Bii wijziging van het totaal van de hoofd-
sommen der gemeentefondsibelasting cn ver-
vermogensbelasting, berekend over€enkomstig
artikel 4, en hetwelk inigevolge het bepaalde
j3i dat artikel tot grondslag heeft gestrekt toft
-de klasse-indeeling volgens het voorgaande lid
wordt het schoolgeld nader vastgesteld naar
het gewijzigd totaalbedrag.
Artikel 6.
Indien meer dan een leerling uit hetzelfde
gezin gelijktijdig eenizelfde school bezoekt,
wordt het schoolgeld voor den tweeden leer-
ling met twintig, voor den derden leerling met
veertig, voor den vierden met zestig, voor den
vijfden met tachtig ten honderd verminderd en
is voor de volgende leerlingen geen schoolgeld
verschuldigd.
Voor de toepassing van deize bepaling wordt
de naar leeftijd oudste leerling als de eerste
leerling aangemerkt, terwijl voor de volgende
leerlingen dienovereenkomstdg wordt gehan-
deld.
Gedeelten van een cent worden bij de vast-
stelling van het schoolgeld verwaarloosd.
Artikel 7.
Geen schoolgeld wordt geheven van hen, die
schoolgeld verschuldigd zijn naar het tarief,
vastigesteld in artikel 5 en voor wie het over-
eenkomstig artikel 63, lid 4, sub b der Lager
Onderwijswet 1920, vastgestelde totaalbedrag
van de hoofdsommen der gemeentefonds-
belasting en vertmogensbelasting minder is
dan 4.
Artikel 8.
Het schoolgeld is verschuldigd over de
maanden gedurende welke de kinderen als
leerlingen van de school staan ingeschreven,
de vacantien inbegrepen.
Gedeelten van een maand worden voor een
geheele maand gerelkend.
Artikel 9.
Indien blijkt, dat ten onrechte een aanslag
niet of te laag is opgelegd, wordt het niet of
te weinig geheven schoolgeld van den school
geldplichtige of diens opvoliger in die kwaliteit
nagevorderd, zoolang niet sedert den aan-
vang van het schoolgeldjaar drie jaren zijn
verstreken.
Artikel 10.
Bij vermindering van het schoolgeld in het
geval, bedoeld in art. 5, lid 2, wordt het te-
veel betaalde schoolgeld zoodra mogelijk
teruggegeven.
Artikel 11.
Het hoofd (voor het bijzonder onderwijs:
het bestuur) der school zendt voor of op 15
Mei aan Burgemeester en Wethouders een
staat van schoolgaande kinderen over het
loopend belastingjaar en hun ouders of ver-
zorgers. Aan Burgemeester en Wethouders
wordt onmiddellijk kennis gegeven van de toe-
lating van nieuwe leerlingen en van het ver-
trek der leerlingen in den loop van het school
geldjaar.
(De staat wordt irugericht overeenkomstig
een door Burgemeester en Wethouders te ver-
strekken model.
Artikel 12.
Burgemeester en Wethouders maken zoo
spoedig mogelijk na ontvangst van de in art.
11 bedoelde opgaven den of meer lijsten der
aanslagen volgens de schoolgeldregeling op.
Artikel 13.
Burgemeesters en Wethouders zenden de
lijsten van de aanslagen ter invordering aan
den gemeente-ontvanger met opgaaf van de
twee termijnen van betaling, welke bij de vast-
stelling *van elk kohier door hen worden be-
paald.
Artikel 14.
De gemeente-ontvanger reikt zoo spoedig
mogelijk aan eiken schoolgeldplichtige een ge-
dagteekend aanslagibiljet uit, volgens het
model, door Burgemeester en Wethouders
vastgesteld, waarin tevens de termijnen van
betaling zijn aangegeven.
Van de gedane betalingen wordt zoo spoe
dig mogelijk op het aanslagbiljet kwijtinig ge
geven.
Artikel 15.
Ingeval een leerling door ziekte verhinderd
is de school te bezoeken, wordt ontheffing van
het verschuldigde schoolgeld verleend over het
tijdvak der ziekte, mits dit niet korter is dan
een maand.
Ontheffing van schoolgeld wordt eveneens
verleend bij het tusschentijds verlaten der
school over het nog resteerend gedeelte van
het schoolgeldjaar.
