geldende overeenkomst en waartegen de bank geen bezwaren heeft: ,,Ket gedeelte der schuld in rekening-cou- rant, waarvoor prom ess era zijn afgegeven of wissels zijn geacoepteerd, wordt in mindering gebracht op deze rekening-courant schuld". In verband met bovenstaande stellen wij U voor hot navolgende raadsbesluit te nemen: iDe raad der gemeente Terneuzen, besluit: De gemeente zal met de Naamlooze Ven- nootschap Bank voor Nederlandsche Gemeen- ten, gevestigd te 's-Gravenbage, een rekening- courant overeenkomst aangaan. Het maximum van het op grond dezer over eenkomst door de Bank in rekening-courant te openen crediet zal, behoudens nader tus- schen partijen, voor zooveel noodig na beko- men goedkeuring overeen te komen wijzigin- gen, bedragen 45.000. Dit crediet is bestemd voor de gewone uitgaven. In de overeenkomst zullen worden opgeno- men de volgende bepalingen: Artikel 1. De Bank bepaalt de rente voor de saldi in debet en credit. De rente over het debetsaldo zal nooit meer mogen bedragen dan 1% boven het promesse-disconto der Nederland sche Bank. Bij den aanvang van deze over eenkomst bedraagt de debetrente per jaar en de creditrente per jaar. Van iedere wijziging der rentepercentages zal de Bank, tenminste een maand te voren, bij algemean rondschrijven aan de rekening- houders kennis geven. Artikel 2. De Bank zal aan den Ontvanger der ge meente geen gelden uitbetalen, onverschillig of dit geschiedt in mindering van een credit- saldo, dan wel daardoor een debetsaldo ont- staat, dan op vertoon van een aan haar te overhandigen of toe te zenden schriftelijke, gedagteekende verklaring van den wethouder belast met de financieele aangelegenheden der gemeente of het lid van het college van Bur gemeester en Wethouders, dat hem vervangt dat de opneming tot het daarin vermelde bedrag goedkeurt. In spoedeischende gevallen kan de betaling op de telefonische of telegrafische aanvrage van den Ontvanger gesehieden, mits de mach- tiging van den wethouder belast met de finan cieele aangelegenheden der gemeente of het lid van het college van Burgemeester en Wet houders, dat hem vervangt wordt vermeld en de schriftelijke aanvrage onmiddellijk wordt nagezonden, vergezeld van d'ezelfde verklaring als in het eerste lid van dit artikel bedoeld. Artikel 3. De Bank belast zieh kosteloos met de beta- lingen, welke de gemeente haar zal opdragen en zulks voor zoover de stand der rekening, in verband met het maximum-crediat, dat zal toelaten. Artikel 4. De Bank zal na het eimdigen van ieder kwartaal aan de gemeente een afschrift der rekening-courant toezenden. Artikel 5. De gemeente neemt er ten alien tijde genoe- gen mede, dat de Bank haar het crediet nu en in het vervolg, geheel of gedeeltelijk, maar keuze der Bank, verleent in den vorm van een accept-crediet, met dien verstande dat de ge meente zich verbindt om op eerste aanvraag der Bank aan deze door de gemeente getee- kende promessen, in coupures en met verval- data als door de Bank vast te stellen, te ver- schaffen tot een maximum van het totaal be drag dat dte gemeente op het oogenblik van afgifte van deze promessen aan de Bank, aan ceze, uit welken hoofde ook, uitgezonderd uit hoofde van accept-crediet, schuldig is. De zegelkosten van de promessen komen voor rekening van de gemeente. Het gedeelte der schuld in rekening-courant, waarvoor promessen zijn afgegeven of wissels zijn geaccepteerd, wordt in mindering gebracht op deze rekening-courant schuld. Artikel 6. De Bank is steeds bevoegd het doen van betalingen op rekening van het geopende cre diet te staken, ook al is het genoemde maxi mum niet bereikt. Zij kan tevens het crediet opzeggen en de rekening opmaken, waarvan het salia'o dan binnen drie maanden, gerekend van den dag van opzegging af, opeischbaar is, Bij gerechtelijke invordering van de rekening behoeft geen afschrift der rekening te worden beteekend of medegedeeld. Artikel 7. Voor het geval te eeniger trjd, tengevolge van eenige wetsbepaling, een of meer van de bepalingen dezer overeenkomst gewijzigd moe- ten worden, erkennen beiidte partijen die wijzi- gingeii stilzwijgend als in deze overeenkomst opgenomen, zonder dat zulks de rechtskracht dezer overeenkomst verzwakt. Artikel 8. Alle geschillen tusschen partijen zullen in eerste instance berecht worden door de Arron- dissements-Rechtbank te 's-Gravenhage. Deze- overeenkomst vervangt die geteekend 15 Februari 1932 en 14 Januari 1938. Deze overeenkomst houdt op van kracht te zijn 1 Januari 1939. B. 1. Degenen die volgens art. 2 der over eenkomst de daar bedoelde verklaring moeten teekenen houden aanteekening van de door hen afgegeven verklaringen in vorengenoemd artikel 2 bedoeld. 