Gemengde Berichten
Feuilleton-vertellingen
BRABANTSCHE BRIEVEN.
t. v.
Zijn moeder hield zich van toen af met zijn
opvoeding bezig. Toen hij op de middelbare
school eens mishandeld was door zijn Ara-
bischen leeraar, wilde hij, hoe verschrikkelijk
zijn familie zulks ook vond, niet meer naar
deze school terug. Hij liet zich in het geheim
inscbrijven aan een cadettenschool. Daar was
hij een goede leerling, vooral in de wiskunde.
Zijn wiskundeleeraar, die ook Moestafa heet-
te, gaf hem den bijnaam Kemal (een Ara-
bisch woord, dat ,,volmaakt" beteekent). Op
de militaire academie was Moestafa Kemal
zeer gezien. Hij had groote belangstelling
voor de politick en veroordeelde het despotis-
me van Abdoel Hamid.
In 1904 werd hij luitenant, doch reed's den-
zelfden dag werd hij gearresteerd en kort
daarop naar Damascus verbannen. Hier zag
hij, hoe het met de burgerlijke en militaire
organisatie van het Turksche rijk gesteld was.
Het volgend jaar richtte hij een geheime
politieke vereeniging op, „Vatan" (Vader-
land). Van. Damascus ging hij naar Jaffa
en van daar weer naar Saloniki. Ook in de
Europeesche provincies organiseerde hij een
politieke bewaging. De regeering te Con-
stantinopel gelastte opnieuw zijn arrestatie.
Hij kon echter ontsnappen en zijn optreden
geraakte in het vergeetboek. In 1907 werd hij
bevorderd en naar Saloniki gezonden, waar
hij zijn revolutionnaire werkzaamheden her-
vatte.
Kemal won de vriendschap van den beroem-
den Enver Pasja en van Talaat en Dzjemal,
de leiders van het jon.ge Turkije. Zij schiepen
de jong-Turksche beweging en verbanden den
sultan. Diens opvolger, Mohammed V, stond
onder jong-Turkschen invloed.
Oorlogen.
Kemal ging in 1911 incognito naar Tripoli
om er deel te nemen aan den oorlog tegen
Italie. Hij werd bevorderd tot majoor. Voor
zijn terugkeer was de eerste Balkanoorlog
reeds afgeloopen.
In Juli 1913, tijdens den tweeden Balkan
oorlog, werd hij benoemd tot chef van den
staf van het gereorganiseerde legercorps in
Gallipoli. Daar maakte hij studie van het
vraagstuk der verdediging van de Dardanel
les Na den vrede werd hij benoemd tot mili-
tair attache te Sofia (Bulgarije) en bevorderd
tot kolonel. Hij bleef dit tot Turkije in het
najaar van 1914 den wereldoorlog inging.
Moestafa Kemal was van meening dat Tur
kije te vroeg partij had gekozen en dat
Duitschland den oorlog zou verliezen. Hij
werd benoemd tot bevelhebber der strijdkrach-
ten te Rodosto (aan de Zee van Marmora)
en later aan de Dardanelles Hij wilde de
verdediging doorzetten, hoewel het Turksche
opperbevel reeds alle hoop had opgegeven.
Een granaatsplinter ketste af op zijn horloge
en dit felt heeft hem toen het leven doen
behouden.
In 1918 trok hij zich ala ambteloos burger
terug in Anatolie; daar werd hij de ziel van
het nieuwe Turkije. Hij beschikte over een
klein legertje, dat in 1921 meer dan 100.000
man telde. In Angora werd hij hoofd van een
nieuwe regeering; de Entente werd bevreesd
voor het wespennest in Anatolie. Frankrijk
sloot in 1921 een formeel verdrag met hem,
wat zijn formeele erkenning inhield.
In 1922 verdreef hij in bloedige veldslagen
de Grieken uit Klein-Azie en liet hen, met toe-
stemming der geallieerden, Smyrna, Thracie
en Adrianopel aan de Turken afstaan. Hij won
er den eeretitel Ghazi (d.i. overwinnaar) mee.
Op 29 October 1923 werd de republiek uit-
geroepen. De groote Nationale Vergadering
benoeimde Kemal tot den eersten president
der republiek waarin hij feitelijk met dicta
torial macht bekleed was.
In Juni 1926 werd een samenzwering tegen
zijn leven ontdekt. Het bestuur der partij
voor eenheid en vooruitgang had daar de hand
in gehad. In November 1927 werd hij met
algemeene stemmen herkozen.
Hervormingen.
De hervormingen van Kemal Ataturk om-
vatten eenvoudig alles; aanleg van spoor-
wegen, de ontsluiting van Oost-Anatolie, post,
telegrafie, bouw van autowegen, het Latijn-
sche alphabet en de Gregoriaansche kalender,
het dagbladwezen, geschiedenis en kunst, er
is geen gebied, waarop Kemal Ataturk geen
grondige wijzigingen heeft ingevoerd. Vooral
ook de landbouw heeft zijn bijzondere belang
stelling en liefde gehad. Ook het nieuwe
Turkije is een agrarische staat, zoodat het
opvoeren van de landbouwproductiviteit van
enorm belang is; vandaar zijn streven om
het mechanisch landbouwbedrijf te bevorderen.
