3. De presentielijst wordt aan het einde
der vergadering gesloten en door den Voor
zitter onderteekend'.
Artikel 5.
Indien een half uur na het bij openbare
kennisgeving bepaalde uur het Vereischte
getal leden niet is verschenen, wordt gehan-
deld als in art. 54 der gemeentewet en in dit
reglement is bepaald.
Artikel 6.
1. De orde der plaatsneming zal naar
ouderdom worden bepaald, met dien verstande,
dat ter rechterzijde van den Voorzitter eerst
de oudste in jaren en daarna de jongste Wet-
houder zai plaats nemen; voorts de raads-
ieden, fractiesgewijs en naar ouderdom, be-
ginnende met den oudste en eindigende met
den jongste.
2. De Secretaris zal aan de linkerzijde van
den Voorzitter plaats nemen.
Artikel 7.
1. Het onderzoek der geloofsbrieven van
nieuw-inkomeijde leden heeft plaats in de
eerste vergadering, nadat deze geloofsbrieven
zrjn ingekomen en alvorens tot andere werk-
zaamheden wordt overgegaan.
2. De Voorzitter benoemt te dien einde
uit de vergadering een commissie van drie
leden, om rapport over de ingekomen geloofs
brieven uit te brengen, tenzij de Raad de
benoeming aan zich wenscht te houden.
3. Deze commissie neemt de geloofsbrieven
en alle andere naar aanleiiding van de ver
kiezing ingekomen of daarop betrekking
hebbende stukken van den Voorzitter over,
benoemt uit haar midden een rapporteur en
vangt onverwijld met het onderzoek aan.
4. De vergadering wordt innjiddels ge-
schorst. Na heropening der vergadering
brengt de commissie bij monde van haar rap
porteur verslag uit, met toevoeging daaraan
van bepaalde conclusion of voorstellen.
5. Zijn in den boezem der commissie be-
zwaren gerezen tegen een geloofsbrief of de
verkiezing zelve, dan wordt daarvan in het
verslag melding gemaakt.
6. De Voorzitter geeft den Raad gelegen-
heid tot bespreking van den geloofsbrief of
de verkiezing zelve en brengt daarna, tenzij
wegens onvolledigheid der stukken tot ver-
daging der beslissing wordt besloten, in stem
ming het voorstel of de conclusie der commis
sie. benevens de krachtens dit reglement in-
gediende voorstellen.
Artikel 8.
De Voorzitter onderwerpt, zonder vooraf-
gaande voorlezing, aan de goedkeuring van
den Raad, de notulen van het verhandelde in
de vorige openbare vergadering, welke notulen
tenzij zulks in bijzondere gevallen onmoge-
lijk is tenminste tweemaal 24 uren tevoren
aan de leden in druk worden toegezonden. De
drukproeven worden aan de Raadsleden thuis
gezonden.
Artikel 9.
De notulen moeten behelzen:
le. de namen der afwezig en tegenwoor-
dig geweest zijnde leden, met afzonderlijke
vermelding van de leden, die na de opening
ter vergadering gekomen of v6<5r de sluiting
vertrokken zijn;
- 2e. een beknopte opgaaf der medegedeelde
stukken en mondeiinge mededeelingen;
3e. den zakelijken inhoud van het gespro-
kene en de namen der leden, die het woord
voerden of voorstellen aan de vergadering
deden;
4e. den woordelijken tekst der genomen
besluiten;
5e. een opsomming der plaats gehad heb
bende stemmingen, met vermelding van de
namen der leden, die bij stemmingen zich
voor of tegen een voorstel verklaarden.
Artikel 10.
1. zyn de notulen goedgekeurd, dan wor
den zjj door den Burgemeester en den Secre
taris onderteekend.
2. Worden de notulen afgestemd, dan
zorgen Burgemeester en Wethouders, inge-
volge artikel 209, onder a, der gemeentewet,
voor de overlegging van andere notulen, zoo-
veel noodig met inachtneming van 's Raads
bedenkingen.
Artikel 11.
1. De notulen van de vergaderingen met
gesloten deuren worden in een afzonderlijk,
genummerd en door den Burgemeester op
iedere bladzijde gewaarmerkt, register inge-
schreven.
2. Deze notulen worden mede behandeld
in een besloten vergadering.
