Ter Neuzensche Courant Binnenland Buiteniarid Gemeenteraad van Axel. Maandag 9 Jan. 1939. No. 9860. TWEEDE BLAD VAN DE UITGIFTE VAN GROND TE AMSTERDAM. De Gemeen,teraad van Amsterdam zal Woensdag in spoedvergadering bijeenkomen ter behandeling van de beschuldigingen tegen een wethouder en een raadslid inzake de uit- gifte van erfpachtsgronden. De sociaal-democratische fractie van den Amsterdamsc'hen gemeenteraad kwam Vrij- dagavond in voltallige vergadering bijeen met het dagelijksch bestuur van de federatie Am sterdam van de S.D.A.P De vergadering bad met groote voldoening kennis genomen van de krachtige en afdoende tegenspraak door wethouder De M. op de be- schuldiging jegens hem geuit en van de door hem ingediende aanklacht. Voorts beeindigde de fractie de behandeling van de bezwaren, door De M. in haar verga dering van 14 November 1938 tegen Z. G. mondeling te berde gebracht. EJvenals de tegenspraak door De M., werden de door G. afgelegde verklaringen eenstem- mig en onvoorwaardelijk aanvaard. Aan de stemming over deze uitspraak der fractie namen De M. en G. geen deel. Enkele raadsleden hebben over de kwestie vragen tot B. en W. gericht. LIEVER GEBROKEN JADE, DAN EEN HEELE AARDEN POT. Jade is de kostbaarste Chineesohe edelsteen en een oud Chineesch spreekwoord zegt, dat het beter is, met een getoroken jaden schaal, dan met een heelen aarden pot te worden ver- geleiken. Deize zin loopt als een roode draad door het manifest, dat maarschalk Tsjang Kai Sjeik onlangs tot de Ohineesche natie gericht heeft en juist met deze woorden besluit. Hij spoort de natie aan, den vijand ook verder tegenistand te bieden en stelt het Chineesche volk de eindoverwinning in het vooruitzicht. Bijna een jaar heeft het Japansche leger noodig gehad om, al strijdend, ■van Nanking naar Hankau op te rukiken. De hoop der Japanners, het central© leger te kunnen ver- slaan, is niet in venvulling geigaan. De Ohi- neezen konden Hankau juist op tijd ontrui- men en de Japanners staan nu evenals na d^n val van Nanking voor de vraag: „Wat nu Japan heeft het antwoord op deze vraag reeds gegeven: het is besloten den oorlog tot de vernietiging van den maarschalk en zijn leger voort te zetten. Maar ook Tsjang Kai Sjeik heeft in zijn manifest iedere gedachte aan een voor de Japanners gunstigen vrede van zich afgeworpen; hij wil verder strijden tot de overwinning van de Chineesche wapens! In 1938 hebben wij, aldus venklaarde de maarschalk, tijd genoeg gehad om onze ach- teriwaartsc'he verbindingen in staat van ver- dediging te brengen, een nieuwe wapenin- dustrie te stichten en alle voor het verder voeren van den oorlog belangrijke dingen in alle rust uit het oorlogsgebied terug te trek- ken. De terugtocht van 'Hankau dus in het kader van het geheele veldtochtplan gezien geen nederlaag. Want het wezen van dezen oorlog zou de strategische gedachte van den verlengden tegenstand zijn, die op de volgende principes is gebaseerd: tijdwinst ongeacht den materieelen prijs, behoud van de vrijheid van handelen om den tegenstander het laatste slagveld voor te schrijven. iHet is duidelijk, dat in het kader van deze strategie het verlies van een of andere stad al even weinig een rol speelt als de herotve- rinig van een of ander door de Japanners be- zet gebied van China. Het manifest besluit met de woorden: Li ever willen wij als een gebroken jaden schaal de geschiedenis ingaan, dan als een heelen aarden pot blijven bestaan. De vemie- tigingspolitiek, de regelmatige vemieling van alle voor den vijand belangrijke dingen wordt voortgezet, Chineesche