Even enerigiek en doelbewust als Ataturk
in het binnenland regeerde, leidde hij ook de
buitenlandsche politick van zijn land. Na het
vriendschapspact met Rusland, dat hem een
dekking in den rug gaf tegen de Europeesche
groote mogendheden gaf, stuurde hij af op
vriendschappelijke betrekkingen met Arabie,
Iran, Afghanistan, zoodat zich in Voor-Azie
een Turksch-Islamitisch vriendschapsblok ge-
vormd heeft, waarvan de macht niet te onder-
schatten is. Maar ook met de Bal'kanstaten
sohiep hij nauwe politieke en economische
betrekkingen. In de laatste jaren voor zijn
dood, maakte hij de banden tusschen zijn
land en de sowjet-Unie langzamerhand losser
en sloot hij zich nauwer hij Engeland aan.
Aan de nieuwe vriendschap met dit land is
het ook te danken, dat Ataturk tenslotte
toestemming kreeg, de Dardanellen weer te
versterken en dat het sandsjakvraagstuk ten
slotte in voor Turkije gunstigen zin opgelost
werd.
Gezegd kan worden, dat Turkije op het
oogenblik internationaal een krachtige positie
inneemt en dat is het, wat Ataturk steeds ge-
wenscht heeft. Hij heeft eens verklaard: ,,Ik
wil mijn volk aan de hand leiden, tot het
alleen kan loopen; dan heb ik mijn werk
voltooid"'. Hij heeft zijn werk voltooid en is
heengegaan
De roman van JLatifa, Kemal's
vroiiw.
Het leven van dezen man van de daad is
ook niet van romantiek ontbloot. Iedere
Napoleon heeft zijn Josephine-periode. De
romantische episode in het leven van Moestafa
Kemal is de geschiedenis van zijn huwelijk,
waaraan een scheiding in Augustus 1925 een
einde maakte. Zijn vrouw was de sohoone
Latifa Hanoem, dochter van een schatrijk
echtpaar, dat te Smyrna woonde. Zij had een
opvoeding genoten, die ver uitstak boven die
der andere Turksche meisjes. Levendige
belangstelling had zij voor de politick en daar
zij een vurig patriotte was, had zij groote
vereering voor hem, die haar land had bevrijd.
Toen de nationale held de stad bezocht
waar zij woonde, drong zij door de jubelende
menigte naar voren en met ten hemel geheven
armen snelde zij op hem toe en riep:
Laat mij uw vrouw worden, o bevrijder
van mijn volk! Laat mij mijn jeugd, mijn
juweelen en mijn rijkdom aan u opofferen!
En de groote Kemal nam het hem zoo
spontaan aangeboden offer aan, temeer mis-
schien, omdat Latifa een bruidsschat mee-
bracht van ongeveer vijftig millioen kronen.
Hij trouwde met het meisje en zij werd ,,de
eerste vrouw in den lande".
Latifa Hanoem heeft in deze rol geen succes
gehad. Zij hield zoo zielsveel van haar held,
dat ze de vele plichten, die haar positie haar
oplegde, niet kon vervullen. Zij bekommerde
zich maar alleen om hem, zij verbrak alien
omgang met andere Turksche vrouwen en zij
was zoo jaloersch, dat zij zelfs alle aan Kemal
gerichte brieven en telegrammen opende. In
korten tijd was zij niet slechts zeer onpopu-
lair bij haar seksegenooten, maar zij wekte
ook de vijandschap van de politic, van de
leden der regeering. Men drong er bij Moe
stafa Kemal op aan, dat hij zich van haar zou
laten scheiden. En daar Moestafa Kemal in-
zag, dat hij Latifa niet kon veranderen, liet
hij zich, na twee jaar met haar getrouwd te
zijn geweest, van haar scheiden.
Latifa is het slachtoffer geworden van haar
al te vurige liefde. Zij was niet een steun
voor hem, dien zij liefhad, zij vormde in
menig opzicht een belemmering voor zijn
werk.
En Kemal Ataturk, de man, die weet wat
hij wil, wist ook hier de eenige radicale oplos-
sing te vinden: de scheiding.
Thans leeft zij in een weelderig ingericht
huis te Stamboel.
De schoone Latifa is een eenzame, zwijg-
zame verbitterde vrouw geworden
ONRUSTBARENDE BEVOLKINGSCIJFERS
IN FRANKRIJK.
Na de onrustbarende cijfers omtrent den
aohteruitgang van de Fransche bevolking,
die genoemd zijn op het nationaliteitscongres
te Limoges, zijn van belang de gegevens thans
door het Fransche bureau voor statistiek over
de eerste helft van dit jaar gepubliceerd.
