Feuilletoo-verieiSmgen
Pfuimvee-Rubriek
BRABANTSCHE BRIEVEN.
hoogte met de situatie en hgd ook nog geen
sleutel van de groote, gemeenschappelijke
voordeur. En dit heeft tot merkwaardige con-
sequenties geleid.
Terwijl de dames binnen genoeglijk zaten te
babbelen, is de concierge vertrokken en heeft
de voordeur gesloten. Toen het tijdstip van
vertrek daar was en enkele leden van het
vrouwelijk gezelschap naar den trein moesten
bleek het, dat de dames zaten opgesloten.
Niemand wist hoe het gebouw te veriaten.
Over een muur? Dan rees de vraag welken
en waar. Door de voordeur? Maar die zat
zwaar gegrendeld. Via het dak Dat was te
hoog en te gevaarlijk. Binnen blijven? Maar
dat kon beelemaal niet.
Na een paar uur werd besloten drastische
maatregelen te nemen. De eigenaars van de
in het pand gevestigde kantoren werden op-
gebeld, maar deze heeren konden geen hulp
verschaffen.
Inmiddels was een negende studente naar
het pand gekomen, die volgens afspraak een
der dames-studenten zou komen afhalen. De
komst van deze dame beteekende echter pu-
bliciteit geven aan de vrouwengevangenis,
want de opgesloten meisjes waren door de
gang gegaan en gaapten nu als gekoolde hye
na's door het tralievenster van de groote huis-
deur naar buiten, terwijl op de blauwe stoep
vriendin no. 9 te wachten stond en met begrij-
pelijke ontsteltenis het relaas aanhoorde, dat
door de gevangen meisjes gedaan werd.
Toen alle negen het er ten slotte roerend
over eens waren, dat men op deze manier niet
verder kwam, besloot men een telefoontje te
zenden naar het hoofdbureau van politie.
,,Acht meisjes opgesloten in een heerenhuis;
hulp dringend verzocht."
'Enkele agenten waren spoedig ter plaatse.
Er werd krijgsraad gehouden en, na eenig
onderzoek, klommen de mannen in uniform
over een der muren.
Het trof, dat daar voor de agenten in den
tuin van het heerenhuis een ladder stond.
Het pleit was nu, spoedig beslecht. Acihtmaal
heibben de politiemannen een jonge vrouw in
de armen genomen en veilig werd het clubje
via de ladder over den muur gehesehen.
Bevrijd uit de vrouwengevangenis verliet
het clubje vroolijk het gebouw naast het hee
renhuis, den politiemannen duizendmaal dank
brengend. ,,Geen dank", zei de politie, „het
genoegen was geheel aan onzen kant."
ELKE WEEK EEN DUBBELTJE!
Een echtpaar uit De Krim, in de gemeente
Gramsbergen, was dezer dagen 25 jaar ge-
trouwd, welke heuglijke gebeurtenis met het
gebruikelijke medeleven van de vrienden,
buren en kennissen van de jubilarissen is ge-
vierd. Vele goede wenschen en geschenken be-
reikten het bruidspaar, maar voor de grootste
verrassing heeft toch de bruid zelf gezorgd.
Zij bood haar man een spaarpot aan met 1300
dubbeltjes. Elke week had de vrouw van haar
trouwen af een dubbeltje van haar huishoud-
geld ter zijde gelegd, een plicht, dien zij zelfs
onder zorgvolle omstandigheden niet verzaakt
heeft. Het resultaat dezer sympathieke
plichtsbetrachting kon zij thans toonen. De
bruidegom stelde het geschenk zeer op prijs,
het meest nog om de geste.
HALSSTARRIGE GETUIGE GEGIJZELD.
Tijdens de zitting van den Amhemschen
kantonrechter is, meldt ,,iDe Telegraaf"
Woensdag, een getuige, die weigerde een ver-
klaring af te leggen, ter terechtzitting ge-
arresteerd en in een der cellen van het paleis
van justitie ingesloten.
Het betrof hier een betrekkelijk onschuldige
zaak betreffende een aanrijding.
Een auto kwam de Emmastraat uitrijden en
passeerde daarbij den wielrijder J. Th. van B.
uit Velp zoo dicht, dat deze met zijn rijwiel
kwam te vallen.
Toen' deze Van B. als getuige zou worden
gehoord, weigerde hij, pertinent den eed af te
leggen.
Getuige: „Ik wensch niet te getuigen!
Kantonrechter: „IU bent verplicht een ver-
klaring af te leggen".
Getuige: ,,Ik heb er eens een gevalletje
gehad.
Kantonrechter: „Ik waarschuw u voor het
laatst; u bent verplicht te getuigen".
Getuige: ,,Ik wensch niet meer te getuigen".
Op last van den kantonrechter werd de ge
tuige vervolgens door een rijksveldwachter
weggeleid en ingesloten.
In den namiddag stond v. B. wederom voor
den kantonrechter.
