geldende overeenkomst en waartegen de bank
geen bezwaren heeft:
,,Ket gedeelte der schuld in rekening-cou-
rant, waarvoor prom ess era zijn afgegeven of
wissels zijn geacoepteerd, wordt in mindering
gebracht op deze rekening-courant schuld".
In verband met bovenstaande stellen wij U
voor hot navolgende raadsbesluit te nemen:
iDe raad der gemeente Terneuzen,
besluit:
De gemeente zal met de Naamlooze Ven-
nootschap Bank voor Nederlandsche Gemeen-
ten, gevestigd te 's-Gravenbage, een rekening-
courant overeenkomst aangaan.
Het maximum van het op grond dezer over
eenkomst door de Bank in rekening-courant
te openen crediet zal, behoudens nader tus-
schen partijen, voor zooveel noodig na beko-
men goedkeuring overeen te komen wijzigin-
gen, bedragen 45.000. Dit crediet is bestemd
voor de gewone uitgaven.
In de overeenkomst zullen worden opgeno-
men de volgende bepalingen:
Artikel 1.
De Bank bepaalt de rente voor de saldi in
debet en credit. De rente over het debetsaldo
zal nooit meer mogen bedragen dan 1%
boven het promesse-disconto der Nederland
sche Bank. Bij den aanvang van deze over
eenkomst bedraagt de debetrente per jaar
en de creditrente per jaar.
Van iedere wijziging der rentepercentages
zal de Bank, tenminste een maand te voren,
bij algemean rondschrijven aan de rekening-
houders kennis geven.
Artikel 2.
De Bank zal aan den Ontvanger der ge
meente geen gelden uitbetalen, onverschillig
of dit geschiedt in mindering van een credit-
saldo, dan wel daardoor een debetsaldo ont-
staat, dan op vertoon van een aan haar te
overhandigen of toe te zenden schriftelijke,
gedagteekende verklaring van den wethouder
belast met de financieele aangelegenheden der
gemeente of het lid van het college van Bur
gemeester en Wethouders, dat hem vervangt
dat de opneming tot het daarin vermelde
bedrag goedkeurt.
In spoedeischende gevallen kan de betaling
op de telefonische of telegrafische aanvrage
van den Ontvanger gesehieden, mits de mach-
tiging van den wethouder belast met de finan
cieele aangelegenheden der gemeente of het
lid van het college van Burgemeester en Wet
houders, dat hem vervangt wordt vermeld en
de schriftelijke aanvrage onmiddellijk wordt
nagezonden, vergezeld van d'ezelfde verklaring
als in het eerste lid van dit artikel bedoeld.
Artikel 3.
De Bank belast zieh kosteloos met de beta-
lingen, welke de gemeente haar zal opdragen
en zulks voor zoover de stand der rekening,
in verband met het maximum-crediat, dat zal
toelaten.
Artikel 4.
De Bank zal na het eimdigen van ieder
kwartaal aan de gemeente een afschrift der
rekening-courant toezenden.
Artikel 5.
De gemeente neemt er ten alien tijde genoe-
gen mede, dat de Bank haar het crediet nu en
in het vervolg, geheel of gedeeltelijk, maar
keuze der Bank, verleent in den vorm van een
accept-crediet, met dien verstande dat de ge
meente zich verbindt om op eerste aanvraag
der Bank aan deze door de gemeente getee-
kende promessen, in coupures en met verval-
data als door de Bank vast te stellen, te ver-
schaffen tot een maximum van het totaal be
drag dat dte gemeente op het oogenblik van
afgifte van deze promessen aan de Bank, aan
ceze, uit welken hoofde ook, uitgezonderd uit
hoofde van accept-crediet, schuldig is.
De zegelkosten van de promessen komen
voor rekening van de gemeente.
Het gedeelte der schuld in rekening-courant,
waarvoor promessen zijn afgegeven of wissels
zijn geaccepteerd, wordt in mindering gebracht
op deze rekening-courant schuld.
Artikel 6.
De Bank is steeds bevoegd het doen van
betalingen op rekening van het geopende cre
diet te staken, ook al is het genoemde maxi
mum niet bereikt. Zij kan tevens het crediet
opzeggen en de rekening opmaken, waarvan
het salia'o dan binnen drie maanden, gerekend
van den dag van opzegging af, opeischbaar is,
Bij gerechtelijke invordering van de rekening
behoeft geen afschrift der rekening te worden
beteekend of medegedeeld.
Artikel 7.
Voor het geval te eeniger trjd, tengevolge
van eenige wetsbepaling, een of meer van de
bepalingen dezer overeenkomst gewijzigd moe-
ten worden, erkennen beiidte partijen die wijzi-
gingeii stilzwijgend als in deze overeenkomst
opgenomen, zonder dat zulks de rechtskracht
dezer overeenkomst verzwakt.
