Ter Neuzensche Couran Binnenland Buitenland i^aandag 5 Jcni 1939 No. 9921 TWEEDE BLAD HERDENKING MARNIX VAN ST. ALDEGONDE. 0 VAN WETSONTWERP INZAKE INENTING TEGEN POKKEN. Een stelsel van wettelijk geregelden individueelen drang. Ingediend is een ontwerp van wet tot vast- stelling van nieuwe bepalingen betreffende de inenting tegen pokken. Hierin is neergelegd een stelsel van wettelijk geregelden indivi dueelen drang. Aan de memorie van toelicbting ontleenen wij: Het onderhavige wetsontwerp is vrucht van den arbeid van de bij Kon. besluit van 26 Januari 1938 ingestelde staatscommissie, welke tot opdracht ontving te onderzoeken: le. Of bet wenschelijk is de bestaande be palingen betreffenden den vaccinatieplicht, waarvan de werking is opgescbort, hetzij ter- stond, betzij geleidelijk, weder in werking te doen treden, en zoo deze vraag ontkennend wordt beantwoord; 2e. Of het wenschelijk is deze bepalingen te doen vervallen, zonder dat tot eenige nieuwe regeling van de vaccinatie wordt over- gegaan, dan wel: 3e. Of het wenschelijk is ten aanzien van de vaccinatie een nieuwe regeling te treffen, en zoo ja, hoe zij behoort te luiden. "Deze staatscommissie heeft onder dagteeke- ning van 16 Mei 1939 een eerste verslag uit- gebracht, waaruit iblijkt, dat zij de vragen onder *le en 2e ontkennend, die onder 3e be- vestigend beantwoord. Zij is daartoe ge- komen, na voorlichting van een door haar uit haar midden aangewezen medische sub-com- missie. Met het ontwerpen van een aantal door haar wenschelijk geacbte wettelijke voor- schriften, houdt de staatscommissie zich nog bezig. Zij heeft echter gemeend, dat, daar haar definitief rapport niet zoo tijdig kon iwor- den uitgebracht, dat de totstandkoming van alle bedoelde wettelijke voorschriften voor 1 Januari 1940 mogelijk .zou zijn, althans ten aanzien van een punt waarop voor dien datum een wettelijke regeling is, bereids verslag hoorde te worden gedaan. Dit punt ibetreft de in conclusie 3 van het rapport der medische sub-commissie uit de staatscommissie genoemde opvoering van de immuniteit van de Nederlandsche bevolking, welke opvoering alleen kan geschieden door te bevorderen, dat onze bevolking op veel grooter schaal wordt gevaccineerd dan thans het geval is. Deze conclusie luidt: Het is dringend noodig de immuniteit der Nederlandsche bevolking z6o hoog op te voe- ren als met eerbiediging van bezwaren van geneeskundigen, religieusen en ethischen aard mogelijk is. Ter bevordering van de vaccinatie zijn in ons land sinds vele jaren voorschriften ge- geven, die tegenwoordig zijn neergelegd in de bij artikel 35 der Besmettelijke-ziektenwet ge- handhaafde bepalingen van de wet van 4 Dec. 1872 houdende voorzieningen tegen besmette- lijke ziekten. De werking van een deel van die bepalingen is echter sedert de wet van 11 Februari 1928 opgeschort. Deze opschorting geschiedde laatstelijk bij de wet van 31 Dec. 1937 tot 1 Januari 1940. Het is met het oog hierop inderdaad van belang, dat een nieuwe regeling van de vac cinatie voor laatstgenoemden datum tot stand komt. De vraag, welke zich bierbij voordoet is deze, of voor het bereiken van het ge- wenschte doel een nieuwe wettelijke regeling noodig is, of dat kan worden volstaan met het doen herleven van de bepalingen waarvan de werking thans is opgeschort, door deze schorsing niet te verlengen. De staatscommissie is tot de conclusie ge- komen, dat eenerzijds de vroegere regeling van den vaccinatieplicbt niet weer in het leven kan worden geroepen, anderzijds eenige regeling van de vaccinatie niet kan worden gemist, daar de bevordering ervan niet geheel aan de partieuliere propaganda kan worden overgelaten. Een nieuwe regeling ter bevor dering van de vaccinatie moet daarom worden tot stand gebracht. De staatscommissie heeft daarbij haar keuze gedaan uit twee stelsels. Het eerste en zeer voor de hand liggende stelsel, dat zij daarbij overwogen heeft, is dat van den directen dwang. Eh foestaan tegen deze regeling evenwel belangrijke bezwaren, omdat men op rudme schaal gelegenbeid zou moeten geven tot het verkrijgen van vrijstelling van de vaccinatie- verplichting. De Minister