Binnenland
Sport
Gemengde Berichten
H. M. DE KONINGIN MAAKT EEN
AUTOTOCHT.
VOETBAL.
RECHTSZAKEN.
8,tot en met 20,10 der kosten
meer dan 20,tot en met 36,15
der kosten;
meer dan 36,tot en met /50,25
der kosten;
meer dan 50,tot en met f 66,40
der kosten;
meer dan 66,tot en met /SO,60
der kosten;
meer dan 80,tot en met f 96,80
der kosten;
meer dan f 96,en hooger 100 der
kosten.
Belanghebbenden, die in gebreke blijven op
aanvraag van Burgemeester en Wethouders
een verklaring over te leggen van den Inspec-
teur der Directe Belastingen, aangevende het
totaal-bedrag van de hoofdsommen, bedoeld in
het eerste lid, zijn het voile bedrag van de
kosten verschuldigd.
Artikel 4.
On- en minvermogenden zijn van de betaling
der in het vorige artikel bedoelde recht vrij-
gesteld.
On der on- en minvermogenden worden voor
de toepassing van deze verordening verstaan
de ibelanghebbenden, wier totaal-bedrag van
de hoofdsommen van de gemeentefonds- en
vermogensbelasting minder dan 8,be-
draagt.
Indien bijzondere omstandigheden daartoe
aanleiding geven, kan de raad geheele of ge'
deeltelijke ontheffing geven van de betaling
van het bedrag, versohuldigd volgens artikel
3. Deze ontheffing moet door belanghebben-
den worden aangevraagd binnen drie maan-
dfen nadat het te betalen bedrag te hunner
kennis is gebracht.
Artikel 5.
Onder ,,het totaal-bedrag van de hoofdsom
men der gemeentefonds- en vermogensbelas
ting" wordt voor de toepassing dezer verorde
ning verstaan het totaal-bedrag van de hoofd
sommen volgens de laatste door de Rijksbe-
lastingadministratie vastgestelde bedragen,
met dien verstande, dat indien van belang-
hebbende nimmer een aanslag in die belastin
gen is vastgesteld, deze door Burgemeester en
Wethouders wordt geschat.
Artikel 6.
Voor de toepassing dezer verordening wor
den als belanghebbenden aangemerkt:
a. bij vervoer, afzondering, onderzoek, rei-
niging en ontsmetting, het hoofd van het
gezin of van de samenwoning of de
alleenwonende persoon, in wiens womng,
voer- of vaartuig, blijkens de kennis-
geving, volgens artikel 2 der besmette-
lijke ziektenwet (Stbl. 1928 no. 265) den
Burgemeester gedaan, het ziektegeval is
vermoed of vastgesteld;
b. bij verpleging het hoofd van het gezin of
van de samenwoning, waartoe de lijder
behoort, of de lijder zelf, indien deze is
een alleenwonend persoon.
Artikel 7.
De betaling der rechten moet geschieden
aan den gemeente-ontvanger binnen veertien
dagen, nadat het venschuldigde bedrag aan
den belastingschuldige is medegedeeld, tegen
uitreiking van een kwitantie.
Artikel 8.
Van hem, die nalaat de verschuldigde gel-
den te voldoen worden deze ingevorderd over-
eenkomstig de bepalingen van de artikelen
291 tot en met 295 der gemeentewet.
Verschuldigde bedragen, waarvan de invor-
dering niet heeft kunnen geschieden, kunnen
door den gemeenteraad oninvorderbaar wor
den verklaard.
Het besluit van den gemeenteraad, waanbij
bedragen oninvorderbaar worden verklaard,
ontheft den gemeente-ontvanger van verdere
pogingen tot invordering.
Artikel 9.
Deze verordening treedt in werking met
ingang van den eersten dag der maand, vol
gende op dien waarin de Koninklijke goed-
keuring door Burgemeester en Wethouders is
ontvangen, op welk tij'dstip vervallen de thans
bestaande verordening op de heffing en in
vordering van rechten, als bedoeld in de be-
smettelijke ziektenwet 1928 Stbl. 265.
Zij blijven van kracht ten aanzien van v66r
bovengenoemden datum verschuldigde rechten.