Ontheffing van schoolgeld wordt bovendien
verleend in het geval bedoeld in artikel 5, tot.
het bedrag, waarmede het aanvankelijk vast
gestelde schoolgeld moet worden verminderd.
Voor de toepassinig van de leden 1 en 2 van
dit artikel worden gedeelten van een maand
buiten beschouiwing igelaten.
Ontheffing voor het geval, bedoeld in lid 1,
moet worden aangevraagd binnen 2 maanden
na den dag, waarop de leerling het schoolbe-
zoek heeft hervat.
Ontheffing voor het Igeval, bedoeld in lid 2,
moet worden aangevraagd binnen 2 maanden
na den dag, waarop de leerling de school
heeft verlaten.
Ontheffing voor het geval, bedoeld in lid 3
wordt ambtshalve of zoodra mogelijk na ont
vangst van het desbetreffend verzoek van den
schoolgeldplichtige verleend.
Artikel 16.
Op de invordering van het schoolgeld zijn
overigens de artt. 29il tot en met 295 en arti
kel 299 der gemeentewet van toepassing.
Artikel 17.
Binnen 3 maanden na het vervallen van den
laatsten termijn zendt de gemeente-ontvan
ger aan Burgemeester en Wethouders een
staat met toeliehting van de posten op de
lijst der aanslagen, welke hij niet heeft kun-
nen invorderen.
Burgemeester en Wethouders zenden dezen
staat aan den igemeenteraad met een voorstel
tot niet-invorderbaarverklaring van die pos
ten, welke zij daarvoor vatbaar achten.
Artikel 18.
Indien het innen van schoolgeld voor kinde
ren. die een (bijzondere school bezoeken, ge-
schiedt door het schoolbestuur: wordt in art.
13 voor de woorden ,,de gemeente-ontvanger"
gelezen ,,het schoolbestuur" en tegelijkertijd
een afschrift van die lijsten aan den gemeen
te-ontvanger. Wordt het aanslagbiljet, bedoeld
in artikel 14, lid 1, door den ontvanger uitge-
reikt door tusschenkomst van het school
bestuur;
wordt van de krachtens artikel 15 verleen-
de ontheffingen mededeeling gedaan aan het
schoolbestuur;
en wordt artikel 17, lid 1, gelezen: Binnen
twee maanden na het vervallen van den laat
sten termijn zendt het schoolbestuur aan Bur
gemeester en Wethouders een opgaaf met toe
liehting van de posten, welke het niet heeft
kunnen innen. Burgemeester en Wethouders
stellen deze opgaaf in handen van den ge
meente-ontvanger teneinde de openstaande
posten in te vorderen. Binnen twee maanden
na ontvangst van de opgaaf zendt de ge
meente-ontvanger aan Burgemeester en Wet
houders een staat met toeliehting van de in
de opgaaf voorkomende posten, welke hij niet
heeft kunnen invorderen.
Artikel 19.
Deze verordening treedt in werking op 1
Januari 1939.
Alsdan vervallen de thans geldende door
den gemeenteraad vastgestelde bepalingen
omtrent de heffing en invordering van school
geld voor het lager onderwijs. Zij iblijven ech-
ter van kracht voor de aanslagen van school-
geldplichtigen over de daaraan voorafigaande
jiaren.
g. Vaststelling gemiddeld bedrag per leer
ling der o. 1. school voor 1939.
Burgemeester en Wethouders schrijven:
Krachtens artikel 55bis der Lager Onder
wijswet 1920 ingevoegd bij de wet van 22 Mei
1937 Stbl. no. 323 wordt jaarlijks door den
gemeenteraad tegelijk met het vaststellen
der begiooting van inkomsten en uitgaven
der gemeente, het bedrag bepaald, dat per
leerling voor de scholen onderscheidenlijk
voor gewoon en voor uitgebreid lager onder
wijs in het jaar, waarvoor de begrooting geldt
ter bestrijding van de kosten bedoeld in
artikel 55 onder e tot en met h en o, alsmede
die van instandhouding, wordt beschikbaar
gesteld.
