Ter Neuzensche Courant
Binnenland
Buitenland
Woensdag 10 Mei 1939
No. 9911
TWEEDE BLAD
RECHTSZAKEN.
VAN
HANDELSRELATIES MET
FRANKRIJK.
De R eg e e rin gsp e rsdd ens t meldt:
Op Zaterdag 6 Mei is te 's-Grajvenhage
onderteekend een handelsovereenkomst tus
schen Nederland en Frank rijk.
De overeenkomst regelt de wederzijdsehe
handelsbetrekkingen tot 31 December a.s.
met de mogelijklieid van verlenging na dien
datum voor een jaar. Zij komt in de plaats
zoowel van de met 31 Maart j.l. afgeloopen
NederlandschFransche regeling van 22 Juli
1938 als van de tegelijkertijd afgeloopen
regeling met betrekiking tot Nederlandsch-
Indie van 6 April 1987.
'Het eerste gedeelte der overeenkomst
regelt de NederlandschFransche handels
betrekkingen en bevat bepalingen omtrent
het wederzijdsehe contingenteeringsregime.
'Het tweede gedeelte bevat regelingen om
trent de handelsbetrekkingen met de Neder
landsche overzeesche gebiedsdeelen en de
Fransche kolonien. In hoofdzaak is dit ge
deelte van de nieuwe overeenkomst gelijk
aan de voordien geldende, waarlbij inzonder-
heid het bestaande contingent voor den afzet
van Nederlandsch-Indisdhe koffie in Frank-
rijik gehandihaafd werd.
Nieuw is een bepaling volgens welke de af-
zetmogelijikhedem van Surinaamsche rijst in
de Fransche Antillen worden geregeld.
DE TEWEIIKSTELLTNG VAN
WERKLOOZEN IN DUITSCHLAND.
Het bestuur van de vrijzinnig-democratische
vereeniging te Amsterdam heeft de aandacht
van de vrijzinnig-democratische Kamerfrac-
tie gevestigd op de medddeeling van den mi
nister van Sociale ZaJken aan de gemeente-
bestu,ren, opgenomen in de ajvondbladen van
2 Mei 1939, omtrent werkgelegenheid van
Nederlanders in Duitschland.
Blijkens die mededeeling geeft de minister
van sociale zaken te kennen, dat bij weige-
ring tot het aanvaarden van dozen arbeid de
betrokken arbeiders, die steun onbvangen of
bij een werkverschaffing zijn geplaatst, voor
steun voorloopig niet meer in aanmerking
dienen te komen, terwijl tegen uitkeering uit
een werkloozenkas bezwaar behoort te worden
gemaakt, tenzij de minister anders zou be-
slissen.
Het bestuur van de vrijiz. dem. vereeniging
te Amsterdam heeft de vrijz. dem. Kamer-
fractie verzociht te bevorderen, dat deze maat-
regel niet worde toegepast op hen die tegen
het verrichten van anbeid in Duitschland ge-
gronde principieele beziwaren hebben.
DE NEDERLANDSCHBELGISCHE
HANDELSBETREKKINGEN.
Over de oorzaken waarom nog geen defi-
nitieve overeenstemming werd bereikt,
schrijft de correspondent der H. Crt. het
volgende
Een van de eerste izaken, die de nieuwe
Belgische regeering-Pierlot op haar tafel vindt
is de verlenging van de Nederlandsch-Belgi-
sche contingenteeringsovereenkomst, die op 1
Mei j.l. afliep. Sinds in beide landen de nei-
ging bestaat de binnenlands-che markt aller-
eerst voor de eigen produotie te reserveeren,
gaat dat niet zoo gemakkelijk, zelfs niet bij
nog zooveel goeden wil van beide izijden.
Het kaibinetJPierlot heeft in zijn regeerings-
verklaring gezegd, dat het in zijn landbouw-
politiek van de volgende principes zal uit-
gaan: (voldoende rentabiliteit van de prijzen
en „bescherming tegen de kunstmatig door
het buitenland hooggehouden concurrentie".
Dat beteekent allereerst bescherming van
de binnenlandsctoe markt tegen de ibuiten-
landsche concurrentie. Aangezien Nederland
de grootste importer,r is van landfoouwpro-
ducten, volgt Meruit wering van den Neder-
landschen invoer ,resp. wijziging van het be
staande Nederlandsch-Belgisch handelsac-
coord.
Bij een totaal voor Nederland nadeeling
saldo van de handeldbalans in 1938 ten foe-
drage van '535 millioen franc, laat de handel
in landbouwproducten tusschen beide landen
een nadeelig saldo voor Belgie van nagenoeg
500 millioen franc. Dat (beteekent dus een
voordeelig saldo (voor de Belgisohe nijverheids-
producten van ca. 1 millard franc. Boven
dien propageert men in kringen van de Bel
gisohe industrie een politick van goedikoop
leven" onder het motto, dat dit land een
export-industriestaat is.
