Gemeenteraad van Axel.
De heer DEN HAMEOFt wijst er op, dat
men het verschil in omstandigheden niet moet
vergeten, en hetgeen is gezegd ook in ver
band brengen met het bouwplan. Men wist
toen van niets en kan het thans beter overzien
Spreker is het eens met den heer Verlinde
dat we moeten bouwen een school, die goed is
ingericht en voldoet aan alle eischen van den
modernen tijd. Maar nu hebben we toch een
plan dat volgens dien maatstaf is opgemaakt,
doch f 7000 goedkooper is dan het oorspronke-
iijke plan. Dat schijnt dus wel een bijzonder
luxe plan te zijn geweest. Door de hier plaats
gehad hebbende besprekingen zal gemeente-
werken toch wel tot het inzicht gekomen zijn
dat men dingen die niet noodzakelijk zijn en de
zaak alleen duurder maken, moet weglaten.
De heer VAN HEGKE acht het opnemen
van stelposten in bestekken onjuist en nadee
lig voor den besteder. Men moet juist om-
schrijven wat men verlangt, maar doen moet
de besteder in dit geval de gemeente
niet zelf het een en ander gaan aankoopen,
doch dat aan den aannemer overlaten, die dan
toch verplicht is te leveren hetgeen is voor-
geschreven.
De VOORZITTERHet is ook niet de
bedoeling van gemeentewege iets aan te
koopen.
De heer VAN HECKE wil liever alles in
harden geven van den aannemer, die dan
zelf het voorgeschreven materiaal kan aan
koopen en daarop zijn verdiensten heeft.
De VOORZITTER: Maar toch leveren op
keur!
De heer VAN HECKEDaar bestaat geen
bezwaar tegen.
De heer VAN CADS ANDIn dat opzicht
dachten Burgemeester en Wethouders er ook
zoo over.
De heer COLSBN wil thans zijn protest
nog nader toelichten. Hij heeft niet gezegd:
de opzichter moet weg. Maar Burgemeester
en Wethouders hebben gezegd, dat zooiets
niet meer gebeuren zou, die hebben willen
erkennen, dat ze buiten hun boekje gegaan
waren, en 's anderdaags is men aan een
ander plan begonnen, dat de situatie wij-
zigde. De raad was homogeen in zijn afkeu-
ring over Burgemeester en Wethouders in dit
opzicht, en a 1 s spreker een voorstel had
gedaan om den opzichter met 1 December te
ontslaan, dan zou dat met vrijwel algemeene
stemmen zijn aangenomen geworden.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt aangenomen met algemeene stem-
men.
De VOORZITTER spreekt zijn verheuging
uit over het felt, dat het thans ingediende
plan voor de nieuwe school te Sluiskil de
algemeene instemming van den raad heeft
verworven.
(Wordt vervolgd.)
Vergadering van Dinsdag 29 November 1938,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeester.
Tegenwoordig de leden J. M. Oggel, P. J.
van Bendegem, C. Hamelink, A. van 't Hoff,
P. de Jonge, A. P. de Ruijter, B. Seghers, C.
van Bendegem, C. Th. van de Bilt, F. Diele-
man, A. P. Esselbrugge, J. Fanoy, A. Th.
't Gilde, en de Secretaris J. L. J. Maris.
(6. iSlot.)
141a. Belasting wegens gebouwde eigcn-
dommen enz. 7500.
142. Terugontvangst van kosten van ver-
stratingen. 1000.
143. Opbrengst van den verkoop van oude
materialen enz. Memorie.
158. Verhaal van premien ingevolge de
Ziektewet. 50.
159. Uitkeeringen van ziekengelden inge
volge de ziektewet en vergoeding van rente-
s*gels. f 50.
160. Verhaal van pensioensbijdragen. /610.
161. Restitutie van te veel betaalde kosten
van verzekering tegen ongevallen en invalidi-
teit. Memorie.
162. Ontvangst der beerruiming. f 850.
163. Restitutie van te veel betaalde kosten
wegens ziekteverzekering. Memorie.
174. Verhaal van bijdrage voor inkoop
pensioen. 7,50.
Hoofdstuk VH.
Eigendommen niet voor den openbaren dienst
bestemd.