In de enlwerp-begrooting 1939 is geraamd
voor:
1. voor het openbaar gewoon lager onder
wijs:
a. kosten van het instandhouden
van schoolgebouwen, alsmede
van terreinen voor het onder
wijs in lichamelijke oefening 800,—
b. onderhoud van schoolmeubelen 200,
c. aanschaffen en onderhouden
van schoolboeken, leermiddelen
en schoolbehoeften (met uit-
zondering van nieuwe boeken) 1200,
d. verlichting en verwarming en
schoonhouden van schoolge
bouwen 1350,
e. kosten van schoolbibliotheken 100,
f. brandwaarborg 20,-
g. gedeelte van de jaarwedden
van de vaste werklieden voor
het verrichten van werkzaam-
heden ten behoeve van het
onderhoud der schoolgebouwen 350,
Voor adminiistratiekosten dient
geraamd te worden 0,50 per
leerling is 216,
4236,—
2. Voor het uitgebreid lager onderwijs:
a. kosten van het instandhouden
van schoolgebouwen, alsmede
van terreinen voor het onder
wijs in lichamelijke oefening f 200,
b. onderhoud vhn schoolmeubelen 100,
c. aanschaffen en onderhouden
van schoolboeken, leermidde-
len en schoolbehoeften (met
uitzondering van nieuwe boeken) 425,
d. verlichting en verwarming en
schoonhouden van schoolgebou
wen 495,
e. kosten van schoolbibliotheken 25,
f. Brandwaarborg 8,
g. gedeelte van de jharwedden van
vaste werklieden voor het ver
richten van werkzaamheden ten
behoeve van het onderhoud der
schoolgebouwen 90,
Voor administratiekosten dient
geraamd te worden 0,50 per
leerling is 43,67
1386,67
Gedurende 1938 gaan op de openbare scho
len voor g.l.o. gemiddeld 432 leerlingen en op
de openbare u.l.o. school 87% leerling.
In verband hiermede stellen Burgemeester
en Wethouders voor het eerder genoemd be
drag voor 1939 te bepalen, wat het g.l.o. be-
treft op 4236 432 9,80 en voor het
u.l.o. op 1386,67 87 f 15,88.
h. Goedkeuring der begrooting van de
commissie tot wering van schoolverzuim in
de kom en te SluiskiliDriewegen over 1939,
op een eindcijfer van respectievelijk f 200 en
50.
i. Een schrijven van den volgenden inhoud:
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen,
Mondharmonicaclub ,,Internos" te Sluiskil,
opgericht 1 Januari 1935.
Beleefd verzoeken wij U Edelachtbaren dat
genoemde vereeniging in aanmerking kan
komen Voor subsidie.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
hierop afwijzend te beschikken
j. Goedkeuring begrooting E(urgerlijk Arm-
bestuur dienst 1939.
Door het Burgerlijk Armbestuur wordt in-
•gediend de begrooting voor den dienst 1939,
sluitende in ontvang en uitgaaf op een bedrag
van f 56.280,85, met een geraamde gemeente-
lijke isubsidie van 53.000.
Het Burgerlijk Armbestuur voegt aan de
begrooting toe het volgende schrijven:
Wij doen U hierbij toekomen de begrooting
van inkomsten en uitgaven voor het dienst-
jaar 1939 met verzoek deze wel ter goedkeu
ring aan uwen raad te willeh voordragen.
Ter toeliehting diene het volgende:
In verband met de toename van het aantal
ondersteunden, blijkens bijgaande opgave, is
de post: bedeeling met geld, brood en andere
levenismiddelen met circa 3000 verhoogd
moeten worden.
Voorts drukt op deze begrooting nog het
nadeelig slot van het dienstjaar 1937 ad
f 2959,35.
De post „jaarwedde secretaris-penning-
meester is van 700 gebracht op /800, daar
de secretariis-pennigmeester sedert 1 Januari
1938 wekelijks des Woensdagavonds zitting te
Sluiskil houdt voor het doen van bedeeling
aldaar, zulks in verband met het feit, dat met
ingang van genoemden datum uw college op-
dracht gaf voor alle verstrekte ondersteunin-
gen de handteekening voor ontvangst te doen
plaatsen.
Het lid te Sluiskil, dat voordien de onder-
steuningen deed, kon zijn tijd niet meer be-
langeloos beschikbaar stellen.
k. Vaststelling eener
VERORDENING op de heffing van
opcenten op de Personeele Belasting
in de gemeente Temeuzen.
Artikel 1.
