Ter Neuzensche Courant
wptyma\m
Feuilleton- vertellingen
Dam- en Schaakrubriek
Pluimvee-Rubriek
Qurgerlijke Stand
van
Vrijdag 26 Mei 1939 No. 9918
DERDE BLAD
Binnenland
de invloed van stopzetting der
BRABANTSCHE BRIEVEN.
DAMMEN.
SCHAKEN.
LOOP DER BEVOLKING.
mi i
Wm.
KROONPRINS BOUDEWIJN
ON DERSCHEIDEN.
Hare Majesteit Koningin Wilhelmina iieeft
tijdens een intiem noenmaal op het kasteel
van Laeken bet Grootkruis van de Orde van
den Nederlandschen Leeuw overhandigd aan
Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Boudewijn,
hertog van Brabant.
WILDE BUSDIENSTEN.
Naar de Telegraaf meldt, was gisteren het
stopzetten van de wilde busdiensten te Am
sterdam bij de spoorwegen goed merkbaar,
daar de drukte daar zoo was toegenomen, dat
op het Centraal station twee extra loketten
moesten worden opengesteld.
STEUNVERLEENING AAN KLEINE
BOEREN.
Op de vragen van den heer Wijnkoop betref-
fende de steunverleeninig aan en uitbreiding
van ibedrijfsmogelijkheden voor kleine boeren
hebben de ministers van Economische Zaken
en van Sociale Zaken geantwoord, dat het hun
bekend is, dat de maatregelen, waarbij de
steun voor de kleine boeren respectievelijk
voor 20, 50 en 80 pet. in natura wordt uitge-
keerd, tengevolge hebben, dat de uitkeering
in geld met een igelijk bedrag venmindert. De
ministers zijn eohter, in verband met het doel
der regeling, te weten de verbetering der klei
ne boerenbedrijven, niet bereid het geheele
steunbedrag voortaan in geld te doen uit-
keeren.
De minister van Economische Zaken is niet
bereid, de bedrijfsmogelijkheden voor de kleine
boeren te verruimen. Met het oog op de wei-
nig gunstige vooruitzichten van den afzet der
landbouwproducten, zoowel voor den uitvoer
als voor het binnenlandsch gebruik, acht hij
een zoodanige verruiming niet verantwoord.
Aan de kleine boeren is echter van de onder
de huidige omstandigheden mogelijke produc-
tie reeds een zoo groot mogelijk aandeel ge-
geven, in verhouding grooter dan aan andere
bedrijven. Het is den minister niet mogelijk
in dit opzicht verder te gaan.
Ulvenhout, 25 Mei 1939.
Amico,
D'n Buiten is op z'n
weeldrigst. 't Loof, op
vollen wasdom nou,
besprankeld mee de
zon uit puren Pink-
sterhemel, flonkert
aan't wiegende hout
in stil beweeg deur de
kleerte van deus wa-
terblanke tij. Deus
waterblanke tij, ja,
waarin 't Pinkster-
licht van de endelooze
lochten zijgt over de
bloeiende eerde.
Wit bloeit den sloot achter mijnen erf;
vliegskes en biekes vonken in den halfscha-
duw van de zwaarbetroste heesters, die over
't bloeiend eendenkroos te buigen staan onder
't zonnewindeke dat zachtkens kroezelt deur
den bloei.
Uit 't hooge gras veerde 'nen gouwen kik-
ker mee sierlijiken boog in den dichtgegroei-
den sloot. Mee 'nen klokkenden plans dook ie
deur de blomkes. En 't was, of dieen astran-
ten rakker veur m'n kokkerd 'n deur toe-
smeet, waarachter 'n heimelijke weareld vol
tierend leven woont.
Ik zat hier Zondagmergen m'n pijp leeg te
smoren. 't Petje op m'n neus, m'n handen
gevouwen oan m'n opgetrokken knieen, m'n
ruig leunend teugen 'nen wilg, zoo liet ik me
daar, gedachtloos haast, omspoelen deur den
Zomerdag lijk 'nen lelie deur 't zonnewater
van den boschvijver.
'Nen papaver-rooien gloed wemelde, achter
m'n gesloten ooglejen onder 't schaduwend
573.
Het linie-imotief.
