Ter Neuzensche Courant
Binnenland
Buitenland
Maandag 27 Febr. 1939.
No. 9881.
TWEEDE BLAD
HET OUDE SFOORBOEKJE IN EERE
HERSTELD.
OUDE DUBBELTJES VERDWIJNEN.
DE BURGEMEESTER VAN OOTMARSUM
ONTSLAG VERLEEND.
TELEFOONDRADEN IN LONDEN
DOORGESNEDEN.
van
H. M. DE KONINGIN.
NAAR ZWITSERLAND VERTROKKEN.
Met den gewonen D-trein, welke om 1 u. 25
van bet station Staatsspoor in Den Haag naar
Bentheim vertrekt, is H. M. de Koningin
Zaberdagmiddag voor eeii verblijf van enkele
weken in Zwitserland vertrokken. In dezen
trein was een slaapwagen van de Mitropa
voor de Koningin en Haar gevolg' gereser-
veerd.
'Om 1 u. 20 kwam de Koningin voor het
station in de Rijnstraat aan. Zij hield zich
niet lang op in de eerste klasse wachtkamer,
dock begaf zich oagenblikkelijk in het -gere-
serveerde rijtuig.
In het gevolg van de Koningin waren de
eerste h of dame jkvr. D. H. van Tets, de
adjudant, kapitein W. Romswinckel en de
ordonnans-officier Jhr. D. J. A. A. van Lawick
van Pabst.
Precies op tijd zette de trein zioh in bewe-
ging, waama H. M. de Koningin, staande voor
een raam van het rijtuig, de huldiging van het
publiek in ontvangst nam. In verband met
het feit, dat het vertrek van de Koningin
niet te voren was bekend gemaakt, waren er
slechts weinige menschen op het perron aan-
wezig.
ZUSTER BOONSTRA WEDEROM
VERPLEEGSTER VAN DE PRINSES.
Kort voor haar vertrek naar Zwitserland,
aldns meldt de Tel., heeft Prinses Juliana zioh
persoonlijik in verbinding gesteld met de
Haagsche diacones zuster Trijntje Boonstra,
om haar udt te noodigen wederom als kraam-
verpleegster op Soestdijik te komen.
De Prinses beide zuster Boonstra op en
maakte zich ibekend als „de moeder van een
eersteling, die u gebakerd hebt." Zuster Boon
stra moest antwoorden, dat zij reeds vele
eerstelingen gebakerd had en dus nog niet
wist, welke mevrouw haar opbelde. Het werd
haar echter volkomen duidelijk, toen de stem
aan de andere zijde vervolgde: ,,De moeder
van Beatrix".
HET PRINSELIJK EOHTPAAR EN DE
PERSFOTOGRAFEN.
Naar de ,,Telegr." uit Grindelwald verneemt,
was door het Prinselijk gezin een overeen-
komst gesloten met een dertig persfotografen.
De fotografen zouden een dag naar harte-
lust mogen fotografeeren, mlits zij beloofden
dan nadien de gas'ten aan de sport over te
laten.
Vroeg stonden zij Woensdag gereed voor het
hotel en al mochten zij de voldoening smaken
Prins Bemhard op het .balkon de komst der
zon over de bergen te zi-en filmen, het duurde
toch nog even voor het Prinselijk gezin voor
het poseeren klaar was. Eerst toch verliet
de Prins het hotel om een skitocht te gaan
maken in de buurt. Hij reed in een Holland-
schen auto met zijin vrienden weg- en de Prin
ses wuifde van het balkon ten afscheid en
wenschte Skilled" en een goede vaart.
Maar om half elf uur verscheen als eerste
dan de St. Bernhardshond die het sleetje van
't Prinsesje trekken zal. Hij werd voor den
kinderwagen op sleepijzers gespannen en daar
kwamen ook al de Prinses en freule Feith met
het Prinsesje uit de deur. Het Prinsesje werd
in den wagen gezet en de Prinses bond haar
een zwarten bril tegen het felle licht en de
witte sneeuw om.
Het was een tafereeltje, dat een ieder trof
en van een charme, die geen enkelen passant
onbging. Zoo vond het ook de Prinses en zij
verzocht een der hotelbedienden de persfoto
grafen te waarsohuwen, dat dit een plaatje
waardig is.
Allen spoedden zich naar Hotel Bar, maar
de Prinses vroeg den eersten om te wachten
totdat alien daar aanwezig zouden zijn. Het
duurde een kwartier en toen kon ieder zeg
gen hoe hij de opname wenschte. De wen-
schen waren vele en aan alien kwam de Prin
ses met een natuurlijke gratie en welwillend-
heid zooveel als mogelijk tagemoet. De zonne-
bril even af, de zonnebril weer op, de hond
naast het Prinsesje, wandelen aehter de slede,
de Prinses werd het poseeren niet moe. Het
duurde wel een uur en toen de fotografen
waren verzadigd, begaf de Prinses zich weer
naar binnen voor de lunch.
