Bii wijziging van het totaal van de hoofd- sommen der gemeentefondsibelasting cn ver- vermogensbelasting, berekend over€enkomstig artikel 4, en hetwelk inigevolge het bepaalde j3i dat artikel tot grondslag heeft gestrekt toft -de klasse-indeeling volgens het voorgaande lid wordt het schoolgeld nader vastgesteld naar het gewijzigd totaalbedrag. Artikel 6. Indien meer dan een leerling uit hetzelfde gezin gelijktijdig eenizelfde school bezoekt, wordt het schoolgeld voor den tweeden leer- ling met twintig, voor den derden leerling met veertig, voor den vierden met zestig, voor den vijfden met tachtig ten honderd verminderd en is voor de volgende leerlingen geen schoolgeld verschuldigd. Voor de toepassing van deize bepaling wordt de naar leeftijd oudste leerling als de eerste leerling aangemerkt, terwijl voor de volgende leerlingen dienovereenkomstdg wordt gehan- deld. Gedeelten van een cent worden bij de vast- stelling van het schoolgeld verwaarloosd. Artikel 7. Geen schoolgeld wordt geheven van hen, die schoolgeld verschuldigd zijn naar het tarief, vastigesteld in artikel 5 en voor wie het over- eenkomstig artikel 63, lid 4, sub b der Lager Onderwijswet 1920, vastgestelde totaalbedrag van de hoofdsommen der gemeentefonds- belasting en vertmogensbelasting minder is dan 4. Artikel 8. Het schoolgeld is verschuldigd over de maanden gedurende welke de kinderen als leerlingen van de school staan ingeschreven, de vacantien inbegrepen. Gedeelten van een maand worden voor een geheele maand gerelkend. Artikel 9. Indien blijkt, dat ten onrechte een aanslag niet of te laag is opgelegd, wordt het niet of te weinig geheven schoolgeld van den school geldplichtige of diens opvoliger in die kwaliteit nagevorderd, zoolang niet sedert den aan- vang van het schoolgeldjaar drie jaren zijn verstreken. Artikel 10. Bij vermindering van het schoolgeld in het geval, bedoeld in art. 5, lid 2, wordt het te- veel betaalde schoolgeld zoodra mogelijk teruggegeven. Artikel 11. Het hoofd (voor het bijzonder onderwijs: het bestuur) der school zendt voor of op 15 Mei aan Burgemeester en Wethouders een staat van schoolgaande kinderen over het loopend belastingjaar en hun ouders of ver- zorgers. Aan Burgemeester en Wethouders wordt onmiddellijk kennis gegeven van de toe- lating van nieuwe leerlingen en van het ver- trek der leerlingen in den loop van het school geldjaar. (De staat wordt irugericht overeenkomstig een door Burgemeester en Wethouders te ver- strekken model. Artikel 12. Burgemeester en Wethouders maken zoo spoedig mogelijk na ontvangst van de in art. 11 bedoelde opgaven den of meer lijsten der aanslagen volgens de schoolgeldregeling op. Artikel 13. Burgemeesters en Wethouders zenden de lijsten van de aanslagen ter invordering aan den gemeente-ontvanger met opgaaf van de twee termijnen van betaling, welke bij de vast- stelling *van elk kohier door hen worden be- paald. Artikel 14. De gemeente-ontvanger reikt zoo spoedig mogelijk aan eiken schoolgeldplichtige een ge- dagteekend aanslagibiljet uit, volgens het model, door Burgemeester en Wethouders vastgesteld, waarin tevens de termijnen van betaling zijn aangegeven. Van de gedane betalingen wordt zoo spoe dig mogelijk op het aanslagbiljet kwijtinig ge geven. Artikel 15. Ingeval een leerling door ziekte verhinderd is de school te bezoeken, wordt ontheffing van het verschuldigde schoolgeld verleend over het tijdvak der ziekte, mits dit niet korter is dan een maand. Ontheffing van schoolgeld wordt eveneens verleend bij het tusschentijds verlaten der school over het nog resteerend gedeelte van het schoolgeldjaar. Ontheffing van schoolgeld wordt bovendien verleend in het geval bedoeld in artikel 