Landbouwberichten
Feuilleton-vertellingen
Gemengde Berichten
BRABANTSCHE BRIEVEN.
NEDERLANDSCHE BOND VAN BOERINNEN
EN ANDERE PLATTELANDSVROUWEN.
Woensdag j.l. hield de Nederlandsche Bond van
Boerinnen en andere Plattelandsvrouwen, Afdeeling
Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, een bijeenkomst in
het Concertgebouw te Temeuzen. Nadat de wnd. pre-
sidente, mevr. N. KosterScheele, de aanwezigen
hartelijk welkom had geheeten, gaf zij het woord
aan den heer H. D. Louwes, te Ulrum, voorzitter
van het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comite,
die sprak over het onderwerp:
„Taak en wezen van een boerinnenbond".
Hij sprak ongeveer als volgt:
Voor een 40 jaar zou men bij het spreken over
een organisatie alleen naar haar taak hebben ge-
vraagd, maar nu, moet een organisatie veelal, als
een mensch, een eigen karakter hebben en een
grondslag waarop zij staat. Wij rnoeten dit ver-
schijnsel aanvaarden en er rekening mee houden;
naast een bezinning op de taak moet dus komen de
bezinning op ons wezen, op onzen grondslag.
De taak.
Ei- is geen prihcipieel onderscheid tusschen de
taak van een boeren- en die van een boerinnen-
organisatie en het moet eigenlijk verwonderlijk
heeten, dat de laatste ongeveer 50 tot 100 jaar
later zijn opgericht dan de eersten.
'Het belangrijkste element in de maatschappij is
het gezin. Gemeente, provincie, staat, zijn opge-
bouwd uit gezinnen en het overgroote deel van den
menschelijken arbeid heeft tot doel: instandhouding
en versterking van het eigen gezin. Zoo ook de
arbeid van den boer en zijn vrouw. En de welvaart
van het gezin is evengoed afhankelijk van de ver-
dienste van het boerenbedrijf als van het overleg,
waarmede de huishouding wordt bestuurd.
In den landanbeidersstand b.v. geldt de regel, dat
de welvaart van het gezin meer afhangt van de
vrouiw dan van den man. Nu zien wij een heel appa-
raat van organisaties en voorlichting om den boer
te helpen zijn bedrijf met meer succes uit te oefe-
nen, terwiji wij nog maar sinds kort boerinnen-
organisaties en een allereerste begin van gezins-
voorlichting kennen. Er is hier dus achterstand en
die moet worden ingehaald. Ik geloof, dat de Bond
van Boerinnen e.a. Plattelandsvrouwen goed op
weg is in de bestaande leemte te voorzien, terwiji
naast haar de confessioneele zusterorganisaties
met vrucht arbeiden.
Ik zou die taak van onze boerinnenorganisatie
en ook die der oud-leerlingen van landbouwhuis-
houdcursussen etc. nog als volgt willen samen-
vatten
a. Steun in den strjjd om het bestaan door met-
terdaad de gedachte uit te leven: doelmatig ver-
teeren is even belangrijk als doelmatig verdienen.
De toepassing hiervan is: landbouwhuishoudonder-
wijs met behoud en aanvulling van het geleerde in
cursussen en organisaties als die der Boerinnen en
Plattelandsvrouwen
b. In eigen huis de goede sfeer behouden door
behoud van eigen levensstijl en standsbewustzijn,
verstandige medewerking met man, kinderen of
broers of zusters en een goed meeleven in de ge-
eigende organisaties; passende woninginrichting.
e. Door aansporing en eigen medewerking het
saamhoorigheidsgevoel van de plattelandsbevolking
versterken, dus zooveel mogelijk sfemenwerken
met de andere groepen der plattelandsbevolking in
Groene Kruis en soortgelijke vereenigingen.
De toekomst van onzen boerenstand wordt voor
een zeer belangrijk deel mee beheerscht door het
zijn en het kunnen van onze vrouwen en dochters.
Groot is haar invloed in de huiselijke sfeer, in het
bedrijf, in het geheele zijn, denken en willen van
onzen boerenstand.
Fierheid op en liefde voor eigen wezen, verant-
woordelijkheidsbesef tegenover eigen stand, de wil
tot maatschappelijke geljjk berechtigdheid, organi
satie en voorlichting zijn niet meer te denken voor
ons boeren alleen, zij rnoeten en zullen steeds meer
gelden ook voor onze vrouwen en dochters en juist
daardoor met recht voor onzen geheelen boeren
stand.