2. De Ontvanger teekent alle transacties met de Bank terstond aan in het boek, bedoeld in artikel 7a d'er Boekhoudvoorschriften 1931. 3. De Ontvanger houdt de afschriften der diremaandelijksche rekening-courant, het sub 2 bedoelde boek en de eventueele kennisgevin- gen van de Bank, met betrekking tot gedane stortingen en opnemingen, te alien tijde ter inzage van de leden van het College van Bur gemeester en Wethouders en van den met het opnemen van zijn kas en boeken belasten d!es- kundige. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. 4. Aangaan overeenkomst met de N.V. „Gekro", destruetiebedrijf te Overschie. Burgemeester en Wethouders sohrijven den raad: Bij schrijven van 17 Juni 1938 no. 232, 3e afd., werd ons door heeren Ged. Staten dezer provincie toagezonden een ontwerp-overeen- komst met de N.V. „Gekro" Destruetiebedrijf te Overschie inzake het opruimen en onbruik- baar maken van vleesch en vleeschwaren door middel van een destructor. Gedeputeerde Staten verzochten ons deze overeenkomst, na behandeling in den raad ten spoedigste in te zenden en drongen bij de be handeling op spoed aan, daar de regeling geacht moest worden te zijn ingegaan op 1 Juli 1938. Zooals U bekend kan zijn moet volgens art. 61 van het K. B. van 5 Juni 1920 St.bl. 285 de onbruikbaarmaking van vleesch en vleesch waren gesehieden door behandeling in een des tructor. In hetzelfde artikel wordt den Minis ter de bevoegdheid gegeven van daze bepalifeg ontheffing te verleenen tot 1 Juni 1939. Waar de invoering van een dergelijke rege ling voor deze gemeente jaarlijks een bedrag van f 400 beloopt, terwijl hieraan bovendien weinig behoefte bestaat, hebben wij Ged. Sta ten bij sohrijven van 7 Juli 1938 verzoeht, te bevorderen dat de Minister ook na 1 Juni 1939 alsnog de bevoegdheid krjjgt ontheffing te verleenen, door aanvulling van art. 61 van het genoemde K. B. Wij hebben er tevens de aan- dacht van genoemd college op gevestigd, dat de Minister ontheffing kan verleenen tot 1 Juni 1939, terwijl de regeling met de Gekro, ook als de gemeente later tot toetreding zou besluiten, toch geacht wordt te zijn ingegaan op 1 Juli 1938. Aan dit schrijven is door ver- sctoillende gemeentebesturen in deze streek adhaesie betuigd. Thans deelen Ged. Staten ons mede in hun schrij ven van 30 Sept. 1938 no. 177 I, dat de Minister ten aanzien van deze provincie nim- mer van de hem verleende bevoegdlheid ge- bruik heeft gemaakt en de ontheffing voor dit gewest is verleend tot wederopzegging en thans niet meer bestaat, blijkens missive van den Directeur-generaal van de Volksgezond- heid van 14 Juli 1938 no. 609 E, Afd. Volks- gezondbeid. Ged. Staten dringen er derhalve op aan ten spoedigste over te gaan tot het doen onhruikbaar maken van vleesch en vleeschwaren door middel van een destructor. Uit het bovenstaande blijkt, dat de ge meente verplicht is tot het gebruik maken van een destructor en is o.i. de eenvoudigste oplossing aansluiting bij de Gekro. Wat de overeenkomst verder betreft, deze is voor alle gemeenten gelijkluidend, zoodat wij deze ook zouden willen vaststellen zooals ze ons is aan- geboden. Wij vestigen er Uw aandacht op, dat blijkens art. 6 de gemeente verplicht is -maat- regelen te nemen, dat indien het cadaver zich bevindt op een plaats, welke met het Vervoer- middel, waarmede het vervoer moet plaats hebben, niet te berelken is, het cadaver naar een plaats vervoerd wordt, waar het vervoer- middel kan komen. Het gevolg van deze he- paling zal zijn, dat de gemeente t.z.t. een cadaverhuisje