van Sociale Zaken is met de staatscommissie van oordeel, dat, zeker zoo- lang er aan de vaccinatie nog gevaren ver- bonden blijven van den aard zooals die thans bestaan, de beslissing over het al of niet vac- cineeren uitdindelijk bij de ouders moet blijven berusten. Hij heeft daarom met de staats commissie zijn keuze bepaald op het tweede stelsel, dat door de staatscommissie over wogen is, n.l. het stelsel van den wettelijk ge regelden individueelen drang. Dit stelsel houdt in de eerste plaats in, dat vanwege de overheid aan alle ouders wordt aangeraden om hun kind, voor zoover daar- tegen uit gezondheidsoogpunt geen bezwaren bestaan, op den daarvoor geschikten leeftijd te doen inenten. Deze raad wordt aan de ouders of personen, die over een kind de ouderlijke macht of voogdij uitoefenen, schrif- telijk gegeven door den burgemeester der woongemeente van het kind, in de maand, waarin het kind den leeftijd van vier maanden bereikt Laten de ouders hun kind vaccinee- ren voor het den leeftijd van een jaar bereikt heeft, dan behoeven zij geen enkele andere formaliteit te vervullen dan het overleggen van het bewijs, dat de vaccinatie heeft plaats gehad. Indien de vaccinatie op dat tijdstip echter niet is geschied, volgen twee admini- stratieve maatregelen, waarbij, dit zij reeds dadelijk opgemerkt, de vrijheid van de ouders om het kind al dan niet te doen vaccineeren, volkomen onaangetast blijft. De plicht, die in het zooeven genoemde ge val, dat het kind niet tijdig wordt gevacci neerd. oip alle ouders rust, is deze, dat zij aan den burgemeester een onderteekende verkla ring hebben over te leggen, waarom de in enting wordt achterwege gelaten. De redenen van het achterwege blijven kunnen van prin- cipieelen en/of van geneeskundigen aard zijn. Met het oog op de mogelijkheid dat de bezwa ren van geneeskundigen aard zijn is het ge- wenscht. dat de ouders overleg met een ge neeskundige plegen. Als dit overleg tot niet- vaecineeren leidt is het gewenscht, dat de geneeskundige mede een verklaring aflegt. De tweede administratieve maatregel be- staat hierin. dat de burgemeester al degenen, die een verklaring hebben overgelegd, oproept om voor hem of een door hem aan te wijzen a'mbtenaar, alsmede een door hem aangewezen geneeskundige, te verschiinen. m deze oproeping achterwege laten, indien de in de verklaring vermelde redenen geheel of gedeeltelijk van geneeskundigen aard zijn en tevens is overgelegd een verklaring van een geneeskundige, met wien over de vraag van de inenting overleg is gepleegd, waarbij deze dit overleg ibevestigt. De burgemeester is dus tot oproeping verplicht in de gevallen, waarin uitsluitend redenen van prineipieelen aard in het geding zijn of waarbij het gaat om rede nen van geneeskundigen aard zonder dat een verklaring van een geneeskundige is over gelegd. De bedoeling van deze verschijning voor den burgemeester is in de eerste plaats degenen, die opgeven zuiver principieele 'bezwaren te hebben, blijk te laten geven, dat het hun inderdaad met deze bezwaren ernst is, en voorts om voor hen, zoomede voor degenen, die meenen bezwaren van geneeskundigen aard te hebben, zonder dat zij daarover met een geneeskundige overleg hebben gepleegd, een uiteenzetting te doen geven van de ge neeskundige beteekenis van de vaccinatie, van den aard en den omvang der gevaren, welke aan het niet-vaccineeren en aan het waccinee- ren verbonden zijn. Met de eventueele ver schijning voor den burgemeester of 'den door hem aangewezen ambtenaar is de procedure definitief geeindigd. Ten slotte is de burgemeester ook tot op roeping verplicht van die niet hebben voldaan aan de verplichting om het bewijs te leveren, dat het kind, voordat het den leeftijd van den jaar heeft bereikt, tegen pokken werd dngeent. Dit het bovenstaande iblijkt, dat het door de staatscommissie voorgedragen stelsel slechts twee verplichtingen kent, nl. een verklarings- plieht en eventueel een verschijningsplicht. Tegen overtrading van beide verplichtingen wordt straf bedreigd. De minister is met de staatscommissie, die haar gevoelen met eenstemmigheid heeft uit- gesproken, van oordeel, dat het door