De structuur van den Belgischen landbouw
maakt het noodzakelijk, naar intensievere cul-
turen te zoeken. 86 procent der landbouw-
bedrijven hebben een oppervlakte niet grooter
dan 10 ha. Aan graan alleen heeft het land
een 'beduidend tekort. A1 naar gelang van de
wereldprijzen moet men (hiervan voor 1 tot
1% milliard franc invoeren. Voor het overige
hoopt men door uitschakeling van het buiten
land en opvoering van het binnenlandsch ver-
bruik de marktverhoudingen voor het Bel-
gisch landbouwproduict te verbeteren.
In 't huidige stadium is voor Nederland
vooral de kaasproductie van belang. Kaas is
n.l. op een na het 'belangrijkste Nederlandsche
exportartikel naar Belgie. In 1937 ging 20 pet.
van de Nederlandsche kaasproductie naar
Belgie. In 1938 werd hier voor 147 millioen
franc kaas uit Nederland ge'importeerd.
Terwijl wij echter voor de kaas nog aan het
begin van een ontwikkeling staan, eischt de
Belgische boer een onmiddellijke wijziging van
den bestaanden toestand voor een ander be-
langrijk Nederlandsch uitvoerartikelde tuin-
bouiwproductenMen lijdt hier ook onder het
autarcisch streven van de groote mogend-
heden, waarheen men vroeger een gedeelte
van de groenten-, aardappelen- en fruitpro-
ductie kon uitvoeren. iSind's 1936 heeft zich
dan oo'k het uitvoersurplus in een invoersur-
plus voor deze produeten omgezet, niettegen-
staande een sterke contingenteering aan de
grens, die vooral Nederland trof.
Teelt'beperlking kent men in Belgie niet. De
tuinlbduwers eiscihen nu een nog sterker be-
perking van den invoer en herziening van het
accoord met Nederland. Zij wenschen dat de
mnenlandsche markt voor ihen gereserveerd
wondt en invoer alleen wordt toegestaan,
wanneer men in het (binnenland niet in de
behoeften kan voonzien. Dat is bij een sei-
zoenartikel als groente of fruit nooit vooraf
te bepalen, en daarom eischen de Belgen het
beheer der invoercontingenten voor zich op
en mag dit niet, zooals tot dusverre het geval
was, aan Nederland worden overgelaten°
Maar aangezien ongeveer de helft van den
Nederlandsche u,itvoe.r naar Belgie uit land
bouwproducten bestaat en de Belgische
nijverheid liefst haar afzetgbbied iwil hand-
haven, terwijl de ontwikkeling van de totale
NederlandS'Ch-Belgisehe handelsibalans reeds
jarenlang in een voor Belgie gunstige rich-
ting gaat, begrijpt men hoe moeilijk het is
tot overeenstemming be komen en alle par-
tijen tevreden te stellen.
Zooals gemeld, is thans een voorloopige
contingenteeringsregeling getroffen voor drie
maanden. De onderhandelingen warden voort-
gezet, teneinde tot een definitieve regeling te
■komen.
INKRIMPING VAN STEUN VERLEENING
EN WERKVERSCHAFFING.
Het voorjaar doet de werkzaamheden in
land- en tuinbouw weder toenemen en daar-
door ontstaat voor velen weer de mogelijk-
heid vrijen arbeid te aanvaarden. In verband
daarmede wordt geleidelijk, evenals in de
vorige jaren, in die streken van het land,
waar daartoe, tengevolge van bovengenoemde
mogelijkheden, aanleiding is, de gelegenheid
tot arbeiden in werkverschaffing, zoomede de
steunverleening, stopgezet of de omvang er-
van ingekrompen. De desbetreffende maat-
regelen worden, zoo wordt van officieele zijde
medegedeeld niet getroffen dan nadat de pro-
vinciale inspecteurs voor de werkverschaffing,
daarbij terzijde gestaan door de districtslei-
ders van den rijkscontroledienst voor de steun
verleening, overleg hebben gepleegd met de
vertegenwoordigers van de vakcentrales en de
betrokken gemeentebesturen.
Voor de provincie Friesland is thans door
den Minister van Sociale Zaken machtiging
verleend om hiermede verband houdende maat-
regelen te nemen.
Zeer binnenkort zullen ook in sommige
andere provincies overeenkomstige regelingen
worden getroffen.
BEZOLDIGING EN TOELAGEN RESERVE
EN DIENSTPLIOHTIG PERSONEEL.
Een in algemeen opzicht zeer gunstige finan-
cieele regeling is door den Minister van Defen-
sie afgekondigd voor de troepen, behoorende
tot de ,,buitengewone oproeping uitwendige
veiligheid" en daarmede overkomende onder-
deelen.
