-
pen maar om een reden, die ijt niet kan ver-
kiaren misschien was het een voorgevoel
hield ik de aandeelen vast en gaf daarvoor het
geld, dat zij vertegenwoordigden in den boe-
de klagers zich de rol van ambtenaar O.M.
toabediend.
Men dient zich af te vragen over welk mate-
riaai de marechaussee bsschikte, toen zij de
zaak aanvatte.
De Minister ging het materiaal na, op
grond waarvan v. d. H. werd gearresteerd.
Het voornaamste voor haar was een te veel
betaald premiebedrag van 27,14, dat geres-
titueerd was.
Er waren gegevens bij de stukken over ver
jaarde zaken. De administratie van het water-
schap was in orde bevonden. Welk materiaal
was er bij de slutting van het gerechtelijke
vooronderzoek Preq'es hetzelfde wat er bij
het politioneel onderzoek was. De rechtbank
heeft het geheele dossier ter beschikking ge
had. De ,,waarschuwirag" van den P.G. is niets
anders geweest dan dat hiji de stukken in han-
den had gehad en de aandacht er op vestigde.
De Minister bestreed vervolgens de rede
van den heer v. d. Goes van Naters en las een
brief voor van den president van de Bossche
rechtbank, welke spontaan tot den Minister is
gericht. Daarin zegt deze president, dat de
P.G. geen invloed heeft uitgeoefend op den
president, om v. d. H. vrij, te laten en waarin
hij alleen een seintje gaf, dat er onrecht zou
geschieden kunnen in de zaak v. d. H.
De commissie vergist zich, als zij meent,
dat er nog meer redeiien zijn geweest voor
het sluiten van het onderzoek. Processueel
heeft geen enkele onregelmatigheid plaats ge- i
had. Geen der dossiers in de zaak v. d. H.
kon tot een veroordeeling leiden.
Na de behandeling van de zaak-Oss voor het
Ambtenarengerecht heeft de P.G. nog een on
derzoek laten instellen, doch niets gevonden
wat tot vervolging kon leiden.
De commissie betreurt, dat de zaak v. d. H.
niet is doorgezet, doch laat zij gerust zijn!
Er is ook verband gelegd tusschen een fabu-
leuzen machtigen in Brabant en de zaak van
notaris B., die wegens een aanrijding niet is
veroordeeld. De P.G. staat hierbuiten. Immers
de zaak tegen notaris B. is berecht op 13
Sept. 1934, de P.G. is benoemd met ingang van
8 October 1934.
De zaak der geestelijken.
De zaak van de geestelijken is voor velen
(en voor enkele leden der Kamer) de kern
van de zaak-Oss. Er is een afschuwelijke sen-
satie van gemaakt. De indruk wordt gewekt
alsof de geestelijken zich altijd aan afschuwe
lijke wandaden schuldig maken. De heer Rost
van Tonningen kwam zelfs nog met een
nieuwe beschuldiging tegen een van de geeste
lijken. Waarom heeft hij de zaak niet aange-
geven volgens het Wetboek van Strafrecht?
Dat was zijtn plicht geweest. Maar op die
manier springt men om met de rechten van
Nederlandsche burgers!
De Minister wees er mevr. MackayKatz
op, dat zij, een verkeerde toepassing verlangde
van het wetsartikel betreffende het toezicht
op voogden met betrekking tot de geestelijken.
Nooit heeft de Minister met eenig overheids-
persoon der R.K. Kerk contact over deze zaak
gehad en hij zou het ook niet willen hebben.
Men moet in zaken als deze zeer voorzichtig
zijn. Natuurlijk hebben de kerkelijke over-
heden belangstelling voor de zaak, om te kun
nen handelen als de beschuldigingen gegrond
blijken.
Men moet zeer voorzichtig zijn met zijn cri-
tiek in zaken als deze. De pastoors zijn onder-
worpen aan een onderzoek, als waaraan hij
niet gaarne andere burgers bijv. in Den Haag
bloot gesteld zag.
De Minister behandelde eerst de zaak tegen
pastoor V. De commissie achtte de zaak af
geloopen; zij had tegen het onderzoek geen
bedenking. Dat is toch wel vreemd. Want
juist tegen de methode van onderzoek had de
Minister ernstige bedenkingen. De bezwaren-
de verklaringen moeten in een geval verjaard,
in het andere geval op de grens van verjaring
zijn geweest. Diezelfde getuigen hadden 7 jaar
geleden al verklaard, dat het niet waar was.
De verklaringen van 1931 en nu liepen uit-
een.
Zonder dat nieuwe feiten zich hebben voor-
gedaan, hebben de marechaussee's over feiten
van 10 en 14 jaar geleden nog de jonge, hui-
dige misdienaars van den pastoor gevraagd.
Dat moest beroering en ontzetting brengen
bij de ouders van die kinderen in Oss en die
beroering is ook ontstaan. Zooiets kan men
niet in Oss en ook niet in Den Haag toelaten.
Wat de zaak tegen pastoor B. betreft, wees
de Minister erop, dat de zinsnede, waarin de
del. Ik bleef de aandeelen echter houden voor
Greta, Jack en Lorrie.
„Ik begrijp u volkomen, sir Christopher",
zei de graaf.
„Wel, mylord as-jja jik zal graaf nog een
glas wijn gebruiken, lord Kendale de aan
deelen stegen in waarde en ik kocht er nog
meer ibjj, voor rekening van de familie, be-
grijpt u?"
,,Ja", zei de graaf met een glimlachje, ,,en
nu zijn ze weer naar de laagte gegaan en is
het geld verloren niet waar sir Christo
pher?"