Als ik nu kom tot het tweede deel van mijn taak
en mij moet gaan bezinnen op het wezen onzer
algemeene boerinnenorganisatie en voor die der
boeren geldt hetzelfde dan sta ik opeens midden
in de meest actueele en meest netelige problemen.
Want dan moet ik stelling kiezen in de vraag:
rnoeten de maatschappelijke belangen en dus
ook de belangen van boerenstand en platteland
zooveel mogelijk gediend worden in een algemeene
organisatie of rnoeten wij als goed en blijvend aan
vaarden, dat men zich splitst naar confessie en
maatschappelijke overtuiging? Ook Uw Bond zit
midden in dit probleem, daar U naast zich hebt
een Katholieke en een Christelijke boerinnenorgani
satie.
Ik wil nu, beginnen met dit feit der splitsing te
aanvaarden en op grond van deze gedachte U eon-
creet eenige naar het mij voorkomt goede
levensregels voor te stellen, levensregelen. die gij
zoowel in het dagelijksch- als in het organisatori-
sche leven kunt toepassen.
1. Tracht anderen te begrijpen!
Leef en werk in de sfeer van het woord:
Scheen een ander wat U krom scheen recht,
Scheldt daarom niemand dom of slecht.
Wees ve.rdraagzaam, bereid tot begrijpen, over-
tuigd van eens anders goede bedoelingen.
2. Vergeet het verleden niet!
In onze historie en vooral in die der 19e eeuw
lig>gen allerlei factoren, waardoor bepaalde volks-
groepen zich gingen terugtrekken in eigen kring.
Wij denken hier vooral aan het onderwijs, aan de
vraag over grond en doel van het gezag, ook aan
het geloof in de „verlichting" met zijn veroordeeling
van ..kerkelijke behoudzucht" en de reactie daarop
van andere zijde.
De vraag, waar wij hier voor staan is niet deze:
girjg ons christelijk volksdeel toen terecht den weg
der verbizondering, maar zij kan aldus worden gefor-
muleerd. past in dezen tijd met zijn veranderd
aspect niet een andere taktiek voor eenzelfde doel?
Wij rnoeten nooit trachten iemand tot verlooche-
ning van zijn beginselen te brengen, omdat deze door
hun gefundeerdheid in God aan de wisseling der
tijden zijn onttrokken, maar slechts tot een nieuwe
bezinning op de vraag: met welke taktiek dien ik
mijn tijd mijn eeuwig beginsel
Van Koning David wordt gezegd (Handel. 13 36),
dat hij Gods Raad in zijnen tijd ddende. Dat is ook
onze taak en wij hebben Gods Raad1 in onzen tijd
te dienen op de beste wijze. En deze wijze kan een
geheel andere rnoeten zijn, dan die van een vorige
eeuw.
3. Leef Uw eigen karakter zuiver uit en doe
flink Uw werk!
Veel meer dan de theorie overtuigt de praktijk
meer dan het woord de daad.
Met woorden zijn weinigen, met daden velen ge-
trokken. Christus zelf waarschuwt voor het onbe-
langrijke en uiterlijik vertoon van woorden, wanneer
Hij in de Bergrede zegt: Niet een iegelijk, die tot
mij zegt Heere, Heere zaJ ingaan in het Koninkrijk
der hemelen, maar die daar doet den wil mijns
Vaders, die in de hemelen is.
Als wij dus in eigen gemoed ten voile verzekerd
zijn, dat in de algemeene landbouworganisaties het
belang van den boerenstand binnen het kader van
het nationaal belang het beste wordt gediend, laat
ons dan die nationale sfeer sterk beleven en laat ons
ons werk flink aanpakken.
Alleen zoo ver,staan wij onze roeping en onze taak
ten voile.
Mij resten nu nog twee vragen te beantwoorden
en wel deze twee:
1. Welke is de inhoud van het algemeen Neder
landsche karakter onzer organisaties?
2. Welke is de roeping dezer algemeene Neder
landsche gedachte op het terrein van den georgani-
seerden landbouw?
1. De algemeen Nederlandsche gedachte is alleen
dan als een werkelijkheid te zien, als men kan aan-
nemen, dat ons volk meer is dan een willekeurige
groep menschen, wonende binnen willekeurige
grenizen.