Artikel 12.
leder lid, dat tot het nemen van eenig
besluit niet heeft medegewerkt, kan verlan-
gen, dat daarvan in de notulen aanteekening
wordt gedaan.
Artikel 13.
1. Ieder lid vraagt, om het woord te
voeren, in staande houding verlof van den
Voorzitter, die dat verlof verleent naar de
orde, waarin het gevraagd is, behoudens de
bevoegdheid van den Voorzitter om het woord
te voeren, zoo dikwijls hem dat geraden voor-
koimt.
2. Ieder lid, die verlof krijgt om het woord
te voeren zal dit staande tot den Voorzitter
moeten richten.
3. Die orde kan echter worden verbroken,
wanneer het woord wordt gevraagd voor een
persoonlijk felt, tot het voorstellen van een
motie van orde, het doen van een voorstel tot
sluiting der beraadslagingen of het vragen
van inlichting over een voorstel v66r de stem
ming daarover.
Artikel 14.
1. Indien een spreker zich beleedigende.
uitdrukkingen, tegenover wien ook, veroor-
looft, wordt hij door den Voorzitter tot de orde
geroepen.
2. Ingeval de spreker dan nog voortgaat
zich beleedigende uitdrukkingen te veroor-
loven, ontneemt de Voorzitter hem het woord.
Artikel 15.
1. Indien een spreker geheel afwijkt van
het onderwerp, dat in beraadslaging is, wordt
hem dit door den Voorzitter onder het oog
gebracht en wordt hij tot de orde geroepen.
2. Indien de spreker dan nog voortgaat
zich een afwijking te veroorloven, kan de
Voorzitter hem over het in behandeling zijnde
voorstel, gedurende de geheele vergadering,
het woord ontnemen, behoudens beroep op de
vergadering.
Artikel 16.
1. Behalve de Voorzitter voert niemand,
tenzij de vergadering daartoe verlof verleent,
meer dan twee malen over hetzelfde onder
werp het woord.
2. Deze bepaling is niet van toepassing
op de Wethouders, voor zooveel betreft de
meer in het bijzonder door hen behandelde
zaken, op rapporteurs, of op hen, die eenig
voorstel gedaan hebben of eenig amendement
op een voorstel hebben ingediend.
Artikel 17.
1. Oordeelt de Voorzitter, dat een zaak
genoegzaam is toegelicht, dan stelt hij slui
ting der beraadslagingen voor.
2. Het voorstel tot sluiting der beraad
slagingen kan ook uitgaan van een der leden.
Dit voorstel moet, om in behandeling te kun-
nen worden genomen, door tenminste twee
leden worden ondersteund.
Artikel 18.
1. Nadat de beraadslaging gesloten is,
wordt zoo noodig tot stemming overgegaan.
2. Voor de le hoofdelijike oproeping wordt
door het lot beslist bij welke naam van de
presentielijst de oproeping een aanvang
neemt; zij geschiedt daarop naar volgorde
met deze uitzondering, dat de Wethouders
eerst na de leden, in volgorde van him ouder
dom, te beginnen met den jongste, hun stem
uitbrengen en de Voorzitter, zoo hij lid van
den Raad is, het laatst.
Artikel 19.
De leden spreken met duidelijke stem,
begeven zich daarvoor niet van hun plaatsen
en stemmen met de woorden ,,voor" of
tegen" zonder eenige andere bijvoeging.
Artikel 20.
Ieder lid is verplicht zijn stem uit te bren
gen, tenzij hij zich ingevolge de gemeentewet
van stemming moet onthouden.
Artikel 21.
Alle teekenen van goed- of afkeuring van
de zijde der raadsleden zijn verboden.
Artikel 22.
1. Indien dringende omstandigheden het
ter handhaving van de orde noodzakelijk
maken, schorst de Voorzitter de vergadering.
2, De schorsing gaat den tijd van 66n uur
niet te boven, tenzij bijzondere omstandig
heden dit wenschelijk maken; alsdan is de
Voorzitter bevoegd de vergadering te ver-
dagen tot uiterlijk tweemaal vier en twin tig
uren na de schorsing.
Artikel 23.
1. Tot het vragen van inlichtingen, inge
volge artikel 216 der gemeentewet, ten aan-
zien van een onderwerp, vreemd aan de orde
van den dag, moet vooraf door de vergadering
verlof worden verleend.
