ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN LORRIE No 9932. TWEEDE BLAD VRIJDAG 30 JUNI 1939 79® Jaargang Bmoenland Feuilleton £L EC TR/S H kcxe*. *6^66*/ Vraagt inlichtingen bij de erkende installateurs. j 11 -.Tg7jy.rt: TER NEUZENSCHE COURANT marechaussee zegt, dat de zaak op gronden van algemeen belang niet werd vervolgd, voor- afgaat aan de mededeelingen van den P.G. Ook tegen de methode, waarop in de zaak tegen pastoor B. het onderzoek is gevoerd, had de Minister ernstige hezwaren. Er be- stond igeen enkele verdenking van strafbare relaties van den pastoor en toch gaat de marechaussee een 36-jarige gehuwde vrouw ir den Haag hooren, die al sedert 1922, dus 16 jaar tevoren, uit Oss weg was. De commissie zou het een ernstige fout ach- ten, als tegen die vrouw was gezegd, dat de pastoor erkend zou hebben, dat 16 jaar ge- Ieden dingen met haar waren gebeurd, welke niet hadden mogen gebeuren. Zij de com missie wil dat dan ook niet aannemen, maar zij had de bewijzen kunnen vinden in de contra-memorie van den Minister bij het Amb- tenarengerecht. Immers dadelijk na het be- zoek van de marechaussee heeft de vrouw een brief aan den pastoor geschreven, waarin zij vroeig, hoe hiji zoo iets zeggen kon, dat toch niet waar was. Haar man beklaagde zich over het bezoek van de marechaussee en schreef een dag later een brief aan den Minister. Een dergelijk optreden van de marechaussee kon niet worden geduld. De Minister kwam tenslotte terug op de slechte verhouding tusschen marechaussee en gemeentepolitie. Het verheugde hem, dat de gemeente-politie er in het debat goed is afge- komen. Ziji heeft trouwens bij de ,,zuivering" een belangrijke rol vervuld. Het contact tusschen P.G. en officieren der marechaussee heeft te wensehen overgelaten. Dat is reeds erkend. De Minister heeft het optreden van den subst.-officier niet in alle opzichten verdedigd. Hij heeft in aanmerking genomen, dat deze niet toegankelijk moest zijn voor invloeden van de marechaussee. Voor de wijze, waarop de onderzoeken hebben plaats gehad, kan de subst.-officier niet verantwoor- delijk worden gesteld. Tegen den Procureur-Generaal zijn felle aan- vallen gericht. Misschien zou de Minister aan de Kamer voldoening geven door zijn hoofd aan te bieden. Daartoe is de Minister niet bereid, daar hij niet de overtuiging heeft, dat deze ambtenaar heeft gefaald. De Procureur-Generaal is een zeer bekwaam man, onkreukbaar, en volijver. Misschien zijn de hem aangewreven fouten af te leiden van zijn goede eigenschappen, maar men vergete niet, dat hij, had op te treden in zeer moeilijke omstandigheden. Hij zag de toestanden in on- gewenschte richting groeien. Wei had de Minister gaarne gezien, dat de P.G., nadat de nieuwe divisiecommandant op 1 Maart 1938 was opgetreden, met hem con tact had gezocht, al was zijn ervaring te voren niet prettdg geweest. De Minister wees het verwijt af, dat de procureur-generaal een vooroordeel had tegen de Kon. Marechaussee. Ontkent moet worden, dat wachtmeester de Gier 7% uur aan een stuk staande is ver- hoord. Beter ware het geweest, indien dit verhoor in twee etappes had plaats gehad. De Gier wilde echter d!e tekortkomingen van de brigade niet erkennen. De Minister begreep niet hoe men er een grief van maken kan, dat zijn gemachtigde voor het Ambtenarengerecht een onderhoud verzocht heeft met den sub-officier van justitie. Mag de Minister niet inlichtingen laten vragen aan een van zijn ondergeschikte ambtenaren Men overwege de zaak toch nuchter. Er wordt gesproken van een systeem- Speyart, van lukrake vervolging. Dan moet de heer v. d. Goes van Naters de gevallen dan maar eens opnoemen, waarin dit is gebeurd. Ten aanzien van den procureur-generaal is door de Kamer niet de betamelijke zorgvul- digheid betraeht. De Minister verklaarde ten slotte nog, van te voren geweten te