zal moeten bouwen op een nader te bepalen plaats, daar in den winter de auto's van de Gekro vele boerderijen, o.a. in den Bonte-, Visaert- en Seijdlitzpolder niet kunnen bereiken. Wij stellen U mitsdien voor, met de N.V. Gekro" te Overschie de volgen de overeenkomst aan te gaan: Ondergeteekenden a. de gemeente Terneuzen, vertegenwoor- digd door den burgemeester, ter uitvoering van het raadsbesluit van den 20 October 1938, in de volgende artikelen aangeduid als de Gemeente; 1). de N.V. Gekro", destruetiebedrijf, ge vestigd te Overschie, vertegenwoordigd door de Directie in de volgende artikelen aange duid als de Gekro; verklaren te zijn overeengekomen als volgt: Art. 1. De Gekro verbindt zich tegenover de Ge meente tot het opruimen en onhruikbaar maken voor voedsel voor mensch en dier op de wijze, bedoeld in art. 61 van het K. B. van 5 Juni 1920 (St.bl. no. 285) en de Beschikking van den Minister van Arbeid, Handel en Nij- verheid en van Binnenlandsche Zaken van 12 April 1926 (Ned. St.crt. van 12 April 1926, no. 69), van alle cadavers en afvaldeelen van slachtdieren, zoomede ondeugdelijke vleesch waren, voorzoover een en ander door den ge- meentelijken keuringsdienst is afgekeurd of krachtens de Vleeschkeuringswet (St.bl. 1919, no. 524) onibruiklbaar moet worden gemaakt. In het bovenstaande wordt Verstaan onder cadavers" gedoode en gestorven slachtdieren, onder afvaldeelen" deelen van slachtdieren, daaronder begrepen het in art. 4, sub 3 be doelde der Vleeschkeuringswet, dit laatste voorzoover een gemeentelijke verordening hierln voorziet. Art. 2. De verwerking zal gesehieden in een door de Gekro aan te wijzen fabriek. Art. 3. Het vervoer van de cadavers en afvaldeelen naar de fabriek zal door de zorg en op kosten van de Gekro gesehieden in vervoermiddelen, ingericht volgens de daaraan door de bevoeg- de Regeeringsautoriteit gestelde of te stellen edschen. Art. 4. Alle cadavers worden zoo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uren nadat de Gekro bericht zal hebben ontvangen, weggehaald. Afval deelen, andere dan de in art. 4, sub 3 der Vleeschkeuringswet bedoelde, welke ter plaatse worden afgehaald, worden bij iederen slager afgehaald op nader overeen te komen tijden in verband met den plaatselijken toe- stand, behalve wanneer in de gemeente een centrale slachtplaats aanwezig is. Indien af valdeelen gehaald worden, moeten deze van mest zijn ontdaan, behalve voor afvaldeelen, afkomsti'g van dieren, vallende onder de Veewet. Cadavers, welke niet tijdig zijn afgehaald, kunnen op kosten van de Gekro door de ge meente naar de fabriek van de Gekro worden vervoerd, dan wel (zulks ter keuze van de gemeente) op kosten van de Gekro op andere wettelijk geoorloofde wijze worden onhruik baar gemaakt of vemietagd. Art. 5. De gemeente is verplicht, onmiddellijk, in elk geval op den dag van afkeuring, telegra- fisch of telefonisch aan de Gekro bericht te zenden, dat een cadaver hetwelk zij ingevolge het bepaalde irf art. 7 verplicht is af te staan, moet worden afgehaald, met zoo juist moge- lijke aanduiding van de plaats waar het zich bevindt. Bij aangifte van afvaldeelen kan de mededeeling schriftelijk, mits franco, ge sehieden. Art. 6. De Gekro is verplicht het cadaver te doen afharen van de plaats, waar het zich bevindt. De gemeente neemt zoodanige maatregelen, dat indien het cadaver zich bevindt op een plaats, welke met het vervoermiddel, waar mede het vervoer moet plaats hebben, niet te bereiken is, het cadaver naar een plaats ver voerd wordt, waar het vervoermiddel kan komen. De gemeente wordt geacht te hebben vol- daan aan de verplichting, in het vorige lid bedoeld, indien zij bij verordening het vervoer der cadavers naar den harden weg heeft voor- geschreven. De gemeente zal echter zooveel mogelijk bevorderen, dat de cadavers en afvallen wor den ingeleverd op de noodslachtplaatsen of in het cadaverhuisje. Art. 7. De gemeente verplicht zieh, de fabriek van de Gekro als destructor voor haar gebied aan te wijzen, en zal geen andere wijze of plaats voor onbruikbaarmaking of vemietiging aan- wijzen, een en ander