Ter Neuzensche Courant wptyma\m Feuilleton- vertellingen Dam- en Schaakrubriek Pluimvee-Rubriek Qurgerlijke Stand van Vrijdag 26 Mei 1939 No. 9918 DERDE BLAD Binnenland de invloed van stopzetting der BRABANTSCHE BRIEVEN. DAMMEN. SCHAKEN. LOOP DER BEVOLKING. mi i Wm. KROONPRINS BOUDEWIJN ON DERSCHEIDEN. Hare Majesteit Koningin Wilhelmina iieeft tijdens een intiem noenmaal op het kasteel van Laeken bet Grootkruis van de Orde van den Nederlandschen Leeuw overhandigd aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Boudewijn, hertog van Brabant. WILDE BUSDIENSTEN. Naar de Telegraaf meldt, was gisteren het stopzetten van de wilde busdiensten te Am sterdam bij de spoorwegen goed merkbaar, daar de drukte daar zoo was toegenomen, dat op het Centraal station twee extra loketten moesten worden opengesteld. STEUNVERLEENING AAN KLEINE BOEREN. Op de vragen van den heer Wijnkoop betref- fende de steunverleeninig aan en uitbreiding van ibedrijfsmogelijkheden voor kleine boeren hebben de ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken geantwoord, dat het hun bekend is, dat de maatregelen, waarbij de steun voor de kleine boeren respectievelijk voor 20, 50 en 80 pet. in natura wordt uitge- keerd, tengevolge hebben, dat de uitkeering in geld met een igelijk bedrag venmindert. De ministers zijn eohter, in verband met het doel der regeling, te weten de verbetering der klei ne boerenbedrijven, niet bereid het geheele steunbedrag voortaan in geld te doen uit- keeren. De minister van Economische Zaken is niet bereid, de bedrijfsmogelijkheden voor de kleine boeren te verruimen. Met het oog op de wei- nig gunstige vooruitzichten van den afzet der landbouwproducten, zoowel voor den uitvoer als voor het binnenlandsch gebruik, acht hij een zoodanige verruiming niet verantwoord. Aan de kleine boeren is echter van de onder de huidige omstandigheden mogelijke produc- tie reeds een zoo groot mogelijk aandeel ge- geven, in verhouding grooter dan aan andere bedrijven. Het is den minister niet mogelijk in dit opzicht verder te gaan. Ulvenhout, 25 Mei 1939. Amico, D'n Buiten is op z'n weeldrigst. 't Loof, op vollen wasdom nou, besprankeld mee de zon uit puren Pink- sterhemel, flonkert aan't wiegende hout in stil beweeg deur de kleerte van deus wa- terblanke tij. Deus waterblanke tij, ja, waarin 't Pinkster- licht van de endelooze lochten zijgt over de bloeiende eerde. Wit bloeit den sloot achter mijnen erf; vliegskes en biekes vonken in den halfscha- duw van de zwaarbetroste heesters, die over 't bloeiend eendenkroos te buigen staan onder 't zonnewindeke dat zachtkens kroezelt deur den bloei. Uit 't hooge gras veerde 'nen gouwen kik- ker mee sierlijiken boog in den dichtgegroei- den sloot. Mee 'nen klokkenden plans dook ie deur de blomkes. En 't was, of dieen astran- ten rakker veur m'n kokkerd 'n deur toe- smeet, waarachter 'n heimelijke weareld vol tierend leven woont. Ik zat hier Zondagmergen m'n pijp leeg te smoren. 't Petje op m'n neus, m'n handen gevouwen oan m'n opgetrokken knieen, m'n ruig leunend teugen 'nen wilg, zoo liet ik me daar, gedachtloos haast, omspoelen deur den Zomerdag lijk 'nen lelie deur 't zonnewater van den boschvijver. 