Hieruit blijkt, dat in die periode de bevolking
van Frankrijk met 43.410 is afgenomen. In
de eerste helft van het vorige jaar bedroeg
de vermindering 17.205. Het geboortecijfer
vertoont een afname van 3311 en het cijfer
der overiedenen een toeneming van 22.984.
Het aantal huwelijken is voorts met 1911 ver-
mindert, zoodat een verdere val van het ge-
boortencijfer moet worden verwacht. Sedert
1920 zijn niet zo6 weinig huwelijken en ge-
boorten te vermelden geweest en verder blijkt,
dat in de eerste helft van dit jaar het aantal
overlijdingen met 43.400 dat der geboorten
overtreft. Bijzonder ongunstig zijn de cijfers
voor het tweede kwartaal en in dat tijdvak
blijft zelfs do kindersterfte, gerekend naar het
aantal beneden het jaar overleden kinderen,
te zijn toegenomen in vergelijking met het
vorige jaar.
Het is begrijpelijk, dat deze gegevens in
Frankrijk groote onrust hebben gewekt, een
toenemende zorg, die zich voegt bij de
andere, waaronder Frankrijk gebukt gaat.
Deze zorg breedt overigens weinig in de
openbaarheid en over welke nooden men in
de redevoeringen in het parlement en op de
politieke congressen ook hoort spreken, ter-
nauwernood over deze. De achteruitgang van
het Fransche geboortencijfer begon tijdens de
Napoleontische oorlogen en is overigens een
versohijnsel bij haast alle blanke rassen, al
is het elders later opgetreden. Sedert 1801,
toen Frankrijk met 26 millioen inwoners de
grootste mogendheid van Europa was, is de
bevolking nog met 29 pet. toegenomen in de
eerste helft van de 19de eeuw. Van die periode
af tot aan 1900 was de toeneming nog maar
9 pet. en van 1900 tot 1936 slechts 7 pet.
ondanks de toevoeging van Elzas-Lotharingen
welke de verliezen van den wereldoorlog com-
penseerde en de toevloed van buitenlandsche
immigranten ten getale van 3 millioen. Een
medewerkster van de Republique heeft dezer
dagen de volgende berekening voor den toe-
komstigen loop der bevolking gemaakt. Wan-
neer de vruchtbaarheid en de mortaliteit van
het Fransche volk op het tegenwoordige peil
blijven staan, zal het overschot van de over
lijdingen boven de geboorten in 50 jaar zulke
afmetingen aannemen, dat de bevolking van
Frankrijk met 7 millioen zou verminderen,
zoodat zij alsdan tot 34 millioen gedaald zou
zijn. Maar indien geboorte en sterfte in het-
zelfde tempo blijft verminderen van de laat
ste jaren, dan zou de Fransche bevolking
over 50 jaar nog maar 29 millioen bedragen.
DE SMOKKELARIJ IN HET NEDER-
LANDSCH—DUITSCHE GRENSGEBIED.
Men meldt aan de N. R. Crt.:
Dezer dagen hebben wij melding gemaakt
van de onthuiling van een uitgebreid smok-
kelcomplot aan de Nederlandseh-Duitsche
grens, waarbij een aantal Duitsche douane-
beambten betrokken was. Men zal zcih her-
inneren, dat wij reeds toen de veronderstelling
hebben geopperd, dat het hier niet een geval
op zich zelf betrof, maar dat ook elders de
betrouwbaarheid van het Duitsche douane-
corps te wenschen zou overlaten. Deze ver
onderstelling is juist gebleken, want thans
zijn te Emmerik niet minder dan 20 Duitsche
douanebeambten gearresteerd en geschorst
onder verdenking van in strijd met hun ambts-
verplichtingen giften te hebben aangenomen
van opvarenden van schepen, die zij op mo-
gelijke overtreding van douane-voorschriften
moesten controleeren.
De hoofddaders zijn reeds naar de gevan-
genis te Kleef overgebracht. Binnenkort zul-
len alle befrokkenen terecht moeten staan.
Door een samenloop van omstandigheden is
de aandacht van de Duitsche autoriteiten op
den toestand te Emmerik gevestigd. Eenige
maanden geleden werden in ons land eenige
Oostenrijkers aangetroffen die hun land na
de Duitsche bezetting hadden verlaten. Zij
waren niet in het bezit van de voor toelating
in Nederland vereischte papieren, zoodat kon
worden vastgesteld, dat zij op clandestiene
wijze het land waren binnengekomen. Bij hun
verhoor bekenden zij, dat dit inderdaad het
geval geweest was en dat zij zich aan boord
van een den Rijn afkomend schip verstopt
hadden en er aldus in geslaagd waren de
Duitsche douane te Emmerik en de Neder-
landsche douane te Lobith te verschaiken.
De publicaties hieromtrent in de Neder-
landsche pers waren niet aan de aandacht
van de Duitsche autoriteiten ontsnapt en
dezen trokken daaruit de voor de hand lig-
gende conclusie, dat de controle van de sche
pen te Emmerik veel te wenschen overliet en
dat, wanneer daar menschen uit Duitschland
konden worden gebracht, ook smokkelwaar in
het land kon worden ingevoerd.