hebben, dat zijn maatregel van 1 April 1938 het korps- commando zwaar moest treffen, maar daarvan heeft hij de verantwoordelijkheid dan ook aan- vaard. Op 2 April heeft een bespreking van de officieren met den Minister in diens kabinet plaats gevonden; toen zijn geen protesten in- gediend. Op 4 April verzocht de inspecteur den maatregel ongedaan te maken, eerst later heeft deze zich op een scherper standpunt ge- plaatst. Als de commissie tegen 1 April geweten had hoe gevaarlijk de zaken verliepen, zou zij zich aan de zijde van den Minister hebben ge- schaard. De Minister heeft een middel genomen, dat P.Z.E.M. fn&r. ffvtf /Orffan., rn. Ingez. Med. op zijn terrein lag, doch dat heelemaal nieuw in Nederland was. De bevoegdheid daartoe is door twee rechterlijke instanties erkend. Deze maatregel was het zachtst op dat oogenblik. Gestraft is er niet. (Protesten uit de Kamer.) Want daartoe mist de Minister de bevoegd heid. De Minister heeft zich vergist in den weerslag, die in een deel van ons volk en in het korps is teweeg gebracht, doch daarvoor kan men den Minister niet verantwoordelijk stel- len. De weerslag in Oss is echter gunstig ge weest. De samenwerking tusschen Rijkspolitie en gemeentepolitie is hersteld. De rust is weer gekeerd. De eer van het korps is onaangetast ge- bleven. Reeds het vorige jaar heeft de Minis ter dit erkend. Ook vertrouwen in het korps heeft de Minister nog. Zijn conclusdes verschil- len niet zoo heel veel met die, welke hij op 7 April 1938 had. Hij zal ernaar streven, het contact met het korpscommando zoo goed mogelijk te maken. Op dat stuk is wel het een en ander bereikt. Doch eerst moet de sfeer geheel zijn opge- klaard. De Minister zou zich verheugen als de Kamer de conclusies van hem zou willen aan- vaarden. Zelfs indien daar nog eenig verschil van meaning zou bestaan, dan zou hem dat niet verontrusten. Door alles heen heeft de Minister de rust van zijn geweten bewaard. Hij weet gestreden te hebben voor de goede rechtsverhoudingen. Maar nu, of later: Die erkenning zal komen. ,,Dat weet ik zeker", aldus eindigde de Minister. In de Woensdag gehouden vergadering der Tweede Kamer werd door verschillende leden na de rede van den Minister van Justitie ge- repliceerd, waarbij zij hun in eerste instanitie uiteengezet standpunt nader verdedigden. Hetzelfde kan worden gezegd van Minister Goseling, die eveneens in tweede instantie aan het woord kwam. Deze eindigde met de bemerking, dat men hier te doen heeft met een zakelijke bespre king van een zakelijk geval. Het gaat om den ernst der tekortkomingen en den maatregel. Spr. gelooft zijn standpunt duidelijk te hebben gemaakt. Daarover kan men van meening verschillen. Het ergste is' dat er verschil is ontstaan in ons volk. Spr. weet dat de groote meerderheid der Kamer het zakelijk karakter op den voorgrond stelde. Daarom zeide spr. gerust te zijn. Ook van anderen dan zijn poli- tieke vrienden heeft spr. bewijzen van instem- DE ZAAK-OSS IN DE TWEEDE KAMER. j Minister Goseling bean twoordt het debat. Er bestond groote belangstelling. Toen de j Voorzitter, de heer Van Schaik Dinsdag de vergadering opende, waren de tribune's geheel j bezet. Achter de Regeeringstafel had ook de Minister-president Dr. Colijn, plaats genomen. Minister Goseling, die j.l. Vrijdag reeds een begin had gemaakt aan zijn antwoord, her- haalde, dat hij naar dit oogenblik had ver- langd. Hij wees erop, dat men oog moet heb ben voor de proporties van de zaak. Hij hoopt van bezinning blijk te geven, zonder de zaak te minimaliseeren. Hij zou zonder terug- houding spr'eken, naar voile overtuiging. Men moet echter rekening houden met een nieuwe mentaliteit, welke slechts tegenstanders kent en dan alleen tegenstanders als misdadigers. De Minister maakte er gewag van van welke aantijgingen hij, en zijn gezin in het afgeloopen