'Nen papaver-rooien gloed wemelde, achter m'n gesloten ooglejen onder 't schaduwend 573. Het linie-imotief. Aan de damruibriek van den heer Groente- man in de bladen der A. P. ontlenen wij het volgende goed geconstrueerde probleem van C. K. Kaan te Koudekerke. Het is gebouwd op het z.g. linie-motief, dat een twaalftal jaren geleden door de heren G. Mantel en Geo van Dam onafhankelijk van elkaar ontdekt werd en waarvan ook de heer A. de Graag te Heusden destijds reeds een voorlopige bewer- king gaf. ZWART 12 3 4 5 WIT Wit speelt achtereenvolgens 4540; 3530; 31—26; 17—11; 262127213731; 32X5; 5X40! (zw. nu 35X44); 49X40 en 48X8. De tempo-zet 3126 is goed verborgen, is echter verwisselbaar met de vierde zet 1711, die trouiwens ook inleidingszet kan zijn. Het linie-motief (zwart: 43, 44, 45 en wit: 48, 49, 50) is niettemin zuiver bewerkt en dat was immers het doel der compositie. Men zie nu onderstaand probleem van G. Mantel (H. P. 2 Aug. 1930), waarin de schij- venformatie aan de rand aanstonds dezelfde motiefbewerking verraadt. petklepke. Ik zat daar in 'nen nest van wil- genrijs, gegroeid uit de wortels van den ouwen boomknoest waarteugen ik m'n steuntje ge- vonden had en zijig ritselde 't puntig geblaart dicht langs m'n ooren. Den veugelenzang schoot als zilveren pijltjes de zonneruimte in. Stillekes dreef ik op deuzen donzen dag, in de mengeling van blommen- en eerdegeur, die vluchtigde uit mijnen Pinkstersloot. ik Geloof nie, dat iemand mij hier zoeken zou of vinden kost, in deus hoekske van Ka- bouterkesland, verdoken in 't spulsch gescha- duw van wiegend loof en grasgewas, waar 'nen glazenmaker zoemde lijk 'n vliegmachien zoo staag en forsch. En wijer dreef m'n ziel lijk 'n blommepluis op 't Zonnewindeke deur den blanken dag. Toen knikte m'n hoofd. Ik wist da'k weg- dutte. iStemmen. Nie luid. Onbewust afgesteld op den rust van deuzen Zondagmergen, die in de Schepping lag lijk den rimpelloozen spiegel van 'n zongezilverd meer. Ze kwamen deuzen kant op, die stemmen. Weer knikte m'n hoofd en weer wist ik in den dut te zullen gaan. ,,Pasop, Eeker! Daar kunde niemeer staan, da's den sloot al." IHa! De kleine mannen. Ze gongen zitten, aan den slootkant. ,,En gade gij nou vanmiddag naar d'r toe, Dr6 gichelde den Eeker verlegen-nuuws- gierig. ,,Kan ze toch nie veur niks laten staan, Eeker?" Toen wierd er mee 'nen stok in den sloot geroerd. ,,Kweetnie, hihihi." Daar wou 'k toch wel iets meer van weten! Ze zwegen nou. En eenen roerde, roerde in de blommekes pan den sloot. Dan hield 't water- geborrel ineens op. En mee heesch gefluister wierd gezeed: ,,'t is 'n meske, Eeker, 'n mok- keltjesehonder heb 'k nooit gezien!" Pats! 