stel de busdienst op te heffen en aan de be-
trokkea ouders de wettelijke uitkeering te
doen.
'De beer P. J. VAN BENDEGEM is tegen
opheffing van de busdienst. Hij wijst er op,
dat in het begin van deze vergadering is ge
sproken over het gevaar van den weg en de
kinderen moeten juist over dien weg, die naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders
gevaar opievert.
De heer OlG'GEL meent, dat er toch niets
tegen zou zijn, indien de raad /400 van dezen
post af deden de bewoners van Kijkuit zelf
voor een busdienst zorgden.
De heer P. J. VAN BENDEGEM acht dit
onmogelijik.
De VOORZITTER wijst er op, dat er hier
toch iets in zit, wat niet juist is. De heer
P. van Bendegem wou zooeven bezuinigen op
een niet verplicihtem post en thans wil hij ver-
der gaan dan de wet voorschrijft. Hier is nu
een post, waarop bezuinigd kan worden en de
heer P. J. van Bendegem wil deze nu hand-
haven. Doch dan moet de heer P. J. van Ben
degem niet hoog van den toren blaizen dat hij
bezuinigen wil, maar ook in dit geval niet
vender gaan dan de wet voorschrijft. Dat is
het standpunt van de meerderheid van Burge
meester en Wethouders.
De heer 't GILDE vraagt, of Burgemeester
en Wethouders de mind ere uitgaaf in cijfers
kiinnen uitdrukken.
De VOORZITTERNiet precies.
De heer 't GIDDE merkt op, dat, indien er
geen bus zou rijden, toch een vergoeding voor
schoeisel gegeven moet worden. Of er in dit
geval sprake zou zijn van bezuiniging betwij-
fel'd spreker ten zeerste.
De VOORZITTER wijst er op, dat hierom-
trent destijds aan den raad cijfers zijn over-
gelegd. Men kan van spreker niet verlangen
dat hij alle cijfers in zijn hoofd heeft.
De heer DE RUITER geeft te kennen, zoo-
even de vraag gesteld te hdb'ben, hoeveel het
scheelde, indien het een verschil van 100 of
200 zou uitmaken, zou spreker er verder niet
over gerept hebben, doch waar hij ervan over-
tuigd is, dat hier een verschil van /400 tot
500 in zit, meent hij, dat de raad vandaag
op dezen post moet bezuinigen.
De heer FANCY zou nu heel graag van
den heer P. J. van Bendegem een verklaring
hebben, waarom hij tegen deze poging om een
bezuiniging aan te ibrengen, is. Hier is nu een
object, waarvoor volgens de wettelijke ver-
plichtingen 800 betaald zou moeten worden.
Welk motief heeft de heer P. J. van Bende
gem nu, om zich daar tegen te verzetten. Is
het het motief, dat Kijkuit als troetelkind
beschouwd moet worden, dat hem f 400 onver-
plicht doet betaien, die bespaard kunnen wor
den? Spreker zou graag de redenen ver-
nemen, die den heer P. J. van Bendegem de
overtuiging geven, dat deze subsidie nood-
zaJkelijk is.
De heer P. J. VAN BENDEGEM geeft te
kennen, dat indien de kinderen over den Ar-
mendijk moeten komen, dit bij het drukke
verkeer dat er is, niet gaat. En aan de hoofd-
baan ligt er tot zijn spijt geen rijwielpad of
voetpad. Dat is een gevaarlijke weg, er is
in deze vergadering ook over gesproken, dat
er langs dezen weg geen rijwielpad of voet
pad ligt. Er wordt nu wel over gesproken,
dat het 800 zou kunnen schelen, maar dat
is niet zoo.
De heer FANCY merkt op, dat er gezegd
is, dat het f 400 zal schelen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
er hier om g.aiat, bij opheffing der bus de
ouders een vergoeding te geven voor schoei
sel. En indien deze een vergoeding krijgen
van f 20 kan men daarbij stilstaan, dan is
betaald hetgeen wettelijk verplicht was.
De heer FANCY ziet, indien de ouders f 20
krijgen, best kans dezen post te verminderen.
Want, en hierop legt spreker den nadruk, hoe
gaat het met de kinderen die van Schapen-
bout moeten komen? En de kinderen die 3
K.M. en 900 meter van de school verwijderd
wonen. Is het daanvoor niet erg dat ze door
modder moeten baggeren?
De heer P. J. VAN BENDEGEM merkt op,
dat er naar de Sassing een flink rijwielpad
en voetpad ligt.
De heer FANCY vraagt, wat er is, als zij
het kanaal voorbij zijn?
De heer DIED EM AN wijst er op, dat de
kinderen van Schapenbout en Spui altijd door
de modder moeten.