Tegen eenen komt de Prins van het skieen
terug.
De lunch wordt op het terras gereserveerd,
want de zon straalt warm en maakt het buiten
zomersch. Het geheele gevolg schaart zich
om de tafels en als het halftwee is, dan is de
compagniie fotografen ook weer present, want
de Prins heeft hen weer laten roepen, omdat
dit samenzijn ongedwongen en vroolijk is en
geschikt is om te worden vereeuwigd.
Ruim twintig fotografen stormden op de
tafel toe, maar wie het eerste filmde was de
Prins, die van den enthousiasten stormloop
snel een filmpje maakte. Camera's en fi-lm-
toestellen werden gericht en ontelbaar was
het aantal foto's dat werd gemaakt.
Prinses Juliana vond, dat daarbij het Prin
sesje niet mocht ontbreken. Freule Feith ging
Beatrix halen ien luid kraaiend werd zij op
den schoot harer moeder gezet. Maar het
Prinsesje vornd de spijzen op de tafels veel
interessanter dan de fotografen en schonk hun
nauwelij'ks een blik.
,,Trixie, Trixie", riep de Prinses om de aan-
dacht van Haar dochter te trekken en zoo den
fotografen gelegenheid te geven ook het Prin
sesje te fotografeeren.
Na een halfuur was er zooveel gefotogra-
feerd, dat het ongelooflijke feit ziiich voordeed,
dat de fotografen eenparig verklaarden, dat
er niets rneer te nemen was.
Zij gingen been en hebben Grindelwald ver-
laten. Dat was hun verplichting van het
gentlemen's agreement".
TSJECHISCHE DIENSTMEISJES
NAAR ONS LAND.
Naar aanleiding van de mogelijke komst van
Tsjechische dienstmeisjes naar Nederland, in
verband met den terugkeer van Duitsche
dienstboden, en het daaruit voortvloeiende te-
kort heeft „Het Vaderland" zich om inlichtin-
gen gewend tot den directeur van den Rijks-
dienst van de Werkeloosheidsverzekering en
de Arbeidstoemiddeling Ir. R. A. Verwey, en
den directeur van de Haagsche Gemeentelijke
Arlbeidslbeurs, den heer J. Boezer, om over
deze materie het een en ander te vernemen.
Het blijkt, dat het inderdaad in de bedoe-
ling ligt Tsjechische meisjes als dienstboden
naar ons land te laten komen, zij het ook in
beperkte mate. Hun komst zal ook nog wel
eenigen tijd duren. Wellicht zal over een
J maand het eerste contingent in ons land
komen.
De heer Boezer deelde ons nog mede. dat
hij reeds een jaar geleden in contact was ge-
treden met Tsjechische autoriteiten op dit
terrein, om het mogelijk te maken, dat Tsje
chische dienstmeisjes naar Nederland zouden
komen. De moeilijkheid hierbij was de kwes-
tie van de taal, daar men zich moest beperken
tot de Duitsch sprekenden. Door de intematio-
nale verwikkelingen is deze zaak toen niet
verder gekomen, en een deel van Tsjedho-
Slovakije is inmiddels bij Duitschland ge
komen.
Intussohen is het contact weer opgevat,
maar thans is deze zaak opgevat door het
ministerie van Sociale Zaken, dat deze zaak
centraal regelt, zoodat men dus mettertijd niet
alleen bjji de Haagsche Anbeidsbeurs, maar ook
bij andere Arbeidsbeurzen terecht kan voor
Tsjechische meisjes.
De heer Boezer wees er ons voorts op, wel'ke
moeilijkheden een en ander toch met zich
medebrengt, door de vele verklaringen die men
noodig heeft van de zijde van artsen, van
politie, van werkgevers, enz.
Ir. Verwey bevestigde deze mededeelingen
van den heer Boezer. Hij wees er echter op,
dat hetgeen gebeuren gaat, niet van grooten
omvang zal zijn, daar Nederland toch ook
reeds in de laatste jaren zonder veel moeilijk
heden het vertrek van 20.000 Duitsche dienst
meisjes heeft doorstaan, en het aanbod van
vrouwelijke arbeidskrachten voor betrekkingen
in dienstverlband als dienstbode uit Neder-
landsche krachten weer in stijgende lijn gaat.
De zaak zal centraal gebeuren, om de meis
jes waarbongen te geven, dat zij behoorlijk
onderdak komen, en den huisvrouwen in
Nederland waarborgen te geven, dat het goede
meisjes zijn.
Het zullen vooral dochters zijn van Tsjechi
sche beambten, uit streken die aan Duitsch
land zijn gekomen, waarmede men in Praag
tevens gebaat is, doordat deze meisjes aan een
betrekking komen. Het zijn dus geselecteerde
arbeidskrachten.