Vastgesteld door den Raad *ler gemeente
Temeuzen in de openbare vergadering van
14 Juli 1938.
P. TELLEGEN, Voorzitter.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
Zijnde aan deze verordening goedkeuring
verleend bij Koninklijk Besluit van 30 Septem
ber 1938 no. 56, en is hiervan afkondiging ge-
schiedt waar het behoort op 26 October 1938.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. TELLEGEN, Voorzitter.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
DE FINANCIEELE POSITIE VAN DE
GEMEENTEN EN VOORSTELLEN TOT
VERRUIMING VAN HUN BELASTING-
GEBIED.
Ingediend zijn twee ontwerpen van wet tot:
1. Wijziging van de wet van 22 December
1933 tot steun aan noodlijdende gemeenten;
2. nadere wijziging van de wet van 15 Juli
1929 houdende herziening van de financieele
verhouding tusschen het rijk en de gemeenten
en wijziging van artikel 283 van de Gemeente
wet.
Aan de memorie van toeliohting tot het
eerstgenoemde wetsontwerp is het volgende
ontleend:
De vraag dringt zich op, indien de steun
van het rijk niet voldoende is, of in de moei-
lijkheden niet kan worden voorzien door een
wijziging van de financieele verhouding tus
schen de gemeenten onderling, in het bij zon
der, voorzoover deze verhouding is geregeld in
de wet op de financieele verhouding tusschen
het rijk en de gemeenten. Naar de meening
van de ministers is van een wijziging der ver
houding, zooals deze in die wet is neergelegd,
thans geen afdoende, duurzame oplossing te
verwachten. De omstandigheden zijn nog te
veel in beweging dan dat het mogelijk zou zijn
een vaste basis te scheppen voor een regeling,
welke een consolideerend karakter draagt. Op
6bn piunt, hetwelk meer op zichzelf staat en
niet met de crisisomstandigheden samenhangt,
meenen zij intusschen een verbetering te kun
nen voorstellen in de financieele betrekkingen
tusschen de gemeenten.
Hun opvatting hieromtrent is vervat in het
tegelij'kertijd met het onderwerpelijke wets
ontwerp ingediende voorstel tot wijziging van
de wet op de financieele verhouding, bij welk
wetsovoorstel de bevoegdheid tot het heffen
van opcenten op de gemeentefondsbelasting
voor een gedeelte wordt overgebracht van de
woongemeenten naar de werkforensaalgemeen-
ten.
Hoewel billijk, is deze regeling nochtans
geenszins voldoende om aan de moeilijkheden
het hoofd te bieden. Naast eenige verbetering
van den budgetairen toestand der gemeenten
over het geheel genomen, zal waarschijnlijk
ook in een enkel geval verschuiving der moei
lijkheden van de eene gemeente naar de andere
haar gevolg kunnen zijn.
Of en in hoeverre het mogelijk is, tijdelijk,
nog een stap vender te gaan in de richting van
wijzigmg der onderlinge verhouding zal kun
nen blijken bij de voorstellen, welke zullen
worden ingediend tot wijziging der wet van 4
Maart 1935, houdende voorzieningen terzake
van gemeentelijke kosten van werkloozenzorg.
Noch het een noch het ander intusschen kan
een, voor het oogenblik afdoende, oplossing
van het probleem brengen. De Ministers De
Wilde en Van Boeijen hebben zich dan ook
emstig beraden over verdere mogelijkheden
tot beperking of wegneming van ibudgetaire
tekorten, daarbij zeer in het bijzonder aan-
dacht schenkende aan het vraagstuk op welke
wijze aan de gemeentebesturen de zelfstandig-
heid in haar financieel beleid kan worden
teruggegeven.
In de nota betreffende den toestand van
's rijks financien is de weg aangegeven, waar-
langs dit, althans gedeeltelijk, zou kunnen
worden gevonden. Indien de belastingvoorstel-
len tot versterking van 's rijks middelen wor
den aanvaard, zal voor steun aan gemeenten
en saneering der gemeentefinancien een be
drag van f 37.250.000 beschikbaar zijn. Met de
enkele beschikbaarstelling van dit' bedrag
evenwel zijn de gemeenten, zooals ook in de
millioenennota reeds is opgemerkt, in haar
fmancieel beleid nog niet zelfstandig gewor-
den en dit laatste juist is een eisch, waaraan
een herziening der financieele uitkeeringsrege-
lingen zoaveel als maar eenigszins mogelijk is
moet voldoen.