178. Huur van huizen en gebouwen. f 175.
179. Huur of pacht van landerijen. /435.
180. Cijnzen en erfpachten. 158,58.
181. Recognition ter zake van vergunnin-
gen. 21,50.
182. Renten van kapitalen. f 371.
184. Verhaal van grondbelasting op koo-
pers van bouwgrond. Memorie.
195. Ontvangst van vergoeding van schade
tengevolge van verkoop van grond. Memorie.
Hoofdstuk VIII.
2. Openbaar gewoon lager onderwijs.
196. Schoolgtlden. f 800.
197. Vergoeding van het rijk krachtens
art. 56 der L. O. wet. f 11.010.
198. Ontvangst wegens over een vorigen
dienst te weinig genoten vergoeding van het
rijk, krachtens art. 56 der L. O. wet 1920.
Memorie.
199. Terugontvangst van te veel uitbe-
taalde jaarwedden en wedden van onder-
wijzers. Memorie.
200. Restitutie door het rijk. Memorie.
201. Ontvangst wegens te weinig verhaal-
de pensioenbijdragen der onderwijzers.
Memorie.
207. Kosten verhalen van pensioenbijdra
gen. 1090.
208. Huur of vergoeding voor het gebruik
maken van schoollokalen. 125.
209. Opbrengst van aanmaningen en
dwangbe.velen. 10.
7. Bijzonder gewoon lager onderwijs.
227. Schoolgelden. f 2300.
228. Uitkeering van gemeenten ingevolge
art. 86 der L. O. wet 1920. 100.
229. Uitkeering van gemeenten ingevolge
art. 104 der L. O. wet 1920. /200.
230. Uitkeering van andere gemeenten in
•verband met de aan schoolbesturen te betalen
vergoeding bedoeld in art. 205ter der L. O.
wet 1920. f 50.
231. Opbrengst van aanmaningen en
idwangbevelen. 15.
12. Lager onderwijs.
248a. Tegemoetkoming wegens kosten van
vervoer van leerlingen uit andere gemeenten.
J 20.
Hoofdstuk IX.
1. Ondersteuning aan behoeftigen.
257. Subsidie van de provincie in de kosten
van verpleging van armlastige krankzinnigen.
,f 150.
258. Bijdragen van partioulieren in de
kosten van krankzinnigen. f 175.
259. Invaliditeitsrente van voor rekening
der gemeente verpleegde krankzinnigen. 267.
260. Verhaal van pensioensbijdragen. 75.
261. Terugontvangst van te veel betaalde
kosten van verpleging en behandeling van
armlastige krankzinnigen. Memorie.
262. Inkomsten in verband met de beschik-
baarstelling van goedkoope levensmiddelen.
2660.
267. Terugontvangst van kosten van verze
kering van de gemeentegelden. 5,50.
2. Ondersteuning aan werkloozen.
272. Uitkeering uit het Werkloosheidssub-
sidiefonds. 15.136,40.
273. Tegemoetkoming uit het Werkloos-
heidssubsidiefonds in de kosten van controle
op werkloozen. 250.
274. Bijdrage van het Rijk in de kosten
van den ontwikkelingscursus voor werkloozen.
250.
275. Bijdrage voor bijzondere hulp aan
werkloozen. f 597.
276. Terugontvangst van aan werkloozen
verstrekte voorschotteh. 400.
277. Terugontvangst van teveel betaalden
steun aan werkloozen. Memorie.
278. Terugontvangst van het rijk van uit-
gekeerden steun aan kleine boeren. Nihil.
288. Terugontvangst van het rijk van uit-
gekeerden steun aan kleine tuinders. Memorie.
289. Verhaal van premien ingevolge de
Ziektewet. f 10.
290. Uitkeering van ziekengelden inge
volge de Ziektewet en vergoeding van rente-
zegels. Memorie.
291. Restitutie van te veel betaalde kosten
van verzekering tegen ongevallen en invalidi-
teit. Memorie.
292. Uitkeering uit het Werkloosheidssub-
sidiefonds in de overheidsuitgaven, ingevolge
de spaarregeling. f 119,75.
298. Restitutie van te veel betaalde kosten
wegens ziekteverzekering. Memorie.
Hoofdstuk XI.
Handel en nijverheid.
301. Bijdrage van het rijk in de belooning
van den agent der arbeidsbemlddeling. /240.