De huisvrouwen zullen deze meisjes gewoon
via de bestaande instanties kunnen betrekken.
Dit zal er toe bijdragen om een eventueelen
dienstbodennood in de kiem te smoren.
Naar gemeld wordt, zal de ,,officieele reis-
gids der Nederl. Spoorwegen" in zooverre weer
in zijn ouden vorm terugkeeren, dat de het
vorige jaar daarin opgenomen dienstregelingen
voor autobusdiensten, welke niet aan de ver-
wachtinigen hebben beantwoord, komen te
vervall'en.
Het oude spoorboekje zal dus in eere wor
den hersteld. Bij een enquete onder de reizi-
gers is namelijk gebleken, dat er slechts zeer
geringe belangstelling ibestond voor de dienst
regelingen voor autobusondememingen. De
directie der Nederl. Spoorwegen achtte daar-
om de grootere uitgave voor opneming van
deze dienstregelingen in het spoorboekje niet
meer veran'twoord. Thans wordt er evenwel
naar gestreefd, het oude spoorboekje een aan-
genamer laanzien te geven, door o.a. een aan-
trekkelijker omslag te laten ontwerpen en er
een enkele practische rubriek, om na te gaan,
wat bepaalde reizen kosten, in op te nemen
Tal van andere wijzigingen zullen bovendien
nog in dit nieuwe boekje nader worden uit
gewerkt.
Een afzonderlijke autobusgidsj?
Wat de autobusdienstregelingen betreft,
deelt men aan de N. R. Crt. van de zijde van
den Nederlandschen bond van autobusdienst-
ondememingen mede, dat het plan bestaat
een afzonderlijk gidsje voor de autobussen uit
te geven. Dit zal echter n.iet eerder dan in het
najaar, dus met de winterdienstregeling kun
nen verschijnen, aangezien de tijd ontbreekt er
een voor de zomerdienstregeling gereed te
maken. Vermoedelijk zal het door den bond
worden uitgegeven, doch ook dit staat nog niet
vast. Besprekingen met de officieele lichamen
daaromtrent zijn reeds gedurende eenigen tijd
gaande. Het achterwege blijven van een
zomerdienstregeling voor de bussen wordt
ook door den bond als een bezwaar gevoeld,
doch dit kan gedeeltelijk worden ondervangen
door het gebruik van provinciale gidsen en
van de verschiliende dienstregelingen, welke
door vele diensten kosteloos verstrekt worden.
Ook zal de gids uit het oude spoorboekje in
vele geva'llen bruikbaar blijven.
Bovendien dragen de meeste busdiensten
een communaal karakter, zoodat de betrok-
kenen zich zonder veel moeite op de hoogte
van de rijtijden kunnen stellen.
VERRUIMING
ECHTSGHEIDIN GSMOGELIJKHEID
De vereeniginig tot verruiming van echt-
scheidings-mogelijkheid heeft aan den Minis
ter van Justitie een pakket lijsten doen toe-
komen, bevattende 11.017 handteekeningen, als
teeken van linstemming met het verzoek-
schrift, dat deze vereeniging op 22 November
1938 aan den Minister heeft gezonden.
Daarin uitte de vereeniging de volgende
desiderata: 1. opneming in de wet van onge-
neesldjke krankzinnigheid als echtscheidings-
grond en 2. wijziging der regeling van de sched-
ding van tafel en bed in dien zin, dat het bei-
den partijen mogelijk zal zijn drie jaar na het
uitspreken der scheiding, eenzijdig dus zon
der medewerking van de wederpartij een
definitieve ontbinding van het huwelijk te
verkrijgen.
Naar de H. Grt. verneemt, zal in April van
dit jaiar bij1 wijze van proef via de postkan-
toren een zuivering van de tiencentsstukken
worden gehouden. Deze zuivering heeft ten
doel de dubbeltjes, welke voor 1926 aange-
munt zijn, geleidelijk aan de circulatie te ont-
trekken.
Op het oogenblik bestaat ongeveer de helft
van het in omloop zijnde aantal dubbeltjes uit
muntstukken, welke vdor 1926 aangemunt
zijn.
Men is reeds eenigen tijd bezig deze in te
nemen, doch thans wil men de post'kantoren
daarbij inschakelen.
Het publiek zal biermede wednig te maken
hebben. De postkantoren zullen namelijk den
geheelen voorraad ontvangen dubbeltjes bij de
Rijksmunt te Utrecht inleveren en hiervoor
nieuwe, na 1926 aangemunte terugontvangen.
De ingeleverde mimten zullen dan bij de Rijks
munt gesorteerd worden.