De heer DE JONGE meent, dat zijn stand
punt bekend is. In de meening die hij had,
is hij de vorige weken nog versterkt, toen de
kinderen geregeld door dat slechte weer de
school moesten bezoeken. Indien ze dan niet
per autobus hadden gegaan, zou de school-
artsendienst wel hard noodig geweest zijn
want dan zouden er van de 10 kinderen die de
school in de gemeente bezoeken, geregeld 6
ziek zijn. Voor die paar honderd gulden ver
schil meent spreker, dat men gerust de bus
kan laten rijden. De regeling zooals die thans
is, werkt uitstekend.
De heer 't GIDDE vindt het eigenaardig,
dat dit voorstel gedaan wordt. Er is een
schoolartsendienst ingesteld om te waken voor
een betere gezondheid der kinderen, en de heer
De Jonge zegt terecht, dat als de kinderen
naar de school zouden moeten loopen, zij van
het slechte weer hinder zouden ondervinden.
Bovendien betreft het hier een hoek van de
gemeente die in economisch opzicht veel ach-
teraan komt.
De VOORZITTBRIn welk opzicht
De heer 't GIDDE: In alle opzichten.
De VOORZITTER: Welke?
De heer 't GIDDE: Gas, electriciteit enz.
De VOORZITTER: Eleetrisch licht hebben
ze ultramodern.
De heer 't GIDDE: Toch nog niet lang.
Dan komt er bij dat er sommige kinderen zijn,
die meer dan 6 K. M. van de school af wonen.
De VOORZITTER: Die zijn er niet veel.
De heer HAMEDINK geeft te kennen, dat
het hem werkelijk treft, dat er hier over een
onverplichte uitgarve beraadslaagd wordt, en
dat het juist die mensehen zijn, die als de
meest verwoede bezuinigers bekend staan, die
er gemakkelijk over heen stappen. Spreker
zegt hiermede niet, dat hij aan dit voorstel
tot bezuiniging zal medewerken.
De heer 't Gilde zegt hier, en dat fr.appeert
spreker, dat een schoolartsendienst is ingesteld
om voor de gezondheid van het kind te waken.
Hij zegt dit echter niet uit bezorgdheid voor
de gezondheid der kinderen. Men zou het
kunnen omdraaien. Het frappeert, dat de heer
't Gilde bezorgd is voor de gezondheid van
een klein deel der kinderen, want het voorstel
tot instelling van een schoolartsendienst heeft
de heer 't Gilde niet gesteund. Daaruit blijkt,
dat de gezondheid van alle schoolkinderen den
heer 't Gilde niet zooveel waard is als het
stokpaardje van den heer 't Gilde, dat hij tot
in het helachelijike toe verdedigt.
Spreker zal voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders stemmen. Hij acht
het motief van den heer P. J. van Bendegem
juist, de kinderen wonen heel ver van school.
Indien de bus verdwijnen zou, zou deze be-
treurd worden. Spreker meende echter, een
woord te moeten laten hooren tegen de won-
derlijke wijze waarop voor den busdienst opge-
komen werd. Indien de heer 't Gilde nu nog
voor het voorstel tot instellinig van den school
artsendienst gestemd had, zou het anders
zijn. Echter, die bezuinigen wil, die kan het
hier.
De heer VAN 't HOFF: Je bent er bij.
De heer ESSEDBRUiGGE is van meening,
dat, indien er een voorstel was, om den bus
dienst op te heffen, en deze vandaag werd
ingezouten, er morgen ka'baal op Kijkuit is.
En over 14 dagen rijdt dan de bus weer.
De heer OGGED: Dus u bent bang voor
revolutie
De VOORZITTER meent, dat tot stemming
kan worden overgegaan.
De heer P. J. VAN BENDEGEM wijst er op,
dat de mensehen wel eens veranderen. Doch
er is verschil in. Hoe komt het, dat spreker
in dit opzicht veranderd is? Burgemeester
en Wethouders zijn toen op Kijkuit geweest,
en hebben met de mensehen gesproken en toen
bleek, dat ze er allemaal hard voor waren,
dat de bus bleef rijden.
De VOORZITTER: Dat zegt u wel, doch
de knoop zit daar niet. De schoen wringt op
een andere manier.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt aangenomen met 8 tegen 5 stem-
men.
Voor stemmen de heeren Hamelink, De
Jonge, Oggel, Seghers, C. van Bendegem, P.
J. van Bendegem, Esselibrugge en 't Gilde;
tegen stemmen de heeren Van 't Hoff, De
Ruijter, Van de Bilt, Dieleman en Fanoy.
13. Middelbaar onderwijs.
249. Bijdrage als bedoeld in de kosten van
R.H.B.S. 5000.
De heer VAN DE BIDT wijst op dezen post.
Er is f 5000 voor uitgetrokken. Het spijt
spreker dat er zooiveel betaald moet worden
voor leerlingen waarvan niets terecht komt.