Voor wat de verlofsofficieren en onder-
officieren betreft, die bij vermelde onderdee-
len werkelijken dienst verrichten, is de wel
zeer gunstige bepaling gemaakt, dat deze in
bun rang voor diensttijd moeten worden be-
rekend, overeenkomende met de tijdvakken
gedarende welke belanghebbenden als officier
en onderofficier in dienstverhouding tot het
rijk hebben gestaan bij de Kon. landmacht, de
zeernacht (de Kon. marine-reserve en het
korps mariniers daaronder begrepen), dan wel
bij het leger in N. O.-Indie.
Onder tijdvakken, gedurende welke belang
hebbenden als officier (onderofficier, enz,), in
dienstverhouding tot het rijk hebben gestaan,
moet worden begrepen, de perioden. welke
betrokkenen als zoodanig zoowel met groot
verlof als in werkelijken dienst in dienstver
houding tot het rijk hebben gestaan.
Het Dibld. v. N.-B. en Z. geeft een kort
overzicht van de jaarwedde voor officieren en
onderofficieren, waarbij volstaan is met ver-
melding der minimum en maximum bedragen:
Officieren: 2e luitenant minimum f 1710 t.m.
1967, le luitenant minimum 1860 t.m.
f 3762, kapitein minimum 3000 t.m. 4446,
majoor minimum 3600 t.m. f 5045, luitenant-
kolonel minimum /4100 t.m. 5472, kolonel
minimum f 5100 t.m. f 6156.
Onderofficieren: sergeant minimum 800
t.m. f 1881, sergeant-majoor minimum f 1080
t.m. f 2266, adjudant-onderofficier minimum
1170 t.m. 2523.
Buiten de hiervoor vermelde jaarwedde,
welke wordt berekend naar het aantal dienst-
jaren in de diverse rangen doorgebracht,
wordt tevens nog een kinder- en huwelijks-
toeJage genoten, geldend als voor het beroeps-
personeel, wat de laatste betreft, uiteraard
met uitzondering van de voor militaire amb-
tenaren gestelde leeftijdgrenzen.
Voor de ongehuwde jaarwedde-genietenden
wordt echter 3 pet. ongehuwden-aftrek in min-
dering gebracht.
Buitendien mogen deze militairen alien nog
aan de menage deelnemen voor rijksrekening,
en zoo men aan deze menage niet wil of
kan deelnemen wordt daarvoor een gel-
delijke vergoeding uitbetaald.
Tevens krijgt dit personeel ook nog een niet
onaanzienlijke dagelijksche toelage geldig
tot en met den dag voorafgaande aan den
eersten mobilisatiedag.
CENTRALE VOOR WERKLOOZENZORG.
Radio-uitzending ter inleidjng van
de vijfde collecte.
Als inzet voor de vijfde collecte-actie van
de centrale voor werkloozenzorg (gesticht op
initiatief van den raad van Nederlandsche
kerken voor practisch Christendom) hebben
zooals was aangekondigd Maandagavond in
een extra radio-uitzending van de N.C.R.V.,
Minister Colijn, de Commissaris der Koningin
in Zuid-Holand, Jhr. Mr. Dr. H. A. van Kar-
nebeek, de burgemeester van Amsterdam, Dr.
W. de Vlugt en tenslotte de voorzitter der
centrale de heer W. J. Hemmes, een beroep
op luisterend Nederland gedaan om den be-
langrijken arbeid van dit lichaam te steunen.
De Minister-President Dr. H. Colijn zeide
o.m.: dat van 1935 af telkenjare een beroep
is gedaan op de Prot. Christelijke volksgroe-
pen van Nederland om te deelen in de verant-
woordelijkheid voor den ondemomen arbeid.
En ieder jaar weer mocht met dankbaarheid
worden vastgesteld, dat de oproep niet on-
beantwoord werd gelaten.
Hoe kon het ook anders! Want de centrale
voor werkloozenzorg vroeg steun bij de leni-
ging van de gevolgen van de werkloosheid.
Het aantasten van het kwaad in den wortel
moet voor ons alien, zoowel voor de overheid
als voor iederen burger, hoogste plicht zijn.
Maar daarnaast moeten en regeering en het
particuiiere initiatief open oog bewaren voor
de vele mogelijkheden die er zijn om de ge
volgen van de werkloosheid voor de getroffe-
nen zooveel als mogelijk is te verzachten.
De regeering wenscht een verhoogde ge
legenheid tot werk na te streven voor hen, die
ouder zijn dan 15/16 jaar, en zij meent dit te
kunnen bevorderen door beperkingen aan te
brengen in de werkmogelijkheden voor jongens
van 14 en voor meisjes van 14 en 15 jaar.
Met dezen maatregel gaat natuurlijk gepaard
een uitbreiding van de zorg voor de werklooze
jongeren.
Deze maatregelen van de overheid beteeke-
nen niet, dat al die nieuwe voorzieningen zul
len worden bekostigd uit de publieke kassen.