'Nen klap op den sloot, die klonk als de zweep op 't zeildek van 'n peerd. ,,JaJh", antwoordde den Eeker ouwelijk: „jah." Roeren. ,,1'kke.., eh... hebsalgekustook!" Den Eeker, ongeloovig en seerjeus: ,,en vond ze dat goed, Dre?" Den Dre, groot en gemaakt: ,,waarom nie? Daar gaat ze toch nie van dood." ,,Opschepper!" Geloof de me nie?" ,,Neee!" ,,Nouja, ze douwde me wel 'n bietje terug, maar... maar ik geloof nie, dat ze 't zoo meende, ziede." iRoeren. Amico, 'k zat me te bedooien, hier in m'nen nest van wilgenloof. „Grj ook 'n siegretje, Eeker?" "Eeker?!" „Eh... ja?" ,,tDoede mee?" ,,Ja. Merci." Toen: ,,ik snap nie, dat gij dat durft, Dre." „Watte?" „Nou! Zoo'n wildvrimd meskezoomaar te kussen." Den Dre lachte. Sloeg mee den stok op den sloot onderwijle, wel tien keeren achter mal- kaar. Toen zee-t-ie: „pfoe... durven! Ze heb ben 't geren genogt." „Oem. Mja. Gij kunt 't weten. Maare... als oew opa 'n nou 'ns achter komt...?'" ,,Ge houd-oewen kop, horre!" ,,Eens zal ie 't toch motten weten, Drd." ,,Wiedes. Maar dan is 't nog tijd genogt. Kek's, Eeker, zonder flaauwe kul, ik weet ommers eigens nog nie, of 't iets wordt in..." .,En ge hebt ze al gekust...?!" viel den Eeker 'm stomverwonderd en verbouwereerd i de rede. Toen liet den Dre z'n eigen achterover in 't gras vallen om 'ns lekker uit te lachen. Zijnen schater tjoepte deur de locht, lijk den slag van den mearel. Dan, na ennigten tijd van zwaar zwijgen ,,luister, Eeker. Als Opa 't nou al wat, dan nouja ge kent 'm genogt, dan plaagt ie me elken dag en telkens als ie daar de kans veur krijgt. En van hem zou 'k 't nog wel kunnen uitstaan, maar... maar Trui, ziede? Opa houdt zoo'n lolletje tenminste nog onder ons, maar Trui brieft 't dalijk naar Amster dam! Neee, doe me 'n lol en zwijg, Eeker. 'k Had oe niks motten zeggen." ,,Vertrouwde me nie?" „Jawel, maar... wat nie weet, wat nie deert, niewaar ,,Wat is 't veur 'n cadeeke?" ,,'t Troeleke op op te..." Zwart: 1, 3, 6 t/m 10, 12, 13, 19, 24 26 35, 46. Wit: 16, 17, 27, 31, 32, 38, 44, 48, 49, 50. Wit speelt 44—40?; 16—11; 11X2 (zw. 35X44); 49X40; 48X19 en 2X13' slaat 6 schijven en wint. In „Het Damspel" van Juni 1928 wees de heer G. van Dam er reeds terecht op, dat het motief niet alleen verplaatsbaar is langs de witte damlijn, maar zelfs tot de gehele lengte van die lijn uit te breiden was. Het was de heer D. Kleen, thans te Heem- stede, die zich hieraan waagde en met suc- ces! Zijn eerste ons bekende probleem op het voile Lijnmotiq? verscheen in ,,Het Damspel" van Aug. 19128. De stand was vrij fantastisch, maar dat kon bij de bewerking van het uit- gebreide motief niet anders. Zwart: 8, 10, 14, 19, 23, 24, 44, 45 en voorts drie dammen op 6, 18, 40. Wit: 11, 17, 33, 37, 39, 46, 47, 48, 49, 50, benevens twee dammen op 5 en 42. Oplossing 1. 2. 3. 4. 5. 33—29 42X23 5X37 47X38 46X28 (over 14) 23X43 40X42 6X41 43X32 Wit kan als 4e zet ook slaan 48X39 (zw. 44X33) en 48 X46. Het voile lijnmotief na zwarts 3e slag 6X41 is zeer interessant. Geo van Dam, de rusteloze zoeker, was er enige jaren tevoren al in geslaagd, het linie- motief ,,los op het bord" te verwerken, dus niet aan de rand. We verwijzen daarvoor naar „Het Damspel" van Sept. 1925, biz. 188. Wie zou menen, dat met al het boven- staande het terrein van het lijn- of liniemotief afgegraasd raakte, vergiste zich eohter. Geo van Dam verdween een aantal jaren van het dam-toneel en de probleem-archieven kwamen tot rust. Niet lang!! Grote problemisten zijn wellicht belust op sensatie. Een beetje reclame, een pietsie geheimzinnigheid zijn him