De gemeente botaalt er voor en in het eind
blijkt, dat het grootste aantal der leerlingen
het einde der H.B.S. niet bereiken kan. Van
de 24 tot 25 leerlingen komen er ongeveer 4
aan het eindexamen toe. En dan zegt spreker
dat het mogelijk moest zijn, dit veel te druk-
ken. Het wordt tijd, dat het rijk uit den
sluimer ontwaakt. Spreker zegt dit niet voor
een goeden leerling, die is het best waard, dat
er zooveel voor betaald wordt, doch dat er
voor degenen die het niet waard zijn, geld
betaald moet worden, vindt spreker spijtig. De
jongens -komen op school en na een paar jaar
blijven ze zifcten of gaan van school af.
De VOORZITTER meent, dat de raad daar-
over zijn spijt zou kunnen uitdrukken.
De heer OGGED meent, dat dan een accoord
gemaakt zou moeten worden voor subsidiee-
ring alleen naar gelang van het aantal ge-
slaagde leerlingen.
De heer VAN DE BIDT merkt op, dat per
leerling de kosten f 215 bedragen. Dit onder
wijs kost honderdduizenden en levert totaal
niets op.
250. Kosten van handelsonderwijs. f 300.
251. Kosten van landbouwonderwijs. f 200.
De heer P. J. VAN BENDEGEM geeft te
kennen, dat dit dezelfde posten zijn, waar
spreker steeds tegen geweest is. Hij stelt voor,
deze subsidies te schrapipen.
De VOORZITTBR merkt op, dat dit het
handelsona-erwijs betreft.
De heer OGGEL gelooft niet, dat het eigen-
lijk aanbeveling verdient hierover veel te
spreken. Er is jaarlijks over gesproken en
alle leden zullen overtuigd zijn, -dat w-e deze
posten moeten houden.
Het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt aangenomen met 10 tegen 3
stemmen. v
Voor stemmen de heeren Hamelink, Van
't Hoff, Oggel, De Ruijter, Seghers, C. van
Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, Essel-
brugge en Fanoy; tegen stemmen de heeren
De Jonge, P. J. van Bendegem en 't Gilde.
15. Nijverheidsonderwijs.
252. Subsidie voor scholen voor het lager
nijverheidsonderwijs. f 400.
253. Bijdrage aan de gemeenten in de kos-
sten van het lageir nijverheidsonderwijs.
2000.
16. Onderwijs, kunsten en wetenschappen
niet vallende onder de 1 t/m 15.
254. Uitgaven voor volksfeesten. Memorie.
255. Subsidie aan muziekkorpsen. f 300.
256. Onderhoud van muziektenten en speel-
tuinen. 50.
Hoofdstuk IX.
1. Ondersteuning aan behoeftigen.
263. Jaarwedden. 1500.
264. Kosten overbren-ging, pla-atsing en
verpleging van armlasti-ge krankzinnigen.
6300.
265. Subsidie aan het Algemeen Burger-
lijk Armbestuur. 13.975.
De heer P. J. VAN BENDEGEM geeft te
kennen, dat in dit voorstel opgesloten is een
voorstel van Burgemeester en Wethouders om
het salaris van den penningmeester van het
Burgerlijk Armbestuur te brengen op 300,
vroeger was dit f 150, terwijl nu 300 voorge-
steld wordt. Spreker is daar pertinent tegen,
en zou dit salaris willen laten staan op 150,
en deze post dus verminderen met f 150.
De heer OGGED merkt op, dat het salaris
gebracht is op f 200.
De heer VAN DE BIDT kan het goed bil-
lijken, dat er /200 voor uitgetrokken wordt,
doch is niettemin van meening, dat het lief-
dadigheid moet blijven. Men moet van een
penningmeester van het Burgerlijk Armbe
stuur niet zeggen, dat hij dit en dat doet, doch
dat hij voor het'geen hij doet, een vergoeding,
een kleine vergoeding krijgt. Spreker zou
niet graag zien, dat het een bezoldigd ambte-
naar zou worden, en had daarom ook liever
gezien dat het salaris op 150 bepaald bleef.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burge
meester en Wethouders een en ander onder-
zocht hebben, en dat ook volgens den Voor-
zitter van het Burgerlijk Armbestuur, die er
ook meer van weet, bijzonder veel werk van
hem verlangd wordt. Naar sprekers meening
kan men niet spreken van een salaris voor
dezen functionaris, doch meer van een tege-
moetkoming voor het werk dat door hem ver-
richt wordt. Burgemeester en Wethouders
hebben thans dezen post teruggabracht tot
f 200.
De heer DE RUIJTER geeft te kennen, dat
men deze zaak van twee kanten bekijken kan.
Een ibedrag van f 300 is voor het werk dat er
aan veiibonden is, nog niet bepaald, want de
heer De Feijter heeft veel werk. De heer
Van de Bilt zegt nu wel, dat het liefdewerk
is, doch dit ligt er aan hoe men het bekijkt.