tegenaanvallen hebben den terugtocht naar Tsjoengking gedeikt en Japan is ged'wongen opnieuiw een veldtocht te beginnen, die men het volk zeer gaame zou hebben bespaard. FRANKRIJK DE VIJAND VAN ITALIE. Op den vierden verjaardag van de onder- teekcning der overeenkomst tussohen Laval en Mussolini wijdt het periodiek ,,Relazioni Intemazionali" een beschouwinig aan de Ita- liaansch-Fransche betreikkingen in de laatste vier jaar. Het blad legt er den nadruk op, dat Frankrijk ,,de vijand van het Italiaansche volk" is. Het blad bespeekt het accoord en somt der- tien punten op, waarop Frankrijk een politick geivoerd heeft, die in strijd was met de over eenkomst. Nu ook de Italiaansch-BTitsche betrekkin- gen geregeld zijn, rust Europa volgens het blad op drie grondpijlers: Italie,Duitschland en Engeland. Uit dezen driehoek is Frankrijk uitgeschakeld en het zal er buiten blijven tot de rekening met Italie vereffend is en totdat aan de rechten, die Italie tegenover Frankrijk in Europa, in de Middellandsche Zee en in Afrika heeft, geheel en al zal zijn voldaan. Frankrijk moet er zich volkomen van be- wust zijn, dat het de natuurlijlke rechten van Italie moet bevredigen en wel op grond van de resultaten van onderhandelingen of door middel van een gewapenden strijd, die ophel- ring en een oplossing tot? stand kan brengen. Frankrijiks geringschatting der Italiaansche macht en van zijn militaire apparaat is een gevaarlijke speculatie, die tot een zware ont- goocheling zou kunnen worden. Italie vreest Frankrijk geenszins, want het Italiaansche volk is niet slechts militair tot den oorlog uit- gerust, maar ook geestelijk voorbereid. Daarover kan evemmin twijfel bestaan als over het feit, dat de spil onmiddellijk in wor king zou treden. In geval van oorlog zou niet slechts een geiwapend blok, maar ook een geestelijk blok aanweizig zijn, dat in staat is iederen tegen stand te hreken. Wnnneer Europa in vrede wil leven, moet een nieuw Frankrijk opstaan, dat zijn conservatieve aanspraken matigt en in de bevrediging en erkenning van buiten- landsche aanspraken rechtvaardiger is, een aan het Europeesche klimaat aangepast Frankrijk. Met het oog op de Europeesche reorga- nisatie heeft Frankrijk alleen over zijn lot te beslissen. Wianneer de moed over de angst triunifeert zal Europa vrede kunnen kennen. Anders zal Europa een nieuwe crisis tage- moet gaan. Vergadering van Dinsdag 29 November 1938, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeester. Tegenwoordig de leden J. M. Oggel, P. J. van Bendegem, C. Hamelink, A. van 't Hoff, P. de Jonge, A. P. de Ruijter, B. Seghers, C. van Bendegem, C. Th. van de Bilt, F. Diele- man, A. P. Esselbrugge, J. Fanoy, A. Th. 't Gilde, en de Secretaris J. L. J. Maris. (5. Vervolg.) De VOORZITER vraagt, of de vergadering het gewenscht acht de Inkomsten die op de begrooting geraamd zijn, post voor post te behandelen. Het hoofd belastingen is, voor wat de onderdeelen betreft, opgesteld aan de hand van de Ramingen van den Inspecteur der Directe Belastingen en wie is beter be voegd, deze raming op te maken dan de In specteur. De overige posten betreffen bijna allemaal dezelfde posten, terwijl tenslotte als sludtpost staat de post „Onvoorziene uit- gaven". De heer FANOY vraagt of de bijdrage in de kosten voor de bevolkingsregisters is bij- geboekt. INKOMSTEN: Hoofdstuk I. Vroegere diensten. 1. Batig slot van den gewonen dienst, vol gens de laatst voorloopig vastgestelde reke ning voo zoover daaraan niet reeds een be- stemming is gegeven. f 1625,48. 2. Achterstallige inkomsten van vorige dienstjaren. Memorie. Hoofdstuk II. Algemeen Beheer. 