ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Hoe Zeeland hielp de Onoverwinnelijke
Vloot in 1588 ten onder te brengen.
No. 9795
MAANDAG 8 AUGUSTUS 1938
78e Jaargang
Binnenland
SPRUTOL
Zomersproeten
GRAANVERVOER NAAR EN UIT
BELGIE GEREGELD.
y-t-j' ■nanus-
TER NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
tr. per post 1,55 per 3 maanden Bg vooruitbetaling £r. per post f 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,overige landen /2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen bg vooruitlbetaling.
Uitgeef sterFirma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TEEEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20.
RLEINE ADVERTENTIeNper 5 regels 50 cent bg vooruitlbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien brj regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
BIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGA V OND.
Het zag er, in den aanvang van 1588, dus
drie en een halve eeuw geleden, niet rooskleu-
rig uit in de Vereenigde Nederlanden. De
geestkracht en het beleid', door den hertog
van Parma ontwikkeld, hadden niet slechts,
vooral na den val van Antwerpen van 1585
de Zuideldjke Nederlanden opnieuw geheel
onder Spaanschen invloed gebracht, doch ook
ertoe geleid, dat menig belangrrjk punt in de
Noordelijke gewesten voor de Staatsche partg
verloren ging. Dat was in het bijzonder het
geval met Sluis, destijds een zoo belangrijke
havenplaats op de Vlaamsche kust, die bij
een eventueele poging der Spanjaarden om
zich van Vlissingen en dan van Zeeland mees-
ter te maken, een steunpunt van belang bood
Het verlies van Sluis werd door den Engel-
schen Landvoogd, den Graaf van Leycester,
toegeschreven aan de geringe hulp, die hem
van de zijde der Algemeene Staten was ver-
strekt, terwijl deze de val van Sluis op reke-
ning van des graven te laat terugkomen uit
Engeland en zijn gemis aan krijgsbeleid boek-
ten. Wat hiervan zij, Leycester had aan het
einde van 1587 ten tweede male, en nu voor
goed, de Nederlanden verlaten. Zrjn laatste
dagen, te Vlissingen doorgebracht, vonden
hem vol verbittering. Zijn landvoogdijschap
was noch uit het oogpunt van den staatsman
.noch uit dat van den krijgsman een succes
geweest.
Hij liet eohter hier te lande een niet onbe-
langrijke Engelsche partij achter, die in
Utrecht, waar Leycester zijn hoofdverblijf
had gehouden, haar steunpunt vond, maar
overal, ook in Zeeland, machtig was. Te ge-
makkelijker was het deze Engelsche partij
om het gezag van de Algemeene Staten te
schokken, den Raad van State, waarin nog
steeds Engelschen zitting hadden, krachtig
optreden te verhinderen, wijl Leycester wel
was vertrokken, maarniet van de Land-
voorgdij afstand had gedaan. Zijne daartoe
strekkende missive kwam eerst in het voor-
jaar van 1588 hier te lande en werd door zijn
achtergebleven vertegenwoordiger nog eenigen
tijd geheim gehouden. Dit leidde er toe, dat
verschillende krijgsoversten, sommigen wel-
licht te goeder trouw, de meening waren toe-
gedaan, dat zij aan hem, en aan hem alleen
gehoorzaamheid verschuldigd waren. Ley
cester had ertoe medegewerkt, dat het Staat
sche leger meer werd uitgebreid dan de finan-
cieele toestand gedoogde; Koningin Elisabeth
zond slechts onregelmatig en onvoldoende de
soldij voor de Engelsche hulptroepen. Het
weinig krachtig gezag, dat de Staten en Prins
Maurits konden uitoefenen, leidde zoodoende
ertoe, dat in verschillende plaatsen de garni-
zoenen aan het muiten sloegen, en slechts met
moeite, dank zij het ingrijpen van Prins
Maurits en de Staten, van de d'walingen huns
weegs konden worden teruggabracht.
Vooral op Walcheren liet de toestand alles
te wenschen over. Vlissingen was pandstad,
door Engelsche troepen bezet. De Engelsche
bevelhebber bood weerstand aan alle bevelen
der Staten en oefende willekeurig gezag over
stad en eiland uit. Eerst toen Prins Maurits
in persoon kwam, werd aan den toestand van
onrust een einde gemaakt. Maar nog begin
1588 wekte de binnenkomst van Engelsche
schepen schrik; zij brachten gelukkig Slechts
achterstallige soldij! Met den militairen toe
stand was het droevig gesteld. Parma was
een bekwaam Landvoogd en had men hem
vanuit Spanje voldoende gesteund, wie weet.
Feitelijk waren op dat oogenblik slechts Hol
land, Zeeland, Utrecht en Gelderland geheel
buiten vijandelijk bezit; op deze gewesten
echter drukten dan ook de financieele en
andere lasten, die de krijgvoering