2. Acht het college, de Burgemeester of de
Wethouder, van wien inlichtingen worden
verlangd, voor de beantwoording van zoo-
danige vragen overleg in het college van Bur
gemeester en Wethouders noodig, dan kan de
beantwoording tot de volgende vergadering
worden aangehouden.
Artikel 24.
1. De beraadslagingen over verordenihgen,
begrootingen, rekeningen, kohieren en derge-
lijke stukken is tweeledig.
2. Zij bepaalt zich in de eerste plaats tot de
algemeene strekking en daarna tot de ver-
schillende onderdeelen of artikelen.
3. Bij de behandeling van begrootingen
worden de uitgaven behandeld v66r de ont-
vangsten.
Artikel 25.
De vergadering heeft het recht wijzigingen
in de voorstellen aan te brengen.
Artikel 26.
1. Amendementen of sub-amendementen
moeten, om een onderwerp van beraadslaging
uit te maken, door ten minste twee leden
worden voorgesteld of ondersteund.
2. Bij voorgestelde amendementen of sub-
amendementen wordt eerst over deze, te be
ginnen met het amendement of sub-amende-
ment van de verste strekking, en eerst daarna
over het al dan niet geamendeerde voorstel
gestemd.
Artikel 27.
1. Ieder lid heeft het recht voorstellen te
doen. Elk voorstel moet schriftelijk en door
den voorsteller en nog twee leden ondertee
kend bij den Voorzitter worden ingediend.
Deze voorstellen worden of gesteld in handen
van Burgemeester en Wethouders om advies
of tot nader onderzoek verwezen naar een
vaste of een bijzondere commissie uit den
Raad. De Raad kan ook tot dadelijke behan
deling besluiten.
2. Bij de behandeling komen deze voorstel
len en dus niet de naar aanleiding daarvan
uitgebrachte adviezen in behandeling.
Artikel 28.
1. De stukken, betrekking hebbende op
zaken, welke in een raadsvergadering zullen
worden behandeld, moeten, spoedeischende
gevallen uitgezonderd, ten minste tweemaal
vier en twintig uren vddr elke te houden ver
gadering in een, zoo noodig, verwarmd en
behoorlijk verlicht lokaal van het gemeente-
huis voor de leden van den Raad ter lezing
worden gelegd, van des voormiddags 9 uur
tot des middags 12 uur en des namiddags van
1% tot 5 uur; des Zaterdags alleen van 9
uur voormiddags tot 1 uur des namiddags.
2. Zondagen, de Ohristelijke tweede Paasch-
en Pinksterdagen, de Hemelvaartsdag, en de
beide Kerstdagen komen bij de berekening
van dezen termijn van tweemaal vier en twin-
tig uren niet in aanmerking.
Hoofdstu'k n.
Van den Voorzitter.
Artikel 29.
De Voorzitter is belast met:
1°. het leiden der vergadering;
2°. het handhaven der orde bij de beraad
slagingen;
3°. het nauwgezet in acht nemen en doen
naleven van dit reglement;
4°. het geven van gelegenheid aan de
leden tot het ongestoord voordragen hunner
adviezen;
5°. het stellen der conclusion, waarover
gestemd zal worden;
6°. het in stemming brengen der aan de
vergadering gedane voorstellen en het aan-
kondigen van den uitslag der stemmingen.
Hoofdstuk III.
Van de commission.
Artikel 30.
De commission, bedoeld bij artikel 63 der
gemeentewet, worden benoemd door den
Voorzitter, tenzij de Raad de benoeming aan
zich wenscht te houden.
Artikel 31.
1. Alle voorstellen, verzoekschriften, ont-
werpen van reglementen of verordeningen of
veranderingen in deze, worden, indien de
Raad daartoe besluit, tot onderzoek en rap
port gesteld in handen eener commissie van
drie leden.
2. De commissie onderzoekt de bescheiden
zoo spoedig mogelijk, maakt een schriftelijk
verslag op van haar bevinding en zendt dat
met de bescheiden aan den Burgemeester, die
vervolgens den raadsleden kennis geeft, dat
een en ander in het gemeentehuis ter lezing
ligt.
3. Het door de commissie in te zenden ver
slag moet steeds inhouden een bepaald voor
stel, met vermelding van het gevoelen der
minderheid, wanneer het voorstel bij meer-
derheid van stemmen werd opgemaakt.