5, tot. het bedrag, waarmede het aanvankelijk vast gestelde schoolgeld moet worden verminderd. Voor de toepassinig van de leden 1 en 2 van dit artikel worden gedeelten van een maand buiten beschouiwing igelaten. Ontheffing voor het geval, bedoeld in lid 1, moet worden aangevraagd binnen 2 maanden na den dag, waarop de leerling het schoolbe- zoek heeft hervat. Ontheffing voor het Igeval, bedoeld in lid 2, moet worden aangevraagd binnen 2 maanden na den dag, waarop de leerling de school heeft verlaten. Ontheffing voor het geval, bedoeld in lid 3 wordt ambtshalve of zoodra mogelijk na ont vangst van het desbetreffend verzoek van den schoolgeldplichtige verleend. Artikel 16. Op de invordering van het schoolgeld zijn overigens de artt. 29il tot en met 295 en arti kel 299 der gemeentewet van toepassing. Artikel 17. Binnen 3 maanden na het vervallen van den laatsten termijn zendt de gemeente-ontvan ger aan Burgemeester en Wethouders een staat met toeliehting van de posten op de lijst der aanslagen, welke hij niet heeft kun- nen invorderen. Burgemeester en Wethouders zenden dezen staat aan den igemeenteraad met een voorstel tot niet-invorderbaarverklaring van die pos ten, welke zij daarvoor vatbaar achten. Artikel 18. Indien het innen van schoolgeld voor kinde ren. die een (bijzondere school bezoeken, ge- schiedt door het schoolbestuur: wordt in art. 13 voor de woorden ,,de gemeente-ontvanger" gelezen ,,het schoolbestuur" en tegelijkertijd een afschrift van die lijsten aan den gemeen te-ontvanger. Wordt het aanslagbiljet, bedoeld in artikel 14, lid 1, door den ontvanger uitge- reikt door tusschenkomst van het school bestuur; wordt van de krachtens artikel 15 verleen- de ontheffingen mededeeling gedaan aan het schoolbestuur; en wordt artikel 17, lid 1, gelezen: Binnen twee maanden na het vervallen van den laat sten termijn zendt het schoolbestuur aan Bur gemeester en Wethouders een opgaaf met toe liehting van de posten, welke het niet heeft kunnen innen. Burgemeester en Wethouders stellen deze opgaaf in handen van den ge meente-ontvanger teneinde de openstaande posten in te vorderen. Binnen twee maanden na ontvangst van de opgaaf zendt de ge meente-ontvanger aan Burgemeester en Wet houders een staat met toeliehting van de in de opgaaf voorkomende posten, welke hij niet heeft kunnen invorderen. Artikel 19. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1939. Alsdan vervallen de thans geldende door den gemeenteraad vastgestelde bepalingen omtrent de heffing en invordering van school geld voor het lager onderwijs. Zij iblijven ech- ter van kracht voor de aanslagen van school- geldplichtigen over de daaraan voorafigaande jiaren. g. Vaststelling gemiddeld bedrag per leer ling der o. 1. school voor 1939. Burgemeester en Wethouders schrijven: Krachtens artikel 55bis der Lager Onder wijswet 1920 ingevoegd bij de wet van 22 Mei 1937 Stbl. no. 323 wordt jaarlijks door den gemeenteraad tegelijk met het vaststellen der begiooting van inkomsten en uitgaven der gemeente, het bedrag bepaald, dat per leerling voor de scholen onderscheidenlijk voor gewoon en voor uitgebreid lager onder wijs in het jaar, waarvoor de begrooting geldt ter bestrijding van de kosten bedoeld in artikel 55 onder e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding, wordt beschikbaar gesteld. In de enlwerp-begrooting 1939 is geraamd voor: 1. voor het openbaar gewoon lager onder wijs: a. kosten van het instandhouden van schoolgebouwen, alsmede van terreinen voor het onder wijs in lichamelijke oefening 800,— b. onderhoud van schoolmeubelen 200, c. aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften (met uit- zondering van nieuwe boeken) 