jaar hebben blootgestaan, aantijgingen, die hij maar wilde plaatsen op het terrein van het civiele recht. Over smaad en laster zou hij niet spreken. Men heeft van de zaak-Oss een ,,Roomsch zaakje" gemaakt. Alle instanties hebben uit- gemaakt dat de Minister met de zaak der beide pastoors niets te doen heeft gehad. De openlijke aantijgingen op dat punt hebben, den Minister het diepst gegriefd. Waren de pastoors strafbaar geweest dan zouden zij denzelfden weg op zijn gegaan als andere Nederlanders. Daat men de menschelijke blijken van ver trouwen en trouw van R. K. zijde niet mis- duiden. Ook van andere zijde zijn ze den Minister niet onthouden. Komende tot het rapport der commissie, zeide de Minister, dat hij er in menig opzicht over voldaan kan zijn, maar dat hij zich niet vemietigd voelt. De commissie aanvaardt, dat de Minister ter goeder trouw is geweest. Zij wil den term „ter goeder trouw" niet zoetelijk, als vergoe- lrjkend, beschouwen. Dat blijkt uit de moti- veering en daarover verheugde de Minister zich. De debatten van de vorige week hebben den Minister aanleiding gegeven juist dit punt het eerst te behandelen, met name wat betreft de gevolgen, welke de Minister aan een aan- neming der conclusie zou kunnen verbinden. Een complex van overwegingen, verschillende nuances deden zich gelden. De Minister zou daarom gaarne zien, dat zij, die wantrouwen willen uitspreken door te stemmen voor het eerste deel der conclusie, daartoe een open en eerlijke gelegenheid krijgen. Waar 't om gaat. Het gaat om de vragen hoe ver de tekort komingen der marechusseebrigade gingen en of de correctie passend is geweest. Naar de meening der commissie was geen sprake van machtsoverschrijding of aantasting van de rechtszekerheid. Het beleid van den Minister betreft ook de handelwijze van onder hem staande ambte naren en dat maakt de zaak moeilijk. De bevoegdheid der Kamer. In hoever kan nu de Kamer zich met straf- zaken inlaten? Niemand zal de Kamer willen bekleeden met een functde uitgaande boven die van de rechtsorganen. We moeten ons strikt bezinnen over de bevoegdheden van de Kamer in strafzaken. Zeker heeft de Kamer een controleerende be voegdheid, maar daarin zal wijze matiging moeten worden betraeht, om nadeelen van de burgers te voorkomen. Yooral ten aanzien van het uitoefenen van drang tot het instellen of voortzetting van vervolgingen, zal de Kamer wijze matiging moeten betraehten. De commissie ziet het gevaar ervan in. lets anders is, als de nor- male rechtsgang niet is gevolgd. Doch dat dit gebeurd is, heeft de Minister al ontkend. Alle zaken waren beeindigd, toen hij; op 1 April 1938 zijn; maatregel tegen de mare chaussee nam. Als hij, pastoors had willen sparen, had hij beter dien maatregel achter- wege kunnen laten. De maatregel bedoelde te voorkomen, dat fouten van de marechaussee zich zouden herhalen! Door CHARLES GAR VICE. 76) (Slot.) Het was zoo op en top de Lorrie van vroeger dat Guy, hoewel zijn oogen vochtig waren, in zijn hart groote vreugde gevoelde, maar voor hij iets tegen haar kon zeggen, ging de deur open en kondigde de butler sir Christopner Latimer aan. Lorrie had nog juist tijd om weer te gaan zitten, toen deze deftige per- soonlijkheid binnentrad. De graaf keek van den een naar den ander, stond toen op en strekte zijn hand uit. ,,Ik ben blij u te zien, sir Christopher", zei hij. U ziet ons hier een familiefeestje vieren en u had op geen beteren tijd kunnen komen. Hebt u al gedineerd?" ,,Ik heb op de club gedineerd," zei sir Christoper, toen hij de anderen begroette; „maar ik wil heel graag een glas wijn hebben. Het spijt me, dat ik zoo onverwacht kom bin- nenvallen, maar" hij ging eenigszins o,pge- wonden verder, terwijl hij de begroetingen van den graaf en van Guy onderbrak „ik heb belangrijke zaken met mijn pupillen te bespre- ken." „3k heb het