Kantonrechter„Wilt u nu den eed afleg-
gen?"
Getuige: „Neen."
Kantonrechter: „Waarom niet?"
Getuige: „Ik moest eenige jaren geleden
ook getuigen en toen werd de verdachte vrij-
gesproken. Ik heb me toen voorgenomen nooit
meer een eed af te leggen".
De getuige blijkt overigens geen wrok te
koesteren tegen den automobilist, die hem
aanreed: „Waarom moest deze autobestuur-
der vervolgd worden Ik ben aangereden
maar ik heb geen aangifte gedaan."
De kantonrechter: „Dat heeft de justitie
uit te maken en als u weigert een verklarin.g
af te leggen, dan maakt u het werk van de
justitie onmogelijk. Daarom bent u verplicht
te getuigen".
Na lang aarzelen legt de getuige ten slotte
toch den eed af, waarna hij enkele bijzonder-
heden vertelt over de aanrijding.
Kantonrechter: „U bent nu vrij. U bent
uit de gijzeling ontslagen".
De getuige kan daarna vertrekken.
De ambtenaar van het O. M. eischte tegen
den autobestuurder f 15 boete of 5 dagen
hechtenis. De kantonrechter legde f 10 subs.
4 dagen op.
DE GOEDE KLANT, DIE ZIJN
PORTEMONNAIE WAS VERGETEN.
De laatste dagen opereert te Sittard, Maas
tricht en Roermond, alsmede in eenige om-
liggende kleinerc gemeenten, een oplichter, die
eerst door z.ijn optreden het vertrouwen van
de menschen weet te winnen, om dan op han-
dige wijze zijn slag te slaan.
Bij verschillende firma's komt de man bin-
nenstappen en doet zich voor als een goed
gesitueerd iemand, die het voomemen heeft,
voor een vrij belangrijk bedrag goederen van
de zaak te betrekken. De goederen worden
getoond aan den man, die deze met veel „in-
teresse" bezichtigt en dan zijn keuze maakt.
Hij geeft zijn adres op, waar alles moet be-
zorgd worden en wil vervolgens overgaan tot
vooruitbetaling van het gekochte.
Helaas, dan blijkt hem ineens tot zijn niet
geringe „verwondering" en „ontsteltenis", dat
hij zijn portemonnaie vergeten of verloren
heeft.
Natuurlijk is hij veel te eerlijk en reeel, om
te verlangen, dat het gekochte bezorgd wordt
zonder dat hij vooruit betaald heeft. Daar
hij nu echter door het missen van zijn beurs
in groote ongelegenheid is geraakt, vraagt hij
den winkeliers eenig geld te leen, dat hun na
tuurlijk onmiddellijk als hij zijn aankoopen
betalen komt, zal teruggegeven worden.
Verschillende winkeliers bleken een zoo
goeden en betrouwbaar uitzienden klant dezen
dienst niet te durven weigeren en leenden hem
het gevraagde geld inderdaad. Wie echter niet i verduistering en valschheid in geschrifte zou
tomo- irwam was Hp p-ftpdp icla.nt.2*BDlee2"d. Het verdmster-de bedrag
terug kwam was de goede klant
Van alle zijden stroomen dan ook de aan-
giften bij de politie binnen, die tracht dezen
klant onder haar eigen „clientele" te krijgen.
GASVERGIFTIGING.
Maandagmiddag is in een woning aan de
Wilhelminastraat te Egmond aan Zee, waar
zich pas badgasten hadden gevestigd, een
sterke gaslucht waargenomen. De politie
werd gewaarschuwd en toen deze de woning
binnendrong, vond men mevrouw S. uit Hil-
versum in bewusteloozen toestand. Dr. Berk-
hout wist met behulp van een zuurstofappa-
raat na een half uur de levensgeesten op te
wekken. Het slachtoffer werd in zorgwekken-
den toestand naar een ziekenhuis te Alkmaar
gebracht.
DE MAN MET DEN GEWONDEN ARM.
De politie te Woerden is er, dank zij de
activiteit van een predikant, in geslaagd de
hand te leggen op een bekend oplichter, die
door middel van een geraffineerden true aan
geld trachtte te komen.
De man vervoegde zich met een geheel ver-
bonden arm bij den predikant, wien hij een
roerend verhaal opdischte van een auto-onge-
luk waarvan hij het slachtoffer zou zijn ge-
worden. Helaas had hij geen geld bij zich om
naar zijn woonplaats, Deeuwarden, terug te
keeren en daar hij tot hetzelfde kerkgenoot-
schap behoorde als de domine, verzocht hij
dezen hem van het noodige reisgeld te willen
voorzien.
De predikant vertrouwde het verkeers-
slachtoffer echter niet, verwees hem naar den
penningmeester van het kerkbestuur en waar-
schuwde inmiddels de politie.