Aan de damruibriek van den heer Groente-
man in de bladen der A. P. ontlenen wij het
volgende goed geconstrueerde probleem van
C. K. Kaan te Koudekerke. Het is gebouwd
op het z.g. linie-motief, dat een twaalftal
jaren geleden door de heren G. Mantel en Geo
van Dam onafhankelijk van elkaar ontdekt
werd en waarvan ook de heer A. de Graag te
Heusden destijds reeds een voorlopige bewer-
king gaf.
ZWART 12 3 4 5
WIT
Wit speelt achtereenvolgens 4540; 3530;
31—26; 17—11; 262127213731;
32X5; 5X40! (zw. nu 35X44); 49X40 en
48X8.
De tempo-zet 3126 is goed verborgen, is
echter verwisselbaar met de vierde zet 1711,
die trouiwens ook inleidingszet kan zijn. Het
linie-motief (zwart: 43, 44, 45 en wit: 48, 49,
50) is niettemin zuiver bewerkt en dat was
immers het doel der compositie.
Men zie nu onderstaand probleem van G.
Mantel (H. P. 2 Aug. 1930), waarin de schij-
venformatie aan de rand aanstonds dezelfde
motiefbewerking verraadt.
petklepke. Ik zat daar in 'nen nest van wil-
genrijs, gegroeid uit de wortels van den ouwen
boomknoest waarteugen ik m'n steuntje ge-
vonden had en zijig ritselde 't puntig geblaart
dicht langs m'n ooren. Den veugelenzang
schoot als zilveren pijltjes de zonneruimte in.
Stillekes dreef ik op deuzen donzen dag, in de
mengeling van blommen- en eerdegeur, die
vluchtigde uit mijnen Pinkstersloot.
ik Geloof nie, dat iemand mij hier zoeken
zou of vinden kost, in deus hoekske van Ka-
bouterkesland, verdoken in 't spulsch gescha-
duw van wiegend loof en grasgewas, waar
'nen glazenmaker zoemde lijk 'n vliegmachien
zoo staag en forsch. En wijer dreef m'n ziel
lijk 'n blommepluis op 't Zonnewindeke deur
den blanken dag.
Toen knikte m'n hoofd. Ik wist da'k weg-
dutte.
iStemmen. Nie luid. Onbewust afgesteld op
den rust van deuzen Zondagmergen, die in de
Schepping lag lijk den rimpelloozen spiegel
van 'n zongezilverd meer.
Ze kwamen deuzen kant op, die stemmen.
Weer knikte m'n hoofd en weer wist ik in den
dut te zullen gaan.
,,Pasop, Eeker! Daar kunde niemeer staan,
da's den sloot al."
IHa! De kleine mannen. Ze gongen zitten,
aan den slootkant.
,,En gade gij nou vanmiddag naar d'r toe,
Dr6 gichelde den Eeker verlegen-nuuws-
gierig.
,,Kan ze toch nie veur niks laten staan,
Eeker?" Toen wierd er mee 'nen stok in den
sloot geroerd.
,,Kweetnie, hihihi."
Daar wou 'k toch wel iets meer van weten!
Ze zwegen nou. En eenen roerde, roerde in de
blommekes pan den sloot. Dan hield 't water-
geborrel ineens op. En mee heesch gefluister
wierd gezeed: ,,'t is 'n meske, Eeker, 'n mok-
keltjesehonder heb 'k nooit gezien!"
Pats! 'Nen klap op den sloot, die klonk als
de zweep op 't zeildek van 'n peerd.
,,JaJh", antwoordde den Eeker ouwelijk:
„jah."
Roeren.
,,1'kke.., eh... hebsalgekustook!"
Den Eeker, ongeloovig en seerjeus: ,,en
vond ze dat goed, Dre?"
Den Dre, groot en gemaakt: ,,waarom nie?
Daar gaat ze toch nie van dood."
,,Opschepper!"
Geloof de me nie?"
,,Neee!"
,,Nouja, ze douwde me wel 'n bietje
terug, maar... maar ik geloof nie, dat ze 't
zoo meende, ziede."
iRoeren.
Amico, 'k zat me te bedooien, hier in m'nen
nest van wilgenloof.
„Grj ook 'n siegretje, Eeker?"
"Eeker?!"
„Eh... ja?"
,,tDoede mee?"