1200, d. verlichting en verwarming en schoonhouden van schoolge bouwen 1350, e. kosten van schoolbibliotheken 100, f. brandwaarborg 20,- g. gedeelte van de jaarwedden van de vaste werklieden voor het verrichten van werkzaam- heden ten behoeve van het onderhoud der schoolgebouwen 350, Voor adminiistratiekosten dient geraamd te worden 0,50 per leerling is 216, 4236,— 2. Voor het uitgebreid lager onderwijs: a. kosten van het instandhouden van schoolgebouwen, alsmede van terreinen voor het onder wijs in lichamelijke oefening f 200, b. onderhoud vhn schoolmeubelen 100, c. aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermidde- len en schoolbehoeften (met uitzondering van nieuwe boeken) 425, d. verlichting en verwarming en schoonhouden van schoolgebou wen 495, e. kosten van schoolbibliotheken 25, f. Brandwaarborg 8, g. gedeelte van de jharwedden van vaste werklieden voor het ver richten van werkzaamheden ten behoeve van het onderhoud der schoolgebouwen 90, Voor administratiekosten dient geraamd te worden 0,50 per leerling is 43,67 1386,67 Gedurende 1938 gaan op de openbare scho len voor g.l.o. gemiddeld 432 leerlingen en op de openbare u.l.o. school 87% leerling. In verband hiermede stellen Burgemeester en Wethouders voor het eerder genoemd be drag voor 1939 te bepalen, wat het g.l.o. be- treft op 4236 432 9,80 en voor het u.l.o. op 1386,67 87 f 15,88. h. Goedkeuring der begrooting van de commissie tot wering van schoolverzuim in de kom en te SluiskiliDriewegen over 1939, op een eindcijfer van respectievelijk f 200 en 50. i. Een schrijven van den volgenden inhoud: Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Mondharmonicaclub ,,Internos" te Sluiskil, opgericht 1 Januari 1935. Beleefd verzoeken wij U Edelachtbaren dat genoemde vereeniging in aanmerking kan komen Voor subsidie. Burgemeester en Wethouders stellen voor hierop afwijzend te beschikken j. Goedkeuring begrooting E(urgerlijk Arm- bestuur dienst 1939. Door het Burgerlijk Armbestuur wordt in- •gediend de begrooting voor den dienst 1939, sluitende in ontvang en uitgaaf op een bedrag van f 56.280,85, met een geraamde gemeente- lijke isubsidie van 53.000. Het Burgerlijk Armbestuur voegt aan de begrooting toe het volgende schrijven: Wij doen U hierbij toekomen de begrooting van inkomsten en uitgaven voor het dienst- jaar 1939 met verzoek deze wel ter goedkeu ring aan uwen raad te willeh voordragen. Ter toeliehting diene het volgende: In verband met de toename van het aantal ondersteunden, blijkens bijgaande opgave, is de post: bedeeling met geld, brood en andere levenismiddelen met circa 3000 verhoogd moeten worden. Voorts drukt op deze begrooting nog het nadeelig slot van het dienstjaar 1937 ad f 2959,35. De post „jaarwedde secretaris-penning- meester is van 700 gebracht op /800, daar de secretariis-pennigmeester sedert 1 Januari 1938 wekelijks des Woensdagavonds zitting te Sluiskil houdt voor het doen van bedeeling aldaar, zulks in verband met het feit, dat met ingang van genoemden datum uw college op- dracht gaf voor alle verstrekte ondersteunin- gen de handteekening voor ontvangst te doen plaatsen. Het lid te Sluiskil, dat voordien de onder- steuningen deed, kon zijn tijd niet meer be- langeloos beschikbaar stellen. k. Vaststelling eener VERORDENING op de heffing van opcenten op de Personeele Belasting in de gemeente Temeuzen. Artikel 1. Er zullen jaarlijkis, met ingang Van het belastingjaar 1939, ten behoeve van deze gemeente op de hoofdsom der personeele be lasting opcenten worden geheven volgens het onderstaand tarief. a. in de kom der gemeente: 175 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastb&re huurwaarde bedraagt f 150 of minder; 182 