Deze nam den man mee naar het bureau,
waar de verwonde arm, niettegenstaande de
hevige protesten van het slachtoffer. dat zich
zeer verbolgen toonde, eens zorgvuldig werd
onderzocht. Daarbij bleek, dat onder het ver-
band een bedrag aan geld was geborgen, ter
wijl van eenige blessure niets te bespeuren
viel.
Een telefoontje naar de politie te Rotter
dam bracht aan het licht, dat men met een
bekend oplichter te doen had, die reeds ver
schillende veroordeelingen achter den rug had.
Hij is ter beschikking van den offieier van
justitie gesteld.
EEN HELD, DIE EEN DIEF WAS.
Eendgen tijd geleden maakten wij melding
van een aardig voorval in de gemeente
Gemert. Het was de romantische geschiede-
nis van een boerenzoon, die acht jaar geleden
een klein meisje van een wissen dood had1 ge-
red en nu, van dat zelfde meisje, dat onder-
tusschen een jongedame was geworden, op een
goeden dag een spiksplintemieuw motorrijwiei
kreeg thuisgestuurd, met een hartelijken brief
er bij. Nadat de vader den moedigen redder
reeds vroeger had beloond, wilde ook het
meisje persoonlijk nog eens haar dankbaar-
heid toonen, aldus eindigde het verhaal.
Dit einde is evenwel het begin geworden
van een nieuw verhaal, dat met romantiek
niet veel van doen heeft, lezen we in de „Tel.".
Het is namelijk komen vast te staan, dat
de boerenzoon een vroeger verrichte helden-
daad slechts heeft gebruikt om een thans be-
gane misdaad te camoufleeren. Hij heeft het
motorrijwiei gestolen
De chef van de Gemertsche politie liet zich
door het schoone verhaaltje geen rad voor de
oogen draaien.
Het eerste waar hij aan dacht, was, dat in
Gemert eenige maanden tevoren een motor
gestolen was, dien hij nog steeds" moest op-
sporen, en dat de motor, dien de boerenzoon
cadeau had gekregen, ,,toevallig" van hetzelf
de merk was!
Hij ging aan het snuffelen. Toen hij uitvond,
dat de heldendaad niet zooals in den brief van
het meisje vermeld stond, acht jaar, doch
slechts zeven jaar geleden was, leek hem dat
verdacht en toen hij constateerde, dat van het
motorrijwiei het nummer was weggevijld, was
dat voor hem aanleiding genoeg, om de
machine in beslag te nemen. Voor alle zeker-
heid nam hij ook den brief mee, welke er bij
hoorde.
Nog had de speurder geen zekerheid en toen
paste hij een true toe.
Hij ging terug naar de boerderij en zei: „Ik
heb den motor in beslag genomen, doch ver
geten u een ontvangstbewijs te geven. Hebt
u even 'n stukje papier, dan zal ik het schrij-
ven." De menschen kwamen met een schrijf-
map voor den dag en dit gaf den politieman
de gelegenheid om vast te stellen, dat het
papier van deze map identiek was met dat van
den brief „van het meisje". De „held" had
den brief zelf geschreven, maar daarbij ziph
vergist in den datum, waarop hij de helden
daad verrichtte.
Om kort te gaan, de boerenzoon werd ge-
arresteerd en legde later een volledige be-
kentenis af. Hierbij bleek o.a. dat hij den
motor maandenlang heeft verborgen, door hem
in den grond te begraven. Doordat hij de
machine geheel had omgeven met mooi wit
zand, had deze zoo goed als niet geleden.
Wat wel geleden heeft, dat is de helden-
reputatie van den man. Hij is intusschen, na
voorgeleid te zijn voor den offieier van justitie,
op vrije voeten gesteld, doch zal zich te zijner
tijd voor den rechter te verantwoorden hebben.
EEN PANNETJE KERRIE.
Uit Gaya, Bihar-provincie, wordt gemeld,
dat er zich daar vechtpartijen tusschen Mo-
hammedanen en Hindoes hebben voorgedaan,
waarbij 11 personen gedood en meer dan 100
gewond werden.
De vechtpartij ontstond, doordat een Moham-
medaansch echtpaar gedurende een twist een
pan met warme kerrie uit het raam wierp, die
op een Hindoemeisje terecht kwam, die luide
begon te schreeuwen, waarop Hindoes en
Muzelmannen kwamen toeloopen en tusschen
deze twee partijen een gevecht ontstond met
het bovenvermelde resultaat.
hebben gepleegd. Het verduisterde bedrag
zou 400 beloopen. Door het zetten van een
valsche handteekening zou de man geld van
het postspaarbankboekje van zijn verloofde
hebben gekregen.
De verloofde heeft tegen hem een klacht in-
gediend. De man is in bewaring gesteld.
DAT LIEVER NIET!
Uit Antwerpen wordt gemeld, dat een ver-
eeniging het plan heeft stierengevechten in te
richten in het Sportpaleis van Antwerpen. De
meeste bladen hopen, dat de regeering en
de stad dit plan zullen verijdelen.