Na April zal worden uitgemaakt in hoeverre
deze proef is geslaagd en hoe het percentage
gewijzigd is.
Is dit na verloop van tijd zoo, dat slechts een
klein gedeelte van ,de in omloop zijnde dubbel
tjes uit muntstukken bestaat, welke vdor 1926
aangemunt zijn, dan zal, om ook dit aan de
circulatie te onttrekken, de medewerking van
het publiek worden inigeroepen. Tenslotte ver-
melden wij nog, dat de dubbeltjes, welke na
1926 zijn aangemunt, denzelfden beeldenaar
hebben als de thans in omloop zijnde guldens
en rijksdaalders.
OONTINGENTEERING VAN CEMENT.
Ingediend is een wetsontwerp tot bekrach
ti'ginig van het Kon. besluit tot regeling van
den invoer van cement.
Aan de memorie van toelichting is het vol
gende ontleend:
Als basiisperioden werden opnieuw vast-
gesteld de jaren 1931 en 1932 voor de bepa-
ling der autonome contingenten en het jaar
1933 voor de verdeeling der toewijzingen onder
importeuirs. Ook het percentage ibleef onge-
wijzigd gehandhaafd op 40 van het bruto-
gewicht.
HET WETSONTWERP
KINDERBIJ SLAGVERZEKERIN G.
Het Verbond van Nederlandsche Werkgevers
heeft een adres aan de leden der Tweede
Kamer gezonden inzake het ontwerp kinder
bijslagverzekering. Hierin worden bezwaren
tegen dit ontwerp ontwikkeld, o.a. dat een
wettelijk verplichte kinderbijslagregeling zou
beteekenen, dat voor 94 van de arbeiders,
in het particulliere bedrijf werkzaam, een
veirplichte kinderbijslag zou moeten gaan
•gelden, ofschoon een soortgelijke en veelai
aanmerkelijk minder vergaande regeling
slechts geldt voor circa 6 pet. der arbeiders
Adr. ziet voor een uniforme, algemeen gel
dende wettelijke regeling dan ook geen aan
leiding en wijst er op, dat ook de moderne
arbeidersbeweging kinderbijslagregelingen
weinlig aantrekkelijk acht. De minister gaat
er van uit, dat het lalgemeene welzijm kinder-
bijslagen vordert, maar dan dient de bijslag-
regeling ook gemeenschapszorg te zijn en niet
slechts werkgeverszong. In verband met de
nieuwe sociale lasten, welke op de bedrijven
zullen worden gelegd, acht adr. het wensche'
lijk, om de belmndeling van dit ontwerp aan
te houden totdat het definitieve plan van den
minister van Sociale Zaken betreffende werk-
loosheidsverzekering ibekend zal zijn.
Adr. keert zich -tegen- het verbod van verhaal
der kosten van den kinderbijslag op het loon
en zou het stelsel van de gedeelde premie,
dat ook bij de Ziektewet geldt, verkieslijker
achten. Verder wordt er op aangedrongen om
de kinderbijslagen slechts verplicht te stellen
van het vierde kind af; de leeftijdsgrens op
14 inplaats van op 15 jaar te stellen; een loon-
grens tot f 3000 te aanvaarden en de uitvoe-
ringsorganisatie aldus in te riohten, dat zij
bij die van de Ziektewet aansluit.
Aan den burgemeester, jhr. E. L. M. Th. J.
von Bonninghausen, is met ingang van 1
Maart ontslag verleend. Dit staat in verband
met het onderzoek, dat vorige maand is inge-
steld naar .bepaalde uitlatingen van den bur
gemeester tijdens een jachtmaaltijd en in een
vergadering van B. en W. van Ootmarsum.
Minister van Boeyen heeft, zooals men zich
zal herinneren, op een avond in Januari Oot
marsum bezocht en daar de leden van het
college van B. en W. ondervraagd. De burge
meester zou ze-kere uitlatingen hebben gedaan,
waarbij hij zijn pro-Duitsche gevoelens zoo-
danig zou hebben tot uiting gebracht, dat deze
ontoelaatbaar dienen te worden geacht.
In Het (nat. soc.) Nationale Dagblad is de
brief opgenomen, waarin de minister van bin-
nenlandsche zaken aan jhr. E. L. M. Th. J. von
Bonninghausen mededeeling heeft gedaan van
zijn ontslag als burgemeester van Ootmarsum.
Volgens het genoemde blad luidt deze brief
als volgt:
,,Ik heb de eer U hierbij te doen toekomen
een atfschrift van bet Kon. besluit van 23
Februari 1939 No. 5, waarbiji U met ingang
van 1 Maart 1939, ontslag verleend is als bur
gemeester der gemeente Ootmarsum.