Artikel 8.
Alle geschillen tusschen partijen zullen in
eerste instance berecht worden door de Arron-
dissements-Rechtbank te 's-Gravenhage.
Deze- overeenkomst vervangt die geteekend
15 Februari 1932 en 14 Januari 1938.
Deze overeenkomst houdt op van kracht te
zijn 1 Januari 1939.
B. 1. Degenen die volgens art. 2 der over
eenkomst de daar bedoelde verklaring moeten
teekenen houden aanteekening van de door hen
afgegeven verklaringen in vorengenoemd
artikel 2 bedoeld.
2. De Ontvanger teekent alle transacties
met de Bank terstond aan in het boek, bedoeld
in artikel 7a d'er Boekhoudvoorschriften 1931.
3. De Ontvanger houdt de afschriften der
diremaandelijksche rekening-courant, het sub
2 bedoelde boek en de eventueele kennisgevin-
gen van de Bank, met betrekking tot gedane
stortingen en opnemingen, te alien tijde ter
inzage van de leden van het College van Bur
gemeester en Wethouders en van den met het
opnemen van zijn kas en boeken belasten d!es-
kundige.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
4. Aangaan overeenkomst met de N.V.
„Gekro", destruetiebedrijf te Overschie.
Burgemeester en Wethouders sohrijven den
raad:
Bij schrijven van 17 Juni 1938 no. 232, 3e
afd., werd ons door heeren Ged. Staten dezer
provincie toagezonden een ontwerp-overeen-
komst met de N.V. „Gekro" Destruetiebedrijf
te Overschie inzake het opruimen en onbruik-
baar maken van vleesch en vleeschwaren
door middel van een destructor.
Gedeputeerde Staten verzochten ons deze
overeenkomst, na behandeling in den raad ten
spoedigste in te zenden en drongen bij de be
handeling op spoed aan, daar de regeling
geacht moest worden te zijn ingegaan op 1
Juli 1938.
Zooals U bekend kan zijn moet volgens art.
61 van het K. B. van 5 Juni 1920 St.bl. 285 de
onbruikbaarmaking van vleesch en vleesch
waren gesehieden door behandeling in een des
tructor. In hetzelfde artikel wordt den Minis
ter de bevoegdheid gegeven van daze bepalifeg
ontheffing te verleenen tot 1 Juni 1939.
Waar de invoering van een dergelijke rege
ling voor deze gemeente jaarlijks een bedrag
van f 400 beloopt, terwijl hieraan bovendien
weinig behoefte bestaat, hebben wij Ged. Sta
ten bij sohrijven van 7 Juli 1938 verzoeht, te
bevorderen dat de Minister ook na 1 Juni 1939
alsnog de bevoegdheid krjjgt ontheffing te
verleenen, door aanvulling van art. 61 van het
genoemde K. B. Wij hebben er tevens de aan-
dacht van genoemd college op gevestigd, dat
de Minister ontheffing kan verleenen tot 1
Juni 1939, terwijl de regeling met de Gekro,
ook als de gemeente later tot toetreding zou
besluiten, toch geacht wordt te zijn ingegaan
op 1 Juli 1938. Aan dit schrijven is door ver-
sctoillende gemeentebesturen in deze streek
adhaesie betuigd.
Thans deelen Ged. Staten ons mede in hun
schrij ven van 30 Sept. 1938 no. 177 I, dat de
Minister ten aanzien van deze provincie nim-
mer van de hem verleende bevoegdlheid ge-
bruik heeft gemaakt en de ontheffing voor dit
gewest is verleend tot wederopzegging en
thans niet meer bestaat, blijkens missive van
den Directeur-generaal van de Volksgezond-
heid van 14 Juli 1938 no. 609 E, Afd. Volks-
gezondbeid. Ged. Staten dringen er derhalve
op aan ten spoedigste over te gaan tot het
doen onhruikbaar maken van vleesch en
vleeschwaren door middel van een destructor.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de ge
meente verplicht is tot het gebruik maken
van een destructor en is o.i. de eenvoudigste
oplossing aansluiting bij de Gekro. Wat de
overeenkomst verder betreft, deze is voor alle
gemeenten gelijkluidend, zoodat wij deze ook
zouden willen vaststellen zooals ze ons is aan-
geboden. Wij vestigen er Uw aandacht op, dat
blijkens art. 6 de gemeente verplicht is -maat-
regelen te nemen, dat indien het cadaver zich
bevindt op een plaats, welke met het Vervoer-
middel, waarmede het vervoer moet plaats
hebben, niet te berelken is, het cadaver naar
een plaats vervoerd wordt, waar het vervoer-
middel kan komen. Het gevolg van deze he-
paling zal zijn, dat de gemeente t.z.t. een
cadaverhuisje zal moeten bouwen op een nader
te bepalen plaats, daar in den winter de
auto's van de Gekro vele boerderijen, o.a. in
den Bonte-, Visaert- en Seijdlitzpolder niet
kunnen bereiken. Wij stellen U mitsdien voor,
met de N.V. Gekro" te Overschie de volgen
de overeenkomst aan te gaan:
Ondergeteekenden
a. de gemeente Terneuzen, vertegenwoor-
digd door den burgemeester, ter uitvoering
van het raadsbesluit van den 20 October 1938,
in de volgende artikelen aangeduid als de
Gemeente;
1). de N.V. Gekro", destruetiebedrijf, ge
vestigd te Overschie, vertegenwoordigd door
de Directie in de volgende artikelen aange
duid als de Gekro;
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Art. 1.