OP ZOEK NAAR DEN CHINEESCHEN
DRAKENTROON.
Vorige week werd te New York schrik en
ontsteltenis teweeggebracht door het bericht,
dat een kostbare Chineesche drakentroon, die
van Amsterdam uit naar New York was ver-
zonden spoorloos was verdwenen. Dadelijk
werd naar Amsterdam getelegrafeerd, waar
werd bevestigd, dat de troon met de Zaan-
dam was verzonden en dus ergens op zee ver-
loren moest zijn gegaan. De troon behoorde 'Sras> dat lan&s m n klompen shert
,,iSaluut", zee den Dre na al dat zwijgen:
„tot subiet!" En meteen, mee 'nen fikschen
sprong in de blommekes, is ie over den bree-
jen sloot langs onze wei. Rent ie onderwijle
z'n kieltje aver den -kop trekkend in z'nen
blooten bast naar 't hooge boogbrugskedaar
aangekomen schupt en trapt ie de rest van
z'n weinige kleeren uit, armen in de hoogte en
plomp! daar duikt ie in de Mark veur
z'n mergenbad.
Den Eeker, naast me, giehelt. „Motte gij
nieEeker?"
,,Als 't nog wat wijer in den zomer is", zee
't kalme keareltje; ,,den Dre... ja... die kan
er wel teugen."
En in de verte hooren we Dre III bezig,
mee veul proestend en schuimend lawijt deur
'n stilte, waar ge 't windeke gaan hoort in
't groene koren.
„Hij is zoo sterk", zee den Eeker nog, zon
der eenige jalouzie, lijk ie ook zou kunnen
zeggen: ,,die blom is zoo schoon". En dan: „ik
ben er, 'k gaai hier de erwten leien baas".
Ik gaai wijer op, deur de wei; 'k mot bij den
boschkant zijn. Den daauw glinstert op m'n
sokken. Lekker ruukt 't hier naar 't natte
CANDIDATENLIJST TE LAAT
IN GEDIEND.
Tengevolge van een misverstand is in de
Noord-Limburgsche gemeente Maasbree-
Blerick geen lijst van de S.D.A.P. ingediend.
In deze gemeente moesten volgens artikel 35,
eerste lid van de Kieswet de candidatenlijsten
voor de in Juni a.s. te houden verkiezing van
leden van den raad Dinsdag tusschen negen en
vier uur n.m. worden ingediend bij het hoofd-
stembureau.
Door een verzuim werd de lijst van de
S.D.A.P. echter vijf minuten na vier uur aan-
geboden. Deze lijst werd daarop door den
burgemeester geweigerd, zoodat de S.D.A.P.
van deeineming aan de verkiezing is uitge-
sloten. Thans bezet de S.D.A.P. in dezen raad
twee zetels.
De uitsluiting zal echter slechts van korten
duur zijn, daar voorgesteld is, dat met ingang
van 1 Januari a.s. Blerick bij Venlo komt,
waarna een nieuwe raad zal worden gekozen.
VERDUISTERING EN VALSCHHEID
IN GESCHRIFTE.
De Haagsche politie heeft een 30-jarigen
steendrukker uit de David Blesstraat aange-
houden, die ten nadeele van zijn verloofde
tot een particuliere verzameling kunstvoor-
werpen, die tijdelij'k was ondergeforacht in het
museum voor Aziatische kunst, dat zich in
het Stedelijk Museum te Amsterdam bevindt.
'Eenige voorwerpen, onder welke de draken
troon, 'zouden worden tentoongesteld te New
York, teneinde zoo geld te verzamelen voor
het oorlogswezenfonds van mevrouw Tsjiang
Kai-sjek. De collectie was geadresseerd aan
mevr. Theodore Roosevelt jr., de schoondoch-
ter van den vroegeren president. Deze was
het dan ook die ontdekte, dat de kist met den
drakentroon bij aankomst van de Zaandam,
waarmee de geheele collectie was verzonden,
niet aanwezig was. De politie werd in de zaak
gemengd, omdat men meende, dat de troon
gestolen zou kunnen zijn. Na uren zoeken
kwam men echter tot de ontdekking dat de
troon zich bevond in een kist die sinds de
aankomst der Zaandam apart was gezet. Het
bleek n.l. dat' men voor de veiligheid de kist
met den troon had geadresseerd aan een
kunstkenner in de Ver. Staten.
De troon is volgens den New Yorkschen
correspondent van de Daily Telegraph af-
komstig uit het keizerlijke paleis te Peking
en geheel uit donkere zeldzame houtsoort ver-
vaardigd. De troon bevindt zich op een ver-
hooging, die langs negen treden wordt beste-
gen, welke worden geflankeerd door draken.
DE STRUISVOGEL STERFT UIT.