Dit ontslag is U verleend, omdat de anti-
nationale uitlatingen door U gedaan in de
vergaderingen van burgemeester en wethou-
ders en bij gelegenheid van een maaltijd na
afloop van een jachtpartij op 22 October 1938
uitlatingen, welke door verschiliende per-
sonen zijn bevestigd een Nederlandsche
burgemeester onwaardig zijn, en U ongeschikt
maken het ambt van burgemeester nog langer
te bekleeden.
Tevens is in aanmerking genomen, dat Uw
beleid ook reeds vroeger tot opmerkingen
heet aanleiding gegeven".
IERSCHE BURGEMEESTER WEIGERT
DUITSCH OPLEIDINGSSCHIP TE
VERWELKOMEN.
James Hockey, de Lord Mayor van Cork,
heeft geweigerd deel te nemen aan de ont
vangst van het Duitsche opleidingsschip
,,Schlesieu", dat te Cork werd verwacht, om
dat ,,de Katbolieke wereld bij den d-ood van
den Paus is beleedigd, dat de verantwoorde-
lijke Duitsche pers hem een politieken avontu-
rier heeft genoemd".
IJE PLEOHTIGHEID DER OPENING VAN
HET CON ('EWE.
De prefect van de pauselijke ceremonien,
mgr. Respighi, heeft de leden van het heilig
college de verordening voor het conclave doen
toekomen.
Hierin wordt voorgeschreven, dat de kardi-
nalen zich op 1 Maart des morgens naar de
Paulijnsche kapel zullen begeven, waar de
deken der kardinalen, Granito Pignatelli di
Belmonte, een mis ter eere van den heiligen
geest zal opdragen. Des middag zullen de
kardinalen zich in dezelfde kapel verzame-
len, van waar zij zich in processie, in volg-
orde van ancienniteit, en voorafgegaan door
het kruis, naar de zaal van het conclave be
geven onder het zingen van het ,,Veni crea
tor".
240.000 JODEN HEBBEN DUITSCHLAND
VERLATEN.
I Van semi-officieele Duitsche zijde wordt
medegedeeld, dat tot November 1938 ongeveer
140.000 Joden Duitschland hebben verlaten,
terwijl sedert dien ongeveer 100.000 Joden
uit het land zijn vertrokken.
De meesten van hen zijn naar de Vereendg-
de Staten gegaan, verder naar de staten van
Zuid-Amerika, Engeland, Frankrijk, Belgie,
Nederland, Zwitserland en China.
Vrijdagnacht zijn in twee stations van den
ondergrondschen s-poorweg Victoria en St. Ja-
mespark, in 25 telefooncellen de draden door-
gesneden. Vermoed wordt, dat dit het werk is
van Iersche republikeinen en een onderdeel
van hun actie om de politie in Engeland door
dergelijke vergrijpen voortdurend in spanning
te houden.
HALIFAX WAARSC'HUWT TEGEN
M-ISV ERS T A N DEN.
In antwe-ord op de vraag van -het lid der
Labouroppositie in het Engelsche Hoogerhuis-,
Lord Addison, of de regeering een verklaring
kon afleggen betreffende de betrekkingen
tusschen Frankrijk en Engeland, heeft Lord
Halifax, de minister van buitenlandsche zaken,
het volgende gezegd:
Het zou een groote dwaling zijn te veron
ders-tellen, dat eenig onuitgesproken voorbe
houd van eenigerlei aard gepaard ging met
Chamberlains woorden betreffende de solida-
riteit met Frankrijk. Die verklaring was
duidelijk en ondubbelzinnig. Wanneer ik het
in de bewoordingen van een hUiiselijke verge-
lijking zou moigen zeggen, dan was de ver
klaring van den aard dier borden, die wij
thans op vele gevaarlijke punten in het land
zien: ,,Halt, kruising met voorrangsweg" en
dat was de bedoeling er van, aldus Halifax.
Er bestaat geen verschil van meening over
eenig onderwerp tusschen ons en Frankrijk.
Bijgevolg was er noch in Frankrijk, noch in
dit land eenigerlei verbale bevestiging van
onze solidariteit opnieuw noodig. Binnen-
kort zullen wij de gelegenheid hebben de soli
dariteit in het licht te stellen, wanneer wij het
hoofd der Fransche republiek verwelkomen
(toejuiohingen). De zaak is geweest, dat ver-
keerde voorstellingen in zekere kringen En
geland gedwongen hebben in toenemend na-
dmkkelijke en ondubbelzinnige bewoordingen
te verklaren, wat reeds lang als een waarheid
aanvaard was door onze beide landen. Niet
alleen onze aardrijkskundige ligging trekt ons
dich-ter tot Frankrijk, maar ook de gelijkheid
van belangen en de volledigheid van bagrip
Deze factoren, aldus vervolgde Halifax,
vormen derhalve den besten waarborg tegen
het in sommige geesten bestaande gevaar, dat
er onder zekere omstandigheden een- zeker
risico zou, bestaan, dat het eene land ver-
bonden zou kunnen worden of bereid zou zijn
of in de verleiding zou kuunen komen om zijn
politick ondergeschik-t te maken aan die van
het andere land. Dat gevaar bestaat niet
Er is nog een punt, waarop ik den nadruk
zou willen leggen, n.l. dat de Engelsch-Fran-
sohe solidariteit niet d-e bedoeling heeft en
nooit heeft gehad om eenigerlei bedreiging
van welken aard ook te vormen jegens een
derde partij. De staat van dienst der beide
regeeringen en de pogingen, die de beide
regeeringen in het werk hebben gesteld tot
handhaving van den vrede, leveren, naar ik
hoop, voldoende bewijs voor de waarheid van
deze verklaring.