302. Verhaal van pensioenbijdrage. f 60.
303. Terugontvangst wegens teveel betaal
de subsidie aan werkloozenkassen. Memorie.
Hoofdstuk XII.
Belastingen.
314. Uitkeering van het rijk wegens
hoofdsom der grondbelasting op de gebouwde
eigendommen. f 4870.
315. Uitkeering van het rijk wegens hoofd
som der grondbelasting op de ongebouwde
eigendommen. f 5780.
316. 80 opcenten op de hoofdsom der
grondbelasting op de gebouwde eigendommen.
f 11.100.
317. 20 opcenten op de hoofdsom der
grondbelasting op de ongebouwde eigendom
men. f 2300.
318. Uitkeering van het rijk wegens 20
van de hoofdsom der personeele belasting.
3490.
319. Uitkeering van het rijk wegens hoofd
som der personeele belasting. f 1570.
320. 200 opcenten op de hoofdsom der
personeele belasting. f 38.000.
326. Uitkeering van het rijk wegens 48
opcenten op de hoofdsom der dividend- en
tantiemebelasting. Memorie.
327. 38 opcenten op de hoofdsom der ver-
mogensbelasting. f 2800.
328. 75 opcenten op de hoofdsom der ge-
meentefondsbelasting. f 22.000.
329. Uitkeering uit het gemeentefonds
berekend per aangeslagene in de Gemeente-
fondsbelasting over 1939/1940. 7500.
330. Uitkeering uit het Werkloosheidssub-
sidiefonds berekend per aangeslagene in de
Gemeentefondsbelasting. 1500.
331. Gewetensgelden. Memorie.
332. Belasting op honden. 550.
333. Belasting op tooneelvertooningen en
andere vermakelijkheden. f 1500.
335. Oninbaar geleden belasting, welke
alsnog is geind. Memorie.
336. Opbrengst van het vergunningsrecht,
f 1040.
337. Opbrengst verlofsrecht. f 400.
338. Opbrengst van aanmaningen en
dwangbevelen. f 10.
339. Verhaal van pensioensbijdragen. f 1,60.
Hoofdstuk XIH.
3. Gasbedrijf.
340. Uitkeering van het bedrijf. 22.165,67.
4. Vleeschkeuringsbedrijf.
346. Uitkeering van het bedrijf. f 570.
Hoofdstuk XIV.
Kasvoorzieningen.
350. Teruggave van het rijk. f 100.
351. Teruggave van voorschotten. /1305.
KAPITAALDIENST.
Inkomsten.
Hoofdstuk I.
Vroegere diensten.
356. Batige sloten van den kapitaaldienst.
Nihil.
Hoofdstuk II.
Algemeen beheer.
358. Batig slot overgebracht van hoofd
stuk I. 283,17.
Hoofdstuk V.
V olkshuisvesting.
359. Storting van kasgeld door de vereeni-
ging tot verbetering der volkshuisvesting.
15.000.
Hoofdstuk VI.
Openbare werken.
361. Bijdrage van hoofdstuk VII en XVI
van den kapitaaldienst. 2672.
Hoofdstuk VII.
Eigendommen niet voor den openbaren
dienst bestemd.
364. Batig slot overgebracht van hoofd
stuk I /2985,78.
365. Bijdrage van hoofdstuk VIII 7 van
den kapitaaldienst. f 100.
366. Opbrengst van den verkoop van
gemeente-eigendommen. 3000.
368. Verrekening van verkochte gronden
na kadastrale opmeting. /300.
369. Uitkeering van een gedeelte der vor-
dering uit het faillissement Van Heel en Co.
Memorie.
Hoofdstuk VIH.
Onderwijs, kunsten en wetenschappen
7. Bijzonder gewoon lager onderwijs.
371. Bijdrage van hoofdstuk VIII 7 van
den gewonen dienst. 100.
372. Bijdrage van hoofdstuk VII van den
kapitaaldienst. f 600.
Hoofdstuk Xin.
Bedrijven.
3. Gasbedrijf.
375. Buitengewone aflossing op het door
het bedrijf aan de gemeente verschuldigd
kapitaal. 5050.
Hoofdstuk XV.
Overige inkomsten en uitgaven.
378. Overboeking van den vorigen dienst
van de algemeene reserve. 9500.
Hoofdstuk XVI.
Geldleening.