Men voorziet de geleidelijke verdwijning
van den struisvogel uit het Karroo-district
van Zuid-Afrika. De dalende belangstelling
voor struisveeren en de goede prijzen voor
struisvogelvellen heeft de boeren er toe ge
bracht hun vogels te slachten. Volgens raming
zijn de laatste vier jaren in Karroo ruim een
half millioen struisvogels geslacht. Voor een
vel wordt thans 1 pond 5 sh. betaald. De vel-
len worden naar de Ver. Staten, Engeland en
Frankrijk geexporteerd en gebruikt voor de
vervaardiging van luxe voorwerpen. Van het
vleesch wordt de z.g. Biltong gemaakt (ge-
droogd en gezouten vleesch). De witte struis
veeren welke voor den oorlog 20 pond en meer
per pond opbrachten, kunnen thans nauwe-
lijks voor 2 sh. per pond verkocht worden. Er
is thans practisch geen uitvoer meer van.
F.F.N VISQHSTROOPER.
De achterdocht van de politie in Frankrijk
was gewekt door een man, die elken dag met
een paar honderd kilo visch aan de markt
kwam. Ze bevond, dat de gezegende visscher
zelfs niet over een meer, maar eenvoudig een
plas van nauwelijks 10 meter breedte be-
schikte. De man bekende toen 's nachts te
j stroopen met een 70 meter lang net, dat het
hem mogelijk maakte den loop van Seine of
Marne geheel af te sluiten! In tien jaar, zei
hij, heb ik daarmee wel 30.000 kg visch ge
vangen.
Ulvenhout, 11 Mei 1939.
Amico,
Als ik 's mergens
mee de kleine man
nen den akker in-
trek, veur dag en
veur daauw, den
nuchteren dag nog
koel over oew vel
huivert, den nacht
wegnevelt in de
kleering van 'n wa-
terkleurige onendig-
heid, dan ligt over
den buiten 'n stilte,
waarin ge den eerde
koeken hoort onder oew klompen. Ja ge
voelt, in. de puurte van den verschen dag, den
klonterenden eerde* leven in oew beenen.
Veul wordt er dan nie gesproken onder-
wege. 'Nen nieuwen dag wordt geschapen en
den kleinen mensch, die daar stille naar den
arbeid gaat, zwijgt dan vaneigens. Ook in
hem, in z'n ziel kleert 'nen nieuwen dag. Bij
stap na stap in den daauwenden eerde trek-
ken de nevels van den slaap uit zijnen ont-
wakenden geest, lijk de blomblaaikes mee
kleine schokskes openvouwen om 't blomme-
hart, zoo rap den eersten zonnepiek 't bloeiend
dingske aanraakt.
Stille gaan wij gedrieen wijer deur 't paaike
van de poppels, waarlangs 't groenend rijs al
uit de wortels omhoog gaat. 't Mergenwinde-
ke woelt, daar boven in de hooge toppen deur
't jonk geblaat, mee vezelend gerucht; 't po-
pulierenwegeltje is er vol mee als van 'nen
motregen. Dan, ineens, verandert er iets in
deus heimelijik wegeltje, dat 'n bietje somber
in den mergenschemer lag. Daar gunder is de
zon boven den boschkam uitgerezen en met
een beieren trossels mergengloei in de ranke
poppels of ze aangeraakt zijn mee 'nen on-
zichtbaren wonderstaf.
Subiet is den buiten vol van veugelenzang.
Achter onzen rug, in een van de goudbetros-
selde poppels schalmeit 'nen lijster zijnen zil-
veren zang deur den mergen zoo schoon, zoo
zuiver, zod jubelend, dat mee deuzen eenen
veugel zijn liedeke alleen al, den dageraad
gesierd is.
Als we uit 't weegeltje aankomen in de
velden ligt daar den dag open lijk 'nen glan-
zenden, peerlmoeren schottel.
'Hooger is de zon geklommen boven de bos-
schen uit. En lijk 'nen witten wemel van
gloeiend zomerpoeier waaiert den dag uit,
over de bloeiende weareld van Mei, de witte
Pinkstermaand.
Blaauwdonker nog klokt deur de Ulven-
houtsche velden de Mark, waarop hier en daar
'nen waterlelie te wiegen staat op haren
groenen schottel. Den room van de gele dot-
ters langs den kant vloeit in 't donkere rim-
pelwater. Wijerop doet 't melkvee zijnen eer
sten dronk en staat, tot over de heete uiers in
't koele mergenwater, dat om de zware lijyen
glijdt.
t Volk heeft z'n eigen taak gevonden en
hier en daar zie 'k 'nen gebogen mensch aan
den arbeid in de versche akkers. 'Nen bron-
zen slag van 't kerketorentje valt trillend
omlaag. Halfzes. En 'k meet m'n passen wat
langer deur den daauw van de wei. Gunder
drijft de verre stad op blaauwe nevels. Daken
en torens blinken gouwig in de zon. De stad
hangt lk 'nen donker-wordenden franje van
den hemel af, tot bij de eerde. En diohterbije,
daar zie ik de huizekes van Ulvenhout, halve-
lings verdoken in den groenen Mei.