Een denker heeft eens gezegd: „Nationen sind
Gedanken Gottes", naties zijn gedachten Gods. Dit
moet men kunnen aanvaarden al kan iedere gedachte
aan moderne verheerlijking van eigen volk en ras
hier buiten blijven! Wij rnoeten ons dus bewust
zijn, dat ons volk volgens een bepaald bestel der
Voorzienigheid) is opgebouwd, bewaard1 en met
Oranje venbonden, en dat het daardoor ook is ge-
worden een volk, dat door een gezamenlijke historie
een eigen godsdienstig-, zedelijk-, cultureel-, staat-
kundlg-, sociaal- en maatschappelijk leven heeft
voortgebracht. Hoezeer wij, burgers van dit land,
in vele dingen ook mogen verschillen, wij hebben
toch veel gemeen, wij hebben een eigen traditie, een
eigen sfeer, wij zijn Nederlanders, en dat is iets
anders dan Belgen, Duitschers of Engelschen. Dat
geheel van nationale waarden hebben wij voor het
overgroote deel van ons voorgeslacht gekregen en
wij rnoeten het als een kostbaar toebetrouwd pand
aan onze kinderen doorgeven. Onze Staat, ons
Vorstenhuis, al de levenswaarden, die ons omringen,
hebben dus voor ons een eigen beteekenis, ze zijn
niet willekeurig en wij willen ze hoog houden. Heeft
Zeeuwsch-Vlaanderen in de bewogen jaren na den
oorlog niet overduidelijk bewezen, dat het forj Neder-
land wilde blijven, dat het met al zijn levensuitingen
verbonden is aan dit nationale leven, hoewel slechts
landgrenzen het van Belgie, doch watergrenzen het
van het overige Nederland scheiden?
Qmdat dus een volk meer is, oneindig meer dan
een administratieve eenheid, daarom ligt er in het
begrip algemeen Nederlandsch ook een voldoend
sterke basis om daarop gelijkgerdchte belangen te
kunnen dienen. Omdat wij alien Nederlandsche
boeren en boerinnen zijn, daarom kunnen wjjnaar
onze overtuiging of wij Zeeuwen of Groningers
zijn, Katholieken of Protestanten, op deze basis in
vrede en met vrucht samenwerken.
Wat ihoudt deze algemeen Nederlandsche gedachte
nu aan concrete waarden in?
In de eerste plaats: het Christendom. Dit bepaalt
onze verhouding tegenover de groote levensvraag,
die de Engel des Heeren tot Hagar richtte in
Genesis 16 8: Vanwaar komt gij en waar zult
gij henen gaan Dit bepaalt ook onze houding
tegenover den naaste en onze verantwoordelijkheid
tegenover volk en samenleving.
Het is deze zuurdeesem van het Christendom,
welke onze geheele nationale leven doortrekt, vaak
aanwezig ook daar waar het niet bepaald wordt mt-
gesproken, die wij vinden in de belijdenis onzer
Koningin, dat Zij regeert bij de Gratie Gods en die
de vooronderstelling is bij elken nationalen arbeid en
nationale uitdng.
In de tweede plaats: het Vaderland. Onder
Vaderland vatten wij samen den grond, waarop wij
leven, dien wij boeren en tuinders bewerken en die
onze steden en doipen draagt, maar ook onze ge-
meenschap van menschen, met onze taal, onze cul-
tuur, onze historie, ons Vorstenhuis, onze vlag, ons
geheele nationale goed, ons Rijk van hier en van
Overzee.
In de derde plaats: eerbied voor het Gezag. Wij
zijn burgers in een geordenden Staat, geregeerd
door een Overheid, die wij in vrije wilsuiting mee
hebben gevormd en die wij gehoorzamen en willen
eerbiedigen als onze wettige Overheid. Handhaving
van het gezag der Overheid en eerbied voor de
hoogheid van dat gezag zijn de eerste voorwaar-
den voor een sterk, nationaal en gezegend leven.
Wij willen er het onze toebrengen deze waarden
voor ons volk te behouden; dit kan geschieden zon-
der dat wij ook maar eenigermate tekort behoeven
te schieten om onze wenschen, inzichten en rechten
bij die Overheid te bepleiten.
In deze gedachten is het algemeen karaktei
onzer organisaties neergelegd. Uit den aard der zaak
is dit geen feillooze omschrijving. Allerminst. Wij
rnoeten verder arbeiden aan de bezinning op en for-
muleering van ons algemeene krarakter.