,,Ja. Merci." Toen: ,,ik snap nie, dat gij dat
durft, Dre."
„Watte?"
„Nou! Zoo'n wildvrimd meskezoomaar
te kussen."
Den Dre lachte. Sloeg mee den stok op den
sloot onderwijle, wel tien keeren achter mal-
kaar. Toen zee-t-ie: „pfoe... durven! Ze heb
ben 't geren genogt."
„Oem. Mja. Gij kunt 't weten. Maare... als
oew opa 'n nou 'ns achter komt...?'"
,,Ge houd-oewen kop, horre!"
,,Eens zal ie 't toch motten weten, Drd."
,,Wiedes. Maar dan is 't nog tijd genogt.
Kek's, Eeker, zonder flaauwe kul, ik weet
ommers eigens nog nie, of 't iets wordt in..."
.,En ge hebt ze al gekust...?!" viel den
Eeker 'm stomverwonderd en verbouwereerd
i de rede.
Toen liet den Dre z'n eigen achterover in
't gras vallen om 'ns lekker uit te lachen.
Zijnen schater tjoepte deur de locht, lijk den
slag van den mearel.
Dan, na ennigten tijd van zwaar zwijgen
,,luister, Eeker. Als Opa 't nou al wat, dan
nouja ge kent 'm genogt, dan plaagt ie
me elken dag en telkens als ie daar de kans
veur krijgt. En van hem zou 'k 't nog wel
kunnen uitstaan, maar... maar Trui, ziede?
Opa houdt zoo'n lolletje tenminste nog onder
ons, maar Trui brieft 't dalijk naar Amster
dam! Neee, doe me 'n lol en zwijg, Eeker.
'k Had oe niks motten zeggen."
,,Vertrouwde me nie?"
„Jawel, maar... wat nie weet, wat nie deert,
niewaar
,,Wat is 't veur 'n cadeeke?"
,,'t Troeleke op op te..."
Zwart: 1, 3, 6 t/m 10, 12, 13, 19, 24 26
35, 46.
Wit: 16, 17, 27, 31, 32, 38, 44, 48, 49, 50.
Wit speelt 44—40?; 16—11; 11X2 (zw.
35X44); 49X40; 48X19 en 2X13' slaat 6
schijven en wint.
In „Het Damspel" van Juni 1928 wees de
heer G. van Dam er reeds terecht op, dat het
motief niet alleen verplaatsbaar is langs de
witte damlijn, maar zelfs tot de gehele lengte
van die lijn uit te breiden was.
Het was de heer D. Kleen, thans te Heem-
stede, die zich hieraan waagde en met suc-
ces! Zijn eerste ons bekende probleem op het
voile Lijnmotiq? verscheen in ,,Het Damspel"
van Aug. 19128. De stand was vrij fantastisch,
maar dat kon bij de bewerking van het uit-
gebreide motief niet anders.
Zwart: 8, 10, 14, 19, 23, 24, 44, 45 en voorts
drie dammen op 6, 18, 40.
Wit: 11, 17, 33, 37, 39, 46, 47, 48, 49, 50,
benevens twee dammen op 5 en 42.
Oplossing
1.
2.
3.
4.
5.
33—29
42X23
5X37
47X38
46X28
(over 14)
23X43
40X42
6X41
43X32
Wit kan als 4e zet ook slaan 48X39 (zw.
44X33) en 48 X46. Het voile lijnmotief na
zwarts 3e slag 6X41 is zeer interessant.
Geo van Dam, de rusteloze zoeker, was er
enige jaren tevoren al in geslaagd, het linie-
motief ,,los op het bord" te verwerken, dus
niet aan de rand. We verwijzen daarvoor naar
„Het Damspel" van Sept. 1925, biz. 188.
Wie zou menen, dat met al het boven-
staande het terrein van het lijn- of liniemotief
afgegraasd raakte, vergiste zich eohter. Geo
van Dam verdween een aantal jaren van het
dam-toneel en de probleem-archieven kwamen
tot rust. Niet lang!! Grote problemisten zijn
wellicht belust op sensatie. Een beetje
reclame, een pietsie geheimzinnigheid zijn him
stellig niet onwelkom. En zoals Kliphuis na
een langdurig stilzwijgen eind 1933 plotseling
een portefeuille met pl.m. 200 ongepubliceer-
de standen op de „markt" gooide, zo vierde
Van Dam zijn triomfale terugkeer met een
daverend artikel over het liniemotief in het
„Dammersweekblad" van 22 Februari 1935.