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan 150 en niet hooger dan f 225; 189 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan 225 en niet hooger dan f326; 196 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurtvaaS'de hooger is dan f 325 en niet hooger dan /475; 203 voor de aanslagen van hen, voor wie de belhstbare huurwaarde hooger is dan 475 en niet hooger dan 675; 210 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan if 675; b. overig deel 175 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde bedraagt f 90 of minder; 182 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan f 90 en niet hooger dan fl35; 189 voor de aanslagen van hen, voor wie de bel'astbaie huurwaarde hooger is dan f 135 en niet hooger dan 195; 196 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan 195 en niet hooger dan f 285; 203 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan f 285 en niet hooger is dan /405; 210 voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde hooger is dan f 405. Op de aanslagen van hen, die niet in den zin der wet op de personeele belasting 1896 gebruiker van een perceel zijn, wordt het maximum van 210 opcenten geheven. Artikel 2. Deze verordening wordt herzien zoodra wordt vastgesteld of gewijzigd een gemeente- verordening als bedoeld in de artikelen 5 en 31 duodecies der wet op de personeele belas ting 1896. Artikel 3. De thans geldende verordening op de hef fing van opcenten op de hoofdsom der per soneele belasting wordt met ingang van 1 Januari 1939 ingetrokken. Zij blijft van kracht ten aanzien van de be- lastingjaren, welke voor dien datum zijn ge- eindigd. 1. Vaststelling eener verordening op de hef fing van opcenten op de gemeentefondsbelas- ting. VERORDENING op de heffing van op centen op de gemeentefondsbelasting in de gemeente Terneuzen. Artikel 1. Voor het belastingjaar 1 Mei 1939 tot en met 30 April 1940 zullen ten behoeve dezer gemeente op de hoofdsom der gemeentefonds belasting worden geheven 75 (vijf en zeven- tig) opcenten. Artikel 2. De opcenten worden niet geheven op de aanslagen van hen, die binnen het Rijk geen vaste woonplaats hebben. Artikel 3. Deze verordening wordt herzien zoodra de gemeente voor de heffing der gemeentefonds belasting wordt gerangschikt in een andere dan de 3e klasse. Artikel 4. Ten aanzien van vorige belastingjaren, blijven de voor die jaren geldende verorde- ningen van kracht. m. Goedkeuring verbouw kantoor Ge- meentewerken tot afdeeling der gemeente- secretarie. n. Burgemeester en Wethouders te mach- tigen, de huur van de woning van den heer C. F. Kohier op te zeggen. Het ligt in de be- doeling daarin gemeentewerken onder te brengen. o. Een verzoek van C. F. Kohier, luidende: Bij dezen neemt ondergeteekende beleefd de vrijheid Uw Edelachtbaar college te ver zoeken hem het grootste gedeelte van den tuin (pl.m. 225 Mt) van zijn tegenwoordige woning te verkoopen a 5,de Mt, voor 't geval uw college het besluit neemt de woning te bestemmen voor bureau van den gemeentebouwmeester. p. Vaststelling begrooting Woningbedrijf dienst 1939 MEMORIE VAN TOELICHTING. Burgemeester en Wethouders doen de gemeentebegrooting voor 1939 vergezeld gaan van de volgende memorie van toeliehting: Bij het opmaken van de begrooting voor 1939 moest er van worden uitgegaan, dat het b'atig saldo van de rekening 1937 f 23.600 lager was, dan hetzelfde saldo in 1936, en dat daardoor met een minderen opbrengst voor den gewonen dienst voor 1939 moest worden rekening gehouden van f 17.600 (f 6000 was er in 1938 naar de reserve overgebracht). iDaarnaast moest het bedrag der finan- cieele verhouding volgens de wet van 1935 verlaagd worden met f 3300 en