Integendeel De regeering zal wel een zeer
belangrijke geldelijke bijdrage^verschaffen voor
het werk, ten bate van de jeugdige werkloo-
zen, maar van het particuiiere initiatief moet
ook een zeer krachtige medewerking uitgaan,
willen de bemoeiingen kunnen slagen. Bij de
werkkampen b.v. moeten 15 pet. van de kos-
ten voor rekening blijven van particulieren,
daar het rijk geen hooger subsidie geeft dan
85 pet. van de exploitatiekosten. Dat betee
kent dus, dat bij de uitbreiding van het kamp-
werk, ondanks de hoogere subsidie van de re
geering, odk grootere lasten zullen komen te
':ken op de schouders van het particuiiere
initiatief. Aanvaarden de verschillende groe-
pen der bevolking deze verantwoordelijkheid,
welnu, dan is een aanmerkelijke uitbreiding
van dit werk ten bate van onze jongere werk-
loozen verzekerd; blijft het particuiiere initia
tief ten aehter, dan zal het werk in verhou-
ding zich ook minder ontwikkelen.
In onzen Protestantschen kring hebben wij
in de centrale voor werkloozenzorg een zorg-
vuldig opgezet lichaam, dat in staat is om de
leiding te aanvaarden van hetgeen Mer moet
worden gedaan. Ik ben er zeker van, dat het
geen de voormannen van dit lichaam hebben
tot stand gebracht, warme waardeering vindt.
Er is reeds zeer veel bereikt: negen kampen
voor werklooze jongens zijn in bedrijf. Van
Mei 1935 tot 1 Januari 1939 vonden in deze
kampen meer dan 15.000 jongens een tehuis,
dat hun tijdens de negen weken van hun ver-
blijf nieuwe levenskracht en nieuwe levens-
vreugde wist te verschaffen. Voor jonge vrou-
wen werd een opleiding voor huishoudelijke
beroepen ter hand gbnomen, voor oudere
werkloozen en voor de vrauwen van hen, die
zonder werk zijn, werd de mogelijkheid ge-
opend, zij het voorloopig op bescheiden schaal,
om het eigen milieu voor korten tijd te ver-
wisselen voor een verblijf in andere omgeving.
Al valt er een verbetering in den stand der
werkloosheid waar te nemen, voorloopig zal
de steunende arbeid van de centrale nog
geenszins kunnen worden gemist. Zij zet
hedenavond haar actie voor dit jaar in, om
zich de middelen te verschaffen, die haar
voortwerken moeten verzekeren.
DE KANS VOOR ITALIA AN SCHE
BEMIDDELING ONGUNSTIG.
Vrijwel algemeen neemt men aan, dat Rib-
bentrop en Ciano te Mdlaan ook de Poolsche
kwestie hebben besproken en dat Italie nog
steeds voornemens is te trachten een bemid-
delende rol te spelen. In welke riohting die
bemid'deling zou gaan, valt op te maken uit
diverse uitlatingen in de Italiaansche bladen,
welke het Duitsche standpunt redelijk, gema-
tigd, tegemoetkomend enz. noemen. Polen
zou echter onder de huidige omstandigheden
van een dergelijke bemiddeling niet gediend
zijn.
De correspondent van de Times te War-
schau seinde Maandag aan zijn blad:
(Er is hier bericht ontvangen, dat de Itali
aansche regeering heeft aangeboden te be-
middelen tusschen Duitschland en Polen. Er
is niets officieels medegedeeld, maar men ge-
looft dat de Poolsche regeering het aanbod
niet zal aanvaarden, daar het onmiddellijik na
de aamkondiging van het Duitsch-Italiaansch
verdrag komt. Zulk een aanbod zou hier
eerder misschien zijn verwelkom'd, maar op
het oogenblik ziet Polen geen reden waarom
deze kwestie niet rechtstreeks door de ge-
wone diplomatieke kanalen zou kunnen wor
den geregeld.
De correspondent liet hieraan voorafigaan,
dat het bericht, dat Duitschland en Italie zijn
overeengekomen een militair bondgenoot-
schap te sluiten, weinig indruk in Polen heeft
gemiaakt, 'daar het niet onverwaoht kwam.
De meening schijnt te overheerschen, dat zoo
het al niet verandert, het op het oogenblik
de oorlogskansen kan verminderen, daar
iedere partij als een soort van rem op haar
bondgenoot zal werken. Naar men meent,
zal italie zijn bestaan niet op het spel zetten
teneinde Duitschland te steunen in zijn onge-
neigdheid een redelijke regeling van den sta
tus van Danbzig, zooals Polen die voorstelt,
tot stand te brengen.
Voorts merktie de correspondent op, dat de
Poolsche pers van uiterst links tot uiterst
rechts eenstemmig in haair oordeel is, dat het
thans Duitsohland's beurt is om te spreken.