Hij schreef het niet als Geo van Dam, maar
verschool zich achter de niet van bescheiden-
heid getuigende naam Dr. G. de Geus.
,,Bedoel ik nie! Is 't 'n meske van de boer-
derij
Mee die vraag, ik voelde 't aankomen, was
den Eeker den Dre baas!
Kleintjes zee den Dre: „da's nou net 't be-
roerde, Eeker. Fientje is... gin... boerinneke."
Ik h66rde 'm hier heelegaar zuchten.
„Is 't 'n dienstmeske
Zelfs datte nie" ('Nen klap op den sloot).
,,'t Is... 't' is... ze hebben bij 'r thuis 'n cafe
en... Fientje studeert veur onderwijzeres."
,,Wacht 's, wacht 's," zee den Eeker 'n
bietje zenuwachtig: „dan ken ik ze! Da's da
blonde dingske van de Markt, waar wij samen
onderlest die erepel hebben afgeleverd."
„Die is 't."
„Eh.eh... en hebt gij dat meske... ge..
gekust
„Wat zou dat?"
,;Wat zou dat?? Brutale sloeber! Da's 't
schoonste meske van Breda!"
„Lillekers vangen is gin kunst", zee m'n
baaske droog.
Amico, ik moest m'n knuist veur m'n mond
houwen, om nie te hard te lachen. Heel den
boek lag veur me open! Ik kende die men-
schen van de Markt goed! Ouwe, goeie klan-
ten van me. En den Dre z'n ,,vlam" Of ik
ze ken! 'k Heb 't' jonk, om zoo te zeggen,
geboren zien worden. 'k 'Heb 't op m'nen
knie laten „peerdrijen", als 't 'n jaar of drie
was, somtijen als ik in 't cafe 'ns iets ge-
bruikte, wanneer ik, eens per week, daar af-
rekende. Van Trui kreeg't jonk 'n peerlmoer-
gebonden kerkboekske mee den plechtige
communie ("t zijn beste klanten) en nou...!
't Is opgegroeid tot 'n jongedame, allee!
om er veur naar 't ander end van de weareld
te gaan! En daarmee was dieen lekkeren ban-
diet-van-me.
Da'k sjuust hier in dat wilgenblarennest
moest verzeilen! En dat ie daar eigens, on-
geweten, mij heel z'n boek openlee.Teugen-
over dieen onschuldigen, dieen kuischen
Eeker! Hoe schoon had 't manneke de zaak
veur me behandeld!
„En motte nou vanmiddag naar die juf-
frouw toe, Drd
,,'k Heb tenminste afgesproken, ja. Wat
doede gij, vanmiddag, Eeker?"
„Rietje leeren, denk 'k."
,,Ge zijt al veul, veul wijer, dan ik."
,,Gij ook."
„(Eh
„Gij zijt ook wijer, dan ik", gichelde den
Eeker!
Den Dre lachte. Den lach van den verove-
reer. Toen: ,,ik snap nie, Eeker, waar gij pla-
zier in hebt, om altij in die boeken te neuzen."
„Och..." zee den Eeker: „och...! Ik ben er
mee op m'n gemak, Did. Veur gin geld nam
ik vanmiddag dat karweike mee die juffrouw
van jou over."
W66r begost den Dre te schateren! „Ha-
haha.ke...ke...karweike... Eeker gii ziit
'nen tiep!"
,,Toch meen ik 't! Kom, ik stap op, de
Vrouw zal den koffie wel gereed hebben
Dre."
,,'k Gaai mee. Maar n6g 'ns: ge houd-oewen
mond, horre."
Toen verdwenen de stemmen in 't geschui-
fel deur 't lange gras.
Nog 'n half uurke ben 'k daar blijven zit
ten. Peinzen over m'n baaske. Maar ik kost
tot gin besluit komen nog, hoe 'k de zaak
zal vastpakken. Telkens doolden m'n gedach-
ten naar m'nen eigen tijd, mee m'n Truike.