hun wel gezegd," 'zei Jack hoofd- schuddend. „Ja, ik heb getracht iets ervan aan Jack uit te leggen, maar" hij, zweeg een oogen blik „Jack is ongetwijfeld een sieraad voor het Britsche leger, maar hij was niet ahem gedisponeerd voor zakelijke aangelegen- heden. De kwestie is, dat er iets belangrijks Het niet overleggen 'van zekere dossiers. De Minister besprak eerst het weigeren van het overleggen van rapporten in gedeponserde strafzaken en het verbod van het verschijnen van ambtenaren voor de commissie. Wat het laatste betreft, bekeek de Minister eerst de staatsrechtelijke zijde van de zaak. Wat het gemakkelijkste voor hem was heeft hij niet gedaan, wat het moeilijkste was heeft hij, aanvaard. De dossiers, welke gesloten zijn, zijn dossiers van zaken, welke niet vervolgd zijn. Het ergste voor een Nederlander zou zijn, dat hij vervolgd zou worden door de Kamer wegens een strafbaar feit, waarvan hij niet verdacht wordt. Vriji lang geleden heeft een precedent plaats gehad, bij een interpellatie-Schaper in 1907 over de mishandeling door een marechaussee. Toen werd ook (door Minister van Raalte) be- zwaar gemaakt tegen overlegging van de dos siers (van zaken, welke al berecht waren). En dat is terecht gebeurd. Minister van Raal te waarschuwde tegen het scheppen van een precedent. Maakt men een uitzondering, dan sehaft mien den regel af. De citaten in de nota uit deze dossiers zijn geschied om te laten zien, dat de zaken een regelmatige behandeling had den gehad. Voor den Minister persoonlijk zou een zuivere behandeling veel aangenamer zijn geweest, maar hij kon zich niet van zijn plicht laten afdringen. Wat het verschijningsverbod voor de amb tenaren betreft, ook hier zou een zuiver stand punt den Minister aangenamer zijn geweest, maar alle collega's van den Minister waren het er over eens, dat men geen precedent ten deze mocht scheppen. Niet dat het hier kabi- netspolitiek betrof, doch elke andere minister zou met zoo iets te maken kunnen krijgen. Bovendien, daar 't geen enquete betrof, miste men zekere waarborgen, welke de enquete- wet geeft. Voorts zijn de ministers verant woordelijk voor hun ambtenaren. De Minister wees het beroep op de kwestie- Spoorhout af, omdat tusschen deze zaak er drie groote verschillen bestonden, ook wat de positie van de spoorwegambtenaren aangaat. Het gebruik maken door de commissie van gegevens uit de pleitnota van Mr. James stelt den Minister achter bij welke andere gedaagde in een geding. De Minister heeft niet de pleitnota van Mr. James onder oogen gehad en er ook niet om gevraagd, omdat hij daardoor een beteekenis eraan zou hebben toegekend, welke deze nota niet mag hebben. Dit is niet het belangrijkste punt voor den Minister uit het verslag van de commissie. 'Geen nieuwe feiten. Voortgaande zeide de Minister, dat hij geen nieuwe feiten en materialen zou aanhalen. Hij bleef bij hetgeen bekend is en besproken. De commissie heeft te veel bij de behandeling van de afzonderlijke zaken de samenhang van de feiten en de andere omstandigheden uit het oog verloren. Er zijn vijf gevallen in 5 maan- den en 3, gevallen in 6 weken, waarin de marechaussee niet juist is opgetreden. De pers voligde de zaken op den voet en wat de publiciteit aangaat, herinnerde de Minister eraan, dat de marechaussee over door hem be- handelde zaken geen mededeelingen, mag doen. Op 8 April is die instructie nog door den districtscommandant hun ingescherpt, Als de marechaussees zich aan hun instructie wat de verhouding tot de gemeentelijke auto- riteiten betreft hadden gehouden, zou veel leed zijn voorkomen. Het achtemagaan van verjaarde feiten in kleine zaken mag men voor een juiste beoordeeling van hun houding op dat punt niet verwaarloozen. De Minister zou niet alle zaken nagaan, doch zich bepalen tot enkele markante feiten. De zaak van de werkverschaffing. In