Er zal naar moeten worden gestreefd in
veel sterkere mate dan thans het geval is, de
eigen verantwoordelijkheid der gemeenten voor
het doen van uitgaven weder in te schakelen.
Immers wanneer geruimen tijd den gemeenten
inkomsten toevloeien uit een bron, waarover
zij niet zelf vrij beschikken, is het gevaar
geenszins denkbeeldig, dat een verslapping in-
treedt van het verantwoordelijkheidsbesef en
het besef van de noodzakelijkheid eigen wegen
te zoeken om de moeilijkheden het hoofd te
bieden, insluimert.
De Ministers meenen nu, dat moet worden
gestreefd naar het vaststellen van een rege
ling der financieele uitkeeringen, welke zoo-
veel mogelijk volgens objectieve normen den
gemeenten de beschikbare gelden doet toe
vloeien. Het moet, naar hun overtuiging, mo
gelijk zijn langs dezen weg een gedeelte van de
thans, financieel afhankelijke gemeenten, de
zoozeer begeerde financieele zelfstandigheid
juist terug te geven.
Zij beseffen volkomen, dat ook ma de vast-
stelling van bedoelde regelen er gemeenten
zullen overblijven, die nog bijzondere hulp be-
hoeven. Een gedeelte van het bedrag van
37.250.000 zal dan ook gereserveerd moeten
blijven voor gemeenten, welke daarna nog met
een budgetair tekort hebben te kampen; maar
ook aan deze gemeenten moet de gelegenheid
worden geboden, desnoodig de plicht worden
opgelegd zich zoo mogelijk zelf ncg geheel of
gedeeltelijk te redden. Daarbij zal het noodig
zijn recht te laten wedervaren aan het zoo
juiste algemeene beginsel bij het financieele
overheidsbeheer, dat de kringen, die de uit
gaven doen, zioh ook in zekere mate offers
moeten getroosten.
Op grond van deze overwegingen achten de
Ministers het noodzakelijk, dat de mogeljjk-
heid wordt geopend voor gemeenten, wier tbe-
grooting niet sluit om, voordat het rijk met
gereed geld bijspringt, uit een bijzondere ver-
ruiming van belastinggebied nieuwe eigen in
komsten te putten. Ontkomt hierdoor de ge
meente aan het stellen van voorwaarden op
het gebied van de gemeentehuishouding, het
voorschrift, dat deze extra belasting slechts
kan worden geheven als daaraan vooraf is ge-
gaan een verklaring van de Kroon, dat daar-
tegen geen bezwaar bestaat, is waarborg,
dat niet onnoodig naar deze nieuwe bron van
inkomsten wordt gegrepen.
Anders toch zou de heffing weldra vrij al-
gemeen zijn en het probleem slechts verscho-
ven worden. De regeering stelt zich voor, deze
toestemming niet anders te geven dan in die
gevallen, waarin het heffen van nieuwe be
lasting inderdaad een juist effect zal hebben.
Allereenst moet daarvoor vaststaan, dat de
gemeente niet meer rond kan komen met de
gewone middelen, waaronder d'us mede te ver
staan de inkomsten, welke een gevolg zijn van
de in uitzicht gestelde herziening der finan
cieele uitkeeringsregelen. Daarbij bestaat voor
de toezichthoudende instanties de gelegenheid,
om een oordeel uit te spreken over den stand
en den loop van het budget en kan aan de ge
meente worden duidelijk gemaakt, dat zij er
voor heeft te waken, niet boven een bepaald
begrootingsniveau te komen.
Het komt den Ministers voor, billijk te zijn,
dat het gevoerde beleid uitdrukking vindt in
den belastingdruk, ook wanneer de normale
grenzen, die de wet tot dusver kent, bereikt
zijn. Een heilzame aansporing tot versobering
kan voorts veeleer liggen in het besef, dat der
burgerij zwaardere lasten worden opgelegd
dan in het aanvaarden van eischen en opvol-
gen van wenken, gesteld en gegeven door in
stanties van buitenaf.
De Ministers ontveinzen zich evenwel niet,
dat belastingverhooging het vertrek van
draagkrachtige ingezetenen uit de noodlijdende
gemeenten in de hand zal werken en de vesti-
ging van zoodanige ingezetenen zal tegenhou-
den, waardoor het tegendeel zou worden be
reikt.