Spreker zal er meer niet van zeggen.
De heer 't GIDDE vindt dat het uilen naar
Athene dragen is, om hiertegen te opponeeren.
Spreker daeht over dezen post evenzoo als de
heeren P. J. van Bendegem en Van de Bilt,
er is ook een strooming, die van meening is,
dat het salaris verhoogd moet worden. De
eene wil het niet, en de andere wel.
De heer HAMEDINK wenscht hierover ook
iets te zeggen. Spreker hoort, dat het werk
van den penningmeester tot tevredenheid
stemt. Men kan nu een begrooting zeer uit-
breiden, doch men kan ook op het standpunt
staan, voor -dit werk niets te geven. De be-
trokkene ontvangt voor het penningmeester-
schap van het Burgerlijk Armbestuur zeer
weinig. Nu spreker ook uit het afdeelings-
verslag leest, dat de tegenwoordige functio
naris zich zeer beijvert, om zijn werk zoo
goed mogelijk te doen, mag uiteraard de raad
voor dat werk oak een behoorlijke waardeering
toonen. En als dat gebeurt met een verhoo-
ging van 50 per jaar vindt spreker deze
waardeering vrij sober.
Men moet het Burgerlijk Armbestuur niet
beschouwen als een n-ood'zakelijk kwaad, doch
als een instrument, dat moet helpen waar het
noodig is. Zoo moet men dit aanvoelen. De
waardeering die Burgemeester en Wethouders
voor het werk van den betrokkene voelen,
hebben zij in het afdeelingsverslag neergelegd,
en de verho-oging van het salaris van den be
trokkene gemotiveerd.
Daarnaast wijst spreker er op, dat hij enkele
jaren geleden er over gesproken heeft om een
stichting voor Maatschappelijk Hulpbetoon in
het leven te roepen. Spreker heeft niet be-
grepen, waarom het college daarop niet inge-
gaan is, gezien het feit, -dat het college tegen-
over dazer materie zeer welwillend staat. En
indien men ziet dat iemand, niet van sprekers
richting zich er over heeft uitgelaten om het
Burgerlijk Armbestuur om te zetten in een
college voor Maatsc-jhappelijk Hulpbejtoon,
zooals dit in veel meer plaatsen voorkomt,
meent hij, dat men daarover toch wel zou kun
nen overleggen.
Hij vraagt het college of het nu zoo ver-
keerd izou zijn, dit vraagstuk te doen bestudee-
ren door een c-ommiis-sie. Spreker meerit, dat
dit toch niet niet zoo'n bezw.aar moet zijn.
De commissie moet niet gehonoreerd worden,
dus naar zijn oortleel kan er geen bezwaai
tegen zijn, ernstig de situatie te bekijken en
een rapport hier-omtrent uit te brengen, nadat
de commissie zich dobr een grondige studie
hiervan op de hoogte heeft gebracht. Men
kan er naar zijn meening nooit bij verliezen,
alleen maar winnen en staat het niet aan, dan
kan er nog van afgestapt worden. Dan weet
in elk geval de raad toch wat een dergelijke
instelling zeggen wil. Spreker beveelt deze
aangelegenheid aan Burgemeester en Wethou
ders aan. Hij is ook bereid een voorstel ter
zaike te doen, om de bestaande vraagstukken
in dit opzicht te bestudeeren.
De VOORZITTER zegt toe, de gedachte
van den heer Hamelink in handen van het
college te zull-en .stellen.
De heer HAMEDINK heeft, indien Burge
meester en Wethouders er zich sym-pathiek
aver uitlaten geen bezwaar, aan den raad een
voorstel te doen. Doch indien het college zou
zeggen, dat het er -niets voor voelt, dan kan
spreker ook daarnaar zijn houding bepalen.
Deze kwestie kan nooit financieele offers van
de gemeente vragen, en spreker hoopt dan
ook, dat het college - er geen bezwaar tegen
hebben zal, deze zaak nader te doen bestudee
ren. Indien het college zich zoo uitlaat is
spreker bereid, deze zaak in handen van Bur
gemeester en Wethouders te stellen.
De VOORZITTBR antwoordt, dat het col
lege op het standpunt staat, dat het niet be
reid is, deze kwestie nader te doen onder-
zoeken. Spreker zal niet botweg zeggen, dat
het college er onsympathiek tegenover staat.
De heer OGGED wil de woorden van den
Voorzitter nader aanvullen. Het college ge-
voelt er weinig voor, gezien den lof, die aan
het Burgerlijk Armbestuur toegezjwaaid
wordt. Er wordt alom gezegd, dat het goed
gaat, indien er nu geklaagd werd, dat het
Burgerlijk Armbestuur slecht zorgde, of te
royaal was, dan was het nog iets anders. Doch
dit is niet het geval, integendeel, men heeft
alien lof voor de wijze waarop de armen be-
handeld worden. En het Burgerlijk Armbe
stuur werkt zoo zuinig mogelijk. Spreker kan
dan ook niet begrij-pen, dat men het idee heeft
om te veranderen.