Wij hebben daarbij zeker niet de bedoeling een
bepaalde wijsbegeerte, een bepaalde theologie onder
ons werk te schuiven, wij willen een zuiveren natio
nalen grondslag vinden voor ons werk en wij willen
niet ,,dom of slecht" noemen, wie o.p dien grond
slag, naar eigen overtuiging, niet met ons mee
kan bouwen. Wij willen slechts den ding: een zoo
sterk mogelijke zekerheid onze opgaaf zoo goed
als bereikbaar te hebben volbracht.
Toen op 11 Mei 1837 Dr. Wichers de eerste alge
meene vergadering onzer eerste algemeene land-
bouworganisatie, het Genootschap ter Bevordering
der Nijverheid, gevestigd te Onderdendam thans
Groninger Mij. van Landbouw opende, sprak hij
o.a. als volgt:
Het regt van lidmaatschap is aan geen bijzonde-
ren rang of stand verbonden, men vraagt niet naar
de geloofsbelijdenis van hen, die zich aanmelden...
en hij besloot aldusZoo, M.H.het oog vol ver-
trouwen geslagen op Hem, van wien alle mensche-
lijke pogingen afhangen en die steeds het goede en
edele bevorderen wil, daar Hij zelf de Liefde is, de
hand met inspanning en volharding aan het werk
geslagen, dan zal tijdgenoot en nazaat met erkente-
lijkheid het herhalen, wat thans de uitdrukking
van onzen hartewensch is heil en zegen het
Genootschap ter bevordering der Nijverheid.
Het is deze reeds meer dan 100-jarige traditie,
welke wij op onze wijze en in onzen tijd heb
ben voort te zetten.
2. Roeping is een groot woord, dat men niet
voor kleine dingen mag gebruiken. Ik gebruik dit
woord hier welbewust, want wij hebben naar
mijn stellige oyertuiging een taak, die tot een
roeping kan uitgroeien.
Naar mijn gevoelen ligt deze taak vooral in het
volgende
a. het landbouwbelang dienen op geen andere
dan de nationale basis;
b. een levend getuigenis te zijn, dat algemeene
samenwerking op de nationale basis mogelijk is.
a. Wij hebben geen andere taak, dan het land
bouwbelang en in breeder verband ook het alge
meen plattelandsbelang te dienen, terwille van
dat landbouwbelang zelve, gebonden aan de nor-
men van ons algemeen karakter en het nationaal
welzijn. Wij zijn niet verbonden met eenige staat-
kundige gedachte, eenige politieke partij of een
bepaalde kerkelijke gemeenschap. Als wij een lagere
landbouwschool of een landbouwhuishoudschool
gaan stichten, vragen wij naar de gezindheid der
ouders en wij zijn bereid een algemeene, dan wel een
christelijke school te stichten, indien de ouders dit
in een bepaalden zin wenschen. Wij zijn onafhanke-
lij'k en vrij de positie van den boerenstand in ons
volksgeheel louter en alleen te bezien vanuit het
plattelandsbelang zelve en wij behoeven dit belang
niet te plaatsen b politieke opvattingen voor de
geheele samenleving opgesteld. Bij het doen van
voordrachten of benoemingen hebben wij geen
anderen maatstaf aan te leggen, dan die van karak
ter en bekwaamheid en katholieke, orthodox-pro-
testantsche- en vrijzinnige boeren staan ons
even na.
In dit alles ligt geen verwijt aan anderen, alleen
een onderstreping van een kostelijk goed: een boe-
renorganisatie, die het boerenbelang dient met geen
ander doel. dan mee te bouwen aan een sterken
boerenstand in een sterk en gezegend volk.
b. Bepaalde groepen van ons volk meenen, dat
ons maatschappelijk leven dan het beste geordend
zou zijn, indien wij voor de onderscheiden standen
van ons volk, een organisatie zouden verkrijgen op
katholieke, orthodox-protestantsche en vrijzinm^e
basis. Men vindt deze gedachte o.a. nog in het
Platteland' van 8 Fefoiuiari j.l.
Deze gedachte is allermmst gemeengoed. De vrij-
zinmge bevolkingsgroepen wenschen deze gioepee-
rm^ 7" al vormen ziJ geen kerkelijke en politieke
eenheid zeker allerminst, maar zij willen gaame
met andersdenkenden blijven samenwerken. man
naast man en vrouw naast vrouw.