Er zullen jaarlijkis, met ingang Van het
belastingjaar 1939, ten behoeve van deze
gemeente op de hoofdsom der personeele be
lasting opcenten worden geheven volgens het
onderstaand tarief.
a. in de kom der gemeente:
175 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastb&re huurwaarde bedraagt f 150
of minder;
182 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan
150 en niet hooger dan f 225;
189 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan
225 en niet hooger dan f326;
196 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurtvaaS'de hooger is dan
f 325 en niet hooger dan /475;
203 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belhstbare huurwaarde hooger is dan
475 en niet hooger dan 675;
210 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan
if 675;
b. overig deel
175 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde bedraagt f 90 of
minder;
182 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan f 90
en niet hooger dan fl35;
189 voor de aanslagen van hen, voor wie de
bel'astbaie huurwaarde hooger is dan
f 135 en niet hooger dan 195;
196 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan
195 en niet hooger dan f 285;
203 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan
f 285 en niet hooger is dan /405;
210 voor de aanslagen van hen, voor wie de
belastbare huurwaarde hooger is dan
f 405.
Op de aanslagen van hen, die niet in den
zin der wet op de personeele belasting 1896
gebruiker van een perceel zijn, wordt het
maximum van 210 opcenten geheven.
Artikel 2.
Deze verordening wordt herzien zoodra
wordt vastgesteld of gewijzigd een gemeente-
verordening als bedoeld in de artikelen 5 en
31 duodecies der wet op de personeele belas
ting 1896.
Artikel 3.
De thans geldende verordening op de hef
fing van opcenten op de hoofdsom der per
soneele belasting wordt met ingang van 1
Januari 1939 ingetrokken.
Zij blijft van kracht ten aanzien van de be-
lastingjaren, welke voor dien datum zijn ge-
eindigd.
1. Vaststelling eener verordening op de hef
fing van opcenten op de gemeentefondsbelas-
ting.
VERORDENING op de heffing van op
centen op de gemeentefondsbelasting
in de gemeente Terneuzen.
Artikel 1.
Voor het belastingjaar 1 Mei 1939 tot en
met 30 April 1940 zullen ten behoeve dezer
gemeente op de hoofdsom der gemeentefonds
belasting worden geheven 75 (vijf en zeven-
tig) opcenten.
Artikel 2.
De opcenten worden niet geheven op de
aanslagen van hen, die binnen het Rijk geen
vaste woonplaats hebben.
Artikel 3.
Deze verordening wordt herzien zoodra de
gemeente voor de heffing der gemeentefonds
belasting wordt gerangschikt in een andere
dan de 3e klasse.
Artikel 4.
Ten aanzien van vorige belastingjaren,
blijven de voor die jaren geldende verorde-
ningen van kracht.
m. Goedkeuring verbouw kantoor Ge-
meentewerken tot afdeeling der gemeente-
secretarie.
n. Burgemeester en Wethouders te mach-
tigen, de huur van de woning van den heer
C. F. Kohier op te zeggen. Het ligt in de be-
doeling daarin gemeentewerken onder te
brengen.
o. Een verzoek van C. F. Kohier, luidende:
Bij dezen neemt ondergeteekende beleefd
de vrijheid Uw Edelachtbaar college te ver
zoeken hem het grootste gedeelte van den
tuin (pl.m. 225 Mt) van zijn tegenwoordige
woning te verkoopen a 5,de Mt, voor
't geval uw college het besluit neemt de
woning te bestemmen voor bureau van den
gemeentebouwmeester.
p. Vaststelling begrooting Woningbedrijf
dienst 1939
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Burgemeester en Wethouders doen de
gemeentebegrooting voor 1939 vergezeld gaan
van de volgende memorie van toeliehting:
Bij het opmaken van de begrooting voor
1939 moest er van worden uitgegaan, dat het
b'atig saldo van de rekening 1937 f 23.600
lager was, dan hetzelfde saldo in 1936, en dat
daardoor met een minderen opbrengst voor
den gewonen dienst voor 1939 moest worden
rekening gehouden van f 17.600 (f 6000 was er
in 1938 naar de reserve overgebracht).
iDaarnaast moest het bedrag der finan-
cieele verhouding volgens de wet van 1935
verlaagd worden met f 3300 en moest boven
dien de post subsidie Burgerlijk Armbestuur"
verhoogd worden met f 10.000.
Dientengevolge moest op 1939 extra gevon-
den worden f 17.600 f 3.300 f 10.000
f 30.900. Het spreekt vanzelf, dat daardoor
de begrooting 1939 nog scherper geraamd
moest worden dan dit reeds met die van 1937
en 1938 was geschied.