haar voorgedragen stelsel meer dan eenig ander stelsel waarborgen ibiedt, dat de vaccinatie, 5 gelijk noodzakelijk is, in ons land zal toe- nemen, zoodat de bestaande zeer onvoldoende immunisatietoestand der bevolking, welke onder de tegenwoordige omstandigheden elk jaar slechter wordt, in de toekomst weer zal verbeteren en in elk geval voorloopig in veel geringer mate zal achteruit loopen dan in de laatste jaren het geval is geweest. Zooals hienboven reeds is medegedeeld, is het>geen thans wordt voorgesteld naar het oordeel der staatscommissie, niet het eenige, dat ter bestrijding van het pokkengevaar wettelijk zal moeten worden geregeld. De staatscommissie stelt zich voor over de andere door haar wenschelijk geachte maatregelen weldra te rapporteeren, doch de minister heeft met de staatscommissie gemeend, dat hetgeen hierbij wordt voorgesteld, in zoo- danige mate urgent is, dat met de indiening van dit wetsontwerp niet mocht worden ge- wacht totdat de staatscommissie haar defini- tieve rapport heeft ingediend. KINDERBIJSLAGVERXEKERING. Aan de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer inzake de wettelijke regeling inzake kinderbijslagverzekering is het vol- gende ontleend. Het was den minister van Sociale Zaken een genoegen te vernemen, dat zeer vele leden hun instemrning hebben be- tuigd met het beginsel, dat aan dit wetsont werp ten grondslag ligt. Ter motiveering van het standpunt, dat een meer rechtvaardige verdeeling van het totale loonbedrag dient te worden nagestreefd, is in de memorie van toelichting onder meer aan- gevoerd, dat het gemeene welzijn medebrengt dat de redelijk- en zedelijk-handelende mensch die voor het levensonderhoud van zich en de zijnen aangewezen is op zijn arbeidskracht in de organisatie der loonvorming niet in het al- gemeen een belemmering ontmoet tot het voldoen aan zijn recht op vorming van een gezin naar de wetten der natuur en aan zijn plicht tot onderhoud van het aldus door hem gevormde gezin. Deze motiveering werd door verscheidene leden zwak genoemd. Zij stelden daartegen- over, dat bij de vorming van een gezin aan de natuur geen vrij spel kan gelaten worden, vooral als men de lasten daarvan niet zelf kan dragen. De minister kan zich met deze opwerping niet vereenigen. Niet minder dan de leden, die deze opwerping maakten, is hij overtuigd van de persoonlijke verantwoordelijkheid van het gezinshoofd voor het onderhoud van zijn ge zin. Maar juist de handhaving dier verant woordelijkheid maakt het noodzakelijk, dat niet het gezinshoofd in de organisatie der loonvorming in het algemeen een belemme ring ontmoet voor het onderhouden van zijn gezin, zoodra dit grooter is dan de feitelijk gemiddelde gezinsomvang in de maatschappe- lijke samenleving, waartoe hij behoort. De minister is van oordeel, dat met de be staande voorzieningen voor grootere gezinnen, zooals belastingaftrek enz. niet kan worden volstaan. Ook bij de loonbepaling dient met het grootere gezin rekening te worden ge- houden. De strekking van het ontwerp is voor de grootere gezinnen meer financieele ruimte te scheppen ten bate van de opvoeding en ont- wikkeling der betreffende kinderen. Daarvan mogen goede sociale gevolgen worden ver- wadht. Dat ook voor niet-arbeiders een voorziening gewenscht wordt geacht, behoeft geen reden te zijn, evenmin als bij ziekte-, ongevallen- en invaliditeitsverzekering, om de voor de groote groep van arbeiders in loondienst geeigende voorziening niet te doen tot stand komen. Tegen de gansch andere gedachte van een stelsel van staatsuitkeeringen aan groote ge zinnen, die over onvoldoende in'komsten be- schikken, bestaan bij den minister overwegen- de bezwaren. Aan den wensoh om althans een subsidie van overheidswege als bijdrage in de kosten van de kinderbijslagregeling te verstrekken, kan de minister niet tegemoet komen. Opneming in het ontwerp van een loon- grens, als door verscheidene leden bepleit, zou de minister niet juist achten. Dat het faepalen van een loongrens tot een kostenbesparing van eenige beteekenis zal leiden, valt niet te verwachten. Het aantal hooger gesalarieerden is betrekkelijk gering. Overweging