380. Batig slot overgebr'acht van hoofd
stuk I. 172.
382. Bijdragen van den gewonen dienst
tot dekking van de kosten van sluiting, ver-
vroegde aflossing, en conversie van geldlee-
ningen. f 187,78.
Uitgaven.
Hoofdstuk I.
Vroegere diensten.
357. Nadeelige sloten van den kapitaal
dienst volgens de laatstvastgestelde rekening.
Nihil.
Hoofdstuk V.
Volkshuisvesting.
360. Opneming van kasgeld door de ver-
eeniging tot verbetering van de volkshuisves
ting. f 15.000.
Hoofdstuk VI.
Openbare werken.
362. Nadeelig slot overgebracht van
hoofdstuk I. 446,70.
363. Buitengewone aflossing van geldlee-
ningen ten laste van hoofdstuk VI komende.
f 2672.
Hoofdstuk VII.
Eigendommen, niet voor den openbaren
dienst bestemd.
367. Bijdrage aan hoofdstuk VI en VIII
7 van den kapitaaldienst. f 3100.
370. Terugbetaling van de te veel betaalde
grond na kadastrale opmjeting. f 300.
Hoofdstuk VIII.
Onderwijs, kunsten en wetenschappen.
7. Bijzonder gewoon lager onderwijs.
373. Kosten van stichting, uitbreiding, ver-
bouw of verandering van inrichting van ge
bouwen en van aankoop en inrichting van ter-
reinen voor het onderwijs in lichamelijke
oefening. f 600.
374. Bijdrage aan hoofdstuk VII van^
kapitaaldienst. f 100.
Hoofdstuk XIII.
Bedrijven.
3. Gasbedrijf.
376. Buitengewone aflossingen van geld-
leeningen ten laste van hoofdstuk XIII 3
komende. 5000.
377. Kosten van vervroegde aflossing van
geldleeningen. f 50.
Hoofdstuk XV.
Overige inkomsten en uitgaven.
379. Overboeking naar den volgenden
dienst (het restant van) de algemeene
reserve, f 9500.
Hoofdstuk XVI.
Geldleening.
381. Nadeelig slot overgebracht van
hoofdstuk I. 1010.
381a. Bijdrage aan hoofdstuk VI van den
kapitaaldienst. f 172.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
vast te stellen de volgende
VERORDENING op de heffing van een
wegenbelasting in de gemeente Axel.
Artikel 1.
In deze gemeente wordt, onder den n'aam
van Wegenbelasting, een belasting geheven.
1. wegens gebouwde eigendommen en
daarbij behooremde erven, die belenden aan
of in de onmiddellijke nabijheid gelegen zijn
van openbare land- of waterwegen in de
gemeente, waarvan kosten voor aanleg of
onderhoud, voor hun verlichting of voor afvoer
Van water en vuil ten laste der gemeente
komen;
2 wegens ongebouwde eigendommen, die
aan deze wegen belenden of op deze wegen
uitgang hebben.
Artikel 2.
1. Belastingplichtig is hij, die krachtens
recht van bezit of eenig ander zakelijk recht
het genot heeft van het eigendom.
2. Als genothebben.de wordt aangemerkt
hij, die op 1 Januari van het belastingjaar als
zoodanig in de kadastrale leggers is aange-
wezen, tenzij kan worden aangetoond, dat een
misstelling in die leggers heeft plaats gehad.
Zijn er ten aanzien van eenig eigendom twee
of meer genothebbenden, dan zijn alien hoof-
delijk voor het geheele bedrag van den aan-
slag aansprakelijk, met dien verstande, dat de
betaling door den een de aansprakelijkheid
van den ander of de anderen opheft.
3. Nieuwe gebouwde eigendommen, welke
eerst ma den eersten Januari tot bewoning
of gebruik geschikt worden en ongebouwde
eigendommen, welke eerst na den eersten
Januari in het geval, als bedoeld in artikel 1,
2e komen te verkeeren, zullen voor de belas
ting van het loopend jaar niet in aanmerking
worden genomen.
Artikel 3.
1. De belasting wordt berekend naar
belasttaiare opbrengst van de eigendommen,
aangewezen in de kadastrale leggers.
2. Voor zooveel de belastbare opbrengst
van eigendommen in die leggers niet is aan
gewezen, wordt deze vanwege en op kosten
van de gemeente, in verhouding tot de belast
bare opbrengst van andere gelijksoortige
eigendommen, geschat.