4. Uitkeering uit het Gemeentefonds inge- volge art. 3 onder b der wet van 15 Juli 1929 (iSt.bl. 388). f 3000. 5. Berekening raming uitkeering art. 3 letter c, Wet Fin. Verb, voor uitkeeringstijd- vakken '38/39. 24.571,58. 6. Verrekening uitkeering uit het Gemeen tefonds ingevolge art. 3 onder c der Wet van 15/7 1929 (St.bl. 388). Memorie. 6a. iSeoretarie-leges en rechten van den Burgerlijken Stand. 1450. De VOORZITTER deelt mede, dat hierbij in behandeling komt een verzoek van de plaatselijike pers, die meent dat de leges te hoog izijn. Dit verzoek is in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld, om te behandelen bij deze begrooting. Burgemees ter en Wethouders do en thans het voorstel, om het verschuldigde bedrag tot de helft terug te brengen. Er stond voor een abon- nement op 1000 schriftelijke inlichtingen f 80, Burgemeester en Wethouders zijn genegen dit bedrag met 50 te reduceeren en te brengen op 40. Nu heeft de heer Vink spreker gisteren opgebeld en medegedeeld, dat dit bedrag voor zijn krant veel te hoog is. Burgemeester en Wethouders willen hem graag een genoegen doen, waarom zij ge negen zijn, een abonnement voor 1000 inlich tingen te brengen op f 25. In verband hiermede dient de legesver- ordening gewijzigd te worden en stellen Burgemeester en Wethouders vioor, de be- dragen onder IHd, van 80 te wijizigen in f 40, het bedrag van 40 voor 500 inlichtingen wordt du® ook te hoog en stellen Burge meester en Wethouders voor, dit te wijzigen in f 30. De heer DE RUIJTER vraagt, of de raming hiermede aanmerkelijik verlaagt. De VOORZITTER antwoordt ontkennend. De heer FANOY vraagt, welk hoofd der verordening bedoeld wordt. De VOORZITTERpost 6a. De heer FANOY spreekt op de verordening. De VOORZITTER verwijst naar de ver ordening, zooals Burgemeester en Wethou ders die thans voorstellen, te wijzigen als volgt: Burgemeester en Wethouders stellen voor, vast te stellen een VERORDIENING op de heffing van op- centen op de Gemeentefondsbelasting in de gemeente Axel. Artikel 1. Er zullen voor het belastingjaar, aan- vangende 1 Mei 1939 en eindigende 30 April 1940, ten behoeve dezer gemeente op de hoofd- som der Gemeentefondsbelasting worden ge- heven vijf en zeventig opcenten. Artikel 2. De opcenten worden op alle aanslagen tot een gelijk getal geheven. Zij worden niet gegeven op de aanslagen van hen, die binnen het Rijik geen vaste woon- plaats hebben. Artikel 3. Deze verordening wordt herzien, zoodra de gemeente voor de heffing der Gemeentefonds belasting in een andere klasse wordt gerang- schikt. Artikel 4. De verordening op de heffing van opcenten op de Gemeentefondsbelasting in de gemeente Axel van 30 November 1937, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 28 Januari 1938, no. 47, wordt met ingang van 1 Mei 1939 ingetrokken. Zij blijft van kracht ten aanzien van be- lastingjaren, welke voor dien datum zijn ge- eindigd. ONTWERP-VERORDENING op de hef fing van een vergoeding voor het verstrekken van inlichtingen of op- gaven uit het bevolkingsregister der gemeente Axel. Artikel 1. Ten behoeve der gemeente zal worden geheven I. Voor het verstrekken van inlichtingen of opgaven uit het bevolkingsregister, niet bestemd voor een wetenschappelijk of phi- lantropisch doel, aan andere openbare dien sten, dan die, genoemd in het tweede lid van artikel 104 van het Besluit Bevolkingsboek- houding (Staatsblad 1936 no. 342), alsmede aan openbare instellingen en openbare be- drijven a. per inlichting of opgaaf 0,05; b. voor een abonnement: voor 100 inlich