Artikel 32.
Met afwijking van het bepaalde bij artikel
30 van dit reglement, heeft benoeming van
commission, bedoeld bij artikel 63 der gemeen
tewet, tot onderzoek der jaarlgksche begroo
tingen en rekeningen plaats door den Raad,
bij gesloten en ongeteekende briefjes.
Artikel 33.
1. De commissien. worden voor de eerste
maal door het eerstbenoemde lid bijeen-
geroepen.
2. Het recht van bijeenroeping gaat ver
volgens op den door haar benoemden Voor
zitter over.
3. De commissien worden, zoo zij het ver-
langen, in haar werkzaamheden door den
Secretaris of door een ambtenaar ter secre-
tarie bijgestaan.
Artikel 34.
1. Geen lid van den Raad mag eenig stuk
of verslag buiten het gemeentehuis brengen.
2. Evenwel zullen aan commissien tegen
gedagteekend ontvangbewijs de door haar
verlangde, op haar verrichtingen betrekking
hebbende stukken afgegeven worden door den
Burgemeester, dooh voor niet langer dan
acht dagen.
3. Deze termijn van acht dagen kan door
den Burgemeester in bijzondere gevallen wor
den verlengd.
Hoofdstuk IV.
Van het doen van keuzen en voordrachten.
Artikel 35.
1. Wanneer een keuze, voordracht of aan-
beveling van personen is te doen, benoemt
de Voorzitter twee stemopnemers, die de
briefjes verzamelen in een daarvoor bestemde
bus. De stemopnemers onderzoeken of het
getal der briefjes overeenstemt met dat der
aan de stemming deelgenomen hebbende
leden.
2. De briefjes worden daarna den Voor
zitter ter hand gesteld.
3. Ieder stembriefje wordt door den Voor
zitter geopend. De inhoud wordt door den
Voorzitter overluid voorgelezen, door den
oudsten stemopnemer nagezien en door beide
stemopnemers opgeteekend.
Artikel 36.
Er hebben zoovele stemmingen plaats, als
er personen te verkiezen, voor te dragen of
aan te bevelen zijn.
Artikel 37.
1. Wanneer niemand bij de eerste stem
ming de volstrekte meerderheid heeft verkre
gen, wordt tot een tweede vrije stemming
overgegaan.
2. Is ook by deze geen volstrekte meer
derheid verkregen, dan wordt de stemming
bepaald tot de twee personen, die bij de tweede
stemming de meeste stemmen hebben verkre
gen, of zijn de meeste stemmen tusschen
meer personen verdeeld, tot alien, die aldus
de meeste stemmen hebben erlangd.
3. Is ook hierdoor geen volstrekte meer
derheid van stemmen verkregen, dan heeft
een vierde stemming plaats over de twee per
sonen, die bij de derde stemming de meeste
stemmen hebben erlangd.
4. Zijn bij de derde stemming de meeste
stemmen over meer dan twee personen ver
deeld, dan wordt bij tusschenstemming uit-
gemaakt over welke twee personen de vierde
stemming zal loopen.
5. Indien, hetzij bij deze tusschenstemming,
hetzij bij de derde of vierde stemming, de
stemmen staken, beslist terstond het lot.
Artikel 38.
1. Wanneer het lot moet beslissen, worden
de namen van hen tusschen wie de beslissing
zal plaats vinden door een der stemopnemers
in bijzijn van de leden der vergadering op
afzonderlijke briefjes geschreven. Deze
briefjes moeten wat betreft grootte, kleur,
enz., geheel aan elkaar gelijk zijn. Zij worden
op gelijke wijze gevouwen, in de in artikel 35
van dit reglement bedoelde bus gedaan en
omgeschud.
2. Daarna wordt een der briefjes door den
Voorzitter uit de bus genomen en is hij, wiens
naam op het getrokken briefje staat de be-
noemde.
Artikel 39.
1. In geval van twijfel over de inhoud van
een briefje, beslissen de Voorzitter en de
stemopnemers over de iinhoud.
2. De vergadering kan vorderen, dat het
briefje wordt vertoond.
Artikel 40.
De briefjes der afgeloopen stemming wor
den dadelijk door den Voorzitter verzameld
en onmiddellijk in de vergadering vemietigd,
tenzij door een der leden protest tegen de
stemming wordt aangeteekend.