Van Duitschen kant daarentegen is men,
zooals de Times uit Berlijn meldt, precies de
tegenovergestelde meening toegedaan, n.l. dat
Polen met nieuwe voorstellen inzake de toe-
komst van Dantzig en van den z.g. Corridor
moet komen. Er is echter eenige reden te
gelooven, dat spoedig verdere stappen zullen
worden gedaan tot oplossing van de Dantzig-
sche kwestie, welke, naar de overtuiging der
Duitschers, niet tot een algemeen conflict zal
leiden. Wanneer het protoleem-Dantzig van
de baan zou zijn, zou een oplossing van de
z.g. Corridor-kwestie naar Duitsche opvat-
ting veel gemakkelijker worden.
NEUTRALEN.
Dinsdag zijn schrijft de N. R. Crt.
de ministers van de Scandinavische
landen bijeen gekomen om te beraad-
slagen over het belangrijke en vrij onver-
wachte aanbod tot het sluiten van weder-
zijdsche non-agressie-verdragen, dat dezen
landen door Duitschland is gedaan. Een be-
slissing, welke zeker niet gemakkelijk is, om-
dat de verschillende staten in dit opzicht niet
geheel dezelfde meening hebben, terwijl zij,
anderzijds toch gaarne een gemeenschappe-
lijke (houding zouden willen aannemen in deze
voor hen zoo belangrijke gebeurtenis.
De aanleiding tot dit aanbod is b-ekend. On
der de rij van landen, welke zich door Duitsch
land bedreigd zouden voelen, kwamen alle
kleinere buurstaten voor. Duitschland stelde
hun toen de vraag, of dit gevoelen inderdaad
'bestond. Maar het bleef ihierbij niet staan.
Als onderdeel van zijn verweer tegen de En-
gelsche politiek, welke garanties heeft ge-
geven aan verschillende landen in Oost-
Europa, sloot Duitschland eenerzijds de Maan-
bekend geworden overeenkomst met
Italie, terwijl het anderzijds tracht zich te
verzekeren van de neutraliteit van de omrin-
gende kleinere landen.
(Met het (Duitsche aanbod aan verscheidene
kleinere staten, welke reeds lang den wensch
kembaar hadden gemaakt om buiten de groote
Europeesche conflicten te staan, is de kwes
tie van de neutraliteit weer eens op den voor-
grond gekomen. In tijden van spanning, als
waarin wij nu leven, is dat een belangrijk
feit, omdat maar al te gemakkelijk bij de
groote staten het gevoelen ontstaat, de neu
traliteit als iets onwezenlijks en minderwaar-
digs te beschouwen. Weliswaar is geen oor-
log mogelijk zonder neutralen, maar dat wordt
te gemakkelijk vergeten. Al heeft het dan
geen enkel nut allerlei kleinere landen tegen
hun .wil daarin te betrekken, toch kon men
meermalen de opvatting ibeluisteren, dat neu
traliteit een ongewenscht verschijnsel is en
dat het parool: wie Met voor ons is, wordt
beschouwd tegen ons te zijn, moest worden
uitgegeven. Juist daarom is het verheugend
voor de op zichzelf moeilijke en ondankbare
politiek der neutraliteit, dat er nu van een
grooten staat i.e. Duitschland weer eens
een geste uitgaat, welke men als een waar
deering voor den vastberaden neutraliteitswil
van diverse buurlanden kan uitleggen.
De mogendheden. welke voor een dergelijke
garantie-overeenkomst in aanmerking komen,
zijn geografisch gezien: de Scandinavische
landen, de Baltische staten, Nederland, Bel
gie en Zwitserland. Van hen hadden de laat
ste twee reeds een garantie van Duitschland,
welke het overbodig maakte om ditmaal met
hen te onderhandelen. De betrekkingen tot
Litauen waren geregeld in de overeenkomst,
welke werd gesloten bij den afstand van het
Memelgebied. Wat ons land (betreft, is al
gemeen bekend, dat wij vroeger al eens een
soortgelijk aanbod als Belgie hebben ontvan
gen, wat wij destijds na diepgaande bestudee-
ring van de hand hebben gewezen, omdat wij
meenden, dat onze neutraliteits- en zelfstan-
digheidspositie nog duidelijker gemarkeerd
zou zijn, indien wij geen enkel verdrag van
die soort met onze buren hadden, dan indien
wij een verdrag al was het maar een
garantie met een hunner hadden. Daarom
bestond er voor Berlijn geen reden om ons
nogmaals een dergelijk verdrag aan te bie-
den. Bovendien weet men te Berlijn, dat er
in onzen vastberaden neutraliteitswil niet de
minste verandering is te brengen en dat er
geen sprake van kan zijn, dat Nederland zou
meedoen in eenigerlei combinatie van groote
mogendheden, dan wel daaraan handlangers-
diensten zou bewijzen.