tingen of opgaven 4; voor 500 inlichtingen of opgaven /15; voor 1000 inlichtingen of opgaven f 25. II. Voor het verstrekken van inlichtingen of opgaven uit het bevolkingsregister, bestemd voor een wetenschappelijk of philantropisch doel: a. per inlichting of opgaaf 0,02% b. voor een abonnement: voor 100 inlich tingen of opgaven 2; voor 500 inlichtingen of opgaven f 8; voor 1000 inlichtingen of op gaven 12. III. Voor het verstrekken van inlichtingen of opgaven uit het bevolkingsregister, niet vallende onder I of II: a. per mondelinge inlichting of opgaaf f 0,20; b. voor een abonnement voor mondelinge inlichtingen of opgaven, geldig gedurende 1 kalenderjaar: voor 25 mondelinge inlichtin gen of opgaven 4; voor 50 mondelinge in lichtingen of opgaven 7,50; voor 100 mon delinge inlichtingen of opgaven /12; c. per schriftelijke inlichting of opgaaf 0,25; d. voor een abonnement voor schriftelijke inlichtingen of opgaven, geldig gedurende 1 kalenderjaar: voor 100 schriftelijke inlich tingen of opgaven f 10; voor 500 schriftelijke inlichtingen of opgaven f 40; voor 1000 schriftelijke inlichtingen of opgaven 75. Artikel 2. Bij het verstrekken van inlichtingen of op gaven, op meer personen betrekking hebbende, wordt voor de toepassing van het in het vorig artikel vermeld tarief gerekend, dat voor ieder persoon afzonderlijk een afzonderlijke inlich ting of opgaaf wordt verstrekt. Artikel 3. De onder III van artikel 1 bedoelde vergoe ding is niet verschuldigd voor het verstrek ken van inlichtingen of opgaven in hun per- soonjijk belang benoodigd door personen, die door een verklaring, afgegeven door den Bur gemeester hunner woon- of verblijfplaats, of op andere wijze, van hun onvermogen doen blijken. Artikel 4. De vergoeding is verschuldigd door hem, die van de in deze verordening omschreven diensten gebruik maakt. Artikel 5. 1. De inning van de vergoeding geschiedt door den Secretaris of een ddor Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar ter secretarie. s 2. De vergoeding moet aan den met de inning belasten ambtenaar worden voldaan bij de aanvraag der inlichtingen of opgaven. Artikel 6. De ambtenaar, die de gelden ontvangt, ver- meldt bij het verstrekken van de schriftelijke inlichtingen of opgaven op het stuk het be drag dier gelden en stelt op het stuk gedag- teekend bewijs van betaling. Kunnen bedrag en kwitantie niet op eenig afgegeven stuk worden gesteld, dan wordt desverlangd een afzonderlijk geteekende kwitantie afgegeven. Artikel 7. 1. De Secretaris of ambtenaar ter secre tarie stort de door hem in het afgeloopen kwartaal ontvangen vergoeding binnen de eerste vijf dagen van de maand April, Juli, October en Januari bij den Gemeente-Ont- vanger, onder overlegging van een gespecifi- ceerden en onderteekenden staat, waarvan het model door Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld. 2. De Gemeente-Ontvanger geeft van elke storting een bewijs nf. Artikel 8. Overigens zijn van toepassing de artikelen 291 tot en met 295 en artikel 300, tweede lid, in verband met artikel 299 der Gemeentewet. Artikel 9. De verordening treedt in werking op den dag volgende op dien, waarop de mededeeling van de Koninklijke goedkeuring door Burge meester en Wethouders zal zijn ontyangen, op welk trjdstip vervallen de thans op het ver strekken van inlichtingen of opgaven uit het bevolkingsregister van toepassing zijnde be- palingen, voorkomende in de verordening op he heffing van leges ter secretarie, vastgesteld den 24 November 1936 en goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 31 December 1936 