Daar dit gerval ongeveer tegelijkertijd plaats
had met de eerste onthuiling omtrent het
douanecomplot aan de Nederlandsch-Duitsohe
grens bij Nijmegen, werd vanzelfsprekend het
onderzoek naar de lekken aan de grens in het
bijzonder gericht op Emmerik.
De grootste omzichtigheid werd hierbij be-
tracht, maar de douanebeambten waren door
de arrestaties van de dezer dagen veroor
deelde beambten op him hoede en zoo kon
men, ofschoon het vermoeden daaromtrent
wel haast aan zekerheid grenst, niet bewij-
zen dat de beambten te Emmerik bij het smok-
kelcomplot waren betrokken en metterdaad
aan den sluikhandel hadden deelgenomen.
Wel kon men bewijzen, dat de mannen zich
bij hun controlewerkzaamheden aan boord van
de schepen royaal lieten tracteeren op siga-
ren en drank, en giften in geld hadden aange
nomen. Bovendien bleek, dat een der be
ambten zich geregeld aan diefstal van goede-
ren en brandstoffen aan boord van schepen
had schuldig gemaakt.
Het gebeurde heeft te Emmerik en in het
aangrenzende Nederlandsche gebied groot
opzien gewpkt.
Intusschen zetten de Duitsche autoriteiten
het onderzoek voort en men verwacht, dat
binnenkort nog meer arrestaties zullen volgen.
EEN DICTAPHOON ALS GETITIGE.
Een merkwaardige getuige heeft v'oor de
rechtbank van Shorerdtch verklaringen afge-
legd, die zeer bezwarend waren voor een
afbeider, Brunt geheeten, die de firma, bij
welke hij werkizaam was, in rechten aansprak
om schadevergoeding te bekomen. Bij zijn
werk gSbruikte de man een poMtoermiddel,
dat veel loodbectanddeelen bevatte.
Tijdens de behandeling van deze zaak, al
dus de ,,News Ohronicle", werd een levenlooze
getuige, een dictaphoon, de rechtszaal binnen-
geroid en tot groote verbazing van Brunt, die
geen flauw vermoeden had, wat er gebeuren
ging, hoorde hij kort daarop zijn edgen stem
en nog wel in een dialoog met een anderen
afbeider. Spears, dien hij trachtte over te
halen wat poeder met 'loodbestanddeelen in te
nemen om eveneens in aanmerking voor scha-
deioosstelldng te komen.
De pa'troons van Brunt verklaarden reeds
geruimen tijd vermoeden te hebben gehad,
dat hij zich opzettelijk wilde vergiftigen,
maar het bewijs was niet te leveren. Om
Brunt uit zijn tent te lokken, hadden zij een
dictaphoon in de woning van zijn mede-arbei-
der Spaers verborgen, die het gesprek, dat
er tusschen beide mannen werd gevoerd,
thans in de rechtszaal weergaf.
De verdediger heeft in verband met dit
overstelpende bewij'smateriaal van een Ver
dere behandeling van de zaak afgezien en
ook Brunt zelf trok zijn aanvrage om schade-
loosstelling in.
DE VIJFUNG DIONNE.
De vijfling Dionne zal een operatie onder-
gaan aan de amandelen, ter voorkoming van
adenoide vegetatdes. De operatie zaJl geschie-
den in het eigen ziekenhu'is van de vijfling.
FINLAND DOOR WOLVEN GETEISTERD.
Dorpsbewoners in het noordelijk deel van
Finland worden geteisterd door wolven uit de
Sowjetunie. Een meisje, dat des avonds per
fiets huiswaarts keerde, ontmoette plotseling
midlden in het dorp twee wolven. Zij liet haar
rijwiel in den steek en liep een natourig huis
binnen, terwijl de wolven haar tot op den
drempel volgden. Kudden schapen zijn over-
vallen en vele dieren zijn gedood.
EEN ZELDZAAM GEWORDEN
POSTZEGEL.
Doordat de nieuwe grens tusschen Tsjecho-
Slowakije en Hongarije zoodanig is getrokken,
dat de stad Kaschau aan Hongarije is geko-
men, hebben de Tsjecho-Slowaaksche post-
zegels van vijftig heller, die zijn gemaakt
naar aanleiding van de landbouwtentoonstel-
ling te Kaschau en een beeld op de stad ver-
toonen, geen reden van bestaan meer. De
Tsjecho-Slowaaksche posterijen hebben daar-
om besioten de zegel niet meer na te druk-
ken, doch dit heeft tot resultaat, dat de prijs
der zegels 'sterk is gestegen. Bij postzegel-
handelaren worden zij nu redds voor het tien-
voud'ige van de waarde verkocht.
PRAKTIJKEN PRAKTIJKEN.
Moliere zou er een bittere oomedie van ge
maakt hebben, tegenhanger van de Medecin
malgre lui...