van de aangevoerde argumen- ten om den kindefbijslag eerst bij het vierde kind beneden den lbjarigen leeftijd te doen aanvangen, heeft den minister niet er toe kunnen doen besluiten, op dit punt een wijzi- ging in het ontwerp aan te brengen. Met de opmerking van sommige leden, dat men in de huidige omstandigheden met het opleggen van nieuwe lasten op het bedrijfs- leven uiterst voorzichtig moet zijn, kan de minister instemmen. Hij meent, dat met de bevordering der onderhavige regeling aan deze noodige voonzichtigheid geen geweld wordt aangedaan. Of en in hoeverre de kinderbijslagverzeke ring Voor de bedrijven een verhooging van lasten zal beteekenen, hangt hiervan af, of en in hoeverre verdisconteering in de loonbepa ling plaats vindt. o jtvh'- m-oven aanneman, dat met een premie van circa 1 pet. zal kun nen worden volstaan. De keuze der uitvoeringsorganen vond niet bij alle leden instemrning. Er van uitgaande, dat in het algemeen uit- I voering der verzekeringswetten door het be- j drijfsleven zelf het meest gewenscht is, komen naar de meening van den minister een drietal uitvoeringsorganen in aanmerking. In de eer ste plaats, als tbedrijfsorganen, de bedrijfs- raden, en de bedrijfsvereenigingen en daar- naast, als aanvulling, het rijksfonds. De wijze, waarop de inning van de premien en de uitbetaling van de kinderbijslagen ge- schiedt, laat het ontwerp ter regeling over aan de reglementen van de kinderbijslagfond- sen. Daardoor zal de uitvoering der verzeke- ring zoo eenvoudig mogelijk kunnen worden gehouden. In vele gevallen zal de uitbetaling van den bijslag door den werkgever kunnen geschieden; het over een kwartaal of half- jaar uitgekeerde bedrag kan dan bijv. verre- kend worden met de premie, welke de werk gever over die periode aan het uitvoerings- orgaan verschuldigd is. De minister ontkent niet, dat van den werk gever eenige administratieve arbeid zal wor den gevraagd. Dit is bij een sociale verzeke- ringswet, en met name bij een kinderbijslag verzekering onvermijdelijk. In antwoord op de ter zake gestelde vraag zij medegedeeld, dat, indien de drie bestaande bedrijfsvereenigingen, welke op de centrale landbouworganisaties steunen, een kinderbij- slagfonds willen oprichten, zij naar file waar- schijnlijkheid als bedrijfsvereeniging in den zin dezer wet zullen worden erkend. Het nationaal comite ter herdenking van Philips van Marnix van St. Aldegonde 1540 1940 deelt mede, dat de plannen voor de vierinig van Mamix vierde eeuwfeest thans vasten vorm hebben verkregen, Het comite stelt zich voor in het begin van den zomer van 1940 een groote openbare her- denkingsplechtigheid te Leiden te houden en bij die gelegenheid een aan Marnix gewijd raam in het koor der Pieterskerk aldaar te onthullen. Bovendien hoopt het comitd een Marnix-tentoonstelling, zeer waarschijnlijk eveneens te Leiden, in te richten. Het comite is bezig zijn circulaires op groote schaal te verspreiden om de noodige geldmiddelen bijeen te brengen. De penningmeester, de heer Jacob Mees te Rotterdam, ontvangt voor dit sympathieke vaderlandsche doel gaarne giften op zijn postrekening gg. 137917, dan wel op de rekening van het Mamix-comite bij de firma R. Mees en Zonen te Rotterdam. DE OVERNEMING VAN DE RED STAR LINE DOOR DE H. A. L. De directie van de Holland-Amerika-Lijn bevestigt thans de juistheid van het reeds gepubliceerde bericht, dat zij de Red-iS-tar- Line heeft overgenomen. De Holland-Amerika-Lijn heeft zoowel de foeide passagiers- en vrachtschepen Pennland en Westernland als de goodwill der Red-Star- Line verworven. De bestaande dienst zal worden voortgezet als de Red-Star-Line- service der H. A. L. Van 3 Juni af zal elken Zaterdag, zoowel van Antwerpen als van New-York, een afvaart plaats vinden. De schepen der Bernsteinlijn vallen buiten deze transactie. Met het oog op de verdere financiering van den bouw der kort geleden bestelde twee sche pen voor den Pacificdienst en van de boven- vermelde transactie inzake de Red-Star-Line, hebben commissarissen en directie der Hol land-Amerika-Lijn -besloten tot onderhandsche plaatsing a pari van een bedrag van f 4.500.000 