No. 79, zooals deze verordening thans luidt. De heer ESSELBRUGGE stelt voor, art. IHd, te wijzigen ale volgt: voor 500 schriftelijke inlichtingen 25 voor 1000 schriftelijke inlichtingen f 50. De heer 't GILDE is van meening, dat na de halveering der verschuldigde leges inge volge het voorstel van Burgemeester en Wet houders deze nog aan den hoogen kant zijn. De Voorzitter heeft nu gezegd, dat de plaat- selijke pers van deze inlichtingen gebruik maakt, doch hij vraagt, of het den Voorzitter bekend is, dat de andere bladen dit evenzoo doen. De VOORZITTER: U bedoelt, dat ze de ge- gevens van elkaar overnemen? De heer 't GILDE wijst er op, dat er te Terneuzen 2% ct. per naam gevraagd wordt. De heer OGGEL geeft te kennen dat Burge meester dat genoegen willen doen, om de hef fing te verlagen. De heer 't GILDE meent, dat het geen ge noegen is, doch een speciale regeling voor de plaatselijke pers. De VOORZITTER heeft er geen bezwaar tegen, de verschuldigde leges te brengen op f 25 per 500 inlichtingen. De heer FANOY vraagt of het niet moge- lijk is, uitsluitend ten behoeve van de plaatse lijke pers te restitueeren. De VOORZITTER antwoordt, dat dit niet kan. M!en mag op het stuk van belastingen geen privilege maken. De heer VAN 't HOFF constateert, dat dus voor 1000 inlichtingen f 50 gerekend zal worden. De heer FANOY heeft omtrent de verorde ning zelf een vraag. In artikel 6 is vermeld, dat de ambtenaar, die de gelden ontvangt daarvoor kwitantie geeft. Is het niet moge- lijk, dit te doen door middel van zegels. De VOORZITTER: zwijg me van zegels. De heer FANOY meent, dat dit toch ge- makkelij'k te controleeren is. De VOORZITTER: Worden ze gebruikt? De heer FANCY moet dan vragen of het personeel der secretarie dan de orders, die het krijgt, niet opvolgt. Be VOORZITTER antwoordt, dat er op de afgifte der stukken controle uitgeoefend wordt. Burgemeester en Wethouders zijn er van overtuigd, dat de gegeven orders zooveel mogelijk en zoo goed mogelijk worden uit- gevoerd. De heer FANCY vraagt wat er gebe'urt, indien iemand, die een abonnement vodt 1000 inlichtingen heeft gekregen en daarvoor f 50 betaald heeft, dit abonnement heeft uitgeput. Moet hij dan voor iedere inlichting weer een bedrag betalen overeenkomstig het tarief voor 1 inlichting? Met algemeene stemmen wordt de voorge- stelde verordening aanvaard, behoudens de wijfeiging zools die door den heer Esselbrugge ten aanzien van art. 1, IHd is voorgesteld. Burgemeester en Wethouders stellen voor de VERORDENING op de heffing van precario-rechten wegens het spannen en hebben van draden boven voor den openbaren dienst bestemden ge- meentegrond en voor den openbaren dienst bestemd gemeentewater in de gemeente Axel te wijzigen als volgt: Artikel 1. Er zal in deze gemeente, onder den naam van precario-rechten een belasting worden geheven wegens het spannen en hebben van draden boven den openbaren dienst bestem den gemeentegrond en voor den openbaren dienst bestemd gemeentewater. Artikel 2. Deze belasting is verschuldigd door dengene ten wiens bate of nutte de draden worden of blijven aangebracfit. Artikel 3. Deze belasting bedraagt vijf en twintig cent per strekkende meter of gedeelte daarvan en per jaar. Een gedeelte van een jaar wordt voor een geheel jaar gerekend. Artikel 4. Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Artikel 5. Jaarlijks zullen van gemeentewege de dra den worden opgemeten door een daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen persoon. Artikel 6. Het bewijs van voldoening der belasting moet op eerste vordering aan de door Burge meester en Wethouders met het toezicht belaste personen worden vertoond. Artikel 7. De invordering van deze belasting geschiedt door den Gemeente-Ontvanger. Artikel 8. De belasting is in den loop van het jaar verschuldigd. Van het resultaat der opmeting bedoeld in artikel 5 der verordening wordt vanwege Burgemeester en Wethouders aan de belas- tingschuldigen en aan den Gemeente-Ont vanger schriftelijk kennis gegeven, met mede deeling van het op grond daarvan vastgestelde bedrag der over het betreffende jaar ver schuldigde belasting, alsmede van den verval- datum. De belasting is dadelijk invorderbaar, zoodra de belastingschuldige in staat van faillisse- ment is verklaard of op zijn roerende of on- roerende goederen executoriaal beslag is gelegd. De invordering geschiedt overigens over eenkomstig de bepalingen van de Gemeente wet. Artikel 9. De Gemeente-Ontvanger geeft van de beta- ling onmiddellijk een bewijs van kwijting af aan den belastingschuldige. Artikel 10. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1939 of indien de Koninklijke goed keuring alsdan nog niet is verkregen op den eersten dag der maand volgende op die, waarin die goedkeuring zal zijn verkregen; alsdan vervalt de vorige verordening van den 30 November 1937. De heer FANOY zou omtrent de verorde ning op de precariorechten willen weten, wat bedoeld wordt met de uitdrukking in artikel 2, dat de belasting verschuldigd is door den gene te wiens ,,bate of nutte" de draden worden of blijven aangebracht. De kwestie is naar zijn meening, te wiens behoeve zij aangebracht worden. Bij deze uitdrukking krijgt men twee dingen, die elkaar niet dekken, dat degene te wiens bate de draden zijn aangebracht, be- hoeft niet steeds degene te zijn, te wiens '„nutte" zij aangebracht zijn. Dit kunnen twee verschillende personen zijn. Men zou kunnen lezen ,,op wiens aanvraag", doch dan komt men voor de vraag te staan, wie daartoe bevoegd is. De heer OGGEL vindt de voorgestelde redactie beter. De heer FANOY wijst er op, dat men dan staat voor de vraag, wie er als bevoegd be- schouwid kan worden, een aanvrage voor het spannen van draden in te dienen. De heer OGGEL meent dat men zou kun nen lezen ,,op wiens aanvraag de draden aan gebracht zijn". De heer FANOY geeft te ikennen, dat het bij de huidige redactie twee verschillende be- grippen zijn. B.v. bij de radiodistributie, hoe moet men daar beschouwen de uitdrukking „te wiens nutte". Is dat degene die luistert? Het is wel te zijnen bate, doch niet te zijnen nutte, want nut heeft de betrokken luisteraar er totaal niet van. Met algemeene stemmen wordt besloten, de verordening te wijzigen overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Rechten ingevolge het Vuurwapenreg- lement. Memorie. 8. Rechten ingevolge de woonwagen- en woonschepenwet. Memorie. 9. Terugontvangst kosten telefoon, tele- graaf, enz. Memorie. 31. Restitutio van te veel betaalde kosten van verzekering tegen ongevallen en invalidi- teit. Memorie. 38. Verhaal van premien ingevolge de Ziektewet. Memorie. 40. Uitkeering van ziekengelden en ver goeding van rentezegels ingevolge de Ziekte wet. Memorie. 41. Vergoeding van bedrijven en instellin gen in de kosten van verzekering van gemeen- tegelden tegen benadeeling door plaatselijke ambtenaren en bedienden of door anderen. Memorie. 44. Restitutie van te veel berekende kosten wegens ziekteverzekering. Memorie. 47. Terugontvangst van betaalde grond- lasten. Memorie. 48. Terugontvangst van betaalde dijk- en polderlasten. Memorie. 