Lord Crewe (een der vorige sprekers), al
dus ging Lord Halifax voort, heeft gesproken
over de geschilpunten tusschen Ita-lie en
Frankrijk. Aan den eenen kant is het zoo,
dat, welke ook de Italiaansch-Fransche pun-
ten van geschil mogen zijn, zij primair, en
ik leg den nadruk op dit woord primair, dit
land niet aangaan, maar aan den anderen kant
hebben zij rechtstreeks betrekking op dit land
en zelfs nauwe betrekking, omdat wij met
Frankrijk de relaties onderhouden, waarover
wij zoo juist spraken en omdat wij tevens
verheugd zijn onze betrekkingen met Italie
te hebben hersteld en verlangend zijn die te
handhaven op een grondslag van zoo volledige
hartelijikh-eid als mogelijk is.
Ik moet er op wijzen, aldus de minister
verder, dat noch de Fransche, noch de Ita
liaansche regeeringen getoond hebben, ver
langend te zijn naar de bemiddeling van een
derde partij en natuurlijk kan niets van dien
aard verwacht worden, tenzij en totdat beide
partijen die wenschen. In feite heeft op dit
oogenblik de Italiaansche regeering nog niet
formeel aangeduid wat naar haar meening de
nauwkeurige punten zijn van geschil tusschen
Italie en Frankrijk.
De kwestie is, dat het standpunt van En
geland vrij vaak in het buitenland verkeerd
voo-rgesteld wordt. Ik heb gezien, dat in het
buitenland verklaard is, dat wij niet alleen
wapenen voor veiligheid, maar voor een pre-
ventieven oorlog en er is ook gezegd, dat de
regeering wel voorstandster van den vrede
kan zijn, maar dat er anderen zijn, die voor
een oorlog zijn. EJen ieder moet zich er thans
van bewust zijn, dat er in dit land geen oor-
lo-gspartij is, aldus spreker. Er bestaat geen
partij en geen staatsman, die ook maar voor
een oogenblik een aanvalsoorlog zou kunnen
overwegen, noch steun zou kunnen krijgen
van ons volk voor zulk een politiek. Aan den
anderen kant zijn er spmmige lieden in an
dere landen, die in een tegenovergestelde dwa
ling vervallen. Die lieden trachten onzen wil
tot vrede uit te leggen als een bewijs voor
onze zwakheid, lafheid of gebrek aan vast-
beradenheid.
Ik zou, voor zoover mij dat mogelijk is,
volkomen duidelijk willen maken, verklaarde
spreker, dat het een even ongegrond en even
volkomen onjuist is als het ander. Verant-
woordelijke hoofden van Europeesche regee
ringen hebben op verschiliende tijdstippen
verklaard, dat oorlog geen voordeel brengt
aan de overwinnaars. Dat is een verklaring,
welker waarheid den volkeren van Groot-
Britannie en Frankrijk nog tijdens het leven
der huidige generatie aan het verstand is ge
bracht en het is derhalve niet verrassend, dat
zij in de voorhoede staan, wanneer het gaat
om veroordeeling van den oorlog als instru
ment van nationale politiek.
Ik kan het Hoogerhuis verzekeren, zoo ging
Halifax ten slotte verder, dat, voor zoover
wij daartoe in staat zijn, wij moesten wen
schen, dat onze gedachten dichter naderden
tot die van andere regeeringen, hoe die ook
mogen zijn, welke zich zouden willen aanslui-
ten bij ons in die politiek van afschaffing van
den oorlog als instrument der nationale poli
tiek. Dat wil niet zeggen, dat de menschen
in dit land of Frankrijk zich zich er van zou
den weerhouden om met geweld weerstand te
bieden tegen iedere bedreiging van hun leven
of onafhankelij-kheid of van wat wij gelooven,
dat hun vitale belangen zijn.
In dit verband citeerde spreker hetgeen
Hitler geschreven heeft in Mein Kampf over
de Duitsche vooroorlogsche misrekeningen ten
aanzien van den Engelschman en zijn Rijk.