De Gekro verbindt zich tegenover de Ge
meente tot het opruimen en onhruikbaar
maken voor voedsel voor mensch en dier op
de wijze, bedoeld in art. 61 van het K. B. van
5 Juni 1920 (St.bl. no. 285) en de Beschikking
van den Minister van Arbeid, Handel en Nij-
verheid en van Binnenlandsche Zaken van 12
April 1926 (Ned. St.crt. van 12 April 1926, no.
69), van alle cadavers en afvaldeelen van
slachtdieren, zoomede ondeugdelijke vleesch
waren, voorzoover een en ander door den ge-
meentelijken keuringsdienst is afgekeurd of
krachtens de Vleeschkeuringswet (St.bl. 1919,
no. 524) onibruiklbaar moet worden gemaakt.
In het bovenstaande wordt Verstaan onder
cadavers" gedoode en gestorven slachtdieren,
onder afvaldeelen" deelen van slachtdieren,
daaronder begrepen het in art. 4, sub 3 be
doelde der Vleeschkeuringswet, dit laatste
voorzoover een gemeentelijke verordening
hierln voorziet.
Art. 2.
De verwerking zal gesehieden in een door
de Gekro aan te wijzen fabriek.
Art. 3.
Het vervoer van de cadavers en afvaldeelen
naar de fabriek zal door de zorg en op kosten
van de Gekro gesehieden in vervoermiddelen,
ingericht volgens de daaraan door de bevoeg-
de Regeeringsautoriteit gestelde of te stellen
edschen.
Art. 4.
Alle cadavers worden zoo spoedig mogelijk,
doch uiterlijk 48 uren nadat de Gekro bericht
zal hebben ontvangen, weggehaald. Afval
deelen, andere dan de in art. 4, sub 3 der
Vleeschkeuringswet bedoelde, welke ter
plaatse worden afgehaald, worden bij iederen
slager afgehaald op nader overeen te komen
tijden in verband met den plaatselijken toe-
stand, behalve wanneer in de gemeente een
centrale slachtplaats aanwezig is. Indien af
valdeelen gehaald worden, moeten deze van
mest zijn ontdaan, behalve voor afvaldeelen,
afkomsti'g van dieren, vallende onder de
Veewet.
Cadavers, welke niet tijdig zijn afgehaald,
kunnen op kosten van de Gekro door de ge
meente naar de fabriek van de Gekro worden
vervoerd, dan wel (zulks ter keuze van de
gemeente) op kosten van de Gekro op andere
wettelijk geoorloofde wijze worden onhruik
baar gemaakt of vemietagd.
Art. 5.
De gemeente is verplicht, onmiddellijk, in
elk geval op den dag van afkeuring, telegra-
fisch of telefonisch aan de Gekro bericht te
zenden, dat een cadaver hetwelk zij ingevolge
het bepaalde irf art. 7 verplicht is af te staan,
moet worden afgehaald, met zoo juist moge-
lijke aanduiding van de plaats waar het zich
bevindt. Bij aangifte van afvaldeelen kan
de mededeeling schriftelijk, mits franco, ge
sehieden.
Art. 6.
De Gekro is verplicht het cadaver te doen
afharen van de plaats, waar het zich bevindt.
De gemeente neemt zoodanige maatregelen,
dat indien het cadaver zich bevindt op een
plaats, welke met het vervoermiddel, waar
mede het vervoer moet plaats hebben, niet te
bereiken is, het cadaver naar een plaats ver
voerd wordt, waar het vervoermiddel kan
komen.
De gemeente wordt geacht te hebben vol-
daan aan de verplichting, in het vorige lid
bedoeld, indien zij bij verordening het vervoer
der cadavers naar den harden weg heeft voor-
geschreven.
De gemeente zal echter zooveel mogelijk
bevorderen, dat de cadavers en afvallen wor
den ingeleverd op de noodslachtplaatsen of in
het cadaverhuisje.
Art. 7.