Zoo ibleven dus de (Scandinavische landen,
alsmede Estland en Letland, over als landen,
welke voor een dergelijk aanbod in aanmer
king kwamen. Inderdaad is hun dat aanbod
ook geworden. Eh niet zonder succes. De
beide Baltische staten zouden, naar in de laat
ste dagen vernomen werd, reeds besloten zijn
n dergelijk garantieverdrag te aanvaarden en
daarover ibesprekingen hebben geopend. Over
het antwoord van de Scandinavische landen
wordt besloten in de bijeenkomst huriher
ministers, welke voor gisteren was aange
kondigd.
Er heerscht in deze kwestie tusschen de
Scandinavische landen eenige verdeeldheid.
Niet in dien zin, dat zij het er niet over eens
zijn, dat zij met alle middelen zullen traehten
buiten een Europeesch conflict te blijven.
Daarover, alsmede over het feit, dat zij Me-
mand zullen aanvallen, zijn zij het alle roe-
rend eens. Het gaat er slechts om, of deze
opvatting in een verdrag moet worden neer-
af niet. Om dezelfde redenen, welke
indertijd medebrachten, dat voor een duide-
lijke markeering van de neutraliteitspositie
Nederland een garantie niet aanvaardde
welke Belgie juist moest aanvaarden, heerscht
er verschil van opvatting tusschen de Scan
dinavische hoofdsteden.
Finland behoort tot de voorstanders. Het
heeft reeds lang een non-agressie-verdrag
met Rusland en zijn positie zou er qua neu
traliteit juist op versterkt worden, indien het
nu ook met Duitschland een soortgelijk ver
drag kan sluiten. Men zou de Finsche situa-
»tie in dit opzicht met die van Belgie kunnen
vergelijken. Daartegenover nemen velen in
oomvegen en Zweden het andere standpunt
m. Deze landen hebben nog geen enkele over
eenkomst van dien aard en velen zeggen, dat
de neutraliteitswil voldoende vaststaat.
Als vierde in de rij komt Denemarken, dat
eenerzijds wat de verdragen betreft wel in
dezelfde positie verkeert als Noorwegen en
Zweden, maar anderzijds toch een grootere
sympathie voor het voorstel van Duitschland
aan den dag legt. Offieieel heet het, dat
Denemarken wel wil venklaren, dat het nie-
mand zal aanvallen, maar men tast Met ver
mis, indien men aanneemt, dat de Denen door
een dergelijke venklaring hun in 1919 verkre-
gen bezit veilig hopen te stellen. De Zweden
en Noren zouden het echter zeer foetreuren
mduen de eenheid der Scandinavische landen
venbroken zou worden en wellicht zouden zij
daarom tot concessies in hun standpunt be-
reid zijn als zij de anderen niet kunnen over-
tuigen.
Inderdaad is de vraag geenszins gemakke
lijk. Men kan natuurlijk, gelijk de Finnen,
zeggen, dat men een groot land, dat zoo iets
vraagt, met voor het hoofd moet stooten.
Men zou met de Denen kunnen zeggen, dat
de conference der vier ministers slechts heeft
te beslissen over de principieele vraag, of men
iets in een afspraak wil neerleggen, wat men
zelf als vanzelfsprekend ziet. Zij stellen de
garantie-verklaring zoo eenvoudig mogelijk
>r. Maar de Noren en Zweden zijn wat
minder luchthartig. Zij meenen, dat een der-
gelijk verdrag een wapen zou kunnen worden
in de handen van een grooten staat, welke
aanmerkingen kan gaan maken op oecono-
mische en cuitureele gedragingen. Dit ge-
vaar is in principe stellig aanwezig. Het gaat
er nu maar om, of dit door den tekst der
overeenkomst kan worden geweerd. Maar
voor emn zoover is, zal de conference der
ministers heel wat verschillen moeten hebben
overwonnen.
soort zijnde tegemoetkoming niet hebben
oegrepen, die gelegen was in de toenmalige
Duits-che voorstellen. Door die voorstellen aan
te nemen, had Polen met toestemming van de
Duitsche regeering den Corridor kunnen be-
houden. Niet alleen den Corridor^, maar ook
de overige grenzen zou Duitschland hebben
gegarandeerd, indien Polen het voorstel van
een Duitschen verbindingsweg naar Oost-
Pruisen had aangenomen. Een zeer smalle
Duitsche corridor door den breeden Poolschen
corridor dat was alles wat Duitschland
wilde hebben en waarvoor het bereid was den
Polen een garantie voor al het gebied aan te
bieden, dat het te Versailles er bij had ge-
kregen."
In deze zinnen, die zeker niet zonder offi
cieele toestemming werden geschreven, schuilt
een bedreiging, die weliswaar nog ver van de
uitvoering verwijderd is, en als intimidatie
van den tegenstander kan worden uitgelegd,
maar die n scherp licht werpt op de ernstige
spanning, die voorloopig het Duitsch-Poolsche
probleem blijft ibeheerschen.