Het is natuurlijk onmogelijk al deze tekor-
ten te vinden met bezuinigingen en daarom
was het college verplicht ontvangsten te zoe-
ken om het tekort weg te werken. In de
eerste plaats is het nu noodig en wij doen
daartoe ook het voorstel de in 1938 inge-
voerde verlaging der opcenten op de perso
neele belasting terug te nemen, dat aantal
wordt dus weer met 40 opcenten verhoogd
en gebracht op 175210.
Hierdoor wordt gevonden rond f 15.000.
Uaamaast moest nu voldaan worden aan
den reeds vroeger gesteldten eisch van de
regeering om de schoolgelden voor het lager
en u.l.o. onderwijs te verhoogen; de meerdere
opbrengst hiervan wordt geraamd op f 2000
(Zie ontwerp-verordening). Blijft hierdoor
nog te vinden ongeveer f 14.000.
Wij hebben gemeend, dat een deel van het
tekort gevonden kan worden door de invoe-
ring van een wegenbelasting, waarbij wordt
ingetrokken de rioolbelasting, daar deze toch
als een onderdeel eener wegenbelasting is te
beschouwen. Wij hadden kunnen voorstellen
de rioolbel'aisting op te voeren, doch in de
praktijk is wel gebleken, dat nogal ontduiking
bij die belasting kan plaats hebben, wat niet
mogelijk is bij de wegenbelasting, zooals wij
ons die voorstellen, en die geheel gebaseerd is
op de kadastrale huurwaarde. Volgens het
voorstel d'at hierbij wordt aangeboden, wordt
de opbrengst geraamd op f 11.000. Als we
dan aftrekken de opbrengst der rioolbelasting
ad f 5500, dan blijft er een meerdere ontvangst
van pl.m. f 5500.
Het verder tekort (f 8500) willen we vinden
door van de reserve af te schrijven f 5000 en
door nog te bezuinigen een bedrag van pl.m.
f 3500.
De reserve bedraagt thans f 42.300, zoodat
dan voor 1940 en volgende jaren overblijft
37.300.
Onwillekeurig zal de raad vragen, wat is
de oorzaak dat het batig saldo van 1937 zoo-
veel lager is dan dat van 1936 en vorige jaren.
Hierbij kan als de voornaamste oorzaak wor
den genoemd, dat de begrooting voor 1937, het
is reeds eerder gezegd, scherp was geraamd,
d.w.z., dat de ontvangsten zoo hoog mogelijk
waren geraamd, terwijl de uitgaven laag
waren gehouden. Al hierdoor wordt een batig
saldo gedrukt. Doch daarbij komt nog, dat in
de loop van 1937 nogal uitgaven zijn gedaan,
waardoor de begrootingsposten worden over-
schreden. We denken b.v. aan de volgende
posten
Wandelpla.atsen en plantsoenen f 500
Pompem en riolen 2200
Bijdrage van hoofdstuk VIII-2 van
den kapitaaldienst 800
Krankzinnigen 880
Armbestuur 4500
Oontrole werkloozen 1000
Bijzondere hulp aan werkloozen 2400
Dit deze mededeelingen zal Uw raad kun
nen blijken, dat onmogelijk nieuwe uitgaaf-
posten of verhooging van geraamde uitgaaf-
posten aanvaard kunnen worden, zal onze
begrootingspositie nog niet ongunstiger be-
invioed word'en. Wij dringen dan ook bij Uw
college op de meest mogelijke soberheid aan.
AFDEELINGSVERSLAG.
De door Burgemeester en Wethouders aan
geboden begrooting is commissoriaal behan-
deld in 2 afdeelingen van den gemeentera'ad.
Omtrent het daarin verhandelde en de verant-
woording van Burgemeester en Wethouders
naar aanleiding daarvan, is uitgebracht het
volgende verslag:
Kiezerslijsten en kiesverrichtingen.
Volgno. 26. In de beide afdeelingen wordt
voorgesteld ook aan de leden van de stem-
bureaux een presentiegeld toe te kennen.
Wanneer het de bedoeling van de voor-
stellers is om naast de verteringskosten
nog eens te betalen presentiegeld, dan heb
ben wij daartegen bezwaar, omdat daardoor
de uitgaven der gemeente worden opge-
voerd.
Verteringen stembureaux.
Volgno. 27. Een lid der eerste afdeeling
dringt aan op soberheid bij d'e verteringen der
stembureaux.