Om deze voor die gemeente funeste gevolgen
te ontgaan wordt nevens de beperking in de
bevoegdheid tot een heffing, welke in niet
sterkere mate progressief is, dan voortvloeit
uit de toepassing van het Benthamsche stel-
sel, voorgesteld aan de gemeentelijke inkom-
stenbelasting een forensenbelasting vast te
koppelen.
In de tweede plaats kan een gemeentebe-
stuur, tijdig gewaarschuwd, dat de toezicht
houdende instanties een bepaald begrootings
niveau als maximum besohouwen, met deze
wetenschap zijn voordeel doen, wil het zich
niet blootstellen aan de moeilijkheden, verbon-
den aan niet goedkeuring van een begrooting.
Het is het voomemen van de Ministers, in
dezen gedachtengang voortgaande, meer dan
tot dusver het geval is geweest, toepassing te
geven aan de bepalingen, welke de regeering
de bevoegdheid geven, waarschuwend in te
grijpen in gevallen, waarin het sluitend budget
bedreigd! wordt.
Zij meenden, dat aldus tal van gemeenten,
welke, ondanks de hiervoor besproken, buiten
het onderwerpelijke wetsontwerp liggende her
ziening van financieele uitkeeringen, nog in
meerdere of mindere mate inmenging in de
huishouding zouden moeten dulden, daarvan
vrij kunnen blijven en zich kunnen onttrekken
aan de nivelleerende werking, welke onvermij-
deljjk nerbonden is aan het stellen van eischen
voor het verleenen van directen rijkssteun.
Directe rijkssteun, in den vorm van een
tijdelijk renteloos voorschot en/of een bijdrage
uit's rijks kas behoort naar het oordeel van de
Ministers slechts dan te worden verleend in
dien tegen de invoering der extra-belasting bij
de Kroon bezwaar bestaat en slechts in bij
zondere gevallen ondanks de invoering dder
extra-belasting.
DE STEUNVERLEENING VOOR
KLEINE BOEREN IN 1939.
Kort geleden is het nieuwe reglement tot
steun aan klein-landbouwers aan alle gemeen
tebesturen rondgezonden, zoodat hiermede
door de Regeering uitvoering is gegeven aan
haar voornemen, om de bestaande steunrege-
ling ook in 1939 te laten voortbestaan.
Daar dit nieuwe reglement enkele wijzigin-
gen brengt, welke van groot belang kunnen
zijn, lijkt het wel gewenscht hierop even in
te gaan, temeer waar telkens blijkt, dat over
die steunregeling aan kleine boeren nog veel
misverstand bestaat.
Zooals bekend is, liep de steunregeling voor
1938 over de gemeentebesturen, zoodat in de
eerste plaats het betrokken gemeentebestuur
moest besluiten, dat aan de regeling werd
deelgenomen, alvorens de kleine boeren in die
gemeente voor den steun in aanmerking kon-
den komen. Deze wijze van uitvoering, welke
ook voor 1939 gehandhaafd blijft, was nood
zakelijk omdat ook door de gemeentebesturen
in de kosten van de regeling moest worden
bijgedragen.
Deze kosten echter hebben in onze provin-
cie verscheidene gemeentebesturen weerhou-
den de yegeling in te voeren, waardoor de
kleine boeren in deze gemeenten van steun
verstoken bleven. Speciaal die gemeenten, die
geen uitkeering ontvingen uit het Werkloos-
heidssubsidiefonds en die dientengevolgen aan-
vankelij-k de geheele kosten van den steun aan
de kleine boeren (voor de B-groep) zelf zou
den moeten dragen, toond weinig neiging om
deel te nemen.
Reeds spoedig na de invoering van de steun
regeling in November 1937 werd in de rege
ling echter voor deze gemeenten een verbete
ring aangebracht, doordat de beslissing werd
genomen, dat in alle gemeenten waar de
steun-regeling werd ingevoerd, het Departe-
ment van Economische Zaken 30 pet. van de
kosten van de B-groep zou dragen. De C-
groep kwam reedis geheel ten laste van dit
Departement. Voor de reeds genoemde ge
meenten werden daarmede de financieele be-
zwaren weer voor een gedeelte uit den weg
geruimd.