In een armenwijk van Parijs genoot een
dokter, genaamd Louis Beneteau, de alge
meene achting wegens den edelen moed, waar-
mee hij zieken hijstond en zich door ambt-
genooten in consult liet roepen. Totdat in zijn
huis een misdrijf gepleegd werd, waarin de
poiitie den neus stak. Haar kwamen toen
papieren van dezen huurder onder de oogen,
waarop wel sprake was Van ziekenhuizen en
faculteit, maar zonder nadere bizonderheden.
Met eerbiedigen schroom werd hij uitgenoo-
di'gd zich op het bureau te verantwoorden, te
meer daar in iFebruari iemand van denzelfden
naam uit de afdeeling ongeneeslijken van een
krankzinhigengesibicht ontvlucht en niet
teruggevonden was. Toen erkende „dr." Bene
teau de ontsnapte, maar volstrekt niet buiten
zinnen te zijn, hetgeen hij meende te bewij
zen door het in voile helderheid gedane ver-
haal, staatsexamen A en B met goed gevolg
afgelegd, maar wegens gebrek aan fondsen
niet gestudeerd te hebben. Daama begon hij
vlijtig in geneeskundige werken te lezen met
het aangeduide ge'volg. Maar een kwaden dag
vergreep hij zich aan andermans goed, waar-
voor hij zich gerechtelijk te verantwoorden
kreeg. De beklaagde door zijn medische we-
tenschap geholpen, gaf er toen de voorkeur
aan waanzin te veinzen en hij deed dit zoo
overtuigend, dat de psychiaters hem voor
levenslange interneering rijp achten en van
rechtsvervolging lieten ontslaan.
iEn de heer Beneteau, thans van het onbe-
voegd uitoefenen van die praktijken beschul-
digd, zweert, niet langer Voor onwijs te wil-
len doorgaan, maar ,,als ieder" berecht, ver-
oordeeld, gevangen gezet en in vrijheid ge
steld te willen v/orden.
DE SOHATGRAVER EN EEN
VERZOENINGSGEZINDE SCHOONPAPA.
Er zijn nog altijd menschen, die zelfs de
Rijkspostspaarbank niet veilig genoeg achten
voor de bewaring van ham spaarduitjes en het
beter vinden, deze op de meest zortderlinge
plaatsen te verstoppen.
Zoo wist iemand te Princen'hage met 150
door hem gespaande guldens geen beteren
weg, dat deze in zijn woning onder den vloer
te begraVen.
Behalve de 150 begraven zilveren guldens
verheugt de man zich echter ook in het bezit
van een doehter, die op haar beurt zich weer
Verheugt in het bezit van een verloofde.
Deze verloofde en a.s. schoonzoon ging het
zeer aan het hart, dat de zilveren schat, waar-
mdde hij voor zijn schat zooveel mools zou
kunnen koopen, in de woning begraven bleef.
Van een tijdelijke afwezigheid der familie
eenige maanden geleden, maakte hij gebrudk
den schat op te delven, terwijl de andere schat
sindsdien met tal van schattige cadeautjes
werd verblijd, meldt de Bred. Crt.
Niemand wist echter, dat die schattige ca
deautjes van den opgegraven schat werden be-
taald en wellicht zou het nog geruimen tijd
geduurd hebben eer iemand daar iets van be-
merkt bad, ware het niet, dat de sehatgraver
dezer dagen voor een klein vergrijp "met de
Bredasche poiitie in aanraking kwam. Deze
vond op hem 4i3 zilveren guldens, welke er uit-
zagen, of zij geruimen tijd begraVen waren
geweest.
Ondervraagd naar de herkomst van dit geld,
bekende de a s. schoonzoon zijn schatgraverij.
Waar het delict te Princenhage was ge
pleegd, werd de sehatgraver aan de poiitie al-
daar overgegeven.
Toen deze daarop den vader in kennis stelde
dat zijn aanstaande schoonzoon den Zilveren
schat had opgedolven, weigerde deze, tot ver-
I bazing der politiemannen, aangifte te doen,
onder het maken van de opmerking: „Ach,
dat is zoo erg niet, want hij gaat immers toch
met mijn dtochter trouwen."
De sehatgraver werd daarop in vrijheid ge
steld en ispoedde zich met het restant van den
zilveren schat naar zijn verloofde, waar hij
niettegenstaande zijn schatgTaverij met open
armen werd ontvangen.
EEN EXOENTRIEKE JOGJANEES.
Iedere Jbgjanees kende de ietwat excen-
trieke figuur van Blackshear, den ouden heer
dien men algemeen professor noemde. Men
kende hem door zijn gestreepte broek, welke
bij een jacket hoorde, zijn zwart jasje en zijn
parapluie, welke hem nimmer veriiet, zelfs
al was het 100 gr. in de schaduw, zijn dage-
lijksche wanddHing langs den hoofdweg
maakte. Hij was een Amerikaansch apothe-
ker, die zich tot het Odsten aangetrokken
voelde en 25 jaar geleden naar Britsch-Indie
ging, lezien wij an de ,,Loc."