moest boven dien de post subsidie Burgerlijk Armbestuur" verhoogd worden met f 10.000. Dientengevolge moest op 1939 extra gevon- den worden f 17.600 f 3.300 f 10.000 f 30.900. Het spreekt vanzelf, dat daardoor de begrooting 1939 nog scherper geraamd moest worden dan dit reeds met die van 1937 en 1938 was geschied. Het is natuurlijk onmogelijk al deze tekor- ten te vinden met bezuinigingen en daarom was het college verplicht ontvangsten te zoe- ken om het tekort weg te werken. In de eerste plaats is het nu noodig en wij doen daartoe ook het voorstel de in 1938 inge- voerde verlaging der opcenten op de perso neele belasting terug te nemen, dat aantal wordt dus weer met 40 opcenten verhoogd en gebracht op 175210. Hierdoor wordt gevonden rond f 15.000. Uaamaast moest nu voldaan worden aan den reeds vroeger gesteldten eisch van de regeering om de schoolgelden voor het lager en u.l.o. onderwijs te verhoogen; de meerdere opbrengst hiervan wordt geraamd op f 2000 (Zie ontwerp-verordening). Blijft hierdoor nog te vinden ongeveer f 14.000. Wij hebben gemeend, dat een deel van het tekort gevonden kan worden door de invoe- ring van een wegenbelasting, waarbij wordt ingetrokken de rioolbelasting, daar deze toch als een onderdeel eener wegenbelasting is te beschouwen. Wij hadden kunnen voorstellen de rioolbel'aisting op te voeren, doch in de praktijk is wel gebleken, dat nogal ontduiking bij die belasting kan plaats hebben, wat niet mogelijk is bij de wegenbelasting, zooals wij ons die voorstellen, en die geheel gebaseerd is op de kadastrale huurwaarde. Volgens het voorstel d'at hierbij wordt aangeboden, wordt de opbrengst geraamd op f 11.000. Als we dan aftrekken de opbrengst der rioolbelasting ad f 5500, dan blijft er een meerdere ontvangst van pl.m. f 5500. Het verder tekort (f 8500) willen we vinden door van de reserve af te schrijven f 5000 en door nog te bezuinigen een bedrag van pl.m. f 3500. De reserve bedraagt thans f 42.300, zoodat dan voor 1940 en volgende jaren overblijft 37.300. Onwillekeurig zal de raad vragen, wat is de oorzaak dat het batig saldo van 1937 zoo- veel lager is dan dat van 1936 en vorige jaren. Hierbij kan als de voornaamste oorzaak wor den genoemd, dat de begrooting voor 1937, het is reeds eerder gezegd, scherp was geraamd, d.w.z., dat de ontvangsten zoo hoog mogelijk waren geraamd, terwijl de uitgaven laag waren gehouden. Al hierdoor wordt een batig saldo gedrukt. Doch daarbij komt nog, dat in de loop van 1937 nogal uitgaven zijn gedaan, waardoor de begrootingsposten worden over- schreden. We denken b.v. aan de volgende posten Wandelpla.atsen en plantsoenen f 500 Pompem en riolen 2200 Bijdrage van hoofdstuk VIII-2 van den kapitaaldienst 800 Krankzinnigen 880 Armbestuur 4500 Oontrole werkloozen 1000 Bijzondere hulp aan werkloozen 2400 Dit deze mededeelingen zal Uw raad kun nen blijken, dat onmogelijk nieuwe uitgaaf- posten of verhooging van geraamde uitgaaf- posten aanvaard kunnen worden, zal onze begrootingspositie nog niet ongunstiger be- invioed word'en. Wij dringen dan ook bij Uw college op de meest mogelijke soberheid aan. AFDEELINGSVERSLAG. De door Burgemeester en Wethouders aan geboden begrooting is commissoriaal behan- deld in 2 afdeelingen van den gemeentera'ad. Omtrent het daarin verhandelde en de verant- woording van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding daarvan, is uitgebracht het volgende verslag: Kiezerslijsten en kiesverrichtingen. Volgno. 26. In de beide afdeelingen wordt voorgesteld ook aan de leden van de stem- bureaux een presentiegeld toe te kennen. Wanneer het de bedoeling van de voor- stellers is om naast de verteringskosten nog eens te betalen presentiegeld, dan heb ben wij daartegen bezwaar, omdat daardoor de uitgaven der gemeente worden opge- voerd. Verteringen stembureaux. Volgno. 