aandeelen, gerechtigd tot dividend over het loopende boekjaar. BEZWAREN GEOPPERD TEGEN HET RIJKSINKOOPWEZEN. Aan het voorloopig verslag der Tweede Kamer inzake wijziging van de begrooting van financien voor 1939 wordt o.m. ontleend: Sommige leden zagen de voortdurende uit- breiding van het rijksinkoopbureau allerminst met onverdeeld genoegen. Naar hun meening kleeft eenerzijds aan die uitbreiding het be- zwaar, dat bij leveringen aan het rijk de mid- denstand steeds meer wordt uitgeschakeld, terwijl anderzijds de voordeelen, welke aan een centralisatie van inkoop verbonden kunnen zijn, hier steeds meer probleimatiek worden. Immers, bij voortdurende uitbreiding komt er een punt, waarop de lasten aan rente en aflos- sing, aan salarissen, aan sociale voorzienin gen, enz. zoo hoog zijn geworden, dat zij het geldelijk voordeel overtreffen, dat voor de igezamenlijke rijksinstellingen aan dezen vorm van inkoop van de door haar benoodigde goe- deren verbonden is. Andere leden daarentegen wezen erop, dat de centralisatie van den inkoop voor den staat zeer belangrijke besparingen oplevert. Gaarne zouden verscheidene leden vernemen of het pand, waarvoor thans gelden worden aangevraagd, reeds is laangekocht, en zoo ja, of die transactie dan is tot stand gebracht onder voorbehoud van goedkeuring door den begrootingswetgever. DE WERKLOOZENKORTING BU DE SPOORWEGEN 1NGEG.VAN. De Nederlandsche Spoorwegen hebben besloten om werkloozen, als zij moeten reizen, tegemoet te komen door hen in de gelegen heid te stellen dit te doen tegen betaling van den halven enkelereis-prijs. Deze mogelijkheid is Vrijdag ingegaan. Zij geldt voor werkloozen, die in de rijks- of gemeentelijke steunregeling voor werkloozen zijn opgenomen, voor hen, die in van overheids wege gesubsidieerde werkverschaffingen zijn geplaatst, die in de steunregeling voor tewerk- gestelde kleingrondgebruikers zijn opgenomen en voor hen, die uitkeering uit een van over heidswege gesubsidieerde werkloozenkas ont- vangen. De werkloozen moeten voor eke reis een legitiimatiebewijs bezitten, dat hun voor dit doel door het betrokken steunverleenende orgaan verstrekt wordt. Het tarief geldt alleen voor de werkloozen zelf, dus niet voor de gezinsleden. VERGUNNING DER AUSTRALISCHE REGEERING AAN K.N.I.L.M. OM TE VLIEGEN MET GECHARTERDE K.L.M.-VLIEGTUIGEN. De Australische minister van buitenlandsche zaken, Gullett, heeft medegedeeld, dat de regeering van Australie heeft besloten toe te staan, dat vliegtuigen van de K.L.M. op Australie vliegen wanneer zij gecharterd zijn door de K.N.I.L.M. Inzake het verzoek van de Nederlandsche regeering om de K.L.M. toestemming te geven tot het onderhouden van een directen dienst op Australie, waardoor een venbinding zou ontstaan, die men ais eeg directe concurrentie \'oor de Imperial Airways beschouwd, is nog geen beslissing genomen, doch het verzoek •Wordt in beraad gehouden. Hiermede is dus de mogelijkheid voor de K.N.I.L.M., om K.L.M.-vliegtuigen te char- teren voor haar dienst op Australie, waarom- lieiiL m den laacstbn tijd zooveei tegeastrij- dige berichten zijn verschenen, voor het eerst geopend. Het is waarschijnlijk dat de K.N.I. LM. van detze mogelijkheid binnen korten tijd gebruik zal maken. Een beslissing hierom- trent is nog niet gevallen, doch men verwacht, dat de besprekingen, welke daarover nog noodig zijn, geen moeilijkheden zullen opleve- ren. IN ST ALLATIE COMMISSIE TOT ONDERZOEK IN HET BAKKERIJBEDRIJF. De Minister van Economische Zaken heeft Vrijdag te 's-Gravenhage de Commissie tot Onderzoek van den Toestand in het Bakkerij- bedrijf geinstalleerd met een rede, waaraan het volgende is ontleend: „De moeilijkheden in het bakkerijbedrijf hebben reeds verscheidene malen de aandacht der Regeering gevraagd en ook reeds eenige malen tot ingrijpen van overheidswege genood- izaakt. Een efficiente en economisch gezonde brood- voorziening is zoowel voor een ibehoorlijke bevrediging van de directe behoefte aan dit allereerste volksvoedsel als uit een oogpunt van eoncurrentie-mogelijkheid voor het Neder landsche bedrijfsleven een allereerste voor- waarde. Een tweede reden waarom de