De heer HAMEDINK merkt op, dat de heer
Oggel een tegenstelling in sprekers houding
meent te moeten constateeren. Hij kan dit
ervenwel niet toegeven, want dat is niet juist.
Spreker heeft indefdaad het Burgerlijk Arm
bestuur in zijn tegenwoordigen vorm lof toe-
geizwaaid, doch een stichting voor Maatschap
pelijk Hulpbetoon kan anders werken, en op
breeder terrein opt'reden. Een dergelijke in
stelling kan dingen doen die men van het
Burgerlijk Armbestuur niet kan verlangen en
waartoe het ook niet bevoegd is. Spreker had
niet verwacht, dat het college deze sugigestie
botweg zou weigeren, en is daarom vo-or-
nemens een voorstel te doen. Hij meent, dat
een instelling voor Maatschappelijk Hulpbe
toon zaken kan afhandelen, waartoe bet Bur
gerlijk Armbestuur in zijn tegenwoordigen
vorm betrekkelijk niet bet recht heeft. Daar
om heeft spreker aan zijn voorstel ook een
woord van hulde aan het Burgerlijk Armbe
stuur doen voorafgaan.
Waar het de gemeente geen cent kost, om
een commissie hierv-oor in te stellen, wat geeft
het dan toch, deze kwestie nader te bestudee
ren. Hij meent dat dit tot nietis anders dan
verheugenis aanleiding kan geven, doch het
college' wil er niet aan. Daat het nu toch zijn
meeninig hieromtrent opschorten tot het in de
gelegenheid is, hieromtrent een gefundeerd
oordeel te vormen, want spreker weet, dat een
zeer klein percentage van den raad van deze
zaak op de hoogte zal zijn, het meerendeel
der raadsleden zal -deze kwestie niet onder de
knie hebben.
De VOORZITTER heeft er geen bezwaar
tegen, dat de raad zich hierover uitspreekt.
Dan kan men oordeelen, hoe die er tegenover
staat.
De heer HAMiEDINK constateert, dat de
Voorzitter er enkel re-eds tegen is om deze
kwestie te onderzoeken. Men is dan nog vol-
komen vrij de conclusies van het rapport al
dan niet te aanvaarden!
De heer OGGED meent, dat wanneer een
zaak goed marcheert, men niet moet streven
die te veranderen. Spreker is er van over
tuigd, dat er bij het Burgerlijk Armbestuur
zoo voordeelig mogelijk gewerkt wordt en dat
de werkwij'ze zoodanig is, dat de betrokkenen
zoo goed mogelijk verzorgd worden.
De heer DIEBEMAN merkt op, dat de heer
Hamelink in zijn verdedigin-g van zijn voorstel
gezegd heeft, dat een instelling voor Maat-
schaippelijk Hulpbetoon op breeder terrein
werkzaam kan zijn dan het Burgerlijk Arm
bestuur. Spreker is van deze zaak heelemaal
niet op de hoogte. De heer Oggel heeft te
kennen gegeven, da-t men niet moet verande
ren, doch waarom zou men dit niet doen, als
men verbeter-en kan? S-preker meent, dat er
velen zijn, die zich vroeger konden redden,
doch dit nu niet meer kunnen, en indien een
dergelijke instelling zich op breeder terrein
kon bewegen, meent spreker dat dit toch
altijd beke-ken kan worden. Spreker meent,
dat Burgemeester en Wethouders niet het
minste bezwaar tegen kunnen hebben, deze
zaak nader te onder-zoeken.
De VOORZITTER vraagt of de leden er mee
accoord gaan, dat deze kwestie wordt ver-
wez-en naar Burgemeester en Wetihouders
voor een nader onderzo-e-k.
De heer HAMEDINK meent nog een kleine
toelichting te moeten geven. De heer Diele
man verklaart zich accoord met een nader
onderzoek, terwijl hij to-egeeft, dat hij van deze
zaak niet op de hoogte is. Een instelling voor
Maatschappelijk Hulpbetoon is niet direct een
Fonds voor Bijzondere nooden, hetgeen
natuuriijik niet w-egneemt, dat het er wel mee
in vertainding kan staan. Er kunnen zich b.v. 1
ook mensehen bij aanmelden, voor ivie de toe-
gang tot het Burgerlijk Armbestuur afgeslo-
ten is. Financieel bezwaar voor de gemeente
zit er aan het voorstel om doze zaak te onder-
zoeken, niet verbonden. Het is niet sprekers
voorstel om, indien men hier afwijzend tegen
over staat, den raad op te schepen met een
voorstel.