27. Een lid der eerste afdeeling dringt aan op soberheid bij d'e verteringen der stembureaux. Met deze opmerking zal zooveel mogelijk rekening worden gehouden. Kleeding en rijwieltoelage gemeentebode. Volgno. 55. In de beide afdeelingen wordt het denkbeeld geopperd de rijwieltoelagen af te schaffen en ieder ambtenaar die in dienst der gemeente een rijwiel moet gebruiken een abonnementsrijwiel te geven. Ben lid der eerste afdeeling zegt dat de toelagen onder dit volgno. mede kunnen dienen voor de extra- slijtage der kleeding van den gemeentebode. Het rijwiel van den gemeentebode wordt in 1939 in het abonnement opgenomen. De rijwielen van gemeentewerken zijn eigen- dom der gemeente. Wanneer deze versleten zijn zullen ook zij in het abonnement wor den opgenomen. Politie. Volgno. 63. Een lid der eerste afdeeling wil de vergoeding voor de overuren der gemeentepolitie afschaffen. Waar artikel 30 van het ambtenareil- reglement voorschrijft, dat overuren worden vergoed, kan niet tot het inhouden dier ver goeding worden overgegaan, zoolang het ambtenarenreglement niet is gewijzigd. Terzake is van ons geen voorstel te ver- wachten. Kosten van de burgerwacht. Volgno. 90. In beide afdeelingen verklaart een lid zich principieel tegen de subsidie aan de burgerwacht. De bewaring der orde be- hoort bij de politie, zoonoodig versterkt door de militaire macht. Bewapening van een gedeelte der burgerbevolking verbreekt de eenheid der natie. Deze opmerkingen geven ons geen aanlei ding den post terug te nemen. Bescherming tegen luchtaanvallen. Volgno. 93. Leden der tweede afdeeling informeeren naar de Luchtbescherming. Acht het college het uitgetrokken bedrag voldoen- de? Is de brandweer bij mobilisatie verze- kerd van voldoende personeel? In verband met de financieele toestand kunnen voor de luchtbescherming voorloopig geen meerdere gelden worden uitgetrokken. Wat de personeelsbezetting betreft, dit zal nader door het brandweerbestuur worden nagegaan. Subsidie ziekenhuizen. Volgno. 112. In d'e beide afdeelingen wordt gevraagd waarom in de begrooting de sub sidie voor het ziekenhuis reeds 1000 hooger is uitgetrokken. Wordt met den bouw' van het nieuwe ziekenhuis begonnen, dan kan dit nog niet in 1939 gereedkomen. Dat deze post 1000 hooger is geraamd wil nog niet zeggen, dat deze 1000 ook uitgegeven zal worden. Alleen wanneer een nieuw ziekenhuis in exploit'atie zou komen zou dit bedrag uitbetaald worden. Begrafenisrechten. Volgno. 133. Een lid der eerste afdeeling wil de begrafenisrechten verhoogen met uit zondering van de derde klasse. In de raadsvergadering van 14 Juli 1938 is de verordening op de heffing van begra fenisrechten eerst opnieuw vastgesteld. Deze verordening is goedgekeurd bij K. B. van 29 Augustus 1938, no. 22. Al daarom zouden wij bezwaren moeten maken deze verordening reeds weer nu te herzien. Bovendien achtten wij het bedrag dat in de eerste klasse betaald wordt hoog, zoodat wij bij verhooging zeer waarschijnlijk in strijd zouden komen met artikel 31 van de Begraafwet. Straatbelasting. Volgno. 