Dan kan den arbeid beginnen. Den arbeid
in den zachten, warmen eerde, die koekt aan
m'n knuisten.
Zwaar, hartig riekt den zwarten, vrucht-
krachtigen grond, die veert onder m'n knieen.
Den daauw schuimt wit in de okseltjes van
't jonk gewas. 'n Verloren „geloopen" blom-
ke is te schoon om uit te rukken. Zwaar van
den waterpeerl, die als 'n traan in Z'n hartje
weegt, richt 't z'n kopke toch dappe rnaar de
zon, al is den steel gebogen
Allee, ik laat't dapper dingske staan.
Altij hooger klimt de zon aan den blaauwen
gewulft. Ik voel de warmte kroelen in m'nen
nek. Den eerdedaauw verdroogt en losser valt
den grond uit malkaar, als ik er mee m'n
knuisten in woel. Op 'nen meter van me van-
daan zit 'nen fluweelig-zwarten mearel mee
schuinen kop op m'n handen te kijken. Daar
is gin astranter, geestiger veugeltje dan den
mearel! Z'n gitten oogkralen blinken als zon-
beschenen daauw. Hij komt 'n paske dichter
bij. Vragend, maar brutaal glimmen de oog-
gitjes in den snukkenden kop. Weer komt ie
'n paske dichterbij. Houdt m'n bewegende
handen steeds sjecuur in de gaten. Ik hou
m'n asem bekanst in. Doei ginnen trek aan
m'n pijp en speurt onder de klep van m'n pet
heimelijik naar deuzen brutalen rekel, (he iets
in 't schild voert, wat ik nog nie begrijp.
Dan, mee slaande vlerken komt ie nog iets
nader endaar hebben die twee gitbolle-
kes iets gezien, dat mij, grooten mensch, ont-
gaan is 'n groen rupske in den krop van 'nen
slaaiplant! Lijk 'nen dolk stikt den gelen bek-
pen in 't hart van den krop en weer 'n paar
wiekslagen, achteruit nou, gaai den astrante-
rik verom me weer zitten fixeeren! Maar
wat kan hum dieen boer schelen as ie daar...
z'n a.s. wefke ieverans ziet of hoort. Ineens
is ie weg; zie 'k 'm achter 'nen anderen mea
rel 't bosch invliegen. Nog stiller is 't nou,
hier in den akker. Zes klokkeslagen trillen
nou neer in den eerde. Ze gonzen om m'nen
kop. Heet wordt m'nen rug. De zon staat nou
'n end boven de bosschen uit en splijt den
boschdonkerte mee blaauwe gleuven.
iZweet peerlt in m'nen nek. Ziggelt mee
'nen dikken drup langs m'n kin op m'n han
den. M'nen kiel begint te plakken aan m'n
vel. En ik zie als het ware de donkere vocht-
plekken op m'n sohoeften. Nog 'n uurke. En
dan
Daar komt ,,iets" bezijen me aan en ik voel
da's er ginnen van m'n volk. Als ik opkijk
hah, goeie kennis. ,,Goeienmergen meneer
pastoor! Uit oew bed gerold?"
Mergen Dre!" Z'n zijen krullen teugen de
zon, prijken rond z'n hoofd lijk 'nen lichtkrans
om 't keerske. Hij heeft z'nen winterjas nog
aan, maar't ronde, vilten hoeike staat schuins
veurover teugen de zon.
,,'k Whs zoo vroeg wakker, Dre, da'k 't in
bed nie meer houwen kost. Hebt ge dieen lijs
ter daarstraks gehoord?" ,,En of! Hij heeft
den Schepper bedankt veur den schoonen
zonsopgank! 'k Was sjuust in 't poppel-
laantje."
,,Wat 'nen kustelijken Meimergen, ee?"
,,Van goud, meneer pastoor, maar dan goud,
dat nie devalueeren kan!"
,,Nie over praten, Dre! Politiek, economie,
belastings 't is allegaar zoo'nen profanen
rommel hier in deuzen stond van ongerepten
vree." En dan bespeur ik twee diepe hoeks-
kes langs deen ouwen, gerimpelden mond en
'r.en doffen floers over de lichtblaauwe oogen.
Hij peinst naar den eerde. En dan valt me op:
wat is ie weer verouwerd. Dan licht-ie z'n
kopke op. ,,Eh..., neee! nieverans over pra
ten", denkt ie hardop: 't Ishierzoo
schoon..." Dan: ,,hebt ge m'n pereleers ge
zien, Dre?" Hij stikt z'n kopke vooruit, waar-
ove nou 'nen gelukkigen glans ligt.
,,Kolossaal, jonk! Als ik 's mergens wak
ker word, gaai ik op m'n bloote voeten al 'ns
efkes kijken deur 'n splitje van 't gordijn.