De gemeente verplicht zieh, de fabriek van
de Gekro als destructor voor haar gebied aan
te wijzen, en zal geen andere wijze of plaats
voor onbruikbaarmaking of vemietiging aan-
wijzen, een en ander voor den tijd, gedurende
welke dit contract loopt. Voorts verplicht zij
zich, behoudens indien vervoer niet mogelijk
of niet toegestaan is en behoudens het bepaal
de in art. 4, gedurende dien tijd alle afge-
keurde dieren, in den toastand waarin zij zijn
afgekeurd en afgekeurde, of achtergelaten
afvallen, uft de gemeente af te staan aan de
Gekro, voorzoover haar dit mogelijk en zij
daartoe bevoegd is.
Indien door of namens de gemeente inlich-
tingen worden gevraagd, worden de daarvoor
gemaakte onkosten door de gemeente ver-
goed. Zij is niet verantwoordelijk of tot
schadevergoeding verplicht, indien buiten
haar toedoen op een of andere wijze een
cadaver of afvaldeelen niet ter beschikking
van de Gekro worden gesteld.
Art. 8.
De gemeente neemt zoodanige maatregelen,
dat de eigenaar van een afgekeurd slachtdier,
die de huid voor zich wenscht te behouden
(voor zoover dit wettelijk geoorloofd zal zijn)
verplicht is zorg te dragen, dat het cadaver
onmiddellijk van de huid wordt ontdaan, in
elk geval v66r het tijdstip, door den Keurings-
veearts, Hoofd van Dienst, te bepalen.
Wordt het cadaver ongevild vervoerd, dan
wordt door de Gekro voor de huiden, voor
zoover deze niet mee vemietigd moeten wor
den (varkenshuiden, nuchtere geiten- en lams-
vellen zijn hierbij uitgezonderd) een vergoe-
ding betaald, overeenkomend met 2/3 van de
netto-opbrengst der Jiuiden, zooals deze m de
voorgaande maand genoteerd stonden in de
veilingpublicaties van de Amsterdamsche
Huidenelub, volgens de rubriek, waarin de
huiden in verband met de soort, kwaliteit,
gewicht, maat en afwijkingen behooren. Deze
vergoeding wordt zoo spoedig mogelijk aan
belanghebbenden overgemaakt.
Ieder ongevild cadaver, zooals in dit artikel
bedoeld, wor.dt ter plaatse waar het wordt
afgehaald, voorzien van een controlenummer,
hetwelk door den dienst der Gekro bij af-
haling wordt "aangebracht op de huid. Indien
gewenscht kan door belanghebbenden over-
legging worden verzoeht van de inleverings-
bon der huiden, welke betrekking heeft op dit
controlenummer.
De controle van de hoeveelheid en hoe-
danigheid en de wijze, tijd en plaats van de
betaling der huiden, wordt nader geregeld in
overleg met en ten genoegen van den in
artikel 9 bedoelden vertegenwoordiger.
De Gekro vrijwaart de gemeente voor alle
aanspraken, welke eigenaren van cadavers
tegen haar terzake van geschillen omtrent
de huid of overigens uit hoofde van hande-
lingen in verband met deze overeenkomst,
mochten beweren te hebben of trachten geldig
te maken.
Art. 9.
De Gekro verleent aan het Bestuur der af-
deeling Zeeland van de Vereeniging van
Nederlandsche gemeenten het recht om een
vertegenwoordiger aan te wijzen, teneinde toe-
zicht te houden op de richtige naleving van
deze overeenkomst.
De aldus aangewezen persoon heeft het
recht voor zich en degenen, die hem verge-
zellen, de ruimten waarin het bedrijf wordt
uitgeoefend te alien tijde te betreden, hij
heeft verder het recht van de Directie van de
Gekro te verlang^n de inlichtingen, welke
gewenscht zijn ter goede uitvoering van het
in het eerste lid bedoelde toezicht, alsmede
om algemeene vergaderingen en vergaderin-
gen van de Directie van de Gekro bij te
wonen, voorzoover daar onderwerpen ter
sprake komen, met zijn taak in verband
staande.
De hier bedoelde vertegenwoordiger kan in
overleg met de Gekro zijn bevoegdheden voor
ieder bepaald geval aan een ander overdragen.
Wanneer naar zijn oordeel tot eenigen maat-
regel besloten wordt, welke met het in deze
overeenkomst bepaalde in strijd is, is de Gekro
verplicht, dezen maatregel te sehorsen, tot
hierover uitspraak zal zijn gedaan door een
commissie, bestaande uit drie personen, die
zullen worden benoemd op de wijze als in art.
14, 3e lid van deze overeenkomst is bepaald.
Art. 10.