Regeering den gang van zaken in het bakkerijbedrijf met aandacht volgt, is gelegen in den aard van dezen bedrijfstak zelf. In een bedrijfstak als deze immers, met een groot aantal mid- denstandsbedrijven, draagt de onderlinge con currentie veelal een ander karakter dan in bedrijfstakken, welke voomamelijk uit groo tere ondememingen bestaan. Zoo zal in het bakkerijbedrijf in sterkere mate nog dan elders de onderlinge concurren tie niet in de eerste plaats leiden tot een sa- neering door het uitvallen der marginale be drijven, doch tot een verarming van een groot deel der ibedrijfsgenooten en eerst daarna, misschien tot een zekere saneering. Het is voomamelijk de dreigende verarming van het Amsterdamsche bakkerijbedrijf in een ongeli- miteerden concurrentiestrijd geweest, welke de aanleiding is geworden tot de verbindend- verklaring van een minimumbroodprijsregeling te Amsterdam. De sinds eenigen tijd ook in de residentie opnieuw gevoerde broodprijsoorlog geeft aan leiding, zich af te vragen, of dan de tot nog toe voor het geheele land getroffen publiek- of privaatrechtelijke regelingen op den duur wel voldoende kunnen worden geacht en zoo niet, of dan moet worden voortgegaan op den voor Amsterdam ingeslagen weg. Immers, hoewel overtuigd van de noodzaak eener mi- nimumprijsregeling in de Amsterdamsche om standigheden, heb ik, aldus de minister, mij toch de bezwaren tegen een zoodanige rege ling allerminst ontveinsd. Ik heb dan ook deze minimum-prijsregeling voorshands nog slechts als een conservatoiren maatregel ge- zien. Niet alleen echter bestaan er groote ver- schillen tusschen de individueele ondememin gen, ook locaal zijn er zeer groote ondersehei- den. Niet alleen de structuur van het bedrijf loopt van plaats tot plaats uiteen, ook de prijs- verhoudingen liggen vaak zeer versehillend. Nog gecompliceerder is, dunkt mij, het vraagstuk geworden door de cumulatie van een aantal publiek- en privaatrechtelijke rege lingen. Behalve de overheidsmaatregelen kent het bakkerijbedrijf immers sinds enkele jaren ook een privaat-rechtelijke saneerings- regeling. Hoewel het hier gaat om bestudeering van het vraagstuk, hoe de economische moeilijk heden in het bakkerijbedrijf opgelost zouden kunnen worden, dient er voorts op gelet, dat die economische moeilijkheden mede veroor- zaakt kunnen zijn door sociale overheidsmaat regelen. In dit veriband kan men b.v. noemen de af- schaffing van den nachtarbeid door de Ar- beidswet 1919. Deze maatregel- heeft, naar de ervaring heeft uitgewezen, economische ge volgen van zeer ingrijpenden aard voor een deel van het bakkerijbedrijf met zich gebracht. De slechte tijdsomstandigheden, waarin ons land sinds 1929 verkeert, hebben de zwaarte van die gevolgen nog erger doen gevoelen. Het ligt daarom mijns inziens mede op den weg uwer commissie en ik weet daarbij geheel in overeenstemming te zijn met het oordeel van mijn ambtgenoot van Sociale Zaken ook dergelijke regelingen, welke, hoewel op sociaal terrein gelegen, van bijzon- dereh invloed zijn op economisch gebied thans onder de oogen te zien". Hierna verklaarde de minister de commis sie voor geinstalleerd. Mr. dr. T. J. Verschuur, voorzitter der com missie, beantwoordde de rede. DE BELASTINGONTWERPEN. Hoogst waarschijnlijk zal er, schrijft de N. R. Crt., van openbare behandeling van de belasting-ontwerpen door de Tweede Kamer, eer deze met zomervacantie uiteen gaat, niets meer komen. Ofschoon op den derden Dinsdag van September 1938 de Millioenennota de in diening van de ontwerpen aankondigde, is de Regeering hiertoe pas overgegaan op 2 Mei j.l. Reeds drie weken later, op 23 Mei, vond het afdeelingsonderzoek plaats. Dat was eigenlijk al buitengewoon vlug, aangezien het hier een gansche schare van zeer belangrijke diep ingrijpende wetsvoorstellen betreft, welke elk op hun beurt reeds ibetrekking hebben op verre van eenvoudige aangelegenheden. Vandaar dan ook, dat met het bijeenbren- gen van de bij het afdeelingsonderzoek op den voorgrond gekomen opmerkingen, het werk van de commissie van voOrbereiding nog aller minst gereed is. Zij zal, gelijk gebruikelijk zelf ook wel het noodige aan