voor den tijd, gedurende welke dit contract loopt. Voorts verplicht zij zich, behoudens indien vervoer niet mogelijk of niet toegestaan is en behoudens het bepaal de in art. 4, gedurende dien tijd alle afge- keurde dieren, in den toastand waarin zij zijn afgekeurd en afgekeurde, of achtergelaten afvallen, uft de gemeente af te staan aan de Gekro, voorzoover haar dit mogelijk en zij daartoe bevoegd is. Indien door of namens de gemeente inlich- tingen worden gevraagd, worden de daarvoor gemaakte onkosten door de gemeente ver- goed. Zij is niet verantwoordelijk of tot schadevergoeding verplicht, indien buiten haar toedoen op een of andere wijze een cadaver of afvaldeelen niet ter beschikking van de Gekro worden gesteld. Art. 8. De gemeente neemt zoodanige maatregelen, dat de eigenaar van een afgekeurd slachtdier, die de huid voor zich wenscht te behouden (voor zoover dit wettelijk geoorloofd zal zijn) verplicht is zorg te dragen, dat het cadaver onmiddellijk van de huid wordt ontdaan, in elk geval v66r het tijdstip, door den Keurings- veearts, Hoofd van Dienst, te bepalen. Wordt het cadaver ongevild vervoerd, dan wordt door de Gekro voor de huiden, voor zoover deze niet mee vemietigd moeten wor den (varkenshuiden, nuchtere geiten- en lams- vellen zijn hierbij uitgezonderd) een vergoe- ding betaald, overeenkomend met 2/3 van de netto-opbrengst der Jiuiden, zooals deze m de voorgaande maand genoteerd stonden in de veilingpublicaties van de Amsterdamsche Huidenelub, volgens de rubriek, waarin de huiden in verband met de soort, kwaliteit, gewicht, maat en afwijkingen behooren. Deze vergoeding wordt zoo spoedig mogelijk aan belanghebbenden overgemaakt. Ieder ongevild cadaver, zooals in dit artikel bedoeld, wor.dt ter plaatse waar het wordt afgehaald, voorzien van een controlenummer, hetwelk door den dienst der Gekro bij af- haling wordt "aangebracht op de huid. Indien gewenscht kan door belanghebbenden over- legging worden verzoeht van de inleverings- bon der huiden, welke betrekking heeft op dit controlenummer. De controle van de hoeveelheid en hoe- danigheid en de wijze, tijd en plaats van de betaling der huiden, wordt nader geregeld in overleg met en ten genoegen van den in artikel 9 bedoelden vertegenwoordiger. De Gekro vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken, welke eigenaren van cadavers tegen haar terzake van geschillen omtrent de huid of overigens uit hoofde van hande- lingen in verband met deze overeenkomst, mochten beweren te hebben of trachten geldig te maken. Art. 9. De Gekro verleent aan het Bestuur der af- deeling Zeeland van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten het recht om een vertegenwoordiger aan te wijzen, teneinde toe- zicht te houden op de richtige naleving van deze overeenkomst. De aldus aangewezen persoon heeft het recht voor zich en degenen, die hem verge- zellen, de ruimten waarin het bedrijf wordt uitgeoefend te alien tijde te betreden, hij heeft verder het recht van de Directie van de Gekro te verlang^n de inlichtingen, welke gewenscht zijn ter goede uitvoering van het in het eerste lid bedoelde toezicht, alsmede om algemeene vergaderingen en vergaderin- gen van de Directie van de Gekro bij te wonen, voorzoover daar onderwerpen ter sprake komen, met zijn taak in verband staande. De hier bedoelde vertegenwoordiger kan in overleg met de Gekro zijn bevoegdheden voor ieder bepaald geval aan een ander overdragen. Wanneer naar zijn oordeel tot eenigen maat- regel besloten wordt, welke met het in deze overeenkomst bepaalde in strijd is, is de Gekro verplicht, dezen maatregel te sehorsen, tot hierover uitspraak zal zijn gedaan door een commissie, bestaande uit drie personen, die zullen worden benoemd op de wijze als in art. 14, 3e lid van deze overeenkomst is bepaald. Art. 10. Door de gemeente wordt aan de Gekro uit- gekeerd, ingaande op den dag van den aan vang van den dienst, een bedrag van 0,02 per inwoner en 0,02 per H.A. per jaar, een en ander berekend naar de laatst gepubliceer- de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, met dien verstande, dat indien het inwonertal plus het H.A.