In het nieuwe reglement is thans weer een
andere regeling getroffen, welke hierop neer
komt, dat van de kosten van steun aan kleine
boeren, die in de B-groep vallen, het Departe
ment van Economische Zaken thans gemid-
deld 50 pet. in deze kosten zal bijdragen.
Het mag dan ook worden verwacht, dat met
deze nieuwe regeling de gemeentebesturen
wederom ernstig zullen overwegen de regeling
ook voor hun gmeenten in te voeren, temeer
waar toch het feit, dat thans van twee kleine
boeren wonende aan weerszijden van een ge-
meentegrens en onder volkomen dezelfde
omstandigheden levende, de eene wel en de
andere niet voor steun in aanmerking komt,
wel tot zeer scheeve verhoudingen aanleiding
geeft.
Allereerst is dus noodig, dat de gemeente
besturen besluiten om de regeling in te voe
ren, waarna aan de kleine boeren gelegenheid
kan worden gegeven op de daarvoor foestemde
formulieren zich aan te meld en op de ge
meente-secretarie.
In de verdere regelingen zijn op enkele
punten nog wijzigingen aangebracht.
De groepen A, B en C zijn gehandhaafd en
eveneens de grenzen waartusschen deze groe
pen zich uitstrekken.
In het kort wordt nu de regeling zoo:
Netto
Bedrijfsinkomen
tot 4,—
4,00-/ 5,00
B J 5,00—,, 6,00
6,00—,, 7,00
C I boven 7,
Steun ten lajte van
Dept.
Soc. Zaken
en/of
Gemeenten
100 pCt
80
50
20
Dept.
Economische
Zaken
20 pCt
50
80
100
Groep A is de groep der werklooze land-
arbeiders, die geholpen dienen te worden via
de bestaande regelingen van werkverschaffing
en steunverleening. Deze groep valt geheel
buiten de kleine 'boerenregeling.
B. en C. vormen de groepen van de kleine
boeren, die onder de regeling vallen.
In verband met de ervaringen opgedaan
met den steun in natura aan groep C, is thans
ook besloten dit voor groep B door te voeren,
vandaar dat de groep B thans in 3 catego-
rieen is gefeplitst.
Alle bedragen, welke ten laste van het
Departement van Econ. Zaken zullen komen,
zullen in natura (meststoffen, zaaizaad, enz.)
worden uitgekeerd. De C-groep krijgt der-
halve alles in natura, terwijl bij de B-groep,
naarmate het bedrijfje kleiner wordt en er
dus meer behoefte is aan steun in geld, een
steeds lager percentage in natura wordt uit
gekeerd. De boven in het tabelletje gegeven
percentages geven dus deze verhouding weer.
Het netto-bedrijfsinkomen wordt wederom
vastgesteld met ibehulp van normen, welke ten
opzichte van het vorige jaar slechts geringe
wijzigingen hebben ondergaan. De norm voor
uien is iets verlaagd (van f 5,op f 4,en
die van peulvruchten iets verhoogd (van 1,50
op 2,
Voor 1939 wordt het zaaiplan van 1938 als
maatstaf genomen.
De bepalingen voor den aftrek van neven-
verdiensten zijn dezelfde gebleven, zoodat voor
nevenverdiensten een bepaald percentage van
den steun wordt afgetrokken, welk percentage
wisselt al naar gelang er sprake is van neven
verdiensten uit arbeid, ouderdbmsrente of
anderszins.
In beginsel garandeert de nieuwe regeling
voor hen, die er voor in aanmerking komen,
een totaal inkomen van f 9,per week, ver-
meerderd met een toeslag voor gezinsleden
boven een aantal van 2.
Deze toeslag is bij de nieuwe regeling als
volgt:
Bij een gezin van niet meer dan 6 personen,
15 cent voor ieder gezinslid boven de twee.
Bij een gezin, bestaande uit meer dan 6 per
sonen, 15 ct. voor 4 gezinsleden boven de 2 en
40 ct. voor ieder gezinslid boven de 6. Deze
nieuw? toeslagregeling beteekent dus een tege-
moetkoming voor de grootere gezinnen. Het
totaal-bedrag kan echter nooit hooger worden
dan f 10,80 per week.
Alles wat dus de kleine boer te kort komt
op het hem gegarandeerde bedrag van 9,
per week toeslag, na aftrek van bedrijfs-
inkomsten en nevenverdiensten, wordt dus bij-
gepast door de instanties als in de tabel is
aangegeven.