stellig niet onwelkom. En zoals Kliphuis na een langdurig stilzwijgen eind 1933 plotseling een portefeuille met pl.m. 200 ongepubliceer- de standen op de „markt" gooide, zo vierde Van Dam zijn triomfale terugkeer met een daverend artikel over het liniemotief in het „Dammersweekblad" van 22 Februari 1935. Hij schreef het niet als Geo van Dam, maar verschool zich achter de niet van bescheiden- heid getuigende naam Dr. G. de Geus. ,,Bedoel ik nie! Is 't 'n meske van de boer- derij Mee die vraag, ik voelde 't aankomen, was den Eeker den Dre baas! Kleintjes zee den Dre: „da's nou net 't be- roerde, Eeker. Fientje is... gin... boerinneke." Ik h66rde 'm hier heelegaar zuchten. „Is 't 'n dienstmeske Zelfs datte nie" ('Nen klap op den sloot). ,,'t Is... 't' is... ze hebben bij 'r thuis 'n cafe en... Fientje studeert veur onderwijzeres." ,,Wacht 's, wacht 's," zee den Eeker 'n bietje zenuwachtig: „dan ken ik ze! Da's da blonde dingske van de Markt, waar wij samen onderlest die erepel hebben afgeleverd." „Die is 't." „Eh.eh... en hebt gij dat meske... ge.. gekust „Wat zou dat?" ,;Wat zou dat?? Brutale sloeber! Da's 't schoonste meske van Breda!" „Lillekers vangen is gin kunst", zee m'n baaske droog. Amico, ik moest m'n knuist veur m'n mond houwen, om nie te hard te lachen. Heel den boek lag veur me open! Ik kende die men- schen van de Markt goed! Ouwe, goeie klan- ten van me. En den Dre z'n ,,vlam" Of ik ze ken! 'k Heb 't' jonk, om zoo te zeggen, geboren zien worden. 'k 'Heb 't op m'nen knie laten „peerdrijen", als 't 'n jaar of drie was, somtijen als ik in 't cafe 'ns iets ge- bruikte, wanneer ik, eens per week, daar af- rekende. Van Trui kreeg't jonk 'n peerlmoer- gebonden kerkboekske mee den plechtige communie ("t zijn beste klanten) en nou...! 't Is opgegroeid tot 'n jongedame, allee! om er veur naar 't ander end van de weareld te gaan! En daarmee was dieen lekkeren ban- diet-van-me. Da'k sjuust hier in dat wilgenblarennest moest verzeilen! En dat ie daar eigens, on- geweten, mij heel z'n boek openlee.Teugen- over dieen onschuldigen, dieen kuischen Eeker! Hoe schoon had 't manneke de zaak veur me behandeld! „En motte nou vanmiddag naar die juf- frouw toe, Drd ,,'k Heb tenminste afgesproken, ja. Wat doede gij, vanmiddag, Eeker?" „Rietje leeren, denk 'k." ,,Ge zijt al veul, veul wijer, dan ik." ,,Gij ook." „(Eh „Gij zijt ook wijer, dan ik", gichelde den Eeker! Den Dre lachte. Den lach van den verove- reer. Toen: ,,ik snap nie, Eeker, waar gij pla- zier in hebt, om altij in die boeken te neuzen." „Och..." zee den Eeker: „och...! Ik ben er mee op m'n gemak, Did. Veur gin geld nam ik vanmiddag dat karweike mee die juffrouw van jou over." W66r begost den Dre te schateren! „Ha- haha.ke...ke...karweike... Eeker gii ziit 'nen tiep!" ,,Toch meen ik 't! Kom, ik stap op, de Vrouw zal den koffie wel gereed hebben Dre." ,,'k Gaai mee. Maar n6g 'ns: ge houd-oewen mond, horre." Toen verdwenen de stemmen in 't geschui- fel deur 't lange gras. Nog 'n half uurke ben 'k daar blijven zit ten. Peinzen over m'n baaske. Maar ik kost tot gin besluit komen nog, hoe 'k de zaak zal vastpakken. Telkens doolden