Hihihi, ik klee me haastiger aan, om ze heele-
gaar te kunnen bewonderen! Dre, jonk, teu
gen jou kan ik 't wel zeggen, we kennen mal
kaar al zoo lank: 't is goed bidden 's mergens
in dieen blanken weerschijn die afketst van
deuzen witten bloesem." Efkes beeft 't ouwe
mondje. 'n Traan welt in 't oog en ik mot ef
kes denken aan dat blommeke van daarsjuust
mee z'n traan in 't hart en mee den moed
toch om z'n eigen te keeren naar 't Licht!
Dan vat ie zijnen rooien zakdoek uit zijnen
jaszak, snut de neus, en veegt impersant de
traan weg. ,,'k Geloof, da'k nog 'n bietje ver-
kouwen ben, Dre", zee-t-ie heesch.
Ik lach 'ns efkes. ,,Best meugelijk, man.
Gij zijt... den tweede al... dien 'k vandenmer-
gen zoo zie!"
,,Toch?"
,,Ja, ja, ja, kom 'ns mee. Zal 'k 'm oe veur-
stellen
„Is 't nie wijd, 'k mot dalijk de heihge mis
doen."
,,Vlakkebij. Kek, daar staat ie."
„Wie?"'
,,Deus madelieveke."
,,Och gij!"
Deuzen kameraad stond 'n uur gelejen
deur te buigen op z'n steel, zdover-
kouwen was ie. 'n Dauwtraan lag op z'n gou-
wen hartje. Maar dapper hield ie stand. Keer-
de z'n witte stralenkopke naar de zon, naar
zijn groote Licht. En kek, den drup is ver-
droogd. Fier en recht, blij bloeit ie in deuzen
Mei dag!""
Nou stond 't wit omstraalde pastoorskopke
gebogen. Vrij drupten twee tranen in den
goeien eerde en als daar gin vergeetmeniete-
kes gaan groeien, dan weet ik 't nie meer!
Dan richt ie z'n eigen op. Is nou nie ver-
legen veur z'n tranen. Heesch zee-t-ie: ,.Drd,
ge hebt me in de kaart gegluurd, mee m'n
verkoudheid. Maar ge mot weten, jonk, ik ben
stok, stokoud, Veul is er over m'n zondige
hoofd gegaan. Veul deur deus kleine hart.
Maar wat er de leste tijen in beleefd wordt,
Dre...! Ik heb de weareld zoo ongelukkig nooit
gekend. 'k Heb te doen mee de jeugd, die 'k
zestig, zeuventig jaren voor ben. En... 'k heb
den witten bloei van m'n pereleers noodig
om... Neee. Ik zal denken om jouw madelie-
veke! Het hoofd naar Boven. Het hoofd naar
't Groote Licht. De Schepper kan nie wijd
weg zijn. 't Is alles te schoon, hier. Bedankt
veur oew leske, m'nen jongen."
,,'Houwes, houwes! Dat heb ik nie bedoeld.
Ik! Ik jou lessen geven?"
„Dre, ik ben er blij mee. Er zit meesten-
tijen veul meer wijsheid in een blomke van
God, dan in den diksten boek van de men
schen. Dan in de „geniaalste'" redevoering.
Dan in alle hoofdartikelen van de kranten.
Bedankt! En zeg, kom van den avond na
't Meilof nog 'n sigaarke rooken, ja In m'nen
hof onder den pereblossem."
„Geren! 'k Mot oe 'ns spreken over onzen
Eeker. Dat kan dan meteen, ee?"
„Zeker! O, daar gaat den kuster al, Dre,
oudoe horre, tot vanavond."
Toen amico, toen heb ik ouwen boer
nog 'n heuveltje zand om 't madelieveke ge-
drukt, dan heeft ie 't mergen wat gemakke-
lijker en toen toen heb ik gedaan als Dre
III en ben in den Meimergen gaan bajen dat
de klonters schuim in de rondte vlogen.
Maar nou schei 'k er af. Vol.
Veul groeten van Trui, Dre III, den Eeker
en als altij gin haarke minder van oewen
t. a. v.,
DRE.
Vragen, deze rubriek betreffende,
kunnen door onze abonnd's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe,
Heemraadsingel 111 te Rotterdam.
Postzegel voor amtwoord insluiten
en blad vermelcien.
DE BESTRIJDING DER COCCIDIOSIS.
Droogte en reinheid.