En 'n bietje idioot heb ik zitten staren van
uit m'n kabouterhoekske over de wemelende
zonneruimte boven de bloeiende velden, waar-
over den Zondag-veur-Pinksteren hong in 'n
reine rust.
Toen ben 'k ook maar af gegaan op Trui
haren Zondagschen koffie-mee-koek.
Den Eeker zat te blaren in 'nen boek. Dre
III was bezig op z'n opkamer.
Ik hoorde 'm 'nen potpourri van liedekes
fluiten, onderwijle poetsend en borstelend lijk
'nen piot die inspectie mot gaan maken!
Goeie zin", zee Trui en ze ,,wees" mee heur
hoofd naar 't opkamerke!
„Kij staat te poetsen of ie naar z'n meske
mot", gekte-n-ik,
„Zeg da wel", zee Trui. En als ik toen 'ns
mee 'n rap oogske naar den Eeker keek, zag
ik 't manneke blozen..., blozen..., allee, 'k
was wezenlijk 'n bietje geroerd van deus gou
wen kearetje.
Wat 'n leutig bezit, zoo twee sterk-verschil-
lende jonge tiepkes in oewen huis. Den eenen
die fluitende en zingende z'n eigen op staat
te doff en veur galant avontu.ur; den ander,
die er over te blozen zit als 'n jonk fraterke!
De damwereld giste, de ingewijden echter,
de probleemkenners begrepen! Zulk volmaakt
en diep doordacht werk kon niet door een
nieuweling gewrocht zijnZij, die aldus
oordeelden, kregen spoedig gelijk. Dr. de
Geus was Van Dam
Thans is Van Dam weer van het toneel ver
dwenen. Uit ,,iHet Damspel" geeclipseerd naar
„De Damgids", die nu even spoorloos is als
de redaetie zelf. Wat Van Dam betreft, her-
haalt de geschiedenis zich dus. Alleende
geschiedenis wordt vervelend
Het bewuste nummer van ,,Dammersweek-
blad" (22 Febr. '35) is voor belangstellenden
ter inzage. We nemen er twee problemen uit
over (bewerking Van Dam).
ZWART 1 2 3 4 5
16
26
WIT
47 48 49 50
Wit speelt 3227; 27X7; 34X21 met mo
tief. Verder 49X40 en 48X30 wint.
Tenslotte een dubbel-lijnmotiefprobleem.
IZwart1, 2, 3, 11, 13, 19, 21, 23, 29, 45 en
voorts 2 dammen op 4 en 17.
Wit: 6, 10, 20, 22, 25, 28, 30, 32, 34, 38, 40,
48, 49, 50; benevens een dam op 5.
Schijn-oplossing: Wit 3227 (zw. 4X44);
27X7 (23X43); 34X14 (17X10) en 5X8 met
dubbel linie-motief. Zeer merkwaardig!
De juiste oplossing (met varianten) moe-
ten wij wegens plaatsgebrek aan onze lezers
overlaten. Desgewenst komen wij er t. z. t.
op terug.
En toch twee vrinden zoo trouw als er gin
betere zijn!
Maar n oplossing heb ik nog nie...!
Karjuu! 'k Heb daar wel 'ns leutig in ''nen
wilgeblarennest gezeten, maar... daar lag 'n
teer, schoon ei in, waarop ik werendig
broeien mot.
Kom, ik schei er af. Ge hoort er misschien
nog wel van. Ondertusschen wensch ik oe
'nen Gelukkigen Pinkster!
Veul groeten van Trui, Dre III, den Eeker
en als altij gin horke minder van oewen
t. a. v.
DRA
Vragen, daze rubriek betreffende,
kunnen door onze abonnd's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe,
Heecmraadsingel 111 te Rotterdam.
Postzegel voor antwoord insluiten
en blad vermelden.
VEEREN EN TEENEN PIKKEN
BIJ Kt JKENS.