Hoofdstuk V.
Van den Secretaris.
Artikel 41.
De Secretaris is verplicht notulen van de
vergaderingen te houden.
Artikel 42.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontsten-
tenis van den Secretaris wordt deze vervan-
gen door een der ambtenaren ter gemeente-
secretarie of door een ander persoon, daartoe
door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen, telkens wanneer de voormelde geval
len aanwezig zijn.
Hoofdstuk VI.
Van de toehoorders.
Artikel 43.
1. De toehoorders kunnen alleen met on-
gedekte hoofde en op de voor hen bestemde
plaatsen de vergaderingen bijwonen.
2. Zoowel het spreken als het geven van
teekenen van goed- of afkeuring en het rooken
is ten strengste verboden.
Zij, die als toehoorder de openbare verga
deringen wenschen bij te wonen, moeten voor-
zien zijn van een plaatsbewijs, toegamg gevend
tot het voor het publiek bestemde gedeelte
van de zaal.
Deze bewijzen worden afgegeven op de
secretarie tot des middags 12 uur van den
daaraan voor afgaanden dag.
Er worden niet meer kaarten afgegeven
dan er zitplaatsen zijn.
Hoofdstuk VIL
Herziening van dit reglement.
Artikel 44.
Alle voorstellen tot herziening van dit
reglement moeten schriftelijk aan de verga
dering worden ingediend. Zij worden gesteld
in handen van een door de vergadering te be-
noemen commissie, die, na onderzoek, verslag
uitbrengt en tot het al of niet aannemen der
voorstellen adviseert.
Hoofdstuk vm.
Slotbepalingen.
Artikel 45.
In de gevallen, waarin dit reglement niet
voorziet, of ingeval eenig artikel voor ver-
schillende uitleg vatbaar is beslist de verga
dering.
Artikel 46.
1. Dit reglement treedt in werking op 1
Januari ,1939.
2. Alsdan houden alle vroeger te dezer
zake vastgestelde bepalingen op van kracht
te zijn.
Burgemeester en Wethouders schrijven hier-
bij: Bij het irtgebruiknemen van het nieuwe
raadhuis, dat Ibinnen eenige weken kan wor
den tegemoet gezien, komt het ons gewenscht
voor, om voordien het reglement van orde
voor de vergaderingen van den raad opnieuw
vast te stellen.
Deze wijzigingen zijn van geringen omvang,
o.m. om in de toekomst staande het woord
te voeren tot den Voorzitter en het staande
het woord te vragen. Dit laatste is gedaan
om alien twijfel van den wensch om het woo I'd
te verkrijgen, uit te sluiten.
De heer HAIMMLINK deelt mede, het in het
algemeen toe te juichen, dat wordt overge
gaan tot een vernieuwing van het Reglement
van Orde, omdat het eigenlijk zoowat uit het
bewustzijn der raadsleden was gegroeid en er
leden zullen izijn, die het nooit onder oogen
hebben gehad. Door deze wijiziging zal dit
anders worden en zullen de thans zittende en
volgende raadsleden, indien zij een exemplaar
van het vastgesteld reglement ontvangen,
weten, waaraan zij zich te houden hebben.
Spreker is het niet heelemaal eens met de
redactie van het college en heeft hier en daar
kantteekeningen gemaakt.
In de eerste plaats waar het betreft de 2e
alinea van art. 4: .Wanneer er vijftien minu-
,,ten na het bij openbare kennisgeving bepaal-
,,de uur verloopen zijn en het vereischte aan-
,,tal leden is opgekomen, opent de Voorzitter
,,de vergadering."
Spreker zegt: Mijnheer de Voorzitter, ik
waardeer ten zeerste de soepele houding van
het college en den voorzitter, doch heeft deze
alinea eigenlijk wel zin, want dan zou men
net zoo goed om kwart over 2 kunnen komen.
Het heeft dan geen zin, dat een raadslid tegen
2 uur voor een vergadering wordt geconvo-
ceerd, want dan zal hij in zichzelf gaan zeg-
gen, 2 uur, dat is dus kwart over 2. Spreker
herhaalt, de soepelheid die hieruit spreekt, te
waardeeren, doch geeft den raad, de teugels
in dezen toch niet te los te laten.