Maar ook in ons orthodox-protestantsche volksdeei
zijn er velen, die deze splitsing niet aanvaarden. Er
zijn er hier, die haar principieel verwerpen, omdat
zij meenen, dat uit hun godsdienstige beginselen niet
voortvloeit, dat op maatschappelijk terrein niet met
andersdenkenden in dezelfde organisatie zou kunnen
en mogen worden samengewerkt. Men vindt deze
onder de gereformeerden en zeer velen onder de
orthodox-hervormden. Een algemeen aanvaarde
gedachte hieromtrent bestaat er in orthodox-pro
testantsche kringen dus allerminst. Dit te meer
niet, omdat velen in deze kringen niet blind zijn voor
het feit, dat men gemakkelijk een sluitend plan voor
een dneledige organisatie van ons maatschappelijk
leven kan opzetten, maar dat het buiten menschelijke
macht is dit plan ook uit te voeren en het bij deze
drie-ledige splitsing te doen blijven. Van drie kunnen
er wel vijf en meer komen en met name binnen de
orthodox-protestantsche kringen zijn vele kracbten,
die naar verdere splitsing drijven. Wat er op het
gebied van de Christelijke Radio gebeurt, toont ddt
gevaar duidelijk aan, daar een orthodox-hervormde
groep hier reeds weer naar afsplitsing en zelfstan-
dighedd streeft.
Tenslotte zijn er ook in de kringen onzer orthodox-
protestantsche collega's meerderen, die in dit drie-
of meerledige schema een element van geestelijJken
dwang zien. Meerdere figuren uit deze kringen die
onze organisaties trouw blijven, hebben mij gezegd,
dat zij daardoor de kans loopen, dat hun moeilijk-
heden in den weg worden gelegd, wanneer zjj een
openbaar ambt bekleeden b.v. lid van den Raad
of de Staten of dit gaarne zouden doen. Wie zich
niet in dit organisatieschema voegt, krijgt op poli-
tiek gebied al minder kans.
Ik zeg deze dingen niet, om mij in de strijdvragen
op dit gebied op orthodox-protestantsch erf te men-
gen, maar alleen om vast te stellen, dat onze alge
meene organisaties nog in werkelijkheid algemeen
kunnen zijn en dat het nog allerminst vast staat, dat
onze orthodox-protestantsche collega's ons eerlang
zullen gaan verlaten.
T.a.v. onze katholieke collega's staat de zaak
anders. Hier heeft een voor hen bindend geestelijk
gezag gesproken en daarmede is voor hen en voor
ons de zaak afgedaan, al verheugen wij er ons van
harte over, dat er nog vele katholieke boeren in
onze organisaties hebben kunnen blijven.
Zoo kunnen wij dus constateeren, dat wiji nog in
feite en naar den geest algemeen zijn. Wij noch
anderen kunnen in de toekomst zien. Maar wij
hebben geloof in die toekomst.
De Prediker zegt: (Pred. 3 7) er is een tjjd om
te scheuren en een tijd om toe te naaien. Wij ge-
looven, dat, nadat in de 19e en het begin der 2Qsite
eeuw, ons volksleven in velerlei richting is gescheurd,
nu de tijd is gekomen om vele spleten in dat volks
leven weer toe te naaien. Er zijn vele teekenen, die
er op duiden, dat in de breede scharen van ons volk
en vooral ook bij de jeugd een sterke neiging op-
komt om weer als Nederlanders van goedenwille de
handen ineen te slaan, man naast man, en vrouw
naast vrouw.
Van den Vader des Vaderlands is het beeld van
den bundel pijien, die vast aaneen gebonden onbuig-
baar zijn, maar stak voor stuk, door tweedracht ver-
deeld, gemakkelijk gebroken worden. Het is onze
Koningin, die op Haar wijze in Haar tijd dit oude
beeld doet henleven en ons oproept tot nationale
eendracht en nationale samenwerking.
Wiji hebben een taak, een grondslag, een toekomst;
wiji arbeiden voort en roepen U alien op: doe mee!
Hiema nam mevr. N. KosterScheele het woord
en meende de tolk te zijn van alle aanwezigen, door
den heer H. D. Louwes hartelijk dank te zeggen
voor zijn bereidwilligheid te Temeuzen een lezing
te komen houden. Zij hoopte, dat deze lezing voor
de toekomst goede vruchten zou afwerpen. Na den
spreker een goede thuisreis te hebben toegewenscht,
sloot zij de bijeenkomst.
Ulvenhout, 23 Februari 1939.
Amico,
Wat kan 'n mensch
toch somtijen getemp-
teerd worden deur 'n
kleinigheid.