Een ernstig bezwaar dat zich onder op-
groeiende kuikens soms voor doet is kanni-
balisme. Nu moet men dit woord niet al te
letterlijk opvatten, want elkaar met huid en
haar opeten als echte menscheneters komt bij
kippen niet voor. Men spreekt bij kippen van
kannibalisme als de dieren aan elkaars vee-
ren of teenen of andere lichaamsdeelen pik-
-ken. In lichte gevallen blijft het bij eenige
veeren of ndjdlge pikken naar de teenen van
andere kuikens, in zware vormen eindigt het
bij kippen vaak met den dood. Daarbij wor
den de darmen door de cloaka naar buiten
gerukt en totaal opgevreten. Bij opening
vindt men dan alle darmen verdwenen uit de
buikholte en alleen een paar bloedstolsels zijn
nog over. De ongelukkige slachtoffers zijn
meestal vette kippen die op den grond legden.
Daarbij wordt de cloaka min of meer uitge-
stulpt en zoodra de andere kippen dat zien
vallen ze er op aan en beginnen er aan te
pikken. Is eenmaal de eerste druppel bloed te
voorschijn gekomen <?n hebben ze den smaak
te pakken dan is er geen houden meer aan en
wordt door stelselmatig rukken en pikken het
geheele darmkanaal en de legdarm naar bui
ten getrokken en verslonden.
iHet veeren pikken kan bij kuikens ook al
erg genoeg zijn. Ze loopen dan rond met uit-
gerukte staartveeren en bloederige korsten
aan den staart of op den rug of aan den buik.
Sommige exemplaren worden voortdurend
aangevallen en als men ze niet gauw apart
zet en de wonden behandelt komt er niets van
terecht. Een goed middel is vaak de staarten
of de gepikte plekken met teer te bestrijken,
dit werkt ontsmettend, genezend en houdt de
andere kuikens er van af.
'Ook wordt wel aangeraden de ramen rood
te schilderen, zoodat de kuikens het bloed
niet meer zien kunnen. Bij kippenveeren pikken
legt men wel snavelringen aan of knipt de
punten van de snavels af. Feitelijk zijn dit
allemaal lapmiddelen, men moet zoowel bij
kuikens als kippen trachten de -vormen van
kannibalisme te voorkomen. Men moet zor-
gen voor goede voeding, veel ruimte aan de
voerbakken, veel bewegingsmogelijkheid, af-
leiding, groenvoer enz.
Maar naast vormen die op verveling en
overbevol'king berusten komen er vormen die
wel degelijk op voedselgebrek wijzen. De die
ren zoeken dan instinctmatig aan het te kort
in hun voeding te voldoen door aan van alles
en nog wat te pikken. Soms denkt men aan
een tekort aan eiwit en inderdaad ziet men
dan bij het voeren van vleesehafval verbete
ring optreden. Soms is het een gebrek aan
mineralen, soms aan bepaalde vitaminen.
Interessant zijn in dit verband proeven die
men onlangs in Amerika genomen heeft. Men
heeft daar n.l. al geruimen tijd opgemerkt
dat overmaat van mais bij kippen kannibalis
me veroorzaakt en een bepaalde hoeveelheid
haver in het voer dit kwaad tegengaat. Nu
maakt overmaat van mais de kippen vet en
zullen ze dus gauwer aan legnood en uitstul-
ping der cloaka lijden, maar- er blijken toch in
haver stoffen te zitten die ook bij tamelijk
veel mais kannibalisme tegengaan.
Zoo nam men proeven op kuikens met vier
rantsoenen die alleen in mais en havergehalte
verschilden. No. 1 bevatte 40 maismeel, 10
tarwemeel en 5 havermeel, no. 2 bevatte 55
maismeel, no. 3 55 tarwemeel en no. 4 55
havermeel. In groep 1 en 2 begonnen de kui
kens reeds op 14 weken veeren te pikken en
op 21 weken was het staartpikken algemeen
Becker-variant van het Koningsgambiet.
Wit: Cortlever. Zwart: Euwe.
Internationale zeskamp 1939.
1. e2e4 e7e5
2. f2—f4 e5Xf4
3. Pgl—f3 h7h6
De modeme verdediging door 3. ...Pf6 en
4. ...d5 gold een tijd lang voor een weerleg-
ging van het Koningsgambiet, maar den laat-
sten tijd is men weer gereserveerder. De oud-
ste verdediging is 3. ...,g5 acht men minder
sterk door den aanval 4. h4, leidende tot het
Kieseritzky-gambiet (4. ...g4, 5. Pe5), dat
als correct beschouwd wordt. Becker raadt
nu aan, den zet g5 uit te stellen, zoodat Wit
nog geen h4 spelen kan, daar deze zet alleen
zin heeft als aanval op pion g5. Wit wordt
nu beperkt. tot enkele varianten van het
Koningsgambiet.