De coccidiosis treft over het algemeen het
meest kuikens van 210 weken oud, dus is
meer dan pulloruim een ziekte van oudere
kuikens. iZij kan zich onder allerlei vormen
voordoen. iSoms ster.ven de kuikens plotse-
ling zonder dat men van te voren er iets aan
heeft opgemerkt, soma treedt diarrhee op, al
of niet bloederig, maar ook snotverschijnselen
kunnen optreden, zelfs verlamming. Men zij
dus gewaarschuwd, dat elke abnormale groote
sterfte onder de kuikens verdacht is. De oor-
zaak der ziekte is een zeer klein wezentje,
dat tot de eeneellige diertjes gerekend
wordt. Deze eencelligen zijn soms zeer taai
doordat zij in hun ontwikkelingsgang perioden
meemaken, waarin ze door een taai hulsel
omgeven zijn. In dien vorm kunnen zij maan
denlang in den bodem blijven rusten en blij
ven leven, zoodat ze elk oogeniblik weer tot
nieuwe ibesmettinig aanleiding kunnen geven.
Om aldus te kunnen leven en zich te kunnen
ontwikkelen hebben ze echter vocht noodig
en daarom is droogte een eerste vereischte bij
de ibestrijding, de uiterste droogte die men
maar bezorgen kan. Nu is in een kippenhok
de waterba'k meestal de plaats waar vocht in
het strooisel komt en daar moet men dus
uiterst voorzichtig zijn. De drinkibak moet
op een gaasibodem geplaatst worden, zoodat
het strooisel niet nat kan worden.
Maar verder moet men ook geen vocht in
het hok brengen door z.g. ontsmettingsmid-
delen. Dergelij.ke middelen helpen vaak wel
tegen ibacterien, die tot het plantenrijk be-
hooren, maar niet tegen zulike taaie rakkers
als de eeneellige diertjes, de coccidien. Van-
daar mijn waarschuwing: geen ontsmettings-
middelen gebruiken.
De mest der zdeke kuikens bevat echter
reusachtige hoeveelheden smetstof. Hoe kun
nen we die dan onschadelijk maken? Het
heele geheim is, dat we moeten zorgen. dat
ze niet schadelijk wordt. De eitjes der coc
cidien is foutief, maar is heel goed te ge
bruiken om de praktijk van de ibestrijding te
begrijpen) moeten, net als een kippenei. zich
eerst ontwikkelen, voor de daarin zittende
parasieten schadelijk worden. Nu duurt dat
bij een kippenei 21 dagen, bij een coccidium
tweemaal 24 uren. Voor die ontwikkeling is
vocht noodig en die zit meestal voldoende in
de mest. Maar als we iederen dag de mest
verwijderen, kunnen er nooit jonge parasieten
uit de eitjes gekomen zijn en daar berust het
bestrijdingssysteem op. Iederen dag het
strooisel verversohen en dat minstens ge
durende 14 dagen. Dat is een heel werk en
toch is ihet de eenige methode, tenzij men over
gaasbodems besdhikt. Als de kuikens op
gaasbodems loopen valt de mest er dooriheen
en als men onder den gaasbodem een laagje
kalk aanbrengt, verdroogt en ontsmet de
mest meteen.
Een ren kunnen we niet ontsmetten, tenzij
we den grond bedekken met kalk en diep
omspitten. Dat valt niet mee en daarom raad
ik aan, de kuikens, zoodra de ziekte gecon-
stateerd is, in de hoikken vast te houden en
dan verder met het strooisel te handelen zoo
als ik aangegeven heb.
Nu zal men er nooit in slagen alle smet
stof kwijt te raken, temeer niet omdat vol-
wassen kippen vaak, zonder dat ze zelf ziek
zijn, de smetstof in den darm hebben en om
dat muizen, ratten, losvliegende vogels. enz.
de smetstof kunnen verspreiden. Dat is ook
al weer niet zoo heel erg ongelukkig, want
gebleken is dat een normaal kuiken. als het
slechts een enkele maal een geringe hoeveel-
heid smetstof naar binnen krijigt, deze be-
smetting wel te boven komt. De parasieten
vermeerderen zich wel snel in den darmwand,
maar toch kunnen ze 't er niet in uithouden en
na een paar weken verdwijnen ze, terwijl het
kuiken zelf zich verweert door de vorming
van een soort tegengif. Als echter een kui
ken er voortdurend door besmet wordt, dan
legt het dier het af.
■Het is zelfs een geluk, dat een lichte be-
smetting een soort ongevoeligheid opwekt in
het kuiken, want anders zou er vrijwel ner-
gens, waar kippen gehouden worden, kuikens
op te fokken zijn.
Natuurlijk moeten zieke dieren opgeruimd
worden, dezen verspreiden veel te veel smet
stof en ze zijn toch niet te genezen. Genees-
middelen zijn er niet bekend, al vermelden
de pluimveebladen in hun advertentiekolom-
men ook middelen tegen coccidiosis. Al deze
middelen zijn waardeloos en zelfs gevaarlijk,
omdat men bij gebruik de middelen, die ik
hier aangeraden heb, verwaarloost.
Zorg dus voor uiterste reinheid en droogte
en geef de kuikens, om hun ingewanden te
sparen, eenige dagen wat in melk gekookte
rijst. Deze uit bakken te voeren natuurlijk.
Dr. B. J. C. TE PENNEPE.
Nadruk verboden.