De Volkischer Beobachter noemt de rede
van Beck, een aaneengeschakelde teleurstel-
ling". Een teleurstelling voor het Poolsche
volk, dat zeker meer had verwacht dan een
reeks met (vermoeide stem voorgedragen
kantteekeningen op de Poolsch-Duitsche ver-
houding, een teleurstelling voor Polens nieuwe
bondgenooten aan de Theems, omdat de heer
Beck biijk heeft gegeven een slecht advocaat
voor de Britsche omsingelingspolitiek te zijn,
en ten slotte een teleurstelling voor Duitsch
land, omdat Beck in deze rede te Warschau
de brug niet heeft betreden, die de Fuhrer
bij zijn groote afrekening in de Kroll-opera
voor Polen had gebouwd."
Op de argumenten van minister Beck en
tevens op de verklaringen van Chamberlain,
die ontkennen, dat Engeland en Polen Duitsch
land willen aanvallen, of dat Engeland een
omsingelingspoliCek voert antwoordt de Vol
kischer Beobachter": In deze wereld gelden
alleen de n uchtere feiten en niet de vrome in-
terpretatie-kunstjes.
En wat Becks standpunt betreft, dat Dant
zig aan de monding van Polens Weichsel ligt
en daarom Polen vele rechten op deze Duitsche
stad neeft, komt de Volkischer Beobachter"
met de vergelijking, die dezer dagen al vaker
te lezen is geweest: ,,Dan zou het Duitsche
Rijk met evenveel rechten aanspraken op
Nederlandsche havenplaatsen kunnen maken.
omdat die aan de monding van den Rijn
liggen."
De Berliner Lokal-Anzeiger" vat zijn oor
deel samen in de opmerking, dat Duitschland
op een Poolsche geste heeft gewaeht, dat die
geste echter is uitgebleven en nu de vraag
moet worden gesteld: „Of het werkelijke ant
woord van Polen te zoeken is in deze rede van
zijn minister van buitenlandsche zaken dan
wel in de uitbarsting van haat en'dikdoenerij,
die in de Poolsche kranten en vergaderingen
tot uiting komen
In tegenstelling met de bladen in het Duit
sche Rijk, zooals de Lokal-Anzeiger", publi-
ceerden die te Dantzig de rede van Beck reeds
om half drie 's middags; zij werd door de be
volking met groote kalmte opgenomen.
Een scherpen persoonlijken aanval op mirns-
ter Beck doet slechts de ..Berliner Borsen-
zeitung", die hem verwijt, „dat hij met zijn
rede is afgedaald tot het niveau van de poli-
tici, die in verband met de tegenwoordige at-
mosfeer in jde wereld op goedkoope wijze
populariteit willen bereiken door aan anti-
Duitsche gezindheid te doen".
Het Duitsche standpunt vat het blad samen
in de volgende woorden: „Beek zal Met ver-
langen, dat wij, na alles wat in deze weken is
geschied, naar hem toekomen. Duitschland
verwacht. voor het geval, dat nieuwe onder-
hanaelingen plaats moeten hebben, van Polen
een geste, die in juiste verhouding staat tot
de werkelijk loyale houding van den Fuhrer.
POLEN HEEFT DUITSCHE TEGEMOET
KOMING NIET BEGREPEN, ZEGT
BERLIJN.
Vrijdagmiddag hebben, volgens den corres
pondent van het Handelsblad te Berlijn, de
heeren te Berchtesgaden het antwoord van
Polen aan Duitschland bestudeerd en van
kantteekeningen voorzien. Vrijdagavond laat
wisten de redacties der Duitsche bladen einde-
lijk, hoe die kantteekeningen luidden en in
welke geest de commentaren mochten worden
geschreven.
Toen was er natuurlijk ook niets meer tegen
in de laatste ochtended'ities de rede van kolo
nel Beck, (waarvan mijn krantenjongen aan
de Zoologische Garten tegen 9 uur 's avonds
ongevraagd had gezegd: ,,Ze staat er nog al-
tijd niet in!") naast de hoofdartikelen af te
drukken. Echter niet op de eereplaats van het
belangrijkste nieuws, op de voorpagina. maar
ergens binnen in, en ook niet woordelijk, maar
in het ironisch bijgewerkte uittreksel, dat ook
reeds in de radioberichten van 10 uur was
voorgelezen.
Voor Polen is ook wel de voorste bladzijde
der Duitsche ochtendbladen gereserveerd,
maar dan voor de ,,gruwel-propaganda". Daar
leest men uitvoerige berichten over anti-Duit-
sche demonstrates, vernieling van winkelrui-
ten, van Duitsche auto's, mishandeling der
Duitsche bevolking, grove beleedigingen van
Hitler, het in beslag nemen van 20.000 Duit
sche kranten, enz.