Vandaar kwam hij ruim 20 jaar geleden
naar Jogja, waar hij zich installeerde in Grand
Hotel, om daar nimmer meer vandaan te
gaan. Jogja heeft hem voor de rest van zijn
leven vastgehouden. Hij leerde Sanskriet, hij
las ten slotte uitstekend Holiandsche dagbla-
den zonder echter een woord van onze taal
te kunnen spreken en als hij eens iets niet
goed begreep dan hielp de directeur van het
hotel hem wel op weg.
Met niemand had hij contact met uitzonde-
ring van landgenooten voor wie hij soms als
gids optrad. Hij schreef in Amerikaansche
tijdschriften beschouwingen over de Javaan-
sche cultuur en soms onderbrak hij zijn ver-
blijf te Jogja voor een korte reis naar Britsch-
Indie, maar steeds keerde hij weer te Jogja
terug.
Charles C. Blackshear was een paar weken
geleden ziek opgenomen in het Petronella-
hospitaal, waar hij in den vroegen morgen
van Doqderdag 27 October op ruim zeventig-
jarigen leeftijd is overleden, eenzaam in een
vreemd land, waarvan de cultuur hem lief
was geworden, zonder Zich ooit aan de levens-
omstantiiigheden van het land te hebben kun
nen aanpassen.
Ulvenhout, 10 Nov. 1938.
Amico,
Stillekes staan de
dagen te kwijnen in
den Novemberschen
buiten. Donkere, wa-
terkleurige lochten
stuiven najte glan-
zings over 't blin-
kend hout, dat te
waaien staat in den
malschen Zuidwester.
De leste blaren, die
hier en daar, lijk
gouwen zonnespet-
ters gesprenkeld
staan deur 't natte takkenrag, flieren weg,
hoog deur de duistere dreven. Die vol van
zacht geritsel zijn van wemelerid nevelnat.
Donker tij. Maar schoon zat!
Tij van trieste schoonheid, vol van heime-
iijken fluister, die vezelt in de boomkroonen,
die zucht deur de rudmten, die ritselt over deii
goudbruinen bosohbojem. Heimelijken fluister,
die asemt over de verre hei, die endeloos ge-
strekt leet tot aan den vagen kim.
Endeloos, in leege veriorenheid, waardeur
'nen stiltefluister wemelt als droeven, gedemp-
ten neurie-muiziek.
In eenen weemoed van verlatenheid, waar-
over 'nen eenzamen, zwarten veugel haastig
wegwiekt. Waarover den naaldekesregen ver-
waait in kleddematte wolken, die wegschim-
men deur die wije leegte.
De hei in den Herfst is zoo groot, zoo mach-
tig van stil geweld als 't wolkenpanorama ge
zien van d'hoogkte weareldtoppen.
"t Is of ge aan den rand der weareld staat.
Of ge stillekes, nuuwsgierig den Schepper, op
Zijn handen ziet, bij Zijnen Goddelijken arbeid.
Of ge hier weg zijt, ver weg van alle men
schen.
De hei in den Herfst is zoo grootsoh als 'nen
sterrenhemel, is zoo wijdsch als de zee. Want
de hei in den Herfst is 'nen brok uit de Schep-
ping, zoo puur, zoo rein, zoo onbesmeurd,
alsof ie sjuust geschapen was. Nog onge-
knoeid
Den mensch amico, 'k heb 't meer geschre-
ven g'ad, zit vol van heimwee. Vooral in deu-
zen modemen tijd, waarin 't een of andere
gekke veurwerp na scherpere beschouwing 'n
lamp blijkt te zijn. Of 'nen ,,gemakkelijken"
stoel.
Vooral in deuzen modemen tijd, waarin den
inboorling van 'n provinciestedeke zelfs, z'n
straten, z'n gebouwen, z'n verkeersregels, z'n
pleintjes en parkskes, altijd veranderen ziet.
VOoral in deuzen modemen tijd, waarin elk
seizoen de levensopvattingen veranderen,
Waarin elken mensch altij vreemd staat in zijn
eigensten kring.
In deuzen wispelturigen tijd, waarin zelfs
de ,,mode" in... honden en in kamerplanten, in
blOmmen en vruchten veranderd!
Waarin ge als ouwerwe'tschen mensch soms
moeite hebt, bij 't koopen van kleeren, van
hoeden, van schoenen, van... ondergoed! Ik
kan aan 'n degelijk, ouderwetsch hemd nie
meer geraken!
In deuzen tijd van flats-mee-lif-menschen,
die nie leven" lijk 'n wassen modepop, die
elken dag weer anders aangekleed wordt; in
deuzen tijd van flats-mee-liften, van schande-
lijk dure woningen die nog gineens 'n eigen
deur bezitten; van elk jaar 'n nuuw model
aultombbiel, 'nen nuuwen hond, 'nen nuuwen
kinderwagel, nuuwe... woorden, nuuwe....
grenzen; in deuzen tijd van nuuw, nuuw, an
ders, w6dr anders en altij anders in deuzen
tijd... mag ik zoo geren gelukkig zijn bij zoo'n
ouwerwetsche hei, die sjuust nog efkens te
wijd en te groote was om bedorven te worden
met en deur menschenlijken mekonliek, men-
schel ijkcomfort
Da's veur mij 't geluk van onze bosschen,
van de groote zeeen, van 't woeste bergland;
ze kunnen daarop maar moeilijk ,,,lieve land-
huiskes" bouwen, gelegen aan betonnen snel-
wegels, mee benzinepomp-stations. Wat is 't
toch allegaar schaamteloos leelijk wat den
mensch knutselt en ...wat prutst ie toch veul!