Daamevens kunnen deze groepen dan nog in
aanmerking komen voor extra steun-maat-
regelen in den vorm van de verstrekking van
goedkoope levensmiddelen, B-steun, enz.
Uiteraard is het niet de bedoeling hier Alle
finesses van de regeling te behandelen, echter
wel is nog^an belang, dat door de Regeering
is bepaald, dat met veranderingen in de be-
cirijfjes rekening zal moeten worden gehouden.
In het kort komt dit hierop neer, dat split-
sing van bestaande bedrijfjes met het doel om
in de kleine boeren-regeling te vallen, niet ge-
accepteerd zal worden. De Regeering stelt
zich op het standpunt, dat harerzijds geen
kunstmatige stimulans in het leven mag wor
den geroepen, waardoor de versnippering van
bestaande bedrijven nog zou toenemen.
Alle bedrijfsveranderingen, welke „normaal"
genoemd moeten worden, zullen vanzelfspre-
kend worden aanvaard, echter alle opzettelijk
aangebrachte wijzigingem zullen zonder twijfel
leiden tot uitsluiting van den kleine-boeren-
steun.
In tegenstelling met het vorige jaar, toen
geen einddatum voor aanmelding was gesteld,
is thans bepaald, dat alle aanvragen voor
steun vo6r 1 Januari 1989 zullen moeten zijn
afgewerkt.
Aanvragen, welke na dien datum worden
ingediend, zullen dus niet meer in behandelin°-
worden genomen.
Voor de Gemeentebesturen is het daarom
ook gewenscht zoo spoedig mogelijk de beslis-
singen te nemen, opdat de gelegenheid tot
aanmelding kan worden open,gesteld.
DE ZORG VOOR DE JEUGDIGE
WERKLOOZEN.
Naar de Tijd vemeemt, heeft de Minister
van Sociale Zaken na overleg in den Minister-
raad besloten, de zorg voor de jeugdige werk-
loozen los te maken uit het ressort van de
werkverschaffing en tot een zelfstandigen
crisisdienst, jeugddienst, van het departement
te verheffen. Deze dianst zal onder leiding
worden gesteld van den referendaris, den heer
G. W. F. van Hoeven. Binnen enkele dagen
zal de Jeugdraad officieel van dit besluit in
kennis worden gesteld.
Deze maatregel vormt een gunstige aan-
wijzing omtrent den koers van de jeugdwerk-
loozenzorg in de naaste toekomst, aldus het
blad. Degenen, die tot dusverre ten departe-
mente de jeugdwerkloozenzorg beheerden,
maakten er voor niemand een geheim van, dat
zij van bepaalde diep ingrijpende maatregelen
tegenstanders waren. De heer Van Hoeven is
dat allerminst. Reeds geruimen tijd voordat
de gedachte aan maatregelen in grooten stijl
speciaal ten behoeve van de werklooze jeugd
emstig ter sprake werd gebracht, drong deze
ambtenaar in 'publicaties op zulke maatregelen
aan en iedere instemming, die hij daarmede
vond, registreerde hij nauwkeurig om zoo ef-
fectief mogelijk en in zoo breed mogelijken
kring de idee te propageeren, dat voor de
jeugd maatregelen in grooten stijl mogelijk
wenschelijk en noodzakelijk zijn.
De Maasbode interpreteert de taak, welke
den heer Van Hoeven wacht, eenigszins anders
Zij schrijft dat de heer Van Hoeven de zorg
voor de jeugdige werkloozen zal overnemen
om den heer Meijer de Vries, die met werk is
overladen, eenigszins te ontlasten.
GEESTELIJKE HERBEWAPENING.
De Nationale padvindersraad heeft den vol-
genden brief aan de Koningin gezonden:
De leden van den Nationalen padvinders
raad vertegenwoordigendede Nederlandsche
padvinders, de katholieke verkenners, de
Nederlandsche Christelijke vereeniging van
padvinders, de padvindersvereeniging Neder-
land, brengen eerbiedig te Uwer Majesteits
kennis, dat zij en de vereanigingen, die zij
vertegenwoordigen, dankbaar voor Uwer
Majesteits woord van instemming met den
oproep tot moreele en geestelijke herbewape-
ning van een aantal hooggeplaatsten in den
lande, zich emstig voomemen om te doen wat
in hun vermogen ligt, teneinde die geestelijke
en moreele herbewapening te helj>en verwer-
kelijken en den weg te gaan door Uwe Maje-
steit getoond, opdat zij, naar de mate van de
krachten, aan ieder hunner geschonken, mo-
gen komen tot daden van vertrouwen, van
zelfopoffering en zedelijken moet en van ee-
loof.