-cijfer der gemeente meer bedraagt of zal bedragen dan 2000, een minimum betaling van f 100,per jaar zal worden vastgesteld, terwijl als jaarlijksche bijdrage een bedrag van /400,niet mag worden overschreden. Door de gemeente is aan de Gekro voor iedere slagerij, in de gemeente gevestigd, ver- schuldigd een bedrag van f 5,per jaar, be halve wanneer in de gemeente een centrale slachtplaats aanwezig is. Het aantal slage- rijen wordt elk jaar door de Gekro in overleg met den Veterinair Inspecteur van de Volks- gezondheid vastgesteld naar den toestand op 1 Januari van het jaar, waarover de betaling verschuldigd is. De uitbetaling van boven- bedoelde bedragen zal gesehieden binnen een maand nadat de gemeente van de Gekro een opgave van het door haar op bovengenoemde basis te bepalen bedrag heeft ontvangen. Een vergoeding van 20 cent is verschuldigd voor iederen K.M., die een vervoermiddel te- vergeefs heeft afgelegd ter afhaling van een ingevolge art. 5 der overeenkomst aangemeld cadaver of van afvaldeelen, indien deze aan- melding blijkt onjuist te zijn geweest. Art. 11. De gemeente stelt de Gekro vrij van be taling van tol- en bruggelden en andere retri- buties in verband met het vervoer, voorzoo ver haar gebied betreft, dan wel verplicht zich, indien of voorzoover hiertegen practische bezwaren zijn, het door de Gekro uit dien hoofde betaalde te restitueeren. Art. 12. De Gekro zal uiterlijk 3 maanden na 1 Juli 1938 met het afhalen aanvangen. Art. 13. Deze overeenkomst wordt geacht te zijn ingegaan op 1 Juli 1938 en zal eindigen 30 Juni 1943. Art. 14. Voor elke niet-nakoming van eenige bepa- ling uit deze overeenkomst door een van beide partijen is aan de wederpartij een boete van 25 verschuldigd. Indien de niet-nakoming op ambtseed of onder getuigen wordt geconstateerd, behoeft geen gerechtelijke ingebrekestelLimg plaats te hebben. Indien tusschen partijen eenig ge- schil van zoodanigen aard, dat dit onder de bevoegdheid van den burgerlijken rechter zou vallen, mocht ontstaan, zal dit met udtsluiting van den gewonen rechter beoordeeld worden door een commissie, bestaande uit drie per sonen, welke commissie als volgt zal worden samengesteld: De Gekro en het Bestuur van de afdeeldng Zeeland der Vereeniging van Nederlandsche gemeenten wijzen ieder een deskundige aan, en de beide aldus benoemden kiezen te zamen een derden deskundige. Mocht een van beide partijen in gebreke blijven een deskundige te benoemen, of indien de beide benoemde deskundigen binnen een maand na hun benoeming niet tot overeen- stemming mochten zijn gekomen omtrent den derden deskundige, dan zullen in het eerste geval twee personen en zal ia het tweede ge val de derde deiskundige worden aangewezen door den Voorzitter van de Kamer van Koop- handel en Fabrieken te Rotterdam of van de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwsche Eilanden te Middelburg, op verzoek van de meest gereede partrj. De Commissie doet uit spraak binnen drie maanden nadat het geschil te harer kennis is gebracht. Alle kosten, ontstaan uit de arbitrage, het honorarium en de reds- en verblijfkosten der arbiters daaronder begrepen, komen ten laste van de partij of van de partijen, welke daar voor door de Commissie wordt of worden aangewezen en worden door de Commissie bij hare beslissdng bepaald. De uitspraak van de Commissie is voor par tijen bindend en heeft de kracht van een tus schen hen gesloten overeenkomst ook wat de kosten betreft. Art. 15. De Gekro is gerechtdgd om na de totstand- koming van een zelfstandig bedrijf in Zeeland alle rechten en verplichtingen uit hoofde van deize overeenkomst over te dragen aan het aldaar t<j vestigen bedrijf. De heer CQUSiEN zegt, dat hij, indien dit onderwerp voor enkele'maanden ter tafel zou zijn gekomen, niet geweten zou hebben het- geen hij nu weet. Spreker is bljj, dat Burge meester en Wethouders er ook tegen zijn, doch zij zeggen, dat het wel zal moeten. Hiervan is spreker niet zoo geheel en al overtuigd. Waar- om zou het moeten? Ieder zal er met spreker van overtuigd zijn, dat aanneming van dit voorstel