De VOORZITTER heeft er geen bezwaar
tegen, dat deze alinea er uit valt.
De heer VAN DE BILT veronderstelt, dat
de bedoeling hiervan zal zijn, dat, indien 15
minuten na den tijd geen volledig aantal leden
is opgekomen, doch wel een getal dat wette-
lijk vereischt is, om besluiten te nemen, b.v.
de helft plus 1, de Voorzitter kan zeggen, toch
te kunnen beginnen. Dit neemt niet weg, dat
dan de vergadering toch te twee uur moest
beginnen.
De VOORlZITTER merkt op, dat deze bepa
ling geen venbod insluit om op tijd te begin
nen. Spreker heeft er geen bezwaar tegen,
deze alinea er uit te laten, het sop is de kool
deze alinea er uit te laten, het sop is eigen
lijk de kool niet waard. De leden zullen alien
begrijpen, dat het toch de bedoeling is, zooveel
mogelijk de hand er aan te houden, dat op tijd
begonnen wordt.
De heer DE RTJIJTER meent, dat de bedoe
ling is de tweede alinea van art. 4 uitdrukt,
dat, indien de vergadering te twee uur begint,
en het vereischte aantal is niet aanwezig, de
Voorzitter dit na verloop van een kwartier
constateert. Strikt genomen is het wel zoo, dat
indien het vereischte aantal leden niet is ver
schenen, de Voorzitter het recht heeft, de ver
gadering te verdagen, doch spreker meent,
dat bij deze alinea de bedoeling voorzit, dat de
Voorzitter zulks een kwartier na het aan-
vangsuur zal kunnen constateeren.
De heer HAMELINK voert hiertegen aan,
dat art. 5 in dezen een beter licht geeft. Dit
zegt toch: „Indien een half uur na het by
openbare kennisgeving ibepaalde uur het ver
eischte getal leden niet is verschenen, wordt
,,gehandeld als in art. 54 der gemeentewet en
„in dit reglement is bepaald." Indien deze
alinea gehandhaafd bleef, dan zou de Voor
zitter steeds tot een kwartier n a het
aanvangsuur moeten wachten voor de ver
gadering geopend kon worden en dit vindt
spreker niet noodig. Spreker meent, dat hier
iets in staat, dat niet noodig is. Deze bepaling
zou leiden tot verslapping van de opkomst,
daar de leden zouden zeggen, nu ja, we heb
ben nog een kwartier tijd en niet zouden qp-
komen voor dan het eigenlijke aanvangsuur
er was, terwijl, indien deze alinea er uit valt,
ieder lid weet, dat hij te zorgen heeft, steeds
precies op tijd te zijn.
De heer OGGED stemt toe, dat de 'heer Ha-
melink bedioelt, dat bij deze redactie eigenlijk
nooit begonnen zou kunnen worden dan een
kwartier na het vastgestelde tijdstip.
Met algemeene stemmen wordt besloten, de
tweede alinea van art. 4 te schrappen.
Alinea 3 wordt alinea 2.
Art. 6.
De heer HAiMEDINK merkt op, dat hier
gesproken wordt, in alinea 1, dat de orde der
plaatsneming naar den ouderdom zal worden
bepaald. Hq vraagt, of de voorzitter niet
beter vindt, hiervoor te lezen ,,naar ouderdom
in zittingsjaren".
De VOORZITTER heeft hierover ook nage-
dacht. Vier jaar terug is de volgorde frac
tiesgewijs bepaald.
De heer HAMELINK wijst er op dat in het
oude reglement bepaald was, dat de leden
plaats nemen naar volgorde van benoeming,
dat kan ook fractiesgewijs, doch het lijkt
spreker, dat het woord ouderdom" niet juist
is hij zag hiervoor liever in de plaats gesteld
volgorde van benoeming".
De heer OGGEL meent, dat de uitdrukking
„ouderdom in zittingsjaren" ook kan dienen.
De heer HAMELINK merkt op, dat dan
straks de moeilijkheid komt, als men genaderd
is aan de wethouders, want dan zal men ook
moeten lezen, dat dan ter rechterzijde van
den Voorzitter eerst plaats neemt de oudste
wethouder in dienstjaren en daarna de jong
ste. Spreker is er voor te lezen, ,,met dien
„verstande dat ter rechterzijde van den Voor
zitter de oudste in zittingsjaren en daarna
„de jongste wethouder zal plaats nemen;
voorts de raadsleden, fractiesgewijs en naar
volgorde van benoeming".