,,Neen," riep deze uit, harder dan hij ooit
in zijn leven geschreeuwd had, ,,dat hebben
ze niet gedaan ze zijn enorm, ongeloofe-
lijk de hoogtfc in gegaan! De Great Wheal
Rose is een van de kostbaarste goudmijnen
geworden. Zij wordt door kenners mil-
lioenen geschat en de aandeelen die wij dat
zijn Greta, Jack en Lorrie bezitten, zijn
bijna honderd dertig duizend pond waard."
Even heersehte er een stilzwijgen, toen
uitte Jack een vroolijk „hoera!" en wuifde
met zijn servet. De graaf zonk bleek en be-
vend in zijn stoel terug en Guy keek van den
een naar den ander.
Alleen Lorrie scheen onbewogen.
Honderd dertig duizend pond, mylord. Ik
heb vandaag de helft verkocht en als alles
wat er gezegd wordt, waar is, dan izal de rest
him nog een tweede fortuin bezorgen."
Toen stond Lorrie op en ging achter den
stoel van den graaf staan. Ze boog zich over
hem heen en legde haar wang tegen de zijne.
,,0, mylord, mylord!'" fluisterde ze. ,,Guy,
Guy, vertel jij het, ik kan niet!"' en ze
kon werkelijk voor het oogenblik niet ,,zeg
hem dat de Court gered is gered!"
De oude man hoorde het, keek een oogenblik
rond met afwezigen blik, toen nam hij de
smalle handjes, die op zijn borst lagen en
kuste ze teer en dankbaar. Maar hij zei geen
woord.
Twee maanden later was er een groote
drukte en beweging op de Hall, want op dezen
helderen zomermorgen zou Lorrie Latimer
gravin Kendale worden. Zij ging naar de kerk
onder het luiden van de klokken en een groote
menigte dorpelingen stond te wachten. Ze
hadden haar geschiedenis gehoord en hadden
haar al leeren liefhebben om haar zelfs wil
zoowel als om haar echtgenoot, den zoon en
erfgenaam van hun heer, hun toekomstigen
graaf. De domine wachtte en in de kerk stond
de man dien ze liefhad, haar Guy, die ze niet
alleen zichzelf gaf, maar ook haar fortuin,
dat Latcham Court weer moest opbouwen.
Dicht naast haar stond de lange, edele
gestalte van den graaf, met een vriendelijk
glimlachje op zijn liefdevol gelaat, zijn wit
hoofd rechtop, zooals het sinds vele, vele
jaren niet was geweest. Hoe teeder legde hij
haar handje in zijn arm en hoe vriendelijk
keek hij van haar naar den zoon dien hij lief
had. De geheele geschiedenis van zijn groote
vergissing en de boete, die hij ervoor had ge
daan, lag in dien blik. Maar de liefde die hij
voor het meisje gevoelde, dat zich in zijn hart
zoo'n groote plaats had ingeruimd, was met
geen blikken, geen woorden te vertellen.
En nu waren de woorden die Lorrie Lati
mer en Guy Kendale man en vrouw maakten,
gesproken, de klokken klonken luid en door de
haag van juichende, jubelende toeschouwers
voerde Guy zijn eigen Lorrie.
Terwijl hij dit deed, gevolgd door Jack en
Greta en lady Farnham en lady Collop, kwam
juist toen ze in den auto stapten temidden van
een regen van bloemen, die door de school-
kinderen geworpen werden, een man naderbij,
die hen, half verscholen achter de menigte,
nastaarde.
Het was een lange, magere man, met een
somber, wit gelaat en donkere oogen, die
valsch keken. Dit en zijn saamgetrokken
dunne lippen, werkte zoo op een van de jonge
boeren, die dicht bij hem stond, dat hij den
man op zijn rug sloeg en half uit gekheid,
half ongeduldig zei:
Waarom roep je nfet mee, man? Hoera!
hoera!"
De vreemdeling smoorde een vloek en deed
een paar stappen achteruit, maar gedwongen
door een drang, dien hij zich niet verklaren
kon, stond hij even later weer onder de
menigte.
,,Schreeuw mee, man!" siep de jonge land-
bouwer nog eens. „Ben je een vreemdeling,
dat je als een suffe uil rondstaart? Weet je
niet wie de twee gelukkige menschen zijn?"
De man staarde hem aan en de landbouwer
kreeg medelijden met zijn gewaande onwetend-
heid en gaf hem nog een klap op zijn schouder.
,,Weet je het niet? Dan zal ik het je ver
tellen. Dat is onze jonge meneer met zijn
vrouw, vroeger juffrouw Lorrie Latimer nu
gravin Kendale. En we roepen allemaal zoo,
omdat de ware liefde eindelijk gezegevierd
heeft en een schurk zijn zin niet heeft gekre-
gen. Ken je de geschiedenis niet? Bewaar
me man, waar kom je vandaan? Weet je niet,
dat ik het over Seymour Melford heb, den zoon
van dien ouden Melford, die de menschen zoo
heeft opgelicht en die de vorige week is over
leden. jia en de zoon van dien ouden schurk
had bijna onze lieve lady te pakken. Maar onze
heer was hem toch te slim af, ja, werkelijk!
En nu heeft hij niet alleen zijn bruidje de
hemel zegene haar lieve gezichtje maar ze
heeft hem het geld ingebracht om Latcham
Court vrij te maken. Hoera, hoera! Sehreeuw
toch man! Sehreeuw mee, zeg ik je!"
Maar de vreemdeling, die zijn hoed over zijn
oogen trok, uitte een vloek en wendde zich om.
Het was Seymour Melford.
E I N D E.