de gemeente /400 zal kosten en de bijkomende kosten, die er nog bij zullen komen, want men zal er niet aan kunnen ont- komen om voor dit doel ook een gebouwtje te zetten, zoodat de kosten nog veel meer zullen zijn dan dit bedrag. En als spreker nu ziet dat elk stuk vee dat wil zeggen de groote dat sterft of wordt afgekeurd, en het vorig jaar zijn er in Terneuzen twee afge keurd, naar Overschie moet gebracht worden om daar in den destructor vernietigd te wor den, dan meent hij, dat deze regeling voor Terneuzen voor elk stuk Vee, dat den natuur- lijken dood sterft, of afgekeurd wordt, en dus vemietigd wordt, f 10 per stuk kost. Spreker herhaalt, dat bovenstaande is gegrond op de gegevens over 1937. En als men dan ziet, dat het destruetie bedrijf 2 X 24 uur tijd heeft om een stuk vee op een bepaalde plaats af te halen, dan is dit toch veel te lang. Stel voor, dat bij een slager een stuk vee afgekeurd wordt, wat in het vorige jaar twee keer gebeurd is, dan (heeft het destruetiebedrijf 2 X 24 uur den tijd om het af te halen. Geen enkele slager kan het dulden, dat een stuk vee 2 X 24 uur blijft ligjgen. Vroeger, als de keuringsveearts de afkeuriugsstempels op het beest staan had, stond de kar al klaar om het stuk vee weg te brengen. Het is de vorige week gebeuTd te Axel, dat des Woensdagsmiddags om ongeveer 3 uur in de Langedreef te Axel een stuk vee stierf. Om 4 uur was daarvan bij de ge meente aangifte gedaan, en het heeft tot Zaterdag geduurd, voor dit stuk vee werd weggehaald. Spreker denkt het volgende, hoewel hij het geen enkele landbouwer zal aanraden, dat op den duur aangifte niet zal plaats hebben. Men ervaart toch ook, dat in dien een stuk vee, klein vee, veulens of kal- vers dood gaat, dit onder toezicht van de politie met kalk en petroleum wordt ontsmet en ter plaatse begraven. Doch indien de landbouwers weten, dat zij met zoo'n dood stuk vee zoo lang op hun dak zitten, zou het wel kunnen voorkomen, dat er het grootste bezwaar tegen bestaat om dit aan te geven en weg te laten halen. En het zou nog iets anders zijn, als het was voor ieder stuk vee, dat op een hofstede ge storven was, doch het is niet voor vee, dat aan een Ibesmettelijke ziekte en hierbij denkt spreker o.a. aan het miltvuur gestor ven is, doch een ander stuk vee, mag de huid nog worden afgetrokken, en dan ligt het daar. Uit zijn lange ervaring weet spreker, dat in dien een stuk vee, dat den natuurlijken dood gestorven is, het vel wordt afgetrokken, in den zomer 1 X 24 uur nadat het de huid is afgedaan, weg is en men het om het maar platweg te zeggen, niet kan houden van den stank. lets anders is het als de huid er aan gelaten wordt. Deze kwestie is niet van vandaag of giste- ren. Spreker is er ook nog een klein slacht- offertje van, dat getracht wordt, een destrue tiebedrijf rendabel te maken, Het zal in den oorlog of v'lak na den oorlog geweest zijn, dat er een combinatie werd gesticht, waarin spreker ook nog een aandeel heeft gehad, en dat stad en land werd afgeloopen om tot de sticihting van een dergelijk bedrijf te komen. Ook dit bedrijf heeft hiervoor alle veeartsen en voorzitters van slagersbonden aangeschre- ven. Het is hen niet om die dooie beesten te doen, ze zien er net zoo lief geen enkel, doch wel om hun bedrijf rendabel te maker. Spreker stelt voor, op het voorstel van Bur gemeester en Wethouders niet in te gaan. Indien dit toch het geval is, dan zal hij op de verschillende artikelen van de overeenkomst het een en ander te zeggen hebben. Hij stelt voor, op dit voorstel vandaag geen beslissing te nemen, doch dit nog eens aan te houden. In den oorlog ging een stuk vee, dat kapot gegaan was, naar de gasfabriek te Axel, en werd daar verbrand. Spreker heeft ook uit een ander oogpunt bezwaar tegen dit voorstel eft wel om het volgende Hij vindt, dat zooals het in de gemeente nu gaat, het beter is dan het het geval zal zijn bij toetreding tot de „Gekro". Indien nu een stuk vee gestorven is, of afgekeurd wordt, wordt het begraven ter plaatse waar dit het geval is. En vooral in verband met het mond- en klauwzeer is het gevaar voor besmetting