de eerste plaats de fraude bij de jeugd- werkverschaffing. Daar komt de scherpe ver houding tusschen gemeente en marechaussee vooral tot uiting. Zij verhoorden niet minder dan 49 getuigen (volgens de commissie ook te veel) fin gaf geen kennis aan den burgemees- ter van de arrestatie van de opzichters. Waarom mocht de burgemeester de getuigen in deze zaak niet wederom hooren Heeft Mr. MackayKatz zich daarom gestoken in de Amsterdamsche erfpachtszaak De zaak v. d. H. In de zaak v. d. H. heeft de raadsman van gebeurd is betreffende de zaken van mijn overleden neef, hun vader, hetgeen mylord, hun vooruitzichten totaal zal wijzigen." Jack kreunde. ,,Het lijkt ook of hij, hij uit een boek voor- leest, hd?" fluisterde hij tegen Lorrie. ,;Hebt u nog meer verplichtingen ontdekt, sir Christopher?" vroeg de graaf. „Verplichtingen, neen!"" schreeuwde sir Christopher opgewonden. „U weet misschien niet, mylord, dat mijn neef voor vijfduizend pond -aandeelen in een goudmijn kocht, de Great Wheal Rose?"' De graaf schudde zijn hoofd. Allen luis- terden aandachtig. „Het was de eerste en eenige keer, dat hij speculeerde", vervolgde sir Christopher, terwijl hij zijn brilleglazen opwreef, ,,en het is mij een raadsel, waarom hij, het eigenlijk heeft gedaan. Iemand moet hem be'invloed hebben ik heb mijn vermoeden daaromtrent!" „Het was (Seymour Melford, sir Christo pher," bracht lady Famham zachjt in het midden. „Ah!" zei sir Christopher, hum! Wel, hij kocht die aandeelen en dacht, dat hij zijn geld zou verliezen; de aandeelen zakten voortdurend. Op den morgen, dat hij stierf, ging hij zacht voort, „vonden we een brief die inhield, dat in de mijn plotseling een rijke goudader was ontdekt en dat de aandeelen de hoogte waren ingegaan. Is u dit alles duide lijk?"' De graaf knikte beleefd met het hoofd, maar het was buitengewoon twijfelachtig of hij het gewicht van die verklaring begreep. „Als executeur-testamentair had ik natuur- lijk de macht om deze aandeelen te verkoo- pen maar om een reden, die ijt niet kan ver- kiaren misschien was het een voorgevoel hield ik de aandeelen vast en gaf daarvoor het geld, dat zij vertegenwoordigden in den boe- de klagers zich de rol van ambtenaar O.M. toabediend. Men dient zich af te vragen over welk mate- riaai de marechaussee bsschikte, toen zij de zaak aanvatte. De Minister ging het materiaal na, op grond waarvan v. d. H. werd gearresteerd. Het voornaamste voor haar was een te veel betaald premiebedrag van 27,14, dat geres- titueerd was. Er waren gegevens bij de stukken over ver jaarde zaken. De administratie van het water- schap was in orde bevonden. Welk materiaal was er bij de slutting van het gerechtelijke vooronderzoek Preq'es hetzelfde wat er bij het politioneel onderzoek was. De rechtbank heeft het geheele dossier ter beschikking ge had. De ,,waarschuwirag" van den P.G. is niets anders geweest dan dat hiji de stukken in han- den had gehad en de aandacht er op vestigde. De Minister bestreed vervolgens de rede van den heer v. d. Goes van Naters en las een brief voor van den president van de Bossche rechtbank, welke spontaan tot den Minister is gericht. Daarin zegt deze president, dat de P.G. geen invloed heeft uitgeoefend op den president, om v. d. H. vrij, te laten en waarin hij alleen een seintje gaf, dat er onrecht zou geschieden kunnen in de zaak v. d. H. De commissie vergist zich, als zij meent, dat er nog meer redeiien zijn geweest voor het sluiten van het onderzoek. Processueel heeft geen enkele onregelmatigheid plaats ge- i had. Geen der dossiers in de zaak v. d. H. kon tot een veroordeeling leiden. Na de behandeling van de zaak-Oss voor het Ambtenarengerecht heeft de P.G. nog een on derzoek laten instellen, doch niets gevonden wat tot vervolging kon leiden. De commissie betreurt, dat de zaak v. d. H. niet is doorgezet, doch