Wat is ie toch jjVerig in 't oprichten van stee-
nen en betonnen ,,monumenten(", ,,scheppin-
gen" ter vereeuwiging van zijn prestaties.
In 't leste deel van m"n leven zag ik men-
nigt nuuw gebouw. Duuzend wel! Meer nog!
Mennigt nuuwe... straat! Duuzenden wel!
Meer nog. Mennigt nuuwe stad (stadsgedeel-
ten dan) tientallen, honderdtallen wel!
En altij, altij, amico, altij stond ik er teu-
genaan te kijken alsof ik kwam uit 'n andere
weareld.
'k Ben er veur gaan zitten, 'n uur lang
soms en dikkels nog langer en 'k heb gepro-
beerd er iets van te snappen! Mijnen wil was
goed. He61 goed, want 't is triestig zoo lang
zamerhand uit oew eigen weareld gedouwd te
Worden. Huis veur huis. Gebouw veur gebouw.
Straat veur straat. Stad veur stad. Die oe al-
lemaal toebleiren,,weg grj"!
°t Is veul triestig oewen kuier z66 te mot-
ten maken, onderweuge er op te rekenen, dat
ge nie langs wegels hoeft te gaan, waar elec-
trische lampen branden mee zulke kleuren
lieht, dat oew ziel in opstand komt.
Welja, in opstand! Ze hebben toch gin recht,
die ingenieuze dwazem, om licht te maken,
,,uit te vinden", dat jou en oewen medemensch
over den weg doet gaan als spoken.
Daar is toch gin recht en
daar is toch ook gin enkele reden
veur?
En aangezien ik op zo'nen stillen, gefosfo-
riseerden weg den dader, den „uitvinder" wel
nie teugen zal komen, om dan 'ns efkens so-
lied kiet te speulen veur de ellende mij aan-
gedaan, ga'k dan maar 'nen anderen weg en
ontloop de zegeningen van „mijn"eeuw!
Mlaar zoo wordt ge altij meer teruggedouwd,
teruggedrongen, uit oew eigen weareld, sjuust
als de minders, waarveur gin grazig plekske
overblijft. Sjuust als de veugels, die uitster-
ven op de electrieke draden. Sjuust als... 'nen
Indiaan, die sterven, uitsterven moest, omdat
de ,,beschaving" dat zoo nou eenmaal noodig
vond.
Allee, ik heb w61 moeite gedaan, om iets
te begrijpen van de modeme schoonheid van
'n museum-gebouw, dat deur 'n beroemdheid
ontworpen was' in den vurm, in den stijl van
'n ..Electrisch Waschbedrijf en Uitstoomerij".
Om iets te begrijpen van de nuuwe schoon
heid van 'n kunstacademie, ontworpen in den
stijl van 'n spoorwegstation-mee-tunnels.
Om iets te begrijpen van de schoonheid van
z.g. Flatgebouwen, ontworpen in den stijl van
kazernes.
lOm iets te begrijpen van z.g. winkelpalei-
zen, ontworpen in den stijl van hospitalen.
Ik heb daar allegaar veul moeite veur ge
daan, want't is nie ,,leuk", amico, om als 'nen
..verdrongen Indiaan" rond te gaan over de
beschaafde weareld.
Neee, ik heb m'n eigen veul moeite gegeven,
veul goeien wil g'ad, om tot bewondering te
komen van al die hedendaagsohe ,,scheppin-
gen", waarover de geleerdheid nie uitgepraat
nie udtbewonderd komt.
En...... 't is me in al die jaren na 1918
('t Nuuwe jaar Nul) nooit ddnen keer gelukt.
Ik boor nog steeds veul liever 't gepiep van
'nen verroesten pompzwengel, dan den ,,mu-
ziek" van den een of anderen weareldberoem-
den zwarten- of blanken neger uit Amerika.
Den ouwerwetsehen muZiek vein 't aambeeld
deur 't stifle durpke... ik kan er mee plazier
naar luisteren. Maar den modemen muziek
van de weareldberoemden B.B.C.... maakt de
op 'n wonder lijkende uitvinding van Marconi
tot 'n geeselwerktuig veur de ziel.
Nog steeds zie ik liever de aan 't landschap
vastgegroeide boerenhofstee en 't meulentje
daargunder, dan alle Wasscherij-musea.