Door de gemeente wordt aan de Gekro uit-
gekeerd, ingaande op den dag van den aan
vang van den dienst, een bedrag van 0,02
per inwoner en 0,02 per H.A. per jaar, een
en ander berekend naar de laatst gepubliceer-
de cijfers van het Centraal Bureau voor de
Statistiek, met dien verstande, dat indien het
inwonertal plus het H.A.-cijfer der gemeente
meer bedraagt of zal bedragen dan 2000, een
minimum betaling van f 100,per jaar zal
worden vastgesteld, terwijl als jaarlijksche
bijdrage een bedrag van /400,niet mag
worden overschreden.
Door de gemeente is aan de Gekro voor
iedere slagerij, in de gemeente gevestigd, ver-
schuldigd een bedrag van f 5,per jaar, be
halve wanneer in de gemeente een centrale
slachtplaats aanwezig is. Het aantal slage-
rijen wordt elk jaar door de Gekro in overleg
met den Veterinair Inspecteur van de Volks-
gezondheid vastgesteld naar den toestand op
1 Januari van het jaar, waarover de betaling
verschuldigd is. De uitbetaling van boven-
bedoelde bedragen zal gesehieden binnen een
maand nadat de gemeente van de Gekro een
opgave van het door haar op bovengenoemde
basis te bepalen bedrag heeft ontvangen.
Een vergoeding van 20 cent is verschuldigd
voor iederen K.M., die een vervoermiddel te-
vergeefs heeft afgelegd ter afhaling van een
ingevolge art. 5 der overeenkomst aangemeld
cadaver of van afvaldeelen, indien deze aan-
melding blijkt onjuist te zijn geweest.
Art. 11.
De gemeente stelt de Gekro vrij van be
taling van tol- en bruggelden en andere retri-
buties in verband met het vervoer, voorzoo
ver haar gebied betreft, dan wel verplicht
zich, indien of voorzoover hiertegen practische
bezwaren zijn, het door de Gekro uit dien
hoofde betaalde te restitueeren.
Art. 12.
De Gekro zal uiterlijk 3 maanden na 1 Juli
1938 met het afhalen aanvangen.
Art. 13.
Deze overeenkomst wordt geacht te zijn
ingegaan op 1 Juli 1938 en zal eindigen
30 Juni 1943.
Art. 14.
Voor elke niet-nakoming van eenige bepa-
ling uit deze overeenkomst door een van beide
partijen is aan de wederpartij een boete van
25 verschuldigd.
Indien de niet-nakoming op ambtseed of
onder getuigen wordt geconstateerd, behoeft
geen gerechtelijke ingebrekestelLimg plaats te
hebben. Indien tusschen partijen eenig ge-
schil van zoodanigen aard, dat dit onder de
bevoegdheid van den burgerlijken rechter zou
vallen, mocht ontstaan, zal dit met udtsluiting
van den gewonen rechter beoordeeld worden
door een commissie, bestaande uit drie per
sonen, welke commissie als volgt zal worden
samengesteld:
De Gekro en het Bestuur van de afdeeldng
Zeeland der Vereeniging van Nederlandsche
gemeenten wijzen ieder een deskundige aan,
en de beide aldus benoemden kiezen te zamen
een derden deskundige.
Mocht een van beide partijen in gebreke
blijven een deskundige te benoemen, of indien
de beide benoemde deskundigen binnen een
maand na hun benoeming niet tot overeen-
stemming mochten zijn gekomen omtrent den
derden deskundige, dan zullen in het eerste
geval twee personen en zal ia het tweede ge
val de derde deiskundige worden aangewezen
door den Voorzitter van de Kamer van Koop-
handel en Fabrieken te Rotterdam of van de
Kamer van Koophandel voor de Zeeuwsche
Eilanden te Middelburg, op verzoek van de
meest gereede partrj. De Commissie doet uit
spraak binnen drie maanden nadat het geschil
te harer kennis is gebracht.
Alle kosten, ontstaan uit de arbitrage, het
honorarium en de reds- en verblijfkosten der
arbiters daaronder begrepen, komen ten laste
van de partij of van de partijen, welke daar
voor door de Commissie wordt of worden
aangewezen en worden door de Commissie bij
hare beslissdng bepaald.
De uitspraak van de Commissie is voor par
tijen bindend en heeft de kracht van een tus
schen hen gesloten overeenkomst ook wat de
kosten betreft.
Art. 15.
De Gekro is gerechtdgd om na de totstand-
koming van een zelfstandig bedrijf in Zeeland
alle rechten en verplichtingen uit hoofde van
deize overeenkomst over te dragen aan het
aldaar t<j vestigen bedrijf.