Artikel 4.
1. De belasting bedraagt jaarlijks:
a. 6 van de belastbare opbrengst voor
zoover de perceelen gelegen zijn in het deel
der gemeente, dat gerangschikt is in de 8e
klasse voor de toepassing der wet op de Per
soneele belasting 1896.
b. 4 van de belastbare opbrengst voor
het overig deel.
2. Indien voor gedeelten van een gebouw
de belastbare opbrengst in de kadastrale leg
gers afzonderlijk is aangegeven, wordt de be
lasting over elk zoodanig gedeelte afzonder
lijk berekend.
Artikel 5.
Bij de berekening der belasting worden be-
dragen beneden vijf cent afgerond tot 0 en
boven vijf cent afgerond op 5.
Artikel 6.
Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot
en met 31 December.
Artikel 7.
Geen belasting wordt geheven van eigen
dommen, bedoeld in artikel 25 der Wet op
de Grondbelasting.
Artikel 8.
1. Voor gebouwde eigendommen, die met
hun gebouwde aanhoorigheden gedurende drie
achtereenvolgende maanden in het belasting
jaar ongebruikt en onverhuurd zijn gebleven,
wordt aan hem, die over dat geheele tijdvak is
aangeslagen, door Burgemeester en Wethou
ders evenredige ontheffing van den aanslag
over dit tijdvak verleend.
2. Ter bekoming van ontheffing moet de
belanghebbende binnen een maand na het
einde van bedoeld tijdvak een vdrzoekschrift
indienen.
Artikel 9.
De hvyordering van de belasting geschiedt
door den Gemeente-Ontvanger op het kantoor,
de kantoren of andere plaatsen, daartoe in de
aanslagbiljetten of bij latere kennisgeving aan
te wijzen.
Artikel 10.
1. De kohieren worden ingericht volgens
een door Burgemeester en Wethouders vast te
stellen model. Het oorspronkelijk kohier
wordt door Burgemeester en Wethouders vast-
gesteld jaarlijks voor 1 Mei. Aanslagen,
welke door verzuim of misstelling niet op het
oorspronkelijk kohier zijn geplaatst, worden
op een aanvullingskohier gebracht.
2. De kohieren worden dadelijk, nadat zij
door Burgemeester en Wethouders zijn vast-
gesteld, aan den Gemeente-Ontvanger ter
invordering gezonden.
Artikel 11.
Het model van het aanslagbiljet wordt
vastgesteld door Burgemeester en Wethou
ders. De aanslagbiljetten worden door de
zorg van den Gemeente-Ontvanger zoo spoe-
dig mogelijk uitgereikt. De termijnen van
betaling worden door Burgemeester en Wet
houders vastgesteld en op de aanslagbiljetten
vermeld.
Artikel 12.
1. De belasting is invorderbaar in vier ter
mijnen. De eerste termijn vervalt aan het
einde van de maand, volgende op die, waarin
het aanslagbiljet is uitgereikt, de tweede ter
mijn een maand later en zoo vervolgens.
2. De belasting is dadelijk en in een termijn
invorderbaar, zoodra de aangeslagene in
staat van faillissement is verklaard of op zijn
roerende of onroerende goederen executoriaal
beslag is gelegd.
Artikel 13.
1. De Gemeente-Ontvanger is verplicht,
indien hij daartoe over het aanslagbiljet kan
beschikken, voor elke betaling onmiddellijk
bewijs van kwijting op het aanslagbiljet te
stellen.
2. De afschrijving der betalingen geschiedt
in de navolgende orde:
op de kosten van vervolging;
T op de oudste der openstaande ter-
miji In.
Artikel 14.
Binnen drie maanden na het vervallen van
den laatsten termijn betreffende een kohier
zendt de Gemeente-Ontvanger aan Burge
meester en Wethouders een staat met toe-
lichting van de posten op dat kohier, welke
hij niet heeft kunnen invordere'n.
Burgemeester en Wethouders zenden dezen
staat aan den Gemeenteraad met het voorstel
tot niet-invorderbaar-verklaring van die pos
ten, welke zij daarvoor vatbaar achten. Het
besluit van den Gemeenteraad, waarbij aan
slagen niet-invorderbaar verklaard worden,
ontheft den Gemeente-Ontvanger van verdere
poging tot invordering.