De heer OGGEL voert aan, dat men dan
voor het geval kan komen te staan, dat er
b.v. 2 raadsleden gelijk gekozen zijn.
De heer HAMELINK merkt op, dat men
hem zal toestemmen, dat „ouderdom ook
niet goed is.
De heer OGGEL meent, dat men dit artikel
het beste zoo zou kunnen laten staan. De
uitdrukking „oudste in dienstjaren" kan ook
moeilijkheden scheppen. Het zal zelden voor-
komen, dat 2 leden, als ze benoemd worden,
precies even oud zijn, wel dat ze gelijk be
noemd worden, en dus een gelijk aantal
dienstjaren hebben. Er is dus: veel meer kans
op, dat 2 leden van een fractie een gelijk aan
tal dienstjaren hebben, dan dat ze even oud
in jaren zijn.
De heer HAMELINK wijst er op, dat de
heer Oggel zich de zaak even moet realisee-
ren. Bij de wethoudersbenoeming is het
meestal zoo, dat de oudste in jaren tevens
loco-burgemeester is.
De VOORZITTER merkt op, dat dit vroe
ger zoo was, doch nu niet meer.
De heer HAMELINK vervolgt, dat uit de
uitlating van den Voorzitter logisch voort-
vloeit, dat dan ook een andere redactie gevon-
den moet worden, aangezien enkel het feit,
dat pen der wethouders de oudste is, hem nog
niet tot loco-burgemeester maakt.
De VOORZITTER: Dat moet zijn; waar-
nemend burgemeester.
De heer OGGEL meent, dat het beter zou
zijn, indien dit afzonderlijk geregeld was.
De heer FANOY is van oordeel, dat dit beter
in tweeen behandeld kon worden, eerst de
regeling van de plaatsneming van de wethou
ders, en daarna van de raadsleden.
De VOORZITTER meent, dat dit ook
andersom kan. Het gaat er hier thans eigen
lijk om, om te lezen „oudste in jaren'', of
„oudste in zittingsjaren".
De heer HAMELINK geeft er de voorkeur
aan, de redactie van dit artikel te volgen en
eerst de plaatsneming der wethouders te lezen.
De plaats van den loco-burgemeester is naar
zijn oordeel aan de rechterzijde van den Voor
zitter.
De VOORZITTER: Daar zijn we het dus
over eens. Dan kan gelezen worden: ,,ter
rechterzijde van den Voorzitter eerst de waar-
nemend burgemeester en daarna de andere
wethouder, voorts de raadsleden".
De heer OGGEL meent, dat de ouderdom
naar den leeftijd de beste maatstaf is, beter
dan naar zittingsjaren. Hij herhaalt, dat het
weinig zal voorkomen, dat 2 raadsleden van
edn fractie precies even oud zijn, doch wel,
dat zij gelijk in den raad gekomen zijn.
De heer VAN 't HOFF: Het blijft voor mij
allemaal hetzelfde. We krijgen toch allemaal
een zelfde stoel. Voor mij is het geenerlei
bezwaar, op welke wijze het geregeld wordt.
De heer DE RUIJTER meent, dat dit nog
gewijzigd moet worden. Men zou dienen te
lezen: „eerst de loco-burgemeester, daarna
de jongste wethouder".
De VOORZITTER antwoordt, dat dit moet
zijn: ,,de andere wethouder".
En dat geeft hem weer aanleiding op te
merken, dat dit tot een andere moeilijkheid
kan leiden. Want het kan ook, dat de loco-
burgemeester niet is een lid van het college,
doch b.v een lid van den raad.
De heer HAMELINK houdt staande, dat de
waarnemend burgemeester naast den burge
meester dient te zitten. Die moeiiykheid zou
men kunnen ondervangen door te lezen wet
houder (s)".
De heer OGGEL: En dan in volgorde naar
leeftijd?
De heer HAMELINK meent, dat dit er van-
zelf uit voortvloeit, eerst de eerste, en dan de
tweede wethouder.