De hoofdartikelen, die aan het antwoord van
kolonel Beck zijn gewijd, bestaan in hoofd
zaak uit een reeks opmerkingen, naar aan
leiding van de verwijten van den minister aan
het adres van Duitschland, waarbij van Duit
sche zijde de juistheid dezer verwijten natuur
lijk wordt ontkend. De Duitsche commentaren
wijzen er op, dat Hitler steeds nadrukkelijk
heeft verklaard, dat Polen recht heeft op een
veilige verbinding met de Oostzee en zij ont
kennen de juistheid van Beck's interpretatie
van de pogingen tot onderhandeling tusschen
de twee staten. Waar het daarbij in hoofdzaak
mondelinge venzekeringen van weerszijden,
voorstellen en toezeggingen betreft, zijn de
ontkenningen voor den lezer niet al te over-
tuigend.
Belangwekkender, zelfs min of meer ver-
bluffend, zijn de gevolgtrekkingen, die de
Duitsche bladen heden aan de wederzijdsche
verwijten vastknoopen. Zoo kan men in een
hcofdartikel van de ..Deutsche Allgemeine
Zeitung" de volgende veelbelovende zinnen
lezen: ,,De ergste nalatigheid van de Polen
zien wij Merin, dat zij de eerng in haar
VARKENSCENTRALE PLEEGDE GEEN
ONRECHTMATIGE DAAD.
De derde kamer van de Haagsche recht-
bank heeft uitspraak gedaan in de procedure.
door Nederlandsche varkenshandelaren (Bal-
lering c.s.) aanhangig gemaakt tegen de
Nederlandsche Varkenscentrale.
De handelaren hadden schadevergoeding
wegens onrechtmatige daad, van dit. door de
overheid in het leven geroepen crisis-instituut
gevorderd omdat het, naar de meening van de
varkenshandelaren, onrechtmatig is opgetre-
den door ingrijpen op de binnenlandsche
markt.
De rechtbank heeft evenwel den eisch van
de varkenshandelaren niet ontvankelijk ver
klaard.
Het college overweegt daarbij o.m,, dat er
geen norm valt aan te wijzen, welke door de
N.C.V. is geschonden, met name niet in de
Crisis-varkenswet, omdat daarin niet voor-
van de N.V.C. om deel te nemen aan den
biimenlandschen handel in varkens en var-
kensvleesch, uitsluit of beperkt, en evenmin
is een dergelijke norm in de statuten van de
N.V.C. te vinden. Ook is niet gehandeld in
strijd met de goede zeden of de zorgvuldig-
heid, welke in het maatschappelijk verkeer be-
taamt tegenover eischers, daar eischers niet
een monopolie voor binnenlandschen handel
voor varkens en varkensvleesch hebben, en
zij niet van derden kunnen verlangen zich:
van dien handel te kunnen onthouden. Ook
door de toezegging der regeering, dat de
N*V.C. zich zou onthouden van den binnen
landschen handel, is nog geen norm geschapen,
waarnaar gedaagde zich zou hebben te ge-
dragen, of waaraan eischers rechten zouden
ontleenen.
MISHANDELING MET ALS GEVOLG
ZVVAAR LIOHAMELIJK LETSEL
TE ST. JANSTEEN.
Op 24 April stond voor het Haagsche Ge-
rechtshof in hooger beroep terecht de 29-
jarige timmerman J. V. uit St. Jansteen. die
door de Middeiliburgsdhe rechtbank ter zake
van mishandeling, zwaar lichamelijk letsel
tengevolge heblbende, was veroordeeld tot drie
maanden gevangenisstraf. De advocaat-gene-
raal, mr. J. U. Polman, achtte dit een bui-
tengewoon ernstig feit en eiscihte bevestiging
van het vonnis. Het Hof heeft Maandag V.
veroordeeld tot een voorwaardelijike gevange
nisstraf van drie maanden met een proeftijd
van twee jaren en een geldboete van honderd
gulden subs, vijftiig dagen hechtenis.
In den nacht van 12 op 13 Juni van het
vorige jaar had verd. op Bel'gisdh grondge-
bied, even over de grens, een zekeren G. op-
gewacbt, met wien hij oneenigiheid had. Toen
G. naderde, wierpen, hij en twee zich in ge-
zelschap bev'indende vrienden, steenen naar
den man. die hierdoor een schadelfractuur
beikwam. Bovendien had hij een rnes in de
hand. Verd. erkende alles en zeid'e, er veel
spijt van te 'hebben. Op een vraag van de
president, waarom verd. in beroep was ge
komen. zeide hij destijds, dat hij dit deed om
een lichtere straf te krijigen. Hoewel hij
spijt van zijn daad had, is hij niettemin niet
naar zijn slachtoffer toe geweest om naar
diens gezondheid te informeeren.