Ge mot weten: tus
schen den Jaan en
Tonia is alles weer
koek-en-ei. Janus hee
beloofd, dat ie nooit
meer naar den An-
vers zal gaan, mee
diepin de zu.ute hoop,
dat die belofte wel op
'nen vergissing zal
uitdraaien en Tonia,
nou, die hee-t-'m geloofd mee diepin den
weerhaak: ik zal oe in de gaten houwen! En
zoo zaten ze lesten Zondag braaf naast mal-
kaar in de v-roege kerk, als ik daar binnen-
kwam mee Dre HI en den Eeker.
Den Jaan had me gehoord, dus keek ie
efkens verstolen om, knipte 'n oogske. En
dat beteekende: ,,ge ziet, Dre, 't is weer vrede,
ocherm Ik knipte 'n oogske terug, dat wou
zeggen: „hou,-de-oew eigen haaks, Janeke!"
En zoo kreeg ik nog 'nen lochten nasmaak
tusschen m'n kiezen, van ons leste toerke mee
de propclub.
Maar ik was er nog nie. Efkens later
kwam Aantje aangestapt, prontekes op 'r
Zondagsch, mee... heur nuuwe hoeike op, dat
den Blaauwe gekocht had in den Antwerp-
schen bazar en dat ie later eigens opgezet
had om 't over de grens te „smokkelen",
jodelend en mee bloote knieen!
En als ik dat hoeike zoo in de kerk ineens
en op m'n nuchtere maag veromzag, 't veerke
astrant omhoog zag pieken. de twee witte,
afhangende lintjes op Aantjes mantelkraag
zag titsen, dan nou dan heb ik druk werk
gekregen mee m'nen zakdoek. Er, 't zweet
brak me al uit, bij 't gedacht, hoe dat gaan
moest, als straks ons pastoorke op den prik-
stoel kwam om den vastenbul af te lezen en
m n oogen telkens getrokken zouwen worden
naar dat hoeike vol herinderingenIk heb
nou eenmaal 'nen lever, die makkelijk begint
te kwispelsteerten en ik ben daai-voor des-
tijds, onder dienst, den petoet al 'ns inge-
draaid, omdat den generaal bij de inspectie
spit in z'nen rug had en sjuust ,,langs de ge-
lederen schreed" of ie 't nie ,,6p kost houwen."
Ineens begon ik te lachen en... zuur was ik.
Zuur, lijk 'nen overjaarschen trossel drui-
ven. Al m'n verlof naar de pinnekes, den
amigo in en gin maand zou 'k 't smoeltje van
m'n Truike zien!
Kek, jonk, 'nen dartelen lever hebben is
heel plazierig, maar ook veur deus, toch aan-
geboren, plazier moet g'oewen pre opbrengen
nou en dan. Niks veur niks in deus leven.
Gin pijp tabak! Den eenen keer betaalde con-
tant, den aanderen keer krijgde weken, maan-
den, soms 'n jaar crediet, maar de rekening
veur Genoten Vreugd wordt oe altij ingepe-
perd, zonder eenen percent korting.
Als ik eindelijk zoowat gereed was mee
m'nen zakdoek, dan vezelde den kleinen Dre
in m'n oor: ,,opa, wat is er toch?"
,,Nie praten in de kerk", zoo redde-n-ik m'n
figuur, maar den brak zee toen: Jot me dan
ok 'n bietje meelachen."
Toen viel me op, dat den Eeker kolossaal
diep over z'nen kerkboek zat gebogen. En
in de bank voelde-n-ik 'n lochte trilling
't Wierd hoe langer hoe erger.
Ik docht: dat loopt verkeerd af! Ik ken m'n
eigen! En toen... toen zag ik den Jaan z'n
schouders schudden. Geknield zat ie in z'n
bank, pront „verdiept" in z'nen missaal, maar
ondertusschen schokte-n-ie stillekes van 't
lachen. 'k Wierd bekanst kwaad op 'm. Want
ik kreeg 't nog benaauwder. Veural toen de
spichtige Tonia, rechtop als 'nen bessemsteel,
den Jaan 'ns vinnig aanstootte. Hij begost
toen ook maar z'nen zakdoek te zoeken.
Den lach kroop omhoog, achter in m'n keel.
Man of er peper in zat, zoo scherp, zoo
heet. En toen...! Toen keek Janus efkens
om. Mee kleine, natte oogskes, die pinkelden
in 'nen kop lijk 'nen lampion. Een oogkriek
lachte naar me, de ander oogkriek ,,wees"
naar Antje's hoeike. En m'n bank bleef on
der „electrieken stroom" staan! Ik zat te
schudden, Dr<5 m zat te schokken en den
Eeker zat te titsen.