53. Verhaal van bijdragen voor eigen- en weduwen- en weezenpensioen, ingevolge art. 36 der Pensioenwet 1922 (iSt.bl. 240). f 1534,54. 55. De vergoeding van de bedrijven in de kosten van verzekering, pensionneering enz. van ambtenaren en beambten. Memorie. 59. Ingehouden couponbelasting. 25. Hoofdstuk III. Openbare veiligheid. 68. Vergoeding voor hulpverleening bij brand. Memorie. 69. Verhaal van premien ingevolge de ziektewet. 5. 70. Uitkeering van ziekengelden, ingevolge de Ziektewet en vergoeding van rentezegels. Memorie. 71. Verhaal van pensioenbijdragen. 388. 72. Rechten als bedoeld bij artikel 8 der Bioscoopwet. f 25. 73. Inkomsten ter zake van huisvesting van personeel der Rijkspolitie. f 1500. 74. Restitutie van te veel betaalde kosten van verzekering tegen ongevallen en invali- diteit. Memorie. 75. Opbrengst voor gebruik der schiet- baan. Memorie. 76. Overige inkomsten ter zake van de openbare veiligheid. Memorie. Hoofdstuk IV. Volksgezondheid. 109. Heffing van gelden ingevolge art. 21 der Ziektewet (St.bl. 265, 1928). Memorie. 110. Aandeel in het batig slot van den Keuringsdienst, ingevolge de Vleeschkeurings- wet der gemeente. Memorie. 111. Rechten ingevolge de warenwet. f 500. 112. Inkomsten in verband met de invor dering van rechten ingevolge de Warenwet. 25. 113. Verhaal van premien ingevolge de Ziektewet. f 1. 114. Verhaal van pensioensbijdragen. /4. 122. Aflos van renteloos voorschot ver strekt aan de bad- en zweminrichting. f 100. 123. Opbrengst aanmaningen en dwang- beyeien. /.30. Hoofdstuk V. Volkshuisvesting. 133. Geraamd voor renten en aflossing van voorschotten, verleend in het belang van de verbetering der volkshuisvesting. 10.000. 134. Bijdrage van het rijk, krachtens art. 56, 3e lid der Woningwet. f 5775. Hoofdstuk VI. Openbare werken. 137. Heffing voor het gebruik van open- bare gronden en wateren. f 515. 138. Marktgelden. 100. 139. Heffing voor het gebruik van het gemeente-slachthuis. Memorie. 140. Opbrengst van de vischbank. Memorie. 141. Begrafenisrechten. 400. Burgemeester en Wethouders stellen voor vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing van Be- graaf- en andere rechten, ingevolge de Wet tot vaststelling van bepa lingen, betrekkelijk het begraven van ljken, de begranfplaatsen en de be grafenisrechten. Artikel 1. Tegen betaling van het hierna te vermelden recht wordt, voorzoover de ruimte der be- graafplaatsen zulks toelaat en onverminderd de rechten genoemd in de volgende artikelen, gelegenheid 'gegeven tot het verkrijgen van het uitsluitend recht om lijken in een bepaald graf te doen begraven: voor onbepaalden tijd en voor een graf- ruimte ter lengte van 2 meter en ter breedte van 1 meter 80, voor onbepaalden tijd en voor een graf- ru.imte boven elkander 130, voor onbepaalden tijd en voor twee graf- ruimten naast elkander f 160, Voor iederen vierkanten meter grafruimte meer in gebruik wordt de helft van den kos- tenden prijs der genoemde grafruimte in reke ning gebracht. Gedeelten van een vierkanten meter wor den als een vierkanten meter berekend. Het recht in dit artikel bedoeld, geldt slechts zoolang de begraafplaats niet ge- sloten is verklaard overeenkomstig art. 24 der Wet van 10 April 1869, Stbl. 65. Artikel 2. Aan het uitsluitend recht om lijken in een bepaald graf te doen begraven is verbonden de bevoegdheid, onder inachtneming der door Burgemeester en Wethouders te geven voor- schriften tot het stichten van een grafkelder, waarin de gewenschte lijken boven elkaar kunnen worden begraven, het plaatsen van gedenksteenen, zerken, het aanleggen van graftuinefi en het planten van boomen of andere gewassen, een