De VOORZITTER deelt mede, bereid te
zijn, dit voorstel te overwegen in Burgemees
ter en Wethouders, doch zonder eenige ver-
bintenis.
De heer 'HAMIEDINK: Ook wat het instel-
len eener commissie betreft?
De VOORIZITTlER: Ja.
De heer HAMEDINK kan met zoo'n ge-
ringe toe-zegging geen genoegen n-emen.
De VOORZITTBR deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders op het standpunt
staan, geen toezegging te kunnen doen.
Be heer HAMEDINK vindt dit niet goed.
Dat staat gelij-k met een afwijizing.
De VOORZITTER geeft den heer Hamelink
in overweging een voorstel te doen.
De heer HAMEDINK vraagt of Burgemees
ter en Wethouders kunnen toezeggen, het
resultaat van hun overpeinzing in de volgende
raadsvergadering aan den raad voor te leggen.
De VOORZITTER kan dit niet doen, daar
over veerti-en dagen opnieuw een raadsver
gadering gdhouden moet worden. Er hier
over moet toch ook met het Burgerlijk Arm
bestuur nog overleg plaats vinden.
De heer HAMEDINK merkt op, dat de
Voorzitter nu op de zaa'k vooruit loopt.
De VOORZITTER geeft den heer 'Hamelink
nogmaals in overweging, een voorstel te doen.
De heer HAMEDINK stelt voor, een com
missie te benoemen van 5 personen ulit den
raad, om deze aangelegenheid te onderzoeken.
Dit voorstel wordt gesteund door de heeren
C. van Bendegem, Dieleman en Fanoy.
Het wordt aangenomen met 11 tegen 2
stemmen.
Voor stemmen de heeren Hamelink, Van
't Hoff, De Jonge, De Ruijter, Seghers, C. van
Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, Essel-
brugge, Fanoy en 't Gilde; tegen stemmen de
heeren Oggel en P. J. van Bendegem.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot het verleenen der subsidie, gewijzigd
door Burgemeester en Wethouders voor wat
betreft de belooning' van den penningmeester
van het Burgerlijk Armbestuur, wordt aan
genomen met 9 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren 'Hamelink, Van
't Hoff, De Jonge, Oggel, De Ruijter,- Seghers,
Dieleman, Essel'brugge en Fanoy; tegen stem-
men de heeren P. J. van Bendegem, Van de
Bilt en 't Gilde.
Afwezig de heer C. van Bendegem.
Be heer VAN't HOFF wil omtrent den post
zelf nog een kleinigheid in het midden bren
gen. Het is thans bijna f 14000, die geraamd
wordt voor subsidie aan het Burgerlijk Arm
bestuur. Spreker vertrouwt, dat het Burger
lijk Armbestuur dit bedrag ongeveer noodig
zal hebben, doch het is al eens meer voor-
gekomen, dat in het laatst van het jaar bleek,
dat er te kort kwam.
Be VOORZITTER merkt op, dat dit tekort
dan aangevuld moet worden.
De heer VAIN t HOFF wil, nu de voorzitter
van het Burgerlijk Armbestuur in deze ver
gadering aanwezig is, in overweging geven,
te trachten toe te komen met het toegestane
bedrag. De laatste jaren ziet men voor het
Burgerlijk Armbestuur steeds een verhooging
der subsidie, hetgeen teweeg brengt, dat men
op den dienst .van dat jaar tekort komt op
hetgeen geraamd is. Daarom wil spreker
vragen, dat getracht zal worden met het be
drag dat uitgetrokken is, rond te komen,
want, het is bekend, dat een aanvuliing der
subsidie en een oversichrij'ding der begrooting
sprekers sympathie niet heeft. Het is maar
een vriendeiijke vraag van spreker.
Be heer DE RUIJTER wil op die vriende
iijke vraag ook een vriendelijk antwoord
geven. Spreker wil den wenk van den heer
Van 't Hoff graag in overweging nemen, hoe-
wel hij niets toe kan zeggen. In de eerste
plaats moet spreker er op wij'zen, dat overal
waar gewerkt wordt, fouten gemaakt worden,
doch anldenzijds meent hij te mogen zeggen,
dat er, afgezien van misschien een enkele fout,
door het Armbestuur niet meer uitgegeven
wordt, dan strikt noodizaJkelijk is. Doch wat
moet er gebeuren, indien de stelling van den
heer Van 't Hoff gelhuldigd zou, worden, ter
wijl er in den loop van November of Decem
ber blijkt, dat er dingen zijn, die noodzakelijk
gebeuren moeten en de gelden opgenomen
zijn? Als voorzitter van het Burgerlijk Arm
bestuur, en de verantwoordelijkheid er voor
dragende, kan spreker niet weigeren de be
trokkenen te helpen.