Onze hulpbr-onnen, zoo voegd-e Halifax hieraan
toe, blijven ontzaglijk en de geest van ons
volk is niet gewijzigd. Wij verlangen geen
krachtproef, omdat wij gelooven, dat, terwijl
oorlogen in staat zijn meer in wanorde te
bren-gen dan zij ooit geregeld hebben, er geen
problemen bestaan, die niet, wanneer goede
wil aanwezig is, tot een oplossing kunnen
worden gebracht door openhartige besprekin
gen. D-e Britsche regeering zou niets liever
willen dan dat de omstandigheden zioh zoo
zouden ont-wikkelen, dat behandeling van de
vele kwesties, waarbij wij betrokken zijn, mo
gelijk zou worden. Aan den anderen kant zal
niemand, die den Britschen geest kent, e-r aan
twijfelen, dat, mocht de noodzakelijkheid ons
ooit worden opgedragen, ons volk heden ten
dage niet minder hardnekkig zijn vrijheid zal
blijken te verdedigen dan ooit tevoren (toe
juiohingen).
Dat dit een duidelijke waarschuwing was aa'n
Duitschland en Italie, blijkt uit de aanhalingen
uit Mein Kampf over de Duitsche misrekenin
gen nopens Engelands positie in 1914. Men
zou heele boeken kunnen schrijven over de
vraag, of zonder deze misrekening de nood-
lottige oorlog van '14 tot '19 had kunnen wor
den voorkomen, zonder daarbij tot een oplos
sing te komen. Niettemin is het goed, dat er
thans geen dergelijk misverstand bestaat.
Wanneer Italie meent met geweld zijn nog al-
tijd niet geformuleerde eischen tegenover
Frankrijk te moeten doorzetten, zal het Enge
land aan Frankrijks zijde vinden. Dat zal een
Engeland zijn, dat zich volkomen bewust is
van den inzet van den strijd, welke neerkomt
op het behoud van zijn hegemonie ter zee, het
behoud van het Britsche rijk en het behoud
van de verbindingswegen, welke voor dat rijk
onmisbaar zijn.
Dit besef is voldoende tot het Engelsche
volk doorgedrongen om te maken, dat het zich
tot het uiterste aan zijn oorlogstaak zou geven,
zoo goed als het thans reeds bereid is den ont-
zaglijken last te dragen van het herwapenings-
programma, dat noodzakelijk is geworden, om
dat het zich bedreigd voelt.
Dit besef leeft ook voor een goed deel onder
het Amerikaansche volk. De houding van
Roosevelt maakt hej: steeds duidelijker, dat
men in verantwoordelijke Amerikaansche krin
gen inziet, dat een strijd in Europa, waarin
Engeland en Frankrijk betrokken zijn, Ame-
rika niet onvers-ch-illig kan, laten en dat het
Amerika's belang zal zijn zich aan de zijde
van die twee te scharen. Ook in dit opzicht
zijn de posities heel wat duidelijker afgebakend
dan in 1914 het geval was. Men heeft het
vooral in de Italiaansche pers den laatsten tijd
laten voorkomen, alsof Engeland en Amerika
aan zouden sturen op een ideologischen oorlog
tegen de z.g. totalitaire staten. Lord Halifax
gewaagde niet van een ideologischen oorlog,
maar het is duidelijk, dat hij die Italiaansche
uitlatingen op het oog had, toen hij zeide: ..Ik
heb gezien, dat in het buitenland verklaard is,
dat wij niet alleen wapenen voor veiligheid,
maar voor een preventieven oorlog." Aan hen,
eveneens in het buitenland, en daaronder kan
men ook den Duitschen rijkskanselier rekenen,
die verklaren, dat de regeering wel voorstand
ster van den vrede kan zijn, maar dat anderen
in het land voor een oorlog zijn, zeide Lord
Halifax uitdrukkelijk, dat er geen partij en
geen staatsman in Engeland is, die ook maar
voor een oogenblik een aanvalsoorlog zou kun
nen overwegen,, noch steun zou kunnen krijgen
van het Engelsche volk voor een dergelijke
politiek.
Wat Halifax zeide voor Engeland, gaat on-
getwijfeld ook op voor Frankrijk. Beide lan
den mogen de laatste jaren in hun buitenland
sche politiek misschden blunders hebben be-
gaan, dat die politiek oorlogszuchtig, dreigend
of tartend zou zijn geweest, kan men sinds
Munchen moeilijk meer beweren. De tege-
moetkomingen, waartoe daar, en eerder met
betrekking tot Abessinie en het Verre Oos-
ten, in het belang van den vrede is besloten,
en de nieuwe gevaren voor de betrekkingen
tusschen Italie en Frankrijk, waren echter zoo
groot, dat zij de beide regeeringen tot naden-
ken hebben gestemd en haar het besef hebben
bijgebracht, -dat bij de huidige constellatie in
Europa de vrede slechts kan worden behouden,
..indien er een evenwicht van krachten bestaat,
hetwelk een politiek van dreigementen onmo-
gelijk maakt.