m'n gedach- ten naar m'nen eigen tijd, mee m'n Truike. En 'n bietje idioot heb ik zitten staren van uit m'n kabouterhoekske over de wemelende zonneruimte boven de bloeiende velden, waar- over den Zondag-veur-Pinksteren hong in 'n reine rust. Toen ben 'k ook maar af gegaan op Trui haren Zondagschen koffie-mee-koek. Den Eeker zat te blaren in 'nen boek. Dre III was bezig op z'n opkamer. Ik hoorde 'm 'nen potpourri van liedekes fluiten, onderwijle poetsend en borstelend lijk 'nen piot die inspectie mot gaan maken! Goeie zin", zee Trui en ze ,,wees" mee heur hoofd naar 't opkamerke! „Kij staat te poetsen of ie naar z'n meske mot", gekte-n-ik, „Zeg da wel", zee Trui. En als ik toen 'ns mee 'n rap oogske naar den Eeker keek, zag ik 't manneke blozen..., blozen..., allee, 'k was wezenlijk 'n bietje geroerd van deus gou wen kearetje. Wat 'n leutig bezit, zoo twee sterk-verschil- lende jonge tiepkes in oewen huis. Den eenen die fluitende en zingende z'n eigen op staat te doff en veur galant avontu.ur; den ander, die er over te blozen zit als 'n jonk fraterke! De damwereld giste, de ingewijden echter, de probleemkenners begrepen! Zulk volmaakt en diep doordacht werk kon niet door een nieuweling gewrocht zijnZij, die aldus oordeelden, kregen spoedig gelijk. Dr. de Geus was Van Dam Thans is Van Dam weer van het toneel ver dwenen. Uit ,,iHet Damspel" geeclipseerd naar „De Damgids", die nu even spoorloos is als de redaetie zelf. Wat Van Dam betreft, her- haalt de geschiedenis zich dus. Alleende geschiedenis wordt vervelend Het bewuste nummer van ,,Dammersweek- blad" (22 Febr. '35) is voor belangstellenden ter inzage. We nemen er twee problemen uit over (bewerking Van Dam). ZWART 1 2 3 4 5 16 26 WIT 47 48 49 50 Wit speelt 3227; 27X7; 34X21 met mo tief. Verder 49X40 en 48X30 wint. Tenslotte een dubbel-lijnmotiefprobleem. IZwart1, 2, 3, 11, 13, 19, 21, 23, 29, 45 en voorts 2 dammen op 4 en 17. Wit: 6, 10, 20, 22, 25, 28, 30, 32, 34, 38, 40, 48, 49, 50; benevens een dam op 5. Schijn-oplossing: Wit 3227 (zw. 4X44); 27X7 (23X43); 34X14 (17X10) en 5X8 met dubbel linie-motief. Zeer merkwaardig! De juiste oplossing (met varianten) moe- ten wij wegens plaatsgebrek aan onze lezers overlaten. Desgewenst komen wij er t. z. t. op terug. En toch twee vrinden zoo trouw als er gin betere zijn! Maar n oplossing heb ik nog nie...! Karjuu! 'k Heb daar wel 'ns leutig in ''nen wilgeblarennest gezeten, maar... daar lag 'n teer, schoon ei in, waarop ik werendig broeien mot. Kom, ik schei er af. Ge hoort er misschien nog wel van. Ondertusschen wensch ik oe 'nen Gelukkigen Pinkster! Veul groeten van Trui, Dre III, den Eeker en als altij gin horke minder van oewen t. a. v. DRA Vragen, daze rubriek betreffende, kunnen door onze abonnd's worden gezonden aan Dr. Te Hennepe, Heecmraadsingel 111 te Rotterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en blad vermelden. VEEREN EN TEENEN PIKKEN BIJ Kt JKENS. Een ernstig bezwaar dat zich onder op- groeiende kuikens soms voor doet is kanni- balisme. Nu moet men dit woord niet al te letterlijk opvatten, want elkaar met huid en haar opeten als echte menscheneters komt