Artikel 15.
Deze verordening wordt voor het eerst
toegepast over het belastingjaar 1939.
De heer FANOY geeft te kennen, dat op
grond van de gegevens waarcver beschikt
wordt, vastgesteld kan worden, dat de belast
bare opbrengst in de kom ongeveer 100.000
zal bedragen en eveneens f 100.000 voor
Sluiskil en de buitenwijken, terwijl van de
kom zal binnenkomen ongeveer 4500 en
Sluiskil en buitenwijken ongeveer 3000, zoo-
dat de opbrengst kan worden gesteld op on
geveer f 8000, bij verlaging der percentages
van 6 op 4 en van 4 op 3
Daarom had spreker gedacht, de percenta
ges, genoemd in de verordening, te brengen
op resp 4 en 3 Dan kornt er van
Sluiskil en buitenwijken ook ongeveer 3000
in, waardoor het bedrag dat gedekt moet
worden, ongeveer bereikt is.
De heer OGGEL: De heer 'Hamelink krijgt
zijn izin.
De heer HAMELINK: Het is geen koopje
geweest vandaag. Hij merkt op, dat de heer
Fanoy er dan ook de falbriek bijrekent.
De heer FANOY steunt hierbij op het
door hem aangehaald arrest van den Hoogen
Raad. Hij wil dit desgewenscht den heer
'Hamelink laten zien.
De heer 't GILDE vraagt, wat de becijferde
opbrengst dezer belasting was.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit door
Burgemeester en Wethouders op de sectiever-
gadering is medegedeeld. Er moest ongeveer
f 7500 gedekt worden, terwijl thans berekend
is, dat ongeveer 7800 gevonden wordt.
De heer 't GILDE meent, dat dit bedrag
lager zal zijn.
De VOORZITTER antrwoordt, dat zulks bij
de cijfers, die door den heer Fanoy genoemd
zijn, absoluut niet lager wordt. Er waren in-
middels al eenige dingen gevonden.
De heer FANOY merkt op, dat de Secreta
ris zooeven gezegd heeft, dat nog f 6000 ge
dekt moest worden.
-Ipte her DE RUIJTER geeft te kennen, dat
h*t percentage nog iets lager zou kunnen zijn,
waar er evenwel eenig risico in zit, zou spre
ker niet verder durven gaan. Indien men de
zekerheid had, dat de fabriek ook belast zou
kunnen worden, zou nog 3000 lager gegaan
kunnen worden. Indien er nog eens iets af
zou gaan was men daarbij nog gedekt.
De VOORZITTER meent eveneens, dat men
niet lager gaan moet dan de heer Fanoy heeft
voorgesteld.
De heer DE RUIJTER wijst er op, dat hij
niet verder durft gaan. Indien men er zeker
van was, dat de fabriek er onder zou vallen,
dan zou men nog iets lager kunnen gaan.
De VOORZITTER zegt, dat de ervaring dit
moet leeren. Men kan dit nooit zeggen voor
de kohieren zijn gemaakt. Hij is van oordeel,
dat de leden uiteraard zich met het voorstel
van den heer Fanoy wel zullen kunnen ver-
eenigen.
De heer FANOY geeft te kennen, dat in
dit percentage nog 25 risico zit. En dit zal
toch wel voldoende zijn.
De heer DE RUIJTER constateert, dat de
begrooting dan volkomen sluitend is. Er is
een dekking van 8000 gevonden, zoodat er
nog f 2000 is voor eventueele tegenvallers, die
bij den post voor onvoorzien van 2500 komen.
De VOORZITTER is van meening, dat de
begrooting op die wijze reeel in elkaar zit.
De heer VAN 't HOFF geeft te kennen, dat,
indien het voorstel van den heer Fanoy wordt
aangenomen, hij zijn voorstel, om den post
voor onvoorzien met f 500 te verminderen,
intrekt.
De heer P. J. VAN BENDEGEM moet zich
daar tegen verklaren. Hij merkt op, een voor
stel te hebben gedaan tot het invoeren van een
belasting op het ophalen van haardasch en
vuilnis, dat ook gesteund is, terwijl hij verder
verschillende bezuinigingen heeft voorgesteld.