Met deze opmerking zal zooveel mogelijk
rekening worden gehouden.
Kleeding en rijwieltoelage gemeentebode.
Volgno. 55. In de beide afdeelingen wordt
het denkbeeld geopperd de rijwieltoelagen af
te schaffen en ieder ambtenaar die in dienst
der gemeente een rijwiel moet gebruiken een
abonnementsrijwiel te geven. Ben lid der
eerste afdeeling zegt dat de toelagen onder
dit volgno. mede kunnen dienen voor de extra-
slijtage der kleeding van den gemeentebode.
Het rijwiel van den gemeentebode wordt
in 1939 in het abonnement opgenomen. De
rijwielen van gemeentewerken zijn eigen-
dom der gemeente. Wanneer deze versleten
zijn zullen ook zij in het abonnement wor
den opgenomen.
Politie.
Volgno. 63. Een lid der eerste afdeeling
wil de vergoeding voor de overuren der
gemeentepolitie afschaffen.
Waar artikel 30 van het ambtenareil-
reglement voorschrijft, dat overuren worden
vergoed, kan niet tot het inhouden dier ver
goeding worden overgegaan, zoolang het
ambtenarenreglement niet is gewijzigd.
Terzake is van ons geen voorstel te ver-
wachten.
Kosten van de burgerwacht.
Volgno. 90. In beide afdeelingen verklaart
een lid zich principieel tegen de subsidie aan
de burgerwacht. De bewaring der orde be-
hoort bij de politie, zoonoodig versterkt door
de militaire macht. Bewapening van een
gedeelte der burgerbevolking verbreekt de
eenheid der natie.
Deze opmerkingen geven ons geen aanlei
ding den post terug te nemen.
Bescherming tegen luchtaanvallen.
Volgno. 93. Leden der tweede afdeeling
informeeren naar de Luchtbescherming. Acht
het college het uitgetrokken bedrag voldoen-
de? Is de brandweer bij mobilisatie verze-
kerd van voldoende personeel?
In verband met de financieele toestand
kunnen voor de luchtbescherming voorloopig
geen meerdere gelden worden uitgetrokken.
Wat de personeelsbezetting betreft, dit zal
nader door het brandweerbestuur worden
nagegaan.
Subsidie ziekenhuizen.
Volgno. 112. In d'e beide afdeelingen wordt
gevraagd waarom in de begrooting de sub
sidie voor het ziekenhuis reeds 1000 hooger
is uitgetrokken. Wordt met den bouw' van
het nieuwe ziekenhuis begonnen, dan kan dit
nog niet in 1939 gereedkomen.
Dat deze post 1000 hooger is geraamd
wil nog niet zeggen, dat deze 1000 ook
uitgegeven zal worden. Alleen wanneer
een nieuw ziekenhuis in exploit'atie zou
komen zou dit bedrag uitbetaald worden.
Begrafenisrechten.
Volgno. 133. Een lid der eerste afdeeling
wil de begrafenisrechten verhoogen met uit
zondering van de derde klasse.
In de raadsvergadering van 14 Juli 1938
is de verordening op de heffing van begra
fenisrechten eerst opnieuw vastgesteld.
Deze verordening is goedgekeurd bij K. B.
van 29 Augustus 1938, no. 22. Al daarom
zouden wij bezwaren moeten maken deze
verordening reeds weer nu te herzien.
Bovendien achtten wij het bedrag dat in de
eerste klasse betaald wordt hoog, zoodat
wij bij verhooging zeer waarschijnlijk in
strijd zouden komen met artikel 31 van de
Begraafwet.
Straatbelasting.
Volgno. 135. In verband met d'e voorge-
stelde wegenbelasting deelt een lid der eerste
afdeeling mede, dat de belastingen wel erg
zwaar gaan drukken. Een lid der tweede
afdeeiing bespreekt de algemeene belasting-
politiek. Nu aan belastingverhooging niet is
te ontkomen zag hij gaarne in de eerste plaats
verhooging van de marktgelden, waardoor
wordt bereikt dat niet enkel de ingezetenen
zwaarder worden getroffen, doch ook anderen
de xosten der gemeenschap helpen verlich-
ten. Hij vraagt of de percentages van 4 en
3 in overeenstemming met andere gemeen-
ten zijn gekozen.
Een ander lid dier afdeeling had liever de
reserve tot een hooger bedrag aangesproken.