bij kippen niet voor. Men spreekt bij kippen van kannibalisme als de dieren aan elkaars vee- ren of teenen of andere lichaamsdeelen pik- -ken. In lichte gevallen blijft het bij eenige veeren of ndjdlge pikken naar de teenen van andere kuikens, in zware vormen eindigt het bij kippen vaak met den dood. Daarbij wor den de darmen door de cloaka naar buiten gerukt en totaal opgevreten. Bij opening vindt men dan alle darmen verdwenen uit de buikholte en alleen een paar bloedstolsels zijn nog over. De ongelukkige slachtoffers zijn meestal vette kippen die op den grond legden. Daarbij wordt de cloaka min of meer uitge- stulpt en zoodra de andere kippen dat zien vallen ze er op aan en beginnen er aan te pikken. Is eenmaal de eerste druppel bloed te voorschijn gekomen <?n hebben ze den smaak te pakken dan is er geen houden meer aan en wordt door stelselmatig rukken en pikken het geheele darmkanaal en de legdarm naar bui ten getrokken en verslonden. iHet veeren pikken kan bij kuikens ook al erg genoeg zijn. Ze loopen dan rond met uit- gerukte staartveeren en bloederige korsten aan den staart of op den rug of aan den buik. Sommige exemplaren worden voortdurend aangevallen en als men ze niet gauw apart zet en de wonden behandelt komt er niets van terecht. Een goed middel is vaak de staarten of de gepikte plekken met teer te bestrijken, dit werkt ontsmettend, genezend en houdt de andere kuikens er van af. 'Ook wordt wel aangeraden de ramen rood te schilderen, zoodat de kuikens het bloed niet meer zien kunnen. Bij kippenveeren pikken legt men wel snavelringen aan of knipt de punten van de snavels af. Feitelijk zijn dit allemaal lapmiddelen, men moet zoowel bij kuikens als kippen trachten de -vormen van kannibalisme te voorkomen. Men moet zor- gen voor goede voeding, veel ruimte aan de voerbakken, veel bewegingsmogelijkheid, af- leiding, groenvoer enz. Maar naast vormen die op verveling en overbevol'king berusten komen er vormen die wel degelijk op voedselgebrek wijzen. De die ren zoeken dan instinctmatig aan het te kort in hun voeding te voldoen door aan van alles en nog wat te pikken. Soms denkt men aan een tekort aan eiwit en inderdaad ziet men dan bij het voeren van vleesehafval verbete ring optreden. Soms is het een gebrek aan mineralen, soms aan bepaalde vitaminen. Interessant zijn in dit verband proeven die men onlangs in Amerika genomen heeft. Men heeft daar n.l. al geruimen tijd opgemerkt dat overmaat van mais bij kippen kannibalis me veroorzaakt en een bepaalde hoeveelheid haver in het voer dit kwaad tegengaat. Nu maakt overmaat van mais de kippen vet en zullen ze dus gauwer aan legnood en uitstul- ping der cloaka lijden, maar- er blijken toch in haver stoffen te zitten die ook bij tamelijk veel mais kannibalisme tegengaan. Zoo nam men proeven op kuikens met vier rantsoenen die alleen in mais en havergehalte verschilden. No. 1 bevatte 40 maismeel, 10 tarwemeel en 5 havermeel, no. 2 bevatte 55 maismeel, no. 3 55 tarwemeel en no. 4 55 havermeel. In groep 1 en 2 begonnen de kui kens reeds op 14 weken veeren te pikken en op 21 weken was het staartpikken algemeen Becker-variant van het Koningsgambiet. Wit: Cortlever. Zwart: Euwe. Internationale zeskamp 1939. 