DE SOHADE VAN HR. MS. „PIET HEIN".
Betreffende de averij van den torpedoboot-
jager ,,Piet Hein" meldt het Soer. Hdbl. nader,
dat de schade nogal meevalt.
Er was reeds te voren besloten, dat het
sohip veertien dagen in onderhoud zou gaan,
en gedurende dien tijd kan de schade gemak-
kelijk worden hersteld. De jager behoeft voor
deze averij eigenlijk niet eens in het dok,
maar zou volgens het programma toch al voor
onderhoud in het dok gaan.
De toedracht is ongeveer de volgende ge
weest:
De „Piet Hein" is in aanraking geweest met
den kruiser „Java". De „Piet Hein" lag hier-
bij stilde ,,Java" liep vaart. De voorsteven
van de ,,Piet Hein" kwam in aanraking met
den zoogenaamden schroefbeschermer van de
,,Java". iDeze schroefbeschermer, achteraan
het schip, bestaat uit eenige ronde buizen, die
dienen om sloepen en dergelijke niet in aan
raking met de schroef te doen komen. De
schroefbeschermer heeft als het ware een
stukje voorsteven van de ,,Piet Hein" afge-
sneden eri omgebogen.
De neus van de ,;Piet Hein" ziet er uit, als-
of hij met een bot mes is bewerkt. De jager
heeft echter in het geheel geen water ge
maakt. En men mag spreken van lichte uit-
wendige schade. Over 14 dagen zal de ,,,Piet
Hein" volgen het programma weer varen.
De schroefbeschermer van de ,,Java" is er
af, en zal vernieuwd worden. Hiermede is een
gering bedrag gemoeid.
Vergezeld van een hofdame heeft H. M. de
Koningin Zondagmiddag een autorit gemaakt.
Enkele minuten voor half vier keerde zij weer
op het paleis Het Loo terug. De tocht, welke
ruim een uur duurde, ging langs enkele der
mooiste plekjes van de Veluwe, nl. den Das-
senberg en Hoog Soeren, waar de bosschen
thans volop in herfsttooi prijken.
Prinses Juliana en Prins Bemhard maakten
samen een autorit.
De Koningin en Prinses Juliana woonden
Zondagavond te Apeldoorn in de kerk der
Evangelisch Luthersche gemeente den jeugd
dienst bij1, waarin Ds. H. J. Jaanus, van Rot
terdam, voorging.
J. N. C„ oud 32 j., arbeider te Hontenisse,
had zich te verantwoorden wegens dierenmis-
handeling. Verdachte had n.l. op 12 September
1.1. te Hontenisse, zonder dat daartoe redenen
bestonden, opzettelijk een riek naar een koe
geworpen, die in een der achterpooten bleef
steken.
Eisch en uitspraak: f 15 boete of 10 dagen
hechtenis.
M. R„ oud 22 j., koopman te Terneuzen,
had zich schuldig gemaakt aan oplichting.
Verdachte was n.l. op 1 September 1.1. te Hoek
gekomen bij zekere M. H. Moerman, dien hij
een hoeveelheid spaanders te koop aanbood en
die volgens zijn zeggen toebehoorden aan zijn
vader, welke spaanders opgestapeld lagen op
het erf van den landlbouwer Dieleman te Hoek,
voor een bedrag van 10. M. betaalde aan
verdachte dit bedrag, doch naderhand bleek,
dat de spaanders niet aan verdachte, noch aan
zijn vader toebehoorden.
Eisch en uitspraak: 14 dagen gevangenis-
straf.
VVEDSTRIJDPROGRAMMA VOOR
ZONDAG.
Kon. Ned. Voetbalbond.
le klasse afd. I.
OWSparta.
Blauiw-WitADO.
KiECStormvogels.
XerxesHDVS
DIW|S—HBS.
le klasse afd. II.
DEC—DHC.
DOSSFeijenoord.
VT1ICAjax.
VSV—'t Good.