De heer DE RUIJTER vindt dit een onge-
motiveerde stelling. Welke voorstellen heeft
de heer P. J. van Bendegem gedaan? Van alle
zijden zijn voorstellen gedaan. Niemand zal
het wethouder Van Bendegem persoonlijk kwa-
lijk nemen, indien hij meent voorstellen in het
belang der gemeente te moeten doen. Doch de
heer Van Bendegem is als verantwoordelijk
wethouder verplicht, dekking te zoeken voor
hetgeen gevoteerd is. Indien dit op andere
wijze mogelijk is en uitvoerbaar, zou spreker
daar ook voor te vinden zijn. Doch het voor
stel van den heer P. J. van Bendegem zou op-
•gebracht hebben f 1000, en indien zijn overige
voorstellen aangenomen zouden zijn, zou hoog-
stens f 2000 zijn gevonden en dan was de be
grooting niet gedekt geweest.
Nu kan men persoonlijk tegen een voorstel
zijn, doch het moet toch niet voorkomen, dat
de begrooting dan niet sluitend zou gemaakt
kunnen worden. Dat acht spreker een zeer
verkeerde stelling. Spreker zal alsnog graag
ingelicht worden over de wijze, waarop wet
houder Van Bendegem het tekort zou willen
wegwerken.
De heer FANOY wil, naar aanleiding v'an
de verklaringen van den heer Van Bendegem,
alleen opmerken, dat, indien deze in staat is
een plan aan te geven waarbij 6000 gedekt
kan worden, spreker daar ook voor zou zijn
en er ook v6or gestemd zou hebben. Dit is
ook het doel van sprekers voorstel om 4 en
3 te heffen. Men moet nu eenmaal conse-
quenties aanvaarden voor de gelden, die ge
voteerd zijn, of men moet ze dekken. Men
moet er zich bij neerleggen, dat er dekking
gegeven wordt voor de f 6000, die nog tekort
komen, of, indien men meent, dat dit niet noo-
dig is, een andere wijze aanwijzen waarop de
begrooting sluitend kan gemaakt worden. Er
is geen andere keus. Men moet thans of voor
sprekers voorstel stemmen, of op andere wijze
dekking aanwijzen.
De heer P. J. VAN BENDEGEM heeft aan-
teekening gehouden van zijn voorstellen. Hij
heeft aan bezuinigingen f 3700 voorgesteld...
De VOORZITTER: Maar daar bent u er
niet mee. U moet opbouwend werk leveren.
De heer P. J. VAN BENDEGEM vervolgt,
dat hij getracht heeft zijn voorstellen aange
nomen te krijgen; indien dit niet gebeurd is,
is ook de rest niet voor zijn rekening, maar
voor rekening van hen, die zijn voorstellen
afgestemd hebben. Er is gezegd, dat de cijfers,
die spreker genoemd heeft als opbrengst der
belasting op haard'asch en vuilnis, fictief
waren, doch spreker is er van overtuigd, dat
er gebruik van gemaakt zou worden. Dan
moeten de heeren, die dit niet vinden, zelf den
weg aanwijzen.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
P. J. van Bendegem moet helpen regeeren.
De heer P. J. VAN BENDEGEM antwoordt,
dat hij dit getracht heeft te doen, doch de
heeren hebben niet gewild, dat zijn voorstel
len aangenomen werden.
De heer C. VAN BENDEGEM moet een
kleinigheid opmerken, en wel, dat, indien
sprekers fractie op hetzelfde standpunt stond,
dat n.l. de verantwoordelijkheid was voor de-
genen, die de besluiten namen, het er heel
anders uit zou zien. Ook de heer Hamelink
wenschte een dekking op een andere wijze.
Men moet reeel zijn, men zit er nu eenmaal
voor..
De heer HAMELINK heeft met belangstel-
ling gehoord, dat de heer P. J. van Bendegem
zeide f 3700 aan bezuinigingen te hebben voor-,
gesteld, terwijl even later gezegd werd, dat
er f 7000 te kort was. In elk geval zou er
dus f 7000 a 7500 moeten gevonden worden.