Het Burgerlijk Armbestuur tracht dit
stelt spreker voorop te helpen met de mid-
delen waarover het kan beschikken. Verder
kan spreker niet gaan.
266. Kosten van verzekering, pension-
neering. 140.
268 Kosten van verzekering vah de ge-
meentegelden tegen benadeeling door plaatse-
lijke amibtenaren en bedienden of door ande-
ren f 8,50.
269. Bijdrage voor ondersteuning, verple
ging en behandehng van armlastigen.
Memorie.
270. Uitgaven in verband met de beschik-
baarstelling van goedkoope levensmiddelen.
2660.
271. Bureaubehoeften, in verband met dis
tribute van levensmiddelen. 128.
Hoofdstuk IX.
2. Ondersteuning aan werkloozen.
279. Belooning tijdelijke kracht werkloo-
zenzorg. 300.
280. Bureaubehoeften werkloozenzorg. 250.
281. Kosten werkverschaffing aan werk
loozen door of vanwege de gemeente onder-
nomen. Memorie.
282. Kosten van werkverschaffing door
der den ondernomen. 18.700.
283. Steun aan werkloozen. 12.000.
284. Ontwikkeling en ontspanning van
werkloozen. f 500.
285. Kosten van controle op wenkloozen.
500.
286. Bijdrage voor bijzondere hulp aan
werkloozen. f 915.
287. Steunverleening aan kleine boeren.
f 760.
293. Steunverleening aan kleine tuinders.
140.
294. Kosten terzake van verzekering, pen-
sionneering, enz. van ambtenaren en beamb-
ten. 100.
295. Tegemoetkomimg aan werkloozen bij
het verrichten van arbeid buiten de woon-
plaats voor reisgeld enz. f 500.
296. Uitkeering van ziekengelden, inge-
volge Ziektewet. Memorie.
297. Uitkeering van de spaargelden en van
den bijslag van de gemeente ingevolge de
spaarregeling voor de extra B-steun. f 250.
Hoofdstuk X.
Dandbouw.
299. Subsidie ten behoeve van de veeteelt.
50.
300. Premier en andere kosten van mark-
ten. f 80.
Hoofdstuk XI.
Handel en Nijverheid.
304. tSubsidien voor openbare middelen van
vervoer. f 100.
De heer De RUIJTER vraagt of de kwestie
van de autobusdienst Axel—^Hulst al opg»~-
lost is.
De VOORZITTER antwoordt, dat tot 1
Januari a.s. een bepaalde regeling getroffen
is. Na 1 Januari 1939 is thans geraamd f 100.
Burgemeesiter en Wethouders zullen eens af-
zien hoe het afloopt.
De heer P. J. VAN BENDEGEM verklaart
zich tegen deze subsidie.
De heer DE RUIJTER: Op welke gronden
De heer P. J. VAN BENDEGEM wijst er
op, reeds dikwijls gezegd te hebben, dat door
dezen dienst geen mensehen vervoerd worden.
Spreker kan er geen belang voor Axel in zien'
Er wordt te weinig gebruik van gemaalct.
Daarom acht hij deze subsidie niet verant-
woord.
De heer DE RUIJTER vraagt, hoe de
andere" leden van het college er over denken.
De VOORZITTER deelt mede, dat geble-
ken is, dat deze busdienst een belang is voor
den plaatselijken middenstand, en dat zich
het bezorgen van pakjes en zoo meer door
dezen dienst op Axel concentreert, hetgeen
indien deze dienst er niet was, naar een andere
gemeente zou gaan. De meening is in dezen
raad uitgesproken, da\t die f 106 werkelijk
niet te veel gevraagd is. Van de zijde van
den busdienst is gevraagd het bedrag der
subsidie te verdubbelen. Er is hieromtrent een
conferentie gehouden, waarbij ook de Insp-ee-
teur voor het Verkeer tegenwoordig was.
Spreker heeft hierop bij voonbaat gezegd, dat
Burgemeester en Wethouders daartoe niet ge-
negen zijn.
De heer t GILDE: Dus toch een bus!
De VOORZITTER: Maar toch niet naar
Kijlkuit!
De heer 't GILDE wenscht geacht te wor
den, tegen dezen post te hebben gestemd'.
De heer DE JONGE wil ook geacht worden,
tegen gestemd te helbben.
305. Subsidie aan Werkloozenkassen. f 7500.
306. Kosten van de Dis'trictsarbeidsbeurs
en van de Arbeidsbeimiddeling. f 600.
De heer C. VAN BENDEGEM wil het niet
heblben over den post als zoodanig. Wel wil
hij Burgemeester en Wethouders vragen,
pogingen in het werk te stellen om mensehen
uit de gemeente bij een grooten werkgever te
werk te stellen.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burge
meester en Wethouders in die richting werk
zaam zijn. Met een grooten werkgever heb
ben zij hieromtrent in de laatste 2 a 3 weken
geconfereerd.