laat zij gerust zijn! Er is ook verband gelegd tusschen een fabu- leuzen machtigen in Brabant en de zaak van notaris B., die wegens een aanrijding niet is veroordeeld. De P.G. staat hierbuiten. Immers de zaak tegen notaris B. is berecht op 13 Sept. 1934, de P.G. is benoemd met ingang van 8 October 1934. De zaak der geestelijken. De zaak van de geestelijken is voor velen (en voor enkele leden der Kamer) de kern van de zaak-Oss. Er is een afschuwelijke sen- satie van gemaakt. De indruk wordt gewekt alsof de geestelijken zich altijd aan afschuwe lijke wandaden schuldig maken. De heer Rost van Tonningen kwam zelfs nog met een nieuwe beschuldiging tegen een van de geeste lijken. Waarom heeft hij de zaak niet aange- geven volgens het Wetboek van Strafrecht? Dat was zijtn plicht geweest. Maar op die manier springt men om met de rechten van Nederlandsche burgers! De Minister wees er mevr. MackayKatz op, dat zij, een verkeerde toepassing verlangde van het wetsartikel betreffende het toezicht op voogden met betrekking tot de geestelijken. Nooit heeft de Minister met eenig overheids- persoon der R.K. Kerk contact over deze zaak gehad en hij zou het ook niet willen hebben. Men moet in zaken als deze zeer voorzichtig zijn. Natuurlijk hebben de kerkelijke over- heden belangstelling voor de zaak, om te kun nen handelen als de beschuldigingen gegrond blijken. Men moet zeer voorzichtig zijn met zijn cri- tiek in zaken als deze. De pastoors zijn onder- worpen aan een onderzoek, als waaraan hij niet gaarne andere burgers bijv. in Den Haag bloot gesteld zag. De Minister behandelde eerst de zaak tegen pastoor V. De commissie achtte de zaak af geloopen; zij had tegen het onderzoek geen bedenking. Dat is toch wel vreemd. Want juist tegen de methode van onderzoek had de Minister ernstige bedenkingen. De bezwaren- de verklaringen moeten in een geval verjaard, in het andere geval op de grens van verjaring zijn geweest. Diezelfde getuigen hadden 7 jaar geleden al verklaard, dat het niet waar was. De verklaringen van 1931 en nu liepen uit- een. Zonder dat nieuwe feiten zich hebben voor- gedaan, hebben de marechaussee's over feiten van 10 en 14 jaar geleden nog de jonge, hui- dige misdienaars van den pastoor gevraagd. Dat moest beroering en ontzetting brengen bij de ouders van die kinderen in Oss en die beroering is ook ontstaan. Zooiets kan men niet in Oss en ook niet in Den Haag toelaten. Wat de zaak tegen pastoor B. betreft, wees de Minister erop, dat de zinsnede, waarin de del. Ik bleef de aandeelen echter houden voor Greta, Jack en Lorrie. „Ik begrijp u volkomen, sir Christopher", zei de graaf. „Wel, mylord as-jja jik zal graaf nog een glas wijn gebruiken, lord Kendale de aan deelen stegen in waarde en ik kocht er nog meer ibjj, voor rekening van de familie, be- grijpt u?" ,,Ja", zei de graaf met een glimlachje, ,,en nu zijn ze weer naar de laagte gegaan en is het geld verloren niet waar sir Christo pher?" ,,Neen," riep deze uit, harder dan hij ooit in zijn leven geschreeuwd had, ,,dat hebben ze niet gedaan ze zijn enorm, ongeloofe- lijk de hoogtfc in gegaan! De Great Wheal Rose is een van de kostbaarste goudmijnen geworden. Zij wordt door kenners mil- lioenen geschat en de aandeelen die wij dat zijn Greta, Jack en Lorrie bezitten, zijn bijna honderd dertig duizend pond waard." Even heersehte er een stilzwijgen, toen uitte Jack een vroolijk „hoera!" en wuifde met zijn servet. De graaf zonk bleek en be- vend in zijn stoel terug en Guy keek van den een naar den ander. Alleen Lorrie scheen onbewogen. Honderd dertig duizend pond, mylord. Ik heb vandaag de helft verkocht en als alles wat er gezegd wordt, waar is, dan izal de rest him nog een tweede fortuin bezorgen." Toen stond Lorrie op en ging achter den stoel van den graaf staan. Ze boog zich over hem heen en legde haar wang tegen