nog in haar midden rijzende gedachten hebben te verwer- ken en voorts zal naar alle waarschijnlijkheid bovendien nog nader overleg met de Regee ring gewenscht blijken te zijn. Alles te zamen genomen, zal dan ook zeker wel niet veel eerder dan tegen het eind van deze maand het voorloopig verslag over de belastingontwerpen het licht kunnen zien. Er zit immers aan den anbeid die voor 'zulk een verslag over ontwerpen als de onderhavige noodig is, zoo veel vast, dat het eer verbazing- wekkend zou weizen, indien het V.V. voor, dan pas na eind Juni gereed zou komen. Daarop is het beurt de van de Regeering, die natuurlijk evenzeer een paar weken tijd zal behoeven voor haar memorie van ant woord; men kan er van op aan, dat zij een lijvig en heel wat problemen aanroerend ver slag te beantwoorden zal krijgen, terwijl zij zich zeker van een materie als deze niet met een Jantje van Leiden er af zal kunnen noch willen maken. Uit een en ander volgt derhalve, dat er van openbare behandeling van de belasting-ont werpen door de Tweede Kamer, voor deze met vacantie gaat, geen sprake zal kunnen wezen. Tenzij men zou meenen. dat het parlementaire debat over deze wetsvoorstellen best in de hondsdagen kan plaats vinden! Waarschijn lijk zal echter niemand, Regeering noch bur- gerij, daarop prijs stellen. En zoo ligt het dus voor de hand, dat de Kamer van honderd pas in het nieuwe zittirigsjaar aan de open- bare behandeling van de ontwerpen zal toe- komen. Doet zij dat in den loop van October, 'an kan zeer zeker ook de afdoening door de Eerste Kamer nog tijdig genoeg geschieden om de ontwerpen met 1 Januari 1940 rechts- kracht te doen hebben. ALCSOHOL UIT SUIKERBIETEN De Algemeene Nederlandsche verkeersfede- ratie (A.N.V.F.) heeft, schrijft de N. R. Crt., een brochure gepubliceerd over het bieten- alcoholvraagstuk. Over de mogelijkheid om uit suikerbieten in plaats van suiker alcohol te winnen is al veel te doen geweest. Bij her- haling werd dit punt nog kort geleden op het tapijt gebracht bij de behandeling van de landbouwcrisispolitiek in de Staten-Generaal. De suikerbietenteelt is beperkt en de wensch om meer suikerbieten te verbouwen dan van hoogerhand wordt voorgeschreven leeft in het hart van iederen rechtgeaarden bouwboer. De fabricage van alcohol uit suikerbieten zou daartoe wellicht een mogelijkheid openen. Ook trok deze aangelegenheid de aandacht van hen, die vooral de belangen van onize overzee- sche gewesten op het oog hebben. De regee ring heeft zich steeds op het standpunt ge plaatst, de teelt van suikerbieten in stand te willen houden. Zou het echter gelukken uit deze suiker bieten geen suiker, maar alcohol te vervaar- digen, dan zou daardoor op de binnenlandsche markt plaats worden gemaakt voor een be- hoorlijk kwantum rietsuiker uit Java. De vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier heeft, vooral met het oog op de landbouwhelangen, de zaak bestudeerd, en zij is tot de slotsom gekomen, dat fabricage van alcohol uit sui kerbieten ibevorderd diende te worden. De toenmalige minister van landbouw benoemde daarop een commissie onder voorzitterschap van wijlen prof. mr. D. van Blom, die zich eveneens aan het studeeren zette. In Juni 1937 bracht deze commissie haar rapport aan den minister uit. De conclusie was dat fabri cage van alcohol uit suikerbieten geen aan- beveling verdiende. Ter bestrijding van deze opvatting publiceerde de vereeniging tot ont wikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier toen een tweede rapport. De A.N.V.F. heeft het thans noodig geoor- deeld dit tweede rapport nader te bestudee- ren met als resultaat de in den aanhef ge noemde brochure. Het zou ons te ver voeren in de details van den pennestrijd over de alcoholbereiding uit suikerbieten te treden. De slotconclusie van de A.N.V.F. is dat Hol lands Noorderkwartier volkomen heeft ge- faald in haar aanval op het rapport der regee- ringscommissie. Een weerlegging werd nood zakelijk geoordeeld, omdat de A.N.V.F. bij- menging van alcohol in de benzine het doel is op deze wijze een gedwongen afzet voor de alcohol te vinden dusdanig bedenkelijk acht zoowel voor het