Daar was niks aan te doen, ik moest
eruit.
Eh hoe! Veur schandaal! Deer! Ik voelde
dat m'n hoofd peers was opgeloopen. 't Dee
me zeer in de spieren van m'nen nek. In
m'n keel prikkelde 'n half ons peper en m'n
oogen traanden.
Heel de week vragen de menschen al aan
me ,.of ik m'n eign weer lekker voel. En wat
ik Zondagmengen toch had?"
Aan den ingang kwam ik den Fielp teugen.
,.Dre, ge gaat verkeerd? Waar motte gij
hoppaf
Ik gaf 'm gin asem, schoot 't kerkplein
over, den weg over en bij den Toon binnen,
die achter den toog z'n frontje stond veur te
doen, om ok naar de kerk te gaan.
,,'Ge zijt er vroeg bij, Dre?"
..Toon..." 'piepte 't uit m'n heete keel en
wijer kost ik nie komen. Ik viel neer op 'n
stoeltje teugen den muur, hield m'n hoofd
achterover, m'n ermen slap langs m'n lijf, en
lachteLachte
,,Maar Dre, wa-d-isser toch?" vroeg den
Toon telkens, die nog altij mee z'n frontje
stond te frutselen.
,,Wa-wa-waa-ter," vroeg ik.
Zo rap as ie kost, dat mot ik zeggen, brocht
ie me 'n glas water, veurzichtig onder z'n
frontje, dat lijk 'n presenteerblaaike onder
z'n kin veu.ruit stak.
Ik dronk. ,,As ge me nou maar 'ns vertelt,
wat
,,Toon, zwijg! Als ik dat probeer, kom ik
't niet meer te boven."
Ik droogde 't zweet van m'n hoofd, hielp
den Toon aan z'n frontje en samen stapten
we naar de kerk, die sjuust begonnen was.
De menschen keken zo6 bezurgd naar me,
dat 't aandoenlijk was en dat werkte nou
sjuust genogt, om m'n eigen wijers goed te
houwen.
Den Dre en den Eeker waren ook gekal-
rneerd onderwijl, den „electriek" was fcenmin-
ste de bank uit, den Jaan zat onder hypnose
van z'n Toontje en naar Antje keek ik nie-
meer. 'k Zag 't hoeike toch wel! 't Wiemel-
de, tusschen m'n oogen en m'nen kerkboek,
't veerke piekte haast in m'n neus, de twee
afhangende lintjes dejen samen 'n stepke,
maar... 't gong, 'k Snikte nog 'n paar keer,
maar 't gong.
Tot na de veurlezing, als den Fielp mee
't collectezakske den ronde begost. Ik moest,
ik kdst nie anders, zijnen kant 'ns uitzien, als
ie bij Antje zou „visschen" mee z'n ,,schep-
netje".
Ge mot weten: als den Fielp collecteert, dan
doet ie dat pront. Z'n gezicht staat dan 'n
bietje droevig-vaderlijk, sjuust zooals ie veur-
zittert en de zware ooglejen hangen als twee
wolken over z'n oogspleten. Z'nen zwarten,
gekieeden jas mee de korte zijen reverkes,
staat lijk 'nen ballon gespannen om z'n kolos-
sale lijf, de vleeschbulten van z'n ermen bui-
len deur de mouwen. En statig dregt ie bank
veur bank af.
Neee, als 'n ander den Fielp daar dan
zoo weerdig en Jriestig" ziet gaan, den zwar
ten, gladden stok handig langs de rijen ste-
kend, _weer intrekkend en zoo; ik zeg: als ge
'm daar dan zoo weerdig ziet exerceeren of
ie mee zijnen langen stok de heele mis diri-
geprt, dan zoude 'r toch gin erg in hebben,
dat ge mee hum zo'nen bonk leut kunt los-
trappen!
Daar kwam ie bij Antje...! 'k M6est kijken.
Kijken naar dieen Fielp. Nog zag ie niks.
Ean dan was ie bij den Blaauwe z'n wefke.
Bij ,,'t" hoeike
Dipper zonken de wolken" over z'n oogen.
Haha! Z'nen mond begost ,,moelekes" te
t.rekken. Hij zette 'n soortement van kramp-
achtig kusmondje en langs z'n ooren trokken
zichtbaar zenuws. 't Belleke klingelde wat
harder, den Fielp z'nen wit glad hoofd wierd
rozig en dan keek ie naar mij. Maar ik sloeg
rap m'n oogen neer in m'nen ,boek en kuchte.