RF1CHaarlem.
le klasse afd. III.
HeraclesHengelo.
Go AheadEnschede.
ZACAGOW.
TubantiaNEC.
QuickWageningen.
Afdeeling IV.
le klasse.
LONGA—BW.
Willem H—(MiW.
BleijerheideNOAD.
PSVJuliana.
NAC^Eindhoven.
2e klasse A.
TSG—Breda.
RCSZeelandia.
RBCDe Baronie.
MiddelburgVlissingen
De ZeeuwenGoes.
3e klasse A.
Corn BoysAxel.
Terneuzen(Terneuzensche Boys
BiervlietHulst.
HoofdplaatBreskens.
OostburgUzendijke.
3e klasse B.
Goesche Boys^Terneuzen 2.
Goes 2Eiland Boys.
BurghMiddelburg 2.
Zeelandia 2iDe Zeeuwen 2.
Vlissingen 2EMM.
le klasse afd V.
Be QuickEVC.
VelocitasLeeuwarden.
VeendamGVAV.
HSOAchilles.
HeerenveenSneek.
Zeeuwsche Voetbalbond.
le klasse C
Terneuzensche Boys 2BKVV.
PhilippineTerneuzen 3.
Hontenisse—JSluiskil -2.
le klasse D.
Schoondijke 2Hoofdplaat 2.
Breskens 2Aardenburg.
le klasse E.
Aardenburg 2Breskens 3.
IJzendijke 2Schoondijke.
2e klasse B,
Terneuzen 4Hontenisse 2.
Hontenisse 3Sluiskil 3.
Axel 3SVO 2.
Hulst 2-BKW 2.
POLITIERECHTER TE MIDDELBURG.
Zitting van 25 October 1938.
De volgende zaken werden behandeld:
J. M. d. S., oud 31 j., landbouwersknecht
te Koewacht, had zich te verantwoorden
wegens mishandeling van P. F. Boon te Koe
wacht op 19 Augustus 1.1.
Eisch en uitspraak: vrijspraak.
QUEEN ELIZABETH" WORDT SNELLER
DAN „QUEEN MARY".
Ofschoon het nog slechts drie weken gele
den is, dat het nieuwe Cunard-White Star-
schip Queen Elizabeth" werd te water ge-
laten te Clydebank, is in die korte spanne
tijds de afbouw reeds en flink stuk opgescho-
ten. Dit geldt voornamelijk voor de machine-
installatie van 200.000 p.k., welke den 85.000
ton grooten reus door het water zal moeten
stuwen.
Het nieuwe schip zal aanmerkelijk sneller
worflen dan de 81.000 ton metende „Queen
Mary". Ingenieurs hebben dit berekend na uit-
gebreide sleeptank-proeven met een model.
De 12 groote Yarrow-stoomketels zullen
in vergelijking met de 24 kleinere van de
Queen Mary" een veel grooteren stoom-
druk leveren voor de vier turbines, welke elk
ongeveer 50.000 p.k. zullen ontwikkelen.
Voorts is de romp veel meer nog op snel-
heid gebouwd dan die van het oudere schip.
De boegvorm speelt hierin een voomame rol.
De boeg van de „Queen Elizabeth" is scher-
per en langer, waardoor de afstand van boeg
tot grootste breedte van het schip grooter
wordt. Dit wordt als de ideale vorm van
stroomlijn beschouwd en zal het schip minder
weerstand in het water doen ondervinden bij
groote snelheid.
Alle huidplaten onder de waterlijn zijn ge-
stroomlijnd, door de randen met een speciaal
soort cement op te vullen en af te vlakken.
Dit systeem werd j.l. zomer voor het eerst
toegepast op de Queen Mary" en waarschijn
lijk heeft het schip hierdoor den blauwen
wimpel op de ,,Normandie" heroverd. West-
waarts bereikt het Engelsche schip een snel
heid van 30.99 mijl per uur, tegen de ,,Nor-
mandie" 30.58. Op de reis naar het Oosten
haalde de Queen Mary" 31.69 mijl en de
Franschman 31.20 mijl.
De ketels zijn de grootste, ooit voor een
schip gebouwd.
In technische kringen wordt de dienstsnel-
heid van de Queen Elizabeth" berekend op
31.50 mijl per uur, met een reserve om deze
op te voeren tot 32.50 mijl.