Inderdaad beseffen de Engelsche en de Fran
sche staatslieden zoozeer de noodlottige ge-
volgen, welke een nieuwe Europeesche oorlog
met zich zou slepen, dat dit hen ertoe brengt
wanhopig te strijden voor den vrede. Zij ver-
trouwen erop, dat ook de landen, wier politiek
tegen de hunne ingaat, van de noodlottigheid
van een nieuwen oorlog overtuigd zijn en dat
zij- Halifax zeide dit niet, maar het is de
conclusie, welke men onwillekeurig uit de
redevoeringen van de Engelsche staatslieden
van den laatsten tijd trekt zich wel zullen
wachten voort te igaan met een politiek van
afpersing, zoodra zij beseffen, dat degenen, die
zij daartoe hebben uitgekozen, zulks niec
zu'llen dulden en bereid en in staat zijn om
zich gewapende-rhand te verzetten. Wij wil
len, aldus de strekking van de redevoeringen,
eoowel van Chamberlain enkele dagen her als
van Halifax thans, doorgaan op den weg van
verzoening en vrede, doch wij gaan niet meer
uit den weg voor dreigementen. Aan rede-
lijke bezwaren kan men tegemoet komen,
doch zij moeten op redelij-ke wijze aan de orde
worden gesteld en door middel van redelijk
overleg worden opgelost.
Dat men bij de uiteenzettingen over Enge
lands houding vooral aan Italie denkt, heeft
Lord Halifax in zijn antwoord aan Lord Crewe
openhartig toegegeven. Met zijn uitlatingen,
dat noch Frankrijk noch Italie op het oogen
blik Engelands bemiddeling wenschen, ging
als het ware een aanbod van die bemiddeling
gepaard, met een uitnoodiging aan de Italiaan
sche regeering om haar wenschen kenbaar te
maken. Zoolanig dit niet geschied is, zou men
het vraagstuk in formeelen zin niet actueel
kunnen noemen, want materieel is het dat wel,
mede door de belangrijke versterking van de
Italiaansche troepen in Libye, waarin weer
een dreigement steekt. Ook in formeelen zin
kan het vraagstuk echter elk oogenblik actueel
worden, nu de Spaansche kwestie voor een
oplossing staat. Dat zulks het geval is, blijkt
uit het besluit van Frankrijk en Engeland om
de regeering van Franco eerstdaags de jure
te erkennen. Zij hebben getracht in mil voor
die erkenning van Franco zekere toeze-ggingen
te ontvangen, welke zij niet schijnen verkregen
te hebben. Dat zij nu toch tot de erkenning
zullen overgaan, is het beste bewijs, dat zij be
seffen. gelijk de Times het uitdrukt, dat er
met verder uitstel niets meer te winnen is. Zij
aanvaarden hiermee als het ware de rekening
van hun izwakte in de aehter ons liggende
jaren, toen zij gedwongen waren de niet-
inmenigings-politiek te volgen, omdat zij geen
oorlog over Spanje wilden en militair en diplo-
matiek niet sterk genoeg waren om een an
dere houding aan te nemen. De Engelsche
ministerieele redevoeringen, waarvan wij hier-
boven gesiproken hebben, maken het echter
duidelijk, dat zij .zich thans weder sterk ge
noeg aohten, om, al aanvaarden zij ook een
nederlaag, geboren uit vroegere zwakte.
voortaan een minder toe-sc-hietelijke houding
aan te nemen.
DE STRIJD OM DEN VREDE.
Na Engelands eersten minister heeft Don-
derdag Lord Halifax, zijn minister van buiten
landsche zaken, in het Hoogerhuis nog eens
duidelijk gemaakt, dat Engeland en Frankrijk
het in de 'buitenlandsche politiek volkomen
sens zijn en elkander krachtig zullen steunen.
OPVOERING VAN „HAMLET" IN JAPAN
VERBODEN.
De politie te Osaka (Japan) heeft de op-
voeringen van Hamlet" het eerste -werk van
Shakespeare, dat in het Japansch vertaald
werd, venboden op grond van het feit, dat de
vertooning ,,krenkend zou kunnen zijn voor
de openbare zeden".
Hoe dit het geval kan zijn, vermeldt de
politie niet, maar men -gelooft, dat de twee
v-cornaamste redenen voor het verbod zijn de
ongunstige voorstellen van het koningschap
en Hamlet's gevaarlijke gedachten.
Hamlet" is lanigen tijd het populairste stuk
van Shakespeare bij het Japansche publiek
geweest.