Met algemeene stemmen wordt besloten
dit artikel te lezen als volgt:
„De orde der plaatsneming zal naar vol-
„gorde van benoeming worden bepaald, met
„dien verstande, dat ter rechterzijde van den
Voorzitter eerst de waarnemend burgemees-
„ter en daarna de andere wethouder(s) zal
(zullen) plaats nemen, voorts de raads-
leden, fractiesgewy's en naar volgorde van
„benoeming, beginnende met den oudste, en
„eindigende met d'en jongste".
De heer OGGEL heeft nog een opmerking
te uiten betreffende art. 1.
De VOORZITTER verzoekt hem, eerst den
heer Hamelink aan het woord te laten. Hij
stelt voor, alle leden aohtereenvolgens faier-
omtrent het woord te verleenen.
De heer HAMELINK merkt op, dat art. 9,
lid 3 luidt:
,,den zakelijken inhoud van het gesprokene
„en de namen der leden, die het woord voer-
„den of voorstellen aan de vergadering deden".
Nu treft het, dat deze redactie juist gelijk
komt met een afwijzend standpunt van Bur
gemeester en Wethouders, bij een voorstel
blijkens het afdeelingsverslag om zakelijke
notulen in te voeren. Spreker vraagt in ver-
band hiermede of in dit artikel worden bedoeld
de notulen, zooals de secretaris deze* maakt,
dan wel het officieel raadsverslag.
De VOORZITTER antwoordt, dat hierin
bedoeld worden de notulen der vergadering.
Men dient dit zoo te beschouwen, dat dit arti
kel aangeeft, wat de notulen bevatten moe
ten. Indien straks de raad zegt, dat er voort-
gegaan moet worden met de notulen op de
wijze zooals thans gebeurt, heeft spreker
daar geen bezwaar tegen. Men moet dit arti
kel bezien als de omschrijving van hetgeen de
notulen minimaal bevatten moeten.
De heer HAMELINK herhaalt zijn vraag,
of het gaat over het raadsvefslag of over de
notulen, die de secretaris opmaakt.
De VOORZITTER antiwoordt bevestigend,
wat dit laatste betreft.
De heer HAMELINK stelt voor, het woord
zakelijke er uit te laten. Hij meent dat men
dit zou kunnen beschouwen als het openmaken
van een weg tot het invoeren van zakelijke
notulen.
De heer OGGEL meent, dat de bedoeling
is, dat van de besprekingen alleen de zake
lijke inhoud zal worden genotuleerd.
De heer HAMELINK houdt staande, dat
het een kleinigheid is, dit ..zakelijke" er uit
te laten. Dit mag dan missdhien niet geheel
juist klinken, doch men bereikt er mede, dat
de omschrijving klopt op den feitelijken toe-
stand.
De VOORZITTER herhaalt, dat de bedoe
ling bij Burgemeester en Wethouders heeft
voorgezeten, om een minimum aan te geven,
wat de notulen bevatten moeten.
De heer FANOY meent, dat de moeilijkheid
ondervangen kan worden door toevoeging
van „minstens". Dan blijkt, hetgeen de notu
len ,,minstens moeten bevatten, doch ook, dat
ze wel meer mogen bevatten.
De VOORZITTER wijst er op, dat alleen
de bedoeling aanwezig is geweest, aan te
geven, wat de notulen moeten bevatten.
De heer FANOY meent, dat er dan ook
geen bezwaar kan zijn, het woord ,,minstens"
toe te voegen. Dan blijkt toch ook, wat ze
moeten bevatten.
Met algemeene stemmen wordt besloten in
alinea 3, van art. 9, tusschen 3e en „den"
in te voegen ,,minstens'".
De heer HAMELINK merkt op, dat Burge
meester en Wethouders met het voorstel in lid
1, luidende: „ieder lid vraagt, om het woord
,,te voeren, in staande houding verlof van den
„Voorzitter, die dat verlof verleent naar de
„orde, waarin het gevraagd behoudens de be
voegdheid van den Voorzitter om het woord
,,te voeren, zoo dikwijls hem dat geraden voor-
„komt", iets nieuws brengen. Spreker ge-
looft, dat deze redactie tot moeilijkheden
aanleiding zal geven. Hij voorziet den toe-
stand, dat de heele raad, indien er een drukke
discussie gevoerd wordt, op een gegeven
oogenblik overeind staat en dan is het moge
lijk, dat by al die reehtstaande leden de Voor
zitter den woordvoerder niet herkent. En ook
omtrent het vragen van het woord, in alinea