De heer CQUSiEN zegt, dat hij, indien dit
onderwerp voor enkele'maanden ter tafel zou
zijn gekomen, niet geweten zou hebben het-
geen hij nu weet. Spreker is bljj, dat Burge
meester en Wethouders er ook tegen zijn, doch
zij zeggen, dat het wel zal moeten. Hiervan is
spreker niet zoo geheel en al overtuigd. Waar-
om zou het moeten? Ieder zal er met spreker
van overtuigd zijn, dat aanneming van dit
voorstel de gemeente /400 zal kosten en de
bijkomende kosten, die er nog bij zullen
komen, want men zal er niet aan kunnen ont-
komen om voor dit doel ook een gebouwtje
te zetten, zoodat de kosten nog veel meer
zullen zijn dan dit bedrag. En als spreker nu
ziet dat elk stuk vee dat wil zeggen de
groote dat sterft of wordt afgekeurd, en
het vorig jaar zijn er in Terneuzen twee afge
keurd, naar Overschie moet gebracht worden
om daar in den destructor vernietigd te wor
den, dan meent hij, dat deze regeling voor
Terneuzen voor elk stuk Vee, dat den natuur-
lijken dood sterft, of afgekeurd wordt, en dus
vemietigd wordt, f 10 per stuk kost. Spreker
herhaalt, dat bovenstaande is gegrond op de
gegevens over 1937.
En als men dan ziet, dat het destruetie
bedrijf 2 X 24 uur tijd heeft om een stuk vee
op een bepaalde plaats af te halen, dan is
dit toch veel te lang. Stel voor, dat bij een
slager een stuk vee afgekeurd wordt, wat in
het vorige jaar twee keer gebeurd is, dan
(heeft het destruetiebedrijf 2 X 24 uur den tijd
om het af te halen. Geen enkele slager kan
het dulden, dat een stuk vee 2 X 24 uur blijft
ligjgen. Vroeger, als de keuringsveearts de
afkeuriugsstempels op het beest staan had,
stond de kar al klaar om het stuk vee weg te
brengen.
Het is de vorige week gebeuTd te Axel,
dat des Woensdagsmiddags om ongeveer 3
uur in de Langedreef te Axel een stuk vee
stierf. Om 4 uur was daarvan bij de ge
meente aangifte gedaan, en het heeft tot
Zaterdag geduurd, voor dit stuk vee werd
weggehaald. Spreker denkt het volgende,
hoewel hij het geen enkele landbouwer zal
aanraden, dat op den duur aangifte niet zal
plaats hebben. Men ervaart toch ook, dat in
dien een stuk vee, klein vee, veulens of kal-
vers dood gaat, dit onder toezicht van de
politie met kalk en petroleum wordt ontsmet
en ter plaatse begraven. Doch indien de
landbouwers weten, dat zij met zoo'n dood
stuk vee zoo lang op hun dak zitten, zou het
wel kunnen voorkomen, dat er het grootste
bezwaar tegen bestaat om dit aan te geven
en weg te laten halen.
En het zou nog iets anders zijn, als het was
voor ieder stuk vee, dat op een hofstede ge
storven was, doch het is niet voor vee, dat
aan een Ibesmettelijke ziekte en hierbij
denkt spreker o.a. aan het miltvuur gestor
ven is, doch een ander stuk vee, mag de huid
nog worden afgetrokken, en dan ligt het daar.
Uit zijn lange ervaring weet spreker, dat in
dien een stuk vee, dat den natuurlijken dood
gestorven is, het vel wordt afgetrokken, in
den zomer 1 X 24 uur nadat het de huid is
afgedaan, weg is en men het om het maar
platweg te zeggen, niet kan houden van den
stank. lets anders is het als de huid er aan
gelaten wordt.
Deze kwestie is niet van vandaag of giste-
ren. Spreker is er ook nog een klein slacht-
offertje van, dat getracht wordt, een destrue
tiebedrijf rendabel te maken, Het zal in den
oorlog of v'lak na den oorlog geweest zijn,
dat er een combinatie werd gesticht, waarin
spreker ook nog een aandeel heeft gehad, en
dat stad en land werd afgeloopen om tot de
sticihting van een dergelijk bedrijf te komen.
Ook dit bedrijf heeft hiervoor alle veeartsen
en voorzitters van slagersbonden aangeschre-
ven. Het is hen niet om die dooie beesten te
doen, ze zien er net zoo lief geen enkel, doch
wel om hun bedrijf rendabel te maker.
Spreker stelt voor, op het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders niet in te gaan.
Indien dit toch het geval is, dan zal hij op de
verschillende artikelen van de overeenkomst
het een en ander te zeggen hebben.
Hij stelt voor, op dit voorstel vandaag geen
beslissing te nemen, doch dit nog eens aan
te houden.
In den oorlog ging een stuk vee, dat kapot
gegaan was, naar de gasfabriek te Axel, en
werd daar verbrand.
Spreker heeft ook uit een ander oogpunt
bezwaar tegen dit voorstel eft wel om het
volgende
Hij vindt, dat zooals het in de gemeente
nu gaat, het beter is dan het het geval zal zijn
bij toetreding tot de „Gekro". Indien nu een
stuk vee gestorven is, of afgekeurd wordt,
wordt het begraven ter plaatse waar dit het
geval is. En vooral in verband met het mond-
en klauwzeer is het gevaar voor besmetting
veel grooter, indien het cadaver uit een der
polders moet afgehaalid1 worden en per auto
getransporteerd, dan wanneer het op de plaats
waar het gestorven is, ten spoedigste begraven
wordt.