We leven nu in de magere jaren en het is
toch niet onze tagk deze reserve tot de
vette jaren te bewaren. Hij vindt de wegen-
be'asting wel erg onsympathiek en zag graag
dat de opbrengst niet hooger was dan die der
rioolbelasting. Wat gebeurt er, vrabgt dit lid
mdien we volgend jaar weer voor een tekort
staan?
Bij het opmaken van de begrooting is
overwogen om de rioolbelasting ongewijzigd
te laten en het meerdere te laten uit de
reserve waardoor de reserve dan zou wor
den ongeveer 33.900. Lettende hierbij op
de toekomst hebben wij begrepen, dat die
reserve dan heel spoedig uitgeput zou zijn
en wij verpiicht zouden zijn een rijksbijdrage
te vragen. Het is ons bekend, dat dan in-
voering van een wegenbelaseing geeischt
zou worden tot een bedrag dat waarschijn
lijk nog hooger zou zijn dan het nu geraam
de. Dit is voor ons een der motieven ge-
weest om de rioolbelasting om te zetten in
een wegenbelasting. De heffing van 4 en
3 houdt alleen verband met de behoefte.
Door invoering van een wegenbelasting
worden ook de eigenaars der woningen niet-
ingezetenen belast hetgeen overeenstemt
met de gestie door een der leden in de
tweede afdeeling naar voren gebracht Wij
moeten den raad ontraden de reserve ver
der aan te spreken, dan reeds thans gedaan
wordt. Wordt deze thans verder in tact
gelaten dan kan het restant hiervan worden
aangewend om de begrootingen over 1940 en
1941 sluitend te maken. Het is anders te
voorzien, dat de begrooting over 1941 met
een tekort zal sluiten. Als over volgende
jaren nog tekorten overblijven, zal in elk ge
val niet opnieuw een rioolbelasting ingevoerd
v/orden. Wij teekenen hierbij nog aan, dat
blijkens thans gepubliceerde berichten de
regeering voornemens is aan die gemeenten
die een rijksbijdrage behoeven teneinde de
begrooting sluitend te maken, voortaan
voor eenige rijksbijdrage wordt ontvangen
de verplichting op te leggen een gem. in-
komstenbelasting in te voeren, wat dus hier
op neer komt, dat eerst nog van de
ingezetenen een zwaarder offer moet worden
gevergd, voor het Rijk bijspringt.
De opbrengst der marktgelden bedraagt
over 1936 3561,90 en over 1937 3229,25.
Hiervan afgetrokken de opbrengst wegens
kermisgeld over 1936 f 1522,80 en over 1937
1282,60; blijft Voor m'arktgelden over
1936 2039,10 en over 1937 1946,65. Ge
steld dat we de marktgelden met ongeveer
50 zouden verhoogen, dan zou dit een
meerdere opbrengst kunnen geven van on
geveer f 950. Maar dan zou daartegen het
bezwaar bestaan, dat marktlieden de markt
niet meer bezoeken, wat weer de opbrengst
zou drukken. Dit denkbeeld kunnen we
dan ook niet in overweging nemen.
Onderhoud van straten en pleinen.
Volgno. 143. Een lid der eerste 'afdeeling
vraagt de Nieuwe Kerkstraat te asphalteeren
en wanneer dit met het oog op de druk der
belastingen niet mogelijk is, in elk geval dat
gedeelte voor het Ziekenhuis.
We zeggen toe, dat we deze kwestie nader
in overweging zullen nemen.
Onderhoud van wegen en voetpaden.
Volgno. 144. In verband1 met de verbete-
ring van de Molen- en Koedijk zegt een lid
van de eerste afdeeling, dat hij het erg be-
treurt, dat het rijwielpad geheel verdwijnt.
Door de verbreeding van den rijweg wordt
het rijwielpad inderdaad smaller. Na de
wegverbreeding blijft de breedte van het
pad nog ongeveer 1,25 meter, wat o. i. vol
doende is.
Schoolgelden.
Volgno. 191. Een lid der eerste afdeeling
stelt zich voor de tarieven der schoolgelden
te zijner tijd te bespreken.