veel grooter, indien het cadaver uit een der polders moet afgehaalid1 worden en per auto getransporteerd, dan wanneer het op de plaats waar het gestorven is, ten spoedigste begraven wordt. Spreker steit voor, dit voorstel terug te verwijzen naar Burgemeester en Wethouders, en desnoods een berekening te maken wat een dergelijke in.richting voor de gemeente zou kosten. Hij heeft deze week gezien, dat in het Band van Aalst, naar hij meent voor de ge meente Aalst zelf, een idtestructiabedrijf was ingericht, en zag daar het gebouw, waarbij hij tot de overtuiging kwam, dat, indien dat ingericht was zooals het moet, de gemeente hier dit ook best zou kunnen. Als het moet spreker vindt de toestand zooals die thans is, nog steeds de beste remedie dan zou hij Burgemeester en Wethouders willen voorstel- len, in overweging te nemen zelf een oven te bouwen. De heer LAlMBRECHTSEN VAN RITTHEM kan zich aansluiiten bij hetgesn de heer Col- sen gezegd heeft. Toch zal men er op een gegeven moment voor staan, dat er beslist moet worden, wat gedaan zal worden. En dan is er nog iets anders. Men zal op den duur moeten gaan bestudeeren wat er met het stadsvuil gedaan moet worden, daar op een gegeven oogenblik die plaats, waarover men daarvoor beschikt, op zal zgn, en er geen terreinen meer dispo- nibel zijn, waar men het storten kan. En dan lijkt het spreker, dat de eenige oplossing een verbrandingsoven zal zijn. Daarom meent sprek«r, dat Burgemeester en Wethouders niet beter kunnen doen, dan dit onderwerp aanhouden en bestudeeren wat de stichting van een verbrandingsoven voor stadsvuil, die tevens voor het verbranden of vemietigen van dieren kan dienen, kosten zal. De heer VERLiINDE kan ongeveer geheel meegaan met hetgeen de heer Colsen gezegd heeft. Spreker heeft ook zijn ooren te luiste- ren gelegd, en blijkt het hem ook, dat het een opgeschroefd zaakje is, waardoor een zekere zaak wordt bevoordeeld door de geheele Nederlandsche bevolking. Spreker onder. schrijft wat de heer Colsen gezegd heeft, dat hier jaren lang beesten gestorven zijn, en dat er geen enkele klacht is gehoord over de wijzt waarop deze zijn vemietigd. Bovendien vallen onder de regeling niet de beesten die gestorven zijn aan kwade droes, miltvuur en mond- en klauwzeer daar deze niet vervoerd mogen worden om te worden vemietigd. Als men dus deze dieren niet kan laten vemietigen waarom moeten dan de andere, die op ea andere wijze en niet aan besmettelijke ziekte, gestorven zijn, dan wel op die wijze vemietigd worden. Dit is ook weer zooiets van handige lui, die een zaakje opzetten, en op een han dige manier de regeering aehter zich zien te krijgen om zoodoende het heele volk te laten helpen, hun zaak rendabel te maken. Spreker kan zich in dezen niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen. Men kan zeggen, dat het voorgeschreven is, doch moet id'an de raad er zijn zegen maar over geven. iSpreker zou voorstellen, in dezen heelemaal geen besluit te nemen, en als het dan moet, dan moet de regeering dat maar zeggen. Spreker gaat met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet mee. De heer DE KRAiKBR is; het eens met het geen de heer Colsen zegt, doch uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders blijkt, dat de gemeente door de regeering daartoe ver plicht wordt. Hij shut zich aan bij de woorden van den heer Lambrechtsen van Ritthem en acht het ook heel goed mogelijk, dat een ver brandingsoven, doch dan een voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen, zou worden ingericht. Dan kan het z.i. onmogelijk duurder worden, dan de gemeente nu uit zou zijn. De heer VAN DRIEL deelt medte, dat spre ker en zijn fractiegenooten de stukken ook hebben ingezien. Zij waren voornemens, over dit onderwerp niets te zeggen, daar zij op het etandpunt stonden, dat, waar deze zaak in de •Kamers behandeld en aajngenomen is, dit voor- schrift was. Doch omtrent de stelling zelf wenscht hij wel iets naar voren te brengen, en wel, dat d'e lijkverbranding thans nog facul- tatief is. Deze is mogelijk, doch moet niet. Thans is dit voorschrift van de regeering en