135. In verband met d'e voorge- stelde wegenbelasting deelt een lid der eerste afdeeling mede, dat de belastingen wel erg zwaar gaan drukken. Een lid der tweede afdeeiing bespreekt de algemeene belasting- politiek. Nu aan belastingverhooging niet is te ontkomen zag hij gaarne in de eerste plaats verhooging van de marktgelden, waardoor wordt bereikt dat niet enkel de ingezetenen zwaarder worden getroffen, doch ook anderen de xosten der gemeenschap helpen verlich- ten. Hij vraagt of de percentages van 4 en 3 in overeenstemming met andere gemeen- ten zijn gekozen. Een ander lid dier afdeeling had liever de reserve tot een hooger bedrag aangesproken. We leven nu in de magere jaren en het is toch niet onze tagk deze reserve tot de vette jaren te bewaren. Hij vindt de wegen- be'asting wel erg onsympathiek en zag graag dat de opbrengst niet hooger was dan die der rioolbelasting. Wat gebeurt er, vrabgt dit lid mdien we volgend jaar weer voor een tekort staan? Bij het opmaken van de begrooting is overwogen om de rioolbelasting ongewijzigd te laten en het meerdere te laten uit de reserve waardoor de reserve dan zou wor den ongeveer 33.900. Lettende hierbij op de toekomst hebben wij begrepen, dat die reserve dan heel spoedig uitgeput zou zijn en wij verpiicht zouden zijn een rijksbijdrage te vragen. Het is ons bekend, dat dan in- voering van een wegenbelaseing geeischt zou worden tot een bedrag dat waarschijn lijk nog hooger zou zijn dan het nu geraam de. Dit is voor ons een der motieven ge- weest om de rioolbelasting om te zetten in een wegenbelasting. De heffing van 4 en 3 houdt alleen verband met de behoefte. Door invoering van een wegenbelasting worden ook de eigenaars der woningen niet- ingezetenen belast hetgeen overeenstemt met de gestie door een der leden in de tweede afdeeling naar voren gebracht Wij moeten den raad ontraden de reserve ver der aan te spreken, dan reeds thans gedaan wordt. Wordt deze thans verder in tact gelaten dan kan het restant hiervan worden aangewend om de begrootingen over 1940 en 1941 sluitend te maken. Het is anders te voorzien, dat de begrooting over 1941 met een tekort zal sluiten. Als over volgende jaren nog tekorten overblijven, zal in elk ge val niet opnieuw een rioolbelasting ingevoerd v/orden. Wij teekenen hierbij nog aan, dat blijkens thans gepubliceerde berichten de regeering voornemens is aan die gemeenten die een rijksbijdrage behoeven teneinde de begrooting sluitend te maken, voortaan voor eenige rijksbijdrage wordt ontvangen de verplichting op te leggen een gem. in- komstenbelasting in te voeren, wat dus hier op neer komt, dat eerst nog van de ingezetenen een zwaarder offer moet worden gevergd, voor het Rijk bijspringt. De opbrengst der marktgelden bedraagt over 1936 3561,90 en over 1937 3229,25. Hiervan afgetrokken de opbrengst wegens kermisgeld over 1936 f 1522,80 en over 1937 1282,60; blijft Voor m'arktgelden over 1936 2039,10 en over 1937 1946,65. Ge steld dat we de marktgelden met ongeveer 50 zouden verhoogen, dan zou dit een meerdere opbrengst kunnen geven van on geveer f 950. Maar dan zou daartegen het bezwaar bestaan, dat marktlieden de markt niet meer bezoeken, wat weer de opbrengst zou drukken. Dit denkbeeld kunnen we dan ook niet in overweging nemen. Onderhoud van straten en pleinen. Volgno. 143. Een lid der eerste 'afdeeling vraagt de Nieuwe Kerkstraat te asphalteeren en wanneer dit met het oog op de druk der belastingen niet mogelijk is, in elk geval dat gedeelte voor het Ziekenhuis. We zeggen toe, dat we deze kwestie nader in overweging zullen nemen. Onderhoud van wegen en voetpaden. Volgno. 144. In verband1 met de verbete- ring van de Molen- en Koedijk zegt een lid van de eerste afdeeling, dat hij het erg be- treurt, dat het rijwielpad geheel verdwijnt. Door de verbreeding van den rijweg wordt het rijwielpad inderdaad smaller. Na de wegverbreeding blijft de breedte van het pad nog ongeveer 1,25 meter, wat o. i. vol doende is. Schoolgelden. Volgno. 191. Een lid der eerste afdeeling stelt zich voor de tarieven der schoolgelden te zijner tijd te bespreken. 