'Naar aanleiding hiervan merken wij op,
dat ook wij de schoolgeldregeling die af-
loopt per 1 Januari 1939 graag op de oude
bedragen hadden gehandhaJafd. Konden wij
ons evenwel het vorig jaar nog beroepen op
het gemakkelijk sluitend maken van de
begrooting, Uw College weet, dat daar dit
jaar geen sprake meer van is. Wij zullen
dan ook te voldoen hebben aan het schrijven
van Gedeputeerde Staten, d.d. 20 Januari
1937 en den brief van den Minister van
Binnenlandsche Zaken van 18 November
1937.
Gedeputeerde Staten schrijven bij die
gelegenheid:
,,Nu d'e begrootingspositie van Terneuzen
voor 1937 bevredigend is adviseeren wij Uwe
Excellentie te bevorderen, dat de hierbij
gaande verordening voor het tijdvak van 1
jaar wordt goedgekeurd. Bij de behandeling
van de verordening voor een volgend tijd
vak zal dezerzijds zoo noodig een verdere
verhooging van het schoolgeldtarief worden
bevorderd.
Hoewel wij met den Minister van oordeel
zijn, dat het schoolgeldtarief aan den lagen
kant is, wenschen wij, nu ons uit het over-
zicht van den fin'ancieelen toestand, over-
gelegd bij de dezer dagan ingezonden ver
ordening tot heffing van opcenten op de
hoofdsom van de personeele belasting, blijkt
dat de financieele toestand een matige be-
lastingverlaging toelaat, te bevorderen, dat
Zijne Excellentie, voorsh'ands met het
bestaande tarief van heffing genoegen
neemt."
De Minister deelt in zijn schrijven mede
voor 1938 met de heffing genoegen te willen
nemen.
Waar de Minister het vorig jaar toen de
gemeenteraad tot belastingverlaging over-
ging, tenslotte genoegen heeft genomen met
het bestaande schoolgeldtarief, daar is het
ddidelijk, dat nu, waar verhooging van
belasting moest worden ingevoerd, in elk
geval het schoolgeldtarief moest worden
verhoogd.
Subsidie nijverheidsonderwijs.
Volgno. 314. Een lid der eerste afdeeling
wil gaarne uitvoerig ingelicht worden waar
om een zooveel grooter bedrag voor de land-
bouwhuishoudschool gevraagd wordt. Een lid
der tweede afdeeling vraagt of op den cursus
voor huisvrouwen der werkloozen die vrou-
wen, welke een behoorlijk gezinsinkomen heb
ben, geen bijdrage behooren te betalen.
De uitbreiding van de landbouwhuishoud-
cursus heeft het noodzakelijk gemaakt die
post te verhoogen tot f 1200. Er bestaat
op het oogenblik een cursus voor het land-
bouwhuishouden, niet aansluitend aan het
lager onderwijs, terwijl daamaast nog be
staat een tweejarige cursus, die wel aan
het lager onderwijs aansluit. Terzake van
de bijdrage aan de werkloozencursus zal
door ons een onderzoek worden ingesteld.
Belooning doktoren en vroedvrouwen.
Volgno. 328. Een lid der eerste afdeeling
vraagt van Burgemeester en Wethouders een
opgaaf te mogen ontvangen van het aantal
gevallen, dat door de vroedvrouwen hulp is
verleend.
Over de eerste negen maanden van 1938
zijn door de vroedvrouw in de kom 33 ge
vallen behandeld en te Sluiskil 9.
Subsidie armbestuur.
Volgno. 331. Een lid van de eerste afdeeling
wil gaarne ingelicht worden omtrent:
A. 1. Het aantal werklooze valide arbeiders
gedurende de eerste 9 maanden van 1938 door
het burgerlijk armbestuur ondersteund.
2. Het totaal bedrag dat aan hen is uit
betaald.
B. Dezelfde gegevens vraagt hij inzake de
schippers.
Deze cijfers zijn: A. 1. 41 .2. 5055,51;
B. 1. 1. 2. 12.
Jaarwedden ambtenaren arbeidsbeurs.
Volgno. 342. Een lid der eerste afdeeling
vindt de arbeidsbeurs te sterk bezet. Een
ander lid wil een Vast ambtenaar te Sluiskil
teneinde de arbeidsbemiddeling daar meer
doeltreffend te doen zijn.
De 'arbeidsbeurs tevens districtsarbeids-
beurs voor Zeeuwsch-Vlaanderen heeft als
taak vanzelfsprekend: de arbeidsbemidde
ling. Hiernaast worden evenwel behandeld:
werkloosheidsverzekeringsteunregeling