Dieen peper moest ik er uit zien te houwen!)
Ook den Fielp kuchte. En den Jaan heurde-
n-ik ineens veul benauwd hoesten. Lang-
zamerhand kwam m'n bank weer onder elec-
trieken stroom, Dre III zuchtte, den Eeker
keek mee 'n schuin oogske langs me naar den
Dre.
En als den Fielp tien minuten later z'nen
stok had weggehangen en midden deur den
pad naar z'n plots veromgong, dan hield ie,
veul politiek, z'n hand veur z'nen mond, net
of z'n tandvleesch gevoelig was en keek den
teugenovergestelden kant van Antje uit.
Amico, wat kan 'nen mensch getempteerd
worden deur 'n kleinigheid. 'n Hoeike..., ge
zou zeggen! Maar 't was 't hoeike eigens nie!
t Is n heel ordentelijk, Bels-sjiek sjakoowke!
Maar 't was 't bdeld van den Blaauwe dat er
onder schimde. Den Blaauwe mee z'n opge-
rolde broek, bloote knieen en jodelend onder
dat eigenste hoeike, daar bij de douanen, als
we over de grens kwamen. Stik-en-strak
volhouwend, dat ze „bij „ons" in-Tirol-alle-
madl-zoo'n-hupsch-dingske droegen mee-'nen-
scheerkwast-achter-in-'t-lint-joechei
Maar nou nou wdet ik!
En daar kan igebeuren wat er wil, maar den
Blaauwe zal er veur te zurgen hebben, dat
Antje niemeer mee dat hoeike in de kerk
komt! Of hebben wij 'm 's middags in
,,de Gouwen" gezeed: „6f gij gaat eigens
naar de vroege mis en Antje naar de late!"
„En handes draagde 't heigens maar haf",
zee den Fielp droevig.
,,'t Heele gezanik mee juilie is," zee den
Blaauwe op 't lest: ,,als juilie leut hebben,
dat iedereen 't dan dalijk zien mot aan oew
lachend gezicht! Ziede dat van mijn?" (Da's
waarDen Blaauwe lacht als ie eigens wil!)
iZiedaar, amico, nog 'n onverwacht uitloo-
perke van ons leste toerke.
'k Moest 't oe toch 'ns vertellen. Mis-
schient hebt gij er ook nog 'n teugske leut
aan!
Tot de noste week.
Veul groeten van Trui, Dre HI en den
Eeker, en als altij, gin horke minder van
oewen t.a.v.
DR£.
CorrespondentieDen heeren E. te Den
Haag en M. v. d. H. te Amsterdam W.heb
uwe verzoeken doorgezonden aan den uit-
gever. D
WABME MAALTI.JDEN VOOR TURKSOHE
MIJNWERKERS.
De Turksche president Ismet Inonoe, die een
inspectiereis door het gebied der steenkolen-
mijnen heeft gemaakt, heeft beschikt, dat de
mijnwerkers in Zongoldak dagelijks op kosten
der regeering een warme maaltijd zullen krij-
gen. Bovendien zal het dagelijksche brood-
rantsoen der mijnwerkers worden verhoogd
van twee tot drie pond.
Deze maatregelen zullen de regeering een
uibgave van ongeveer 125.000 per maand
kosten, afigezien van de kosten van het aan-
brengen van moderne keukens in de mijnen.
De nieuwe voorzieningen zullen geleidelrjk
uitgebreid worden tot de andere mijngebieden.
In Zongoldak werken 17.000 man1 in de mijnen.
TERUG UIT SIBERISOHE GEVANGENIS.
Na een gevangenschap van 28 jaren in
Siberie is een Roemeen dezer dagen in zijn.
geboorteplaats in Noord-Roemenie terugge-
keerd. De laatste tien jaren heeft hij niets
meer van zijn famdlie vemomen.
Den meesten tijd van zijn gevangenschap
bracht hij door in de zilvermijnen en de hout-
kampen. In Maart van het vorige jaar maakte
hij met acht vrienden plannen voor ontvluch-
ting. Na langdurdige zwerftochten bereikten
de mannen Omsk, vanwaar zij per trein door-
reisden naar Bakoem. Door het omkoopen
van een Turkschen kapitein konden zij' als
verstekeling op een schip naar Istanboel
komen. De Turksche autoriteiten standen
hun toe zich door het land naar Bulgarije te
begeven, vanwaar zij te voet hun vaderland
bereikten.
c