en ander binnen de af- metingen van het gekochte recht. Artikel 3. Er zal moeten worden betaald voor het be graven van een lijk in een graf van 2 meter lengte en 1 meter breedte op de begraafplaats een som van f 6, Voor die van kinderen beneden twaalf jaar in een grafruimte van 1,75 meter lengte en 0,75 meter breedte wordt de helft van boven- genoemde rechten gevorderd 3, Voor de begraving van een kind beneden het jaar in een grafruimte van 1 meter lengte en een halve meter breedte een vierde ge deelte of f 1,50. Voor een grootere grafruimte wordt, voor iedere kwartvierkanten meter meer, een gelijk deel van bovengenoemde rechten gevorderd. Artikel 4. Voor het opgraven en overbrengen van een lijk naar een ander graf op dezelfde plaats zal 10,moeten worden betaald. Voor het opgraven en overbrengen van een lijk van de eene begraafplaats naar de andere is f 30,verschuldigd. Ingeval het lijk wordt overgebracht naar een graf op een waarvoor hooger begrafenis- recht verschuldigd is. zal tevens het verschil moeten worden bijbetaald. Artikel 5. Het recht is niet verschuldigd voor het begraven van lijken van armen en onver- mogenden, wier erfgenamen tot het betalen der rechten niet in staat worden geacht. Zulks ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Voor onvermogend wordt niet gehouden, zij die lid van of voor zichzelf verzekerd waren bij een begrafenisfonds. Artikel 6. Voor het begraven van een lijk buiten de gewone uren, zijnde van des morgens 7 tot des namiddags 3 uren, wordt boven het gewone recht, een recht van f 10,geheven. Deze bepaling is niet van toepassing op de lijken van Israelieten of van militairen, noch in tijden van besmettelrjke ziekten of epidemieen, noch wanneer de begraving op last van het openbaar gezag geschiedt. Artikel 7. Voor het luiden der klok van het Gemeente- huis, gedurende de begrafenis zal boven het gewone recht, een recht van f 50,geheven worden, voor ieder uur luiden gedeelten van een uur worden voor een geheel uur ge rekend. Artikel 8. Voor het recht tot het plaatsen op een graf binnen de verkregen grafruimte van een zerk, een gedenkteeken of een kruis, wordt boven het gewone recht en onder in achtneming der door Burgemeester en Wethouders te geven voorschriften een recht geheven van j 10, Voor een boom, voor struiken, of andere gewassen en kransen 5, Artikel 9. Voor het inschrijven en overboeken in een daartoe bestemd register van het verkregen uitsluitend recht om lijken in een bepaalde grafruimte te doen begraven zal voor iedere boeking en overschrijving f 3,t betaald worden. Artikel 10. Wanneer een rechthebbende niet behoorlijk zorg draagt of doet dragen voor eenig op een graf geplaatst voorwerp, dan zal dit voorwerp op last van Burgemeester en Wethouders wor den opgeruimd of met den grond gelijk kun nen worden gemaakt. Artikel 11. Het in onderhoud geven van een graf waaronder is te verstaan het sehoonhouden van een grafsteen en het onderhoud van daar- op staande boomen, bloemen en andere beplan- tingen kan alleen geschieden aan de ge meente tegen een jaarlijksche vergoeding van 2,50. Voor monumenten is een bedrag van f 5, verschuldigd ter beoordeeling van Burgemees ter en Wethouders. Deze rechten kunnen over elk tijdvak, doch voor een jaar en ten hoogste voor vijf en twin- tig jaren, bij vooruitbetaling worden voldaan. Wanneer het recht niet tenminste 3 maaii- den voor afloop van den onderhoudstermijn is cpgezegd. wordt dit stilzwijgend weer voor een termijn van een jaar verlengd. O

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1939 | | pagina 5