Nederlandsche volk in zijn geheel als voor het toch reeds overbelaste autoverkeer, dat ieder opnieuw oplaaien van de propaganda voor zulk een menging dient te worden tegengegaan. ZELFSTANDIGHEIDS- EN NEUTRALITEITSPOLmEK VAN BELGIfi. De strijd om den inhoud van het begrip ,,'zelfstandigheidspolitiek" is, blijkens een schrijven van den correspondent van het Han- delsiblad te Brussel, in Belgie nog lang niet uitgestreden. Van Vlaamsche zijde verstaat men onder ze'lfstandigheidspolitiek een buitenlandsch beleid, dat er, naar het woord van Koning Leopold, op gericht is, den oorlog buiten de grenzen, met andere woorden dus, Belgie bui ten een eventueele oorlog te houden. In Brus- selsche en Waalsche politieke kringen echter houdt men zich aan de lezing, indertijd door den toenmaligen minister-president Spaak ge geven: zelfstandigheidspolitiek beteekent, dat Belgie ingeval van een dreigend of reeds •uitgebroken conflict geheel zelfstandig zijn houding zal kunnen bepalen. Van deze zijde legt men er telkens den nadruk op: zelfstan- digheid is geen neutraliteit. In dezen zin is het volkomen vereenigbaar met de tegenwoor dige Belgische politick, daar minister Paul Emile Jansen drie weken voor hij een porte- feuille in het tegenwoordige kabinet-Pierlot aanvaardde, aan een feestmaal te Parijs den Franschen politici, die mede aanzaten, de geruststellende verzekering gaf: Maakt u maar niet ongerust. Wij zullen de zaak wel zoo weten te draaien, dat Belgie ten alien tijde sterk en eensgezind aan de zijde van Frankrijk staat". In Vlaanderen echter is men van deze inter- pretatie der zelfstandigheidspolitiek niet ge- diend, wat wel heel duidelijk tot uiting is ge komen op den Landdag van het Vlaamsch Nationaal Verbond, waar de leider van het N.V.N.V., Staf de Clercq nog eens met alien nadruk heeft verklaard, dat Vlaanderen niet bereid is voor vreemde belangen te vechten en dat Belgie alleen op de loyauteit der Vlamin- gen kan rekenen, indien het een politiek van strikte neutraliteit voert. Deizelfde opvatting wordt reeds sedert jaar en dag door het Ver bond van Vlaamsche Oud-Strijders gehuldigd en ook de Katholieke Vlaamsche Volkspartij staat, zij het wellicht ook niet zoo consequent, op dit standpunt. Ook zij wenscht Vlaanderen voor een nieuwe oorlogsramp te behoeden door een ondubbelzinnige neutraliteitspolitiek te voeren. Maar als het er op aankomt, blij ken vele Vlaamsche katholieken den moed te missen om deze opvatting door dik en dun, desnoods ten koste van een regeeringscrisis, te verdedigen. In een gehouden vergadering van de Kamercomtmissle voor Buitenlandsche Zaken is deze controverse tusschen Vaanderen eener zijds, Brussel en Wallonie anderzijds, wel heel duidelijk tot uiting gekomen. De rappor teur over de begrooting van Buitenlandsche Zaken, minister van staat en Kamervoorzitter, Frans van Cauwelaert, kreeg van Brusselsche en Waalsche zijde heel wat opmerkingen op zijn verslag te hooren, omdat het, naar de meening van verscheidene sprekers, te „neu- tralistisch" getin't was, d.w.z., dat het een po litiek van neutraliteit bepleitte. waar deze heeren slechts een politiek van zelfstandigheid oirbaar achtten. De tegenstanders van de neu traliteitspolitiek voerden dan ook aan, dat men zelfstandigheid niet met neutraliteit mag verwisselen. Zij verklaarden, dat Belgie geheel vrij moet zijn om op tijd en stond zijn vrien- den en bondgenooten te kunnen kiezen en be- riepen zich daarbij merkwaardigerwijze on- dersteund door minister-president Pierlot en door oud-ministe-president Spaak op het woord van Koning Leopold, die onlangs te Parijs heeft verklaard, dat zelfstandigheid geen afeijdigheid beteekent. Met klem ver klaarden de opponeerende leden der Kamer- commissie, dat zij het verslag van den heer Van Cauwelaert slechts zouden goedkeuren indien het in dezen zin geamendeerd werd. Uit dit debat is eens te meer gebleken, dat men in gezaghebbende kringen in Belgie van een eigenlijke neutraliteitspolitiek, zooals zij b.v. in Nederland en Zwitserland wordt opge- vat, niets wil weten. En dit maakt het be-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1939 | | pagina 5