de zijne. ,,0, mylord, mylord!'" fluisterde ze. ,,Guy, Guy, vertel jij het, ik kan niet!"' en ze kon werkelijk voor het oogenblik niet ,,zeg hem dat de Court gered is gered!" De oude man hoorde het, keek een oogenblik rond met afwezigen blik, toen nam hij de smalle handjes, die op zijn borst lagen en kuste ze teer en dankbaar. Maar hij zei geen woord. Twee maanden later was er een groote drukte en beweging op de Hall, want op dezen helderen zomermorgen zou Lorrie Latimer gravin Kendale worden. Zij ging naar de kerk onder het luiden van de klokken en een groote menigte dorpelingen stond te wachten. Ze hadden haar geschiedenis gehoord en hadden haar al leeren liefhebben om haar zelfs wil zoowel als om haar echtgenoot, den zoon en erfgenaam van hun heer, hun toekomstigen graaf. De domine wachtte en in de kerk stond de man dien ze liefhad, haar Guy, die ze niet alleen zichzelf gaf, maar ook haar fortuin, dat Latcham Court weer moest opbouwen. Dicht naast haar stond de lange, edele gestalte van den graaf, met een vriendelijk glimlachje op zijn liefdevol gelaat, zijn wit hoofd rechtop, zooals het sinds vele, vele jaren niet was geweest. Hoe teeder legde hij haar handje in zijn arm en hoe vriendelijk keek hij van haar naar den zoon dien hij lief had. De geheele geschiedenis van zijn groote vergissing en de boete, die hij ervoor had ge daan, lag in dien blik. Maar de liefde die hij voor het meisje gevoelde, dat zich in zijn hart zoo'n groote plaats had ingeruimd, was met geen blikken, geen woorden te vertellen. En nu waren de woorden die Lorrie Lati mer en Guy Kendale man en vrouw maakten, gesproken, de klokken klonken luid en door de haag van juichende, jubelende toeschouwers voerde Guy zijn eigen Lorrie. Terwijl hij dit deed, gevolgd door Jack en Greta en lady Farnham en lady Collop, kwam juist toen ze in den auto stapten temidden van een regen van bloemen, die door de school- kinderen geworpen werden, een man naderbij, die hen, half verscholen achter de menigte, nastaarde. Het was een lange, magere man, met een somber, wit gelaat en donkere oogen, die valsch keken. Dit en zijn saamgetrokken dunne lippen, werkte zoo op een van de jonge boeren, die dicht bij hem stond, dat hij den man op zijn rug sloeg en half uit gekheid, half ongeduldig zei: Waarom roep je nfet mee, man? Hoera! hoera!" De vreemdeling smoorde een vloek en deed een paar stappen achteruit, maar gedwongen door een drang, dien hij zich niet verklaren kon, stond hij even later weer onder de menigte. ,,Schreeuw mee, man!" siep de jonge land- bouwer nog eens. „Ben je een vreemdeling, dat je als een suffe uil rondstaart? Weet je niet wie de twee gelukkige menschen zijn?" De man staarde hem aan en de landbouwer kreeg medelijden met zijn gewaande onwetend- heid en gaf hem nog een klap op zijn schouder. ,,Weet je het niet? Dan zal ik het je ver tellen. Dat is onze jonge meneer met zijn vrouw, vroeger juffrouw Lorrie Latimer nu gravin Kendale. En we roepen allemaal zoo, omdat de ware liefde eindelijk gezegevierd heeft en een schurk zijn zin niet heeft gekre- gen. Ken je de geschiedenis niet? Bewaar me man, waar kom je vandaan? Weet je niet, dat ik het over Seymour Melford heb, den zoon van dien ouden Melford, die de menschen zoo heeft opgelicht en die de vorige week is over leden. jia en de zoon van dien ouden schurk had bijna onze lieve lady te pakken. Maar onze heer was hem toch te slim af, ja, werkelijk! En nu heeft hij niet alleen zijn bruidje de hemel zegene haar lieve gezichtje maar ze heeft hem het geld ingebracht om Latcham Court vrij te maken. Hoera, hoera! Sehreeuw toch man! Sehreeuw mee, zeg ik je!" Maar de vreemdeling, die zijn hoed over zijn oogen trok, uitte een vloek en wendde zich om. Het was Seymour Melford. E I N D E.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1939 | | pagina 5