307. Bijdrage aan andere gemeenten in deze
kosten. 60.
308. Kosten ter zake van verzekering, pen-
sionneering, enz. van ambtenaren en beamb-
ten. 90.
309. Subsidie en andere kosten ter bevor-
dering van Vreemdelingenverkeer. f 100.
310. Bijdrage ten behoeve van borgstel-
lingsfondsen voor den Middenstand. /195
311. Bureaubehoeften voor den Agent der
Adbeidgbemiddellng. f 75.
312. Kosten van telefoonagentschap ar-
beidsbemiddeling. f 75.
313. Uitkeering wachtigeld agent arbeide-
foemiddeling. f 537.
Hoofd'stuk XII.
Belastingen.
321. Kosten van toezicht op de invordermg
van plaatselijke belastingen. 30.
322. Teruggave van belastingen. 30.
323. Belooning der schatters en hersohait-
ters van de huurwaarde der localiteiten waar
voor vergunninig voor den verkoop van s'terken
drank in het klein is verleend. f 10.
324. Kosten ter zake van verzekering, pen-
sionneering enz. van ambtenaren en beamb-
ten. f3.
325. A an deel vain het rijk in Hotelvergun-
nings- en Verlofsrecht. f 200.
334. Restitutie van het rijk van te veel
genoten hoofdsom en opcen'ten op Directe be
lastingen. Memorie.
Hoofdstuk XIII.
3. Gasbedrijf.
341. Kosten van verzekering, pensionnee-
rin'g, enz. van ambtenaren. 2334,74.
342. Rente van geldleeningen. 9705,93.
343. Aflossing van geldleeningen. f 10125.
344. Uitkeeringen aan het bedrijf wegens
andere grondslaigen. Memorie.
345. Rente wegens door het bedrijf tijdelijk
gestorte gelden. f 200.
4. Vleeschkeuringsibedrijf.
347. Kosten van verzekering, pensionnee-
r'ing enz. van ambtenaren. 570.
348. Uitkeering aan het bedrijf wegens
andere grondslagen. Memorie.
349. Uitkeering aan de kring-gemeenten
wegens aandeel in de winst. Memorie.
Hoofdstuk XIV.
Kasvoorzieningen.
352. Voorschotten ten behoeve van het
rijk. f 100.
353. Voorschotten aan amibtenaren, ten-
einde daaruit voorloopig kleine betalingen ten
behoeve der gemeente te doen. 1305.
Hoofdstuk XVI.
Onvoorzien uitgaven.
354. Onvoorziene uitgaven. 2781,19.
De heer VAN 't HOFF geeft te kennen,
in de afdeelingsvergadering gevraagd te heb
ben, dezen post te verminderen met /1000,
doch Burgemeester en Wethouders willen er
niet aan. Spreker heeft gedacht of hij niet
een poging kon wagen om dezen post met
500 te verminderen. Men heeft al meer be-
grootingem meegemaakt, waar deze post zeker
niet hooger was, doch wel lager, om de uit
gaven te dekken uit de posten die er voor
staan. Men kent het s'tandpunt van spreker,
dat men zoo min mogelijk de geraamde posten
moet wijzigen. Spreker wil hierop thans be
zuinigen een bedrag van 500, en deze post
met dit bedrag verminderen. Men is thans
aan het einde der uitgaven.
De VOORZITTEJR: Dus de laatste ikans!
In groote trekken is spreker het met den
heer Van't Hoff eens. Doch men komt straks
ook aan de inkomsten toe en dan moet er toch
ook een behoorlijke sluitpost zijn. Een bedrag
voor onvoorzien voor deze begrooting is vrij-
wel noodig. De heer Van 't Hoff heeft gelijk
als hij probeert om er af te krijgen, doch spre
ker kan daarin niet met hem meegaan.
De heer DE RUIJTER wijst er op, dat er
thans een 800 uit de begrooting gehaald is,
waardoor deze post thans gestegen is tot
f 3500 a f 3600. De raad kan straks in over
weging nemen, hoe hoog de belastingen ge-
heven worden en dan komt deze post auto-
matisch tooh ;aan de orde.
355. Bijdrage aan hoofdstuk XVI van den
Kapitaaldienst. f 187,78.
De heer HAMELINK zag gaarne dat hem
duidelijk gemaakt werd, op welke wijze en
welk igedeelte van het nadeelig s,aldo wordt
weggewerkt.
De VOORZITTER antwoordt, dat middels
dezen post het nadeelig saldo van den kapi
taaldienst weggewerkt wordt.
De heer HAMEDINK vraagt, welk gedeelte
thans weggewerkt wordt.
Be SECRETARIS deelt mede, dat dit het
heele nadeelig saldo van den dienst 1937 is.
(Wordt vervolgd.
O