Spreker stemt ook met een bloedend hart
voor de wegenbelasting; het spijt hem ook,
dat zijn voorstel, voor het invoeren van een
zakelijke bedrijfsbelasting, niet overgenomen
is. De wegenbelasting moet in dit geval die-
nen voor de gelden, die gevoteerd zijn. De
heer P. J. van Bendegem kan wenschen, dat
de uitgaven lager zouden zijn, doch de meer-
derheid van den raad heeft anders beslist.
De inkomsten mogen nu niet gevonden zijn
op de wijze, zooals de heer P. J. van Bende
gem dit zich voorgesteld heeft, het is nu een
maal niet anders. Vodr men hier vandaan
gaat, moet de begrooting sluitend zijn.
De heer P. J. VAN BENDEGEM merkt op,
dat de heer Hamelink hem verkeerd begrijpt,
of verkeerd wil begrijpen. Spreker heeft voor
gesteld 3700 bezuinigingen, plus een belas
ting op haardasch en vuilnis, waardoor men
gedekt zou zijn.
De heer HAMELINK merkt op, dat de heer
P. J. van Bendegem dit toch nooit bepleit
heeft.
De heer C. VAN BENDEGEM meent, dat
er aan deze houding nog een andere conse-
quentie vast zit. Eigenijk is het zo<5, dat de
heer Van Bendegem zegt te willen regeeren,
doch de anderen niet wilden.
De heer P. J. VAN BENDEGEM verklaart
tegen de invoering van een wegenbelasting te
zijn en daarom kan hij zich, gezien mede het
geen hij voorgesteld heeft, met de begrooting
niet vereenigen.
De heer HAMELINK: Mijn plicht is geen
andere dan de uwe!
De VOORZITTER moet vaststellen, dat wet
houder niet bereid is, mede te werken aan het
verkrijgen van een sluitende begrooting.
De heer 't GILDE gaat niet accoord met
het voorstel van den heer Fanoy. Zoo goed
als de meerderheid het recht heeft te trach-
ten af te komen van een zakelijke bedrijfs
belasting, zoo goed heeft ook de heer Van
Bendegem het recht om zijn voorstellen te
doen.
De VOORZITTER geeft den heer 't Gilde
gelijk, maar men staat er voor, een sluitende
begrooting te verkrijgen.
De heer P. J. VAN BENDEGEM stelt voor,
in te voeren een belasting op het ophalen van
haardasch en vuilnis.
De heer FANOY merkt op, dat dit afge
stemd wordt.
De heer 't GILDE meent, dat de heer P. J.
van Bendegem toch dit voorstel kan doen.
De. VOORZITTER stelt aan de orde het
voorstel van de meerderheid van Burgemees
ter en Wethouders tot het invoeren van een
wegenbelasting, met de gewijzigde percenta
ges, zooals door den heer Fanoy voorgesteld.
Dit wordt aangenomen met 11 tegen 2 stem-
men.
Voor stemmen de heeren Hamelink, Van
't Hoff, De Jonge, Oggel, De Ruijter, Seghers,
C. van Bendegem, Van de Bilt, Dieleman,
Esselbrugge en Fanoy; tegen stemmen de
heeren P. J. van Bendegem en 't Gilde.
Alsnu wordt overgegaan tot de artikels-
gewijze behandeling der verordening.
De heer FANOY heeft, naar aanleiding van
diverse artikelen, een opmerking te maken.
In artikel 27 wordt verwezen naar artikel
25 der wet op de grondbelasting. Daar staat
onder a., dat zijn vrijgesteld ,,de eigendommen
,,van den Staat en van provincien, gemeenten,
.polders of waterschappen, uitsluitend gebe-
,zigd voor den publieken dienst." Nu doet
zich de moeilijkheid voor, dat in de gemeente
bouwterrein ligt, dat niet uitsluitend voor den
publieken dienst bestemd is. In verband hier-
mede, stelt spreker voor aan dit artikel toe
te voegen: ,,noch eigendommen der gemeente,
,,die niet uitsluitend voor den publieken dienst
,,gebezigd worden."
De VOORZITTER vindt het inderdaad beter,
dat dit er in staat.
Met algemeene ^temmen wordt besloten,
deze toevoeging aan te brengen.
De heer FANOY merkt op, d'at hij heele-
maal niet snapt, waarom dit aldus geredigeerd
is. Hij stelt voor, dit artikel te lezen: ,,De
.invordering van de belasting geschiedt ten
kan tore van en door den gemeente-ontvanger
,,of „per giro".
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.