1. e2e4 e7e5 2. f2—f4 e5Xf4 3. Pgl—f3 h7h6 De modeme verdediging door 3. ...Pf6 en 4. ...d5 gold een tijd lang voor een weerleg- ging van het Koningsgambiet, maar den laat- sten tijd is men weer gereserveerder. De oud- ste verdediging is 3. ...,g5 acht men minder sterk door den aanval 4. h4, leidende tot het Kieseritzky-gambiet (4. ...g4, 5. Pe5), dat als correct beschouwd wordt. Becker raadt nu aan, den zet g5 uit te stellen, zoodat Wit nog geen h4 spelen kan, daar deze zet alleen zin heeft als aanval op pion g5. Wit wordt nu beperkt. tot enkele varianten van het Koningsgambiet. 4. d2d4 g7g5 5. h2h4 Rf8—g7 6. Rfl—c4 -d7—d6 Langs een omweg is nu het Philidorgambiet ontstaan, dat voor Zwart gunstig wordt ge- acht. 7. Ddld3 g5—g4 Deze zet wordt door Euwe in zijn theorie der schaakopeningen ongunstig beoordeeld, maar blijkbaar is hij van meening veranderd. 8. Pf3—gl Dd8f6 9. 02—c3 Pg8e7 10. h4—h5 Verhindert h6h5 en Rh6. 10. 4d6d5 Zwart offert zijn pion terug en speelt wel- dra zelf gambiet. Of dit aan te bevelen is, is twijfelachtig. 11. e4Xd5 Rc8—f5 12. Dd3fl Pb8d7 13. Rcl X f4 0—0—0 14. Pbl—a3 Rf5—e4 Wint den pion schijnbaar terug. 15. d5d6 Pe7—d5 cd6: Pb5 leidt na Pb6! tot moeilijke stel- lingen, die ons echter voor Zwart gunstiger lijken dan wat er nu gebeurt. 16. Rc4Xd5 Re4Xd5 17. Pgle2 Er dreigde Rg2: en Df4: 17Td8—'e8 Nu was cd6: Pb5 voor Wit gunstig. 18. d6Xc7 a7a6 Pb5 en Pa7 mat was een te s'terke dreiging. 19. Dfl—f2 Df6e6 20. Keld2 Rd5Xa2 21. Tal—el De6—d5 22. Kd2cl Te8e6 in groep 2 (maisgroep). Onderstaande tabel geeft een overzicht van deze proeven. 12 3 4 gewicht 3 weken 478 481 465 540 gewicht 24 weken 1388 1349 1354 1382 gewicht legrijp 1466 1491 1462 1502 leeftijd le ei in dagen 174 177 179 180 De gewichten verschillen dus niet veel, al leen waren de haverkuikens steeds zwaarder dan de anderen. Toch Meek ook weer dat men niet te veel haver mocht voeren, aangezien in groep 4 verschillende kuikens stierven aan overbelasting van de maag door de onverteer- bare deelen der haverbasten. Deze proeven werden eenige jaren achter- elkpar herhaald, steeds trad bij de maiskui- kens veerenpikken en beenzwakte door dikke hakken-ziekte op en niet bij de haverkuikens. Ook hadden de hennen in de maisgroepen vet- tige veeren met een roomachtige kleur, ter- wijl de veeren in de havergroepen wit waren. Bij voortgezette proeven kon men wel eon- stateeren, dat het veerenpikken niet op een mineralen-tekort wees, maar welke stof in de haver het veerenpikken tegengaat is nog niet gevonden. Dr. B. J. C. TE HENNEPE. (Nadruk verboden.) CLINGE. iHuwelijks-aangiften. 4 April. Prosper van Wialle, oud 24 j., jm. en Anna Maria Ver- plancke, oud 25 j„ jd. 6 April Alois Marie Kindt, oud 28 j., jm. en Maria Stephania Blommaert, oud 28 j., jd. 12 April. August Bracke, oud 22 j., jm. en Maria Isabella van Goethem, oud 23 j., jd. Gu.staaf Eduardus Bolssens, oud 29 j., jm. en Maria Everaert, oud 21 j., jd. 13 April. Ghislenus Adoif van Wille (van Verrebroeck), oud 24 j., jrn. en Honorina Johanna Weemaes, oud 19 j., jd. Robert Gerard De Bock (van Meerdonk)oud 28 j., im. en Julia Philomena Clara Weemaes, oud 20 j., jd. 21 April. Aloysius de Puysseleyr, oud 26 j., jm. en Rosalia Bracke, oud 24 j., jd! Huwelijks-voltrekkingen. 