4. d2d4 g7g5
5. h2h4 Rf8—g7
6. Rfl—c4 -d7—d6
Langs een omweg is nu het Philidorgambiet
ontstaan, dat voor Zwart gunstig wordt ge-
acht.
7. Ddld3 g5—g4
Deze zet wordt door Euwe in zijn theorie
der schaakopeningen ongunstig beoordeeld,
maar blijkbaar is hij van meening veranderd.
8. Pf3—gl Dd8f6
9. 02—c3 Pg8e7
10. h4—h5
Verhindert h6h5 en Rh6.
10. 4d6d5
Zwart offert zijn pion terug en speelt wel-
dra zelf gambiet. Of dit aan te bevelen is, is
twijfelachtig.
11. e4Xd5 Rc8—f5
12. Dd3fl Pb8d7
13. Rcl X f4 0—0—0
14. Pbl—a3 Rf5—e4
Wint den pion schijnbaar terug.
15. d5d6 Pe7—d5
cd6: Pb5 leidt na Pb6! tot moeilijke stel-
lingen, die ons echter voor Zwart gunstiger
lijken dan wat er nu gebeurt.
16. Rc4Xd5 Re4Xd5
17. Pgle2
Er dreigde Rg2: en Df4:
17Td8—'e8
Nu was cd6: Pb5 voor Wit gunstig.
18. d6Xc7 a7a6
Pb5 en Pa7 mat was een te s'terke dreiging.
19. Dfl—f2 Df6e6
20. Keld2 Rd5Xa2
21. Tal—el De6—d5
22. Kd2cl Te8e6
in groep 2 (maisgroep). Onderstaande tabel
geeft een overzicht van deze proeven.
12 3 4
gewicht 3 weken 478 481 465 540
gewicht 24 weken 1388 1349 1354 1382
gewicht legrijp 1466 1491 1462 1502
leeftijd le ei in dagen 174 177 179 180
De gewichten verschillen dus niet veel, al
leen waren de haverkuikens steeds zwaarder
dan de anderen. Toch Meek ook weer dat men
niet te veel haver mocht voeren, aangezien
in groep 4 verschillende kuikens stierven aan
overbelasting van de maag door de onverteer-
bare deelen der haverbasten.
Deze proeven werden eenige jaren achter-
elkpar herhaald, steeds trad bij de maiskui-
kens veerenpikken en beenzwakte door dikke
hakken-ziekte op en niet bij de haverkuikens.
Ook hadden de hennen in de maisgroepen vet-
tige veeren met een roomachtige kleur, ter-
wijl de veeren in de havergroepen wit waren.
Bij voortgezette proeven kon men wel eon-
stateeren, dat het veerenpikken niet op een
mineralen-tekort wees, maar welke stof in de
haver het veerenpikken tegengaat is nog niet
gevonden.
Dr. B. J. C. TE HENNEPE.
(Nadruk verboden.)
CLINGE.
iHuwelijks-aangiften. 4 April. Prosper van
Wialle, oud 24 j., jm. en Anna Maria Ver-
plancke, oud 25 j„ jd. 6 April Alois Marie
Kindt, oud 28 j., jm. en Maria Stephania
Blommaert, oud 28 j., jd. 12 April. August
Bracke, oud 22 j., jm. en Maria Isabella van
Goethem, oud 23 j., jd. Gu.staaf Eduardus
Bolssens, oud 29 j., jm. en Maria Everaert,
oud 21 j., jd. 13 April. Ghislenus Adoif van
Wille (van Verrebroeck), oud 24 j., jrn. en
Honorina Johanna Weemaes, oud 19 j., jd.
Robert Gerard De Bock (van Meerdonk)oud
28 j., im. en Julia Philomena Clara Weemaes,
oud 20 j., jd. 21 April. Aloysius de Puysseleyr,
oud 26 j., jm. en Rosalia Bracke, oud 24 j., jd!