'Naar aanleiding hiervan merken wij op, dat ook wij de schoolgeldregeling die af- loopt per 1 Januari 1939 graag op de oude bedragen hadden gehandhaJafd. Konden wij ons evenwel het vorig jaar nog beroepen op het gemakkelijk sluitend maken van de begrooting, Uw College weet, dat daar dit jaar geen sprake meer van is. Wij zullen dan ook te voldoen hebben aan het schrijven van Gedeputeerde Staten, d.d. 20 Januari 1937 en den brief van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 18 November 1937. Gedeputeerde Staten schrijven bij die gelegenheid: ,,Nu d'e begrootingspositie van Terneuzen voor 1937 bevredigend is adviseeren wij Uwe Excellentie te bevorderen, dat de hierbij gaande verordening voor het tijdvak van 1 jaar wordt goedgekeurd. Bij de behandeling van de verordening voor een volgend tijd vak zal dezerzijds zoo noodig een verdere verhooging van het schoolgeldtarief worden bevorderd. Hoewel wij met den Minister van oordeel zijn, dat het schoolgeldtarief aan den lagen kant is, wenschen wij, nu ons uit het over- zicht van den fin'ancieelen toestand, over- gelegd bij de dezer dagan ingezonden ver ordening tot heffing van opcenten op de hoofdsom van de personeele belasting, blijkt dat de financieele toestand een matige be- lastingverlaging toelaat, te bevorderen, dat Zijne Excellentie, voorsh'ands met het bestaande tarief van heffing genoegen neemt." De Minister deelt in zijn schrijven mede voor 1938 met de heffing genoegen te willen nemen. Waar de Minister het vorig jaar toen de gemeenteraad tot belastingverlaging over- ging, tenslotte genoegen heeft genomen met het bestaande schoolgeldtarief, daar is het ddidelijk, dat nu, waar verhooging van belasting moest worden ingevoerd, in elk geval het schoolgeldtarief moest worden verhoogd. Subsidie nijverheidsonderwijs. Volgno. 314. Een lid der eerste afdeeling wil gaarne uitvoerig ingelicht worden waar om een zooveel grooter bedrag voor de land- bouwhuishoudschool gevraagd wordt. Een lid der tweede afdeeling vraagt of op den cursus voor huisvrouwen der werkloozen die vrou- wen, welke een behoorlijk gezinsinkomen heb ben, geen bijdrage behooren te betalen. De uitbreiding van de landbouwhuishoud- cursus heeft het noodzakelijk gemaakt die post te verhoogen tot f 1200. Er bestaat op het oogenblik een cursus voor het land- bouwhuishouden, niet aansluitend aan het lager onderwijs, terwijl daamaast nog be staat een tweejarige cursus, die wel aan het lager onderwijs aansluit. Terzake van de bijdrage aan de werkloozencursus zal door ons een onderzoek worden ingesteld. Belooning doktoren en vroedvrouwen. Volgno. 328. Een lid der eerste afdeeling vraagt van Burgemeester en Wethouders een opgaaf te mogen ontvangen van het aantal gevallen, dat door de vroedvrouwen hulp is verleend. Over de eerste negen maanden van 1938 zijn door de vroedvrouw in de kom 33 ge vallen behandeld en te Sluiskil 9. Subsidie armbestuur. Volgno. 331. Een lid van de eerste afdeeling wil gaarne ingelicht worden omtrent: A. 1. Het aantal werklooze valide arbeiders gedurende de eerste 9 maanden van 1938 door het burgerlijk armbestuur ondersteund. 2. Het totaal bedrag dat aan hen is uit betaald. B. Dezelfde gegevens vraagt hij inzake de schippers. Deze cijfers zijn: A. 1. 41 .2. 5055,51; B. 1. 1. 2. 12. Jaarwedden ambtenaren arbeidsbeurs. Volgno. 342. Een lid der eerste afdeeling vindt de arbeidsbeurs te sterk bezet. Een ander lid wil een Vast ambtenaar te Sluiskil teneinde de arbeidsbemiddeling daar meer doeltreffend te doen zijn. De 'arbeidsbeurs tevens districtsarbeids- beurs voor Zeeuwsch-Vlaanderen heeft als taak vanzelfsprekend: de arbeidsbemidde ling. Hiernaast worden evenwel behandeld: werkloosheidsverzekeringsteunregeling

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1938 | | pagina 7