wordt er blijkbaar van een andere stelling uit- •gegaan. Er wordt hier gebroken met een oud voorvaderlijk gebruik, dat de cadavers van gestorven dieren worden begraven en deza moeten met een cad'averbak worden afgehaalf om verbrand te worden, terwijl het verbrandei van de lijken van menschen, waarvoor jaren lang gestredem is, slechts bij uitzondering wordt toegestaan. Dit is dus geen rijksvoor- schrift. Ten eerste om de kosten, ten tweede om die omstandigheden is spreker er voor, dat, in dien deze zaak van dien aard is, dat ze uitstel kan lijden, dat er dan uitgesteld wordt. Sprekers meening was, dat het voorschrift was, en sprekers fractie was ook bereid daar aan te- voldoen. Wellicht kan vain de tafel van den voorzitter gezegd worden, of uitsW in dezen mogelijk is. De VOORZITTER heeft hierover weinig te zeggen. Zooals uit d'e stukken blijkt, wordt de gemeente verondersteld, met ingang van 1 Juli 1938 deze overeenkomst aan te gaan. Naar aanleidimg van de uiting van den heer De Kraker om te trachten in samenwerking met andere gemeenten een verbrandingsoven te stichten, moet spreker opmerken, dat reeds verschillende gemeenten deze regeling met de Gekro" hebben gesloten.' Verder heeft spre ker hierover niets te zeggen. Hij verzoekt den heer Colsen zijn voorstel te formuleeren. De heer COUSEN stelt voor, (Jit voorstel terug te verwijzen naar Burgemeester en Wet- houdters, om een onderzoek in te stellen. Spre ker zag liefst van al, dat de zaak bleef zoo als die was, daar zijn standpunt is, dat de tegenwoordige toestand goed is. De VOORZITTER merkt op, dat dit niet kan. Er is een Koninklijk besluit waardoor dat onmogelijk is. De heer COL-SEN vervolgt, dat hij dan voorstelt, aan Burgemeester en Wethouders op te dragen een nader onderzoek in te stellen, op welke wijze daaraan tegemoet gekomen zou kunnen worden en te onderzoeken of in een der fabrieken in den omtrek de mogelijkheid tot verbranding bestaat. Hij heeft de gas fabriek genoemd, doch wellicht zou de j P.Z.E.M. ook bereid zijn, de cadavers van ge storven dieren te verbranden. Of wellicht heeft de heer Verlimde er oo.k ruimte voor. De heer VERLINDE: In mijn ketel kan geen heele koe hoor. De VOORZITTER meent, dat het voorstel- Colsen misschien in combinatie met het voor stel van den heer Lamlbrechtsen van Ritthem kan worden behandeld. (De heer LAMBEECHTSBN VAN RITTHEM wijst er op, dat de gemeente naar zijn oordeel toch volgend jaar voor de moeilijkheid zit, waar met het stadsvuil te blijven. De heer VERDINDE geeft te kennen, dat de kwestie ten slotte zoo is, dat de andere ge meenten aan Idie oplossing niet gedacht heb ben, dat zij niet gemeend hebben, dat zooiets mogelijk was. Wellicht was het mogelijk om met Axel toch tot een overeenkomst te komen. De heer EAMjBRECiHTSEN VAN RITTHEM deelt mede, dat de gemeente Axel al aange- sloten is. De VOORZITTER resumeert, dat dus wordt voorgesteld, het voorstel van Burgemeester en Wethouders in te "trekken en een onder zoek in te stellen in den geest zooals dit thansl besproken is. De heer VERLiINDE merkt op, dat het hierop neerkomt, dat het in deze streken ab- soluut niet noodig is, en dat men hier de dupe wordt van de streken waar het wel noodig is, doordat het ten gevolge van den hoogen grondwaterstand niet mogelijk is, van de cadavers af te komen. Er zijn streken in Friesland en Zuid-Holland, waar het grond- water zoo hoog zit, dat de dieren er niet be graven kunnen worden. En daarvoor moet men hier betalen. Spreker zou zeggen. laat men het voorschrijVen en opleggen! Met algemeene stemmen wordt besloten, het voorstel van Burgehneester en Wethou ders niet te aanvaarden, doch dit naar het college van Burgemeester en Wethouders terug te verwijzen en Burgemeester en Wet houders op te dragen een onderzoek in te stel len naar de mogelijkheid van de stichting van een verbrandingsoven voor het stadsvuil, waarin ook de cadavers van gestorven dieren kunnen worden verbrand, of een andere op lossing te zoeken, waardoor aan de betreffen- de voorschriften wordt voldaan. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1938 | | pagina 6