7 April. Petrus Renatus De Witte (van St. Gilles-Waes), oud 35 j., jm. en Marie Louise Pauwels, oud 29 j., jd. 11 April. Franciscus Mari de Bruijn (van Hontenisse), oud 26 j., jm. en Magdalena van Denderen, oud 23 j., jd. 14 April. Theophiel van Dam, oud 27 j., jm. en Alphonsina van Ombergen, oud 28 j., jd. Aime De Bock (van Meerdonck), oud 24 j., jm. en, Ursula van Mullem, oud 25 j., jd. 18 April. Joachim Varendonck (van Kieldrecht), oud 37 j., jm. en Mathilde van Acker, oud 34 j., jd. Lu'dovi- cus Paulus De Schutter (van Zandvliet B.), oud 27 j., jm. en Juliana van Broeck, oud 22 j., jd. 20 April. Ddsird van Mullem, oud 31 j., jm. en Maria Angelina Verbist, oud 27 j., jd. 21 April. Albertus Cammaert (van St. Jan- steen), oud 23 j., jm. en Louise Bolssens, oud 22 j., jd. 28 April. Prosper van Walle, oud 24 j., jm. en Anna Maria Verplancke, oud 25 j., jd. Petrus Henderickx, oud 26 j., jm. en Hilda Antheunis, oud 21 j., jd. Geboorten. 3 April. Maria Camilla Isabella, d. van Aloisius1 de Deckere en van Anna Kerkhaert. 14 April. Petrus Camillus Jose- phus, z. van Cyrillus Hageman en van Rosalia Smet. 19 April. Henriette Maria, d. van Joseph van Putte en van Helena van Bogget. 24 April. Marcel, z. van Joseph Segers en van Marie Weemaes. Overlijden. 29 April. Cornelia de Vilder, oud 76 j., wed. van Jacobus de Backker. SAS VAN GENT. Huwelijks-voltrekkingen. 17 Mei. George Richard van Bastelaere (van Westdorpe), oud 22 j. en Johanna Maria Helena Schroder, oud 26 j. Geboorten. 14 Mei. Andre, z. van Camiel Petrus Vermeersch en van Augusta Christina Dhanis. 15 Mei. Gerarda Maria, d. van Adolf Seraphien Maenhout en -van Irma Leonie de Neve. 18 Mei. Christiaan Franciscus, z. van Jan Levinus Donze en van Rosalia Johanna Stofferis. SAS VAN GENT. In de week van 14 tot en met 21 Mei zijn uit deze gemeente vertrokken: J. M. H. Schroder, naaister, naar West dorpe. C. H. Roels en gezin, zonder beroep, naar Gent. Wit heeft een soort rochade gedaan en Zwart gaat die stelling nu aanvallen. 23. Pe2—.g3 Te6c6 24. Pa3c2 d4 moest worden gedekt. 2 4Ra2—b3 Dreigt Rc2: Kc2: Rd4:. 25. Df2—e2 Dreigt De8f Te8: Te8: mat. 2 5Tc6e6 26. De2'Xg4 Rg7 f6 27. TelXe6 In aanmerking kwam ook Pf5 met de drei ging Pf5d6f7h8. 27f7Xe6 28. Dg4e2 Rf6g5 29. Rf4Xgo Dd5 X g 5f 30. De2e3 Th8—g8 31. De3Xg5 Tg8Xg5 Nu heeft Zwart aanval en bovendien haalt hij met Kc7een pion in. Dat leidt waarschijn- lijk tot remise. 32. Thlh3 e6e5 Veiliger is Rc2: Kc2: Pf6. 33. Pc2e3 e5Xd4 34. c3'Xd4 Rb3—e6 35. Pg3e4 Tg5Xg2? Beide spelers verkeerden in hevigen tijd- nood en besloten midden in de combinatie tot remise. De zet van Zwart is fout en had tot verlies moeten leiden. Goed was Tg8. Er had kunnen volgen: 36. Pe3Xg2 Re6Xh3 37. Pg2f4 Rh3— g4 38. Pf4d5 De dreiging Pd6 mat is alleen door Pb6 te voorkomen (Pf8? Pd6f en c8D), wat een vol stuk kost. a bedef g h Stelling na 38. Pd5.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1939 | | pagina 9