Veul moeite heb ik m"n eigen gegeven om
nie lijk 'nen verdreven Ind'iaan langs den kant
van de z.g. ,,beschaving" te motten toeven,
maar t6ch ruuk ik nog altij liever m'nen be-
mesten akker, dan't moderne parfum van 'nen
stinkenden benzine-jas.
T6ch kan ik, ouwen boer, m'n hart geluk
kig nog efkens verliezen aan 'n frisch. knap
wefke naturelle; en kan ik de lucht, de kleur
en 't aanschijn nie verdragen van zo'nen ge-
emailleerden veugelverschrikker mee rooie
nagels en „smachtende" Dietrich-oogen.
A'llee, geloof me, amico't Is gin kwajen
Wil. 'k Heb genogt geprobeerd, maar ik ben
gesjeesd veur Beschaveling-1938.
Een ding is me misschien wel kwalijk te
nemen: ik ben mee plazier gezakt op 't end.
lEenmaal, onder dienst, heeft m'nen ser-
geant-majoor vol toewijding en mee grof ge-
schut getracht van mij, boer, 'nen mensch te
maken, volgens zijn eigen zeggen. Veul ver
der heb ik 't nie gebrocht, want kurperaal
ben 'k nie geworren mddrom nou van
.mensch"" wddr be gaan veranderen en wel
tot 'n wassen-massa-product.veu,l bedankt!
Ik zal schoon blijven vinden wa'k eigens wil
en nie datte wat ingenieuze dwazen willen!
Ik zal m'nen troost blijven zoeken op 'n
Herfst-hei, in 'n sturmbosch en in de wije
velden, mee daar in de verte't draaiende meu
lentje en den kerketoren! En 'k zal verdriet
blijven houwen over elken graszooi die weg-
gestoken wordt veur weer 'n nuuw fundament
van 'n ,,lief landhuiske", veur weer 'n nuuw
benzinestation, veur weer 'nen nuuwen snel-
weg van beton.
Wiant alles, alles wat er in 'n kwarteeuw
aan ,,monumentaals" geknutseld is, 't weegt
nie op teugen de schoonheid van eenen ouwen
eik.
Ja daar is veul heimwee onder de men
schen. En ze zoeken 't te stillen mee 'n ouw
doekske over 't modeme salontafeltje, mee
'n koperen dingske op 't hoekske van den
schouwmantel, mee 'n ouwe klok in den gang.
Ze zoeken 't be stillen mee 'n rooi kruiske
in 't radiioboekske bij 't nommer: ,,een half
uur walsmuziek". Dan aangekondigd deur 'nen
jong broekske mee de woorden: ,,en nu dae-
mes en heere, 'n halfuurtje muziek foor onse
oudjes". Ocherme, ja, die motten 66k 'ns zoet
gebouwen worden veur d'r contributie. En de
Strausen en de Soussa's waren dan toch ook
nog zulke prutsers nie...?
En ze zoeken 't te stillen mee 'n folkklori-
sche uitvoerinig van nagemaakte boerendaan-
sers, mee 'n week vacantie bij den boer, mee
'n oud recept veur oliebollen of zoo iets; mee
'nen ,,'leuken" operettefilm.
Ik kruip de mdstige hei in, gelukkig daar
mee die ouwerwetsche, die antieke, die ,,'t
moest-nie-meer-maggen-hei", die er nog sjuust
zoo ui'tiziet, ais toen ik er mee m'n Truike ging
vrijen. Als toen ik er mee Vaders kuierde. Die
er nog sjuust zoo verlaten te peinzen lee in
deuze A'dVentsmaand, als in die van zooveul
horiderd jaren gelejen.
(En zoo doen we allemaal iets om de zege
ningen van deuzen dagelijks geprezen tijd te
ontgaan.
Den eenen mee 'nen oliekoek, den ander mee
'n gesprek met God daar in Zijne hei, waar
sjuust den lesten veugel over vloog.
Zoo zijn er toch nog veul ,,Indianen", die
langzamerhand teruggedrongen worden naar
'n altij kleiner plekske op deuze groote wea
reld, die stikt, die borst van trots, van hoo-
veerdiigheid
Trots op
de resultaten van de leste kwarteeuw, die zoo
,,geweldig" zijn, dat ge 'r de weareld honderd
keer miee vernielen kunt!
Dank zij de offers van de stomme India-
nen, die gebukt gaan onder de lasten van en
voor den oorlog, die tot groote vreugde van
't Indianendom in September efkes uitgesteldi
wiefd.
Herfstige gedachten amico.
Ocherm, ja, ik Zie de hei te weinig en dan
dan kunde soms zwaar gaan peinzen.
Maar allee, 't kan toch gin kwaad als
ook bij den mensch de Herfstblaaikes 'ns om
z'nen kop flieren. Ook in den mensch de dam
pen 'ns tekeer gaan en wolken rond zijne kop.
't Nuuwe leven op den buiten komt straks
toch weer pibtiger en weer schoonder be voor-
schijn uit deuzen Herfst, die den eerdbojem
b em est.
Vol.
Veul groeten van Trui, Dre III en als altij
gin horke minder van oewen
DR6'