Huwelijks-voltrekkingen. 7 April. Petrus
Renatus De Witte (van St. Gilles-Waes), oud
35 j., jm. en Marie Louise Pauwels, oud 29 j.,
jd. 11 April. Franciscus Mari de Bruijn (van
Hontenisse), oud 26 j., jm. en Magdalena van
Denderen, oud 23 j., jd. 14 April. Theophiel
van Dam, oud 27 j., jm. en Alphonsina van
Ombergen, oud 28 j., jd. Aime De Bock (van
Meerdonck), oud 24 j., jm. en, Ursula van
Mullem, oud 25 j., jd. 18 April. Joachim
Varendonck (van Kieldrecht), oud 37 j., jm.
en Mathilde van Acker, oud 34 j., jd. Lu'dovi-
cus Paulus De Schutter (van Zandvliet B.),
oud 27 j., jm. en Juliana van Broeck, oud 22
j., jd. 20 April. Ddsird van Mullem, oud 31
j., jm. en Maria Angelina Verbist, oud 27 j., jd.
21 April. Albertus Cammaert (van St. Jan-
steen), oud 23 j., jm. en Louise Bolssens, oud
22 j., jd. 28 April. Prosper van Walle, oud
24 j., jm. en Anna Maria Verplancke, oud 25
j., jd. Petrus Henderickx, oud 26 j., jm. en
Hilda Antheunis, oud 21 j., jd.
Geboorten. 3 April. Maria Camilla Isabella,
d. van Aloisius1 de Deckere en van Anna
Kerkhaert. 14 April. Petrus Camillus Jose-
phus, z. van Cyrillus Hageman en van Rosalia
Smet. 19 April. Henriette Maria, d. van
Joseph van Putte en van Helena van Bogget.
24 April. Marcel, z. van Joseph Segers en van
Marie Weemaes.
Overlijden. 29 April. Cornelia de Vilder, oud
76 j., wed. van Jacobus de Backker.
SAS VAN GENT.
Huwelijks-voltrekkingen. 17 Mei. George
Richard van Bastelaere (van Westdorpe),
oud 22 j. en Johanna Maria Helena Schroder,
oud 26 j.
Geboorten. 14 Mei. Andre, z. van Camiel
Petrus Vermeersch en van Augusta Christina
Dhanis. 15 Mei. Gerarda Maria, d. van Adolf
Seraphien Maenhout en -van Irma Leonie de
Neve. 18 Mei. Christiaan Franciscus, z. van
Jan Levinus Donze en van Rosalia Johanna
Stofferis.
SAS VAN GENT.
In de week van 14 tot en met 21 Mei zijn
uit deze gemeente vertrokken:
J. M. H. Schroder, naaister, naar West
dorpe.
C. H. Roels en gezin, zonder beroep, naar
Gent.
Wit heeft een soort rochade gedaan en
Zwart gaat die stelling nu aanvallen.
23. Pe2—.g3 Te6c6
24. Pa3c2
d4 moest worden gedekt.
2 4Ra2—b3
Dreigt Rc2: Kc2: Rd4:.
25. Df2—e2
Dreigt De8f Te8: Te8: mat.
2 5Tc6e6
26. De2'Xg4 Rg7 f6
27. TelXe6
In aanmerking kwam ook Pf5 met de drei
ging Pf5d6f7h8.
27f7Xe6
28. Dg4e2 Rf6g5
29. Rf4Xgo Dd5 X g 5f
30. De2e3 Th8—g8
31. De3Xg5 Tg8Xg5
Nu heeft Zwart aanval en bovendien haalt
hij met Kc7een pion in. Dat leidt waarschijn-
lijk tot remise.
32. Thlh3 e6e5
Veiliger is Rc2: Kc2: Pf6.
33. Pc2e3 e5Xd4
34. c3'Xd4 Rb3—e6
35. Pg3e4 Tg5Xg2?
Beide spelers verkeerden in hevigen tijd-
nood en besloten midden in de combinatie tot
remise. De zet van Zwart is fout en had tot
verlies moeten leiden. Goed was Tg8. Er had
kunnen volgen:
36. Pe3Xg2 Re6Xh3
37. Pg2f4 Rh3— g4
38. Pf4d5
De dreiging Pd6 mat is alleen door Pb6 te
voorkomen (Pf8? Pd6f en c8D), wat een vol
stuk kost.
a bedef g h
Stelling na 38. Pd5.