Spreker steit voor, dit voorstel terug te
verwijzen naar Burgemeester en Wethouders,
en desnoods een berekening te maken wat een
dergelijke in.richting voor de gemeente zou
kosten. Hij heeft deze week gezien, dat in het
Band van Aalst, naar hij meent voor de ge
meente Aalst zelf, een idtestructiabedrijf was
ingericht, en zag daar het gebouw, waarbij
hij tot de overtuiging kwam, dat, indien dat
ingericht was zooals het moet, de gemeente
hier dit ook best zou kunnen. Als het moet
spreker vindt de toestand zooals die thans is,
nog steeds de beste remedie dan zou hij
Burgemeester en Wethouders willen voorstel-
len, in overweging te nemen zelf een oven te
bouwen.
De heer LAlMBRECHTSEN VAN RITTHEM
kan zich aansluiiten bij hetgesn de heer Col-
sen gezegd heeft.
Toch zal men er op een gegeven moment
voor staan, dat er beslist moet worden, wat
gedaan zal worden. En dan is er nog iets
anders. Men zal op den duur moeten gaan
bestudeeren wat er met het stadsvuil gedaan
moet worden, daar op een gegeven oogenblik
die plaats, waarover men daarvoor beschikt,
op zal zgn, en er geen terreinen meer dispo-
nibel zijn, waar men het storten kan. En dan
lijkt het spreker, dat de eenige oplossing een
verbrandingsoven zal zijn. Daarom meent
sprek«r, dat Burgemeester en Wethouders
niet beter kunnen doen, dan dit onderwerp
aanhouden en bestudeeren wat de stichting
van een verbrandingsoven voor stadsvuil, die
tevens voor het verbranden of vemietigen van
dieren kan dienen, kosten zal.
De heer VERLiINDE kan ongeveer geheel
meegaan met hetgeen de heer Colsen gezegd
heeft. Spreker heeft ook zijn ooren te luiste-
ren gelegd, en blijkt het hem ook, dat het een
opgeschroefd zaakje is, waardoor een zekere
zaak wordt bevoordeeld door de geheele
Nederlandsche bevolking. Spreker onder.
schrijft wat de heer Colsen gezegd heeft, dat
hier jaren lang beesten gestorven zijn, en dat
er geen enkele klacht is gehoord over de wijzt
waarop deze zijn vemietigd. Bovendien vallen
onder de regeling niet de beesten die gestorven
zijn aan kwade droes, miltvuur en mond- en
klauwzeer daar deze niet vervoerd mogen
worden om te worden vemietigd. Als men
dus deze dieren niet kan laten vemietigen
waarom moeten dan de andere, die op ea
andere wijze en niet aan besmettelijke ziekte,
gestorven zijn, dan wel op die wijze vemietigd
worden. Dit is ook weer zooiets van handige
lui, die een zaakje opzetten, en op een han
dige manier de regeering aehter zich zien te
krijgen om zoodoende het heele volk te laten
helpen, hun zaak rendabel te maken. Spreker
kan zich in dezen niet met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders vereenigen. Men
kan zeggen, dat het voorgeschreven is, doch
moet id'an de raad er zijn zegen maar over
geven. iSpreker zou voorstellen, in dezen
heelemaal geen besluit te nemen, en als het
dan moet, dan moet de regeering dat maar
zeggen. Spreker gaat met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet mee.
De heer DE KRAiKBR is; het eens met het
geen de heer Colsen zegt, doch uit het voorstel
van Burgemeester en Wethouders blijkt, dat
de gemeente door de regeering daartoe ver
plicht wordt. Hij shut zich aan bij de woorden
van den heer Lambrechtsen van Ritthem en
acht het ook heel goed mogelijk, dat een ver
brandingsoven, doch dan een voor geheel
Zeeuwsch-Vlaanderen, zou worden ingericht.
Dan kan het z.i. onmogelijk duurder worden,
dan de gemeente nu uit zou zijn.
De heer VAN DRIEL deelt medte, dat spre
ker en zijn fractiegenooten de stukken ook
hebben ingezien. Zij waren voornemens, over
dit onderwerp niets te zeggen, daar zij op het
etandpunt stonden, dat, waar deze zaak in de
•Kamers behandeld en aajngenomen is, dit voor-
schrift was. Doch omtrent de stelling zelf
wenscht hij wel iets naar voren te brengen,
en wel, dat d'e lijkverbranding thans nog facul-
tatief is. Deze is mogelijk, doch moet niet.
Thans is dit voorschrift van de regeering en
wordt er blijkbaar van een andere stelling uit-
•gegaan. Er wordt hier gebroken met een oud
voorvaderlijk gebruik, dat de cadavers van
gestorven dieren worden begraven en deza
moeten met een cad'averbak worden afgehaalf
om verbrand te worden, terwijl het verbrandei
van de lijken van menschen, waarvoor jaren
lang gestredem is, slechts bij uitzondering
wordt toegestaan. Dit is dus geen rijksvoor-
schrift.
Ten eerste om de kosten, ten tweede om die
omstandigheden is spreker er voor, dat, in
dien deze zaak van dien aard is, dat ze uitstel
kan lijden, dat er dan uitgesteld wordt.
Sprekers meening was, dat het voorschrift
was, en sprekers fractie was ook bereid daar
aan te- voldoen. Wellicht kan vain de tafel
van den voorzitter gezegd worden, of uitsW
in dezen mogelijk is.
De VOORZITTER heeft hierover weinig te
zeggen. Zooals uit d'e stukken blijkt, wordt de
gemeente verondersteld, met ingang van 1
Juli 1938 deze overeenkomst aan te gaan.
Naar aanleidimg van de uiting van den heer
De Kraker om te trachten in samenwerking
met andere gemeenten een verbrandingsoven
te stichten, moet spreker opmerken, dat reeds
verschillende gemeenten deze regeling met de
Gekro" hebben gesloten.' Verder heeft spre
ker hierover niets te zeggen. Hij verzoekt den
heer Colsen zijn voorstel te formuleeren.
De heer COUSEN stelt voor, (Jit voorstel
terug te verwijzen naar Burgemeester en Wet-
houdters, om een onderzoek in te stellen. Spre
ker zag liefst van al, dat de zaak bleef zoo
als die was, daar zijn standpunt is, dat de
tegenwoordige toestand goed is.
De VOORZITTER merkt op, dat dit niet
kan. Er is een Koninklijk besluit waardoor
dat onmogelijk is.
De heer COL-SEN vervolgt, dat hij dan
voorstelt, aan Burgemeester en Wethouders
op te dragen een nader onderzoek in te stellen,
op welke wijze daaraan tegemoet gekomen zou
kunnen worden en te onderzoeken of in een
der fabrieken in den omtrek de mogelijkheid
tot verbranding bestaat. Hij heeft de gas
fabriek genoemd, doch wellicht zou de j
P.Z.E.M. ook bereid zijn, de cadavers van ge
storven dieren te verbranden. Of wellicht
heeft de heer Verlimde er oo.k ruimte voor.
De heer VERLINDE: In mijn ketel kan
geen heele koe hoor.
De VOORZITTER meent, dat het voorstel-
Colsen misschien in combinatie met het voor
stel van den heer Lamlbrechtsen van Ritthem
kan worden behandeld.
(De heer LAMBEECHTSBN VAN RITTHEM
wijst er op, dat de gemeente naar zijn oordeel
toch volgend jaar voor de moeilijkheid zit,
waar met het stadsvuil te blijven.
De heer VERDINDE geeft te kennen, dat
de kwestie ten slotte zoo is, dat de andere ge
meenten aan Idie oplossing niet gedacht heb
ben, dat zij niet gemeend hebben, dat zooiets
mogelijk was. Wellicht was het mogelijk om
met Axel toch tot een overeenkomst te komen.
De heer EAMjBRECiHTSEN VAN RITTHEM
deelt mede, dat de gemeente Axel al aange-
sloten is.
De VOORZITTER resumeert, dat dus wordt
voorgesteld, het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in te "trekken en een onder
zoek in te stellen in den geest zooals dit thansl
besproken is.
De heer VERLiINDE merkt op, dat het
hierop neerkomt, dat het in deze streken ab-
soluut niet noodig is, en dat men hier de dupe
wordt van de streken waar het wel noodig is,
doordat het ten gevolge van den hoogen
grondwaterstand niet mogelijk is, van de
cadavers af te komen. Er zijn streken in
Friesland en Zuid-Holland, waar het grond-
water zoo hoog zit, dat de dieren er niet be
graven kunnen worden. En daarvoor moet
men hier betalen. Spreker zou zeggen. laat
men het voorschrijVen en opleggen!
Met algemeene stemmen wordt besloten,
het voorstel van Burgehneester en Wethou
ders niet te aanvaarden, doch dit naar het
college van Burgemeester en Wethouders
terug te verwijzen en Burgemeester en Wet
houders op te dragen een onderzoek in te stel
len naar de mogelijkheid van de stichting van
een verbrandingsoven voor het stadsvuil,
waarin ook de cadavers van gestorven dieren
kunnen worden verbrand, of een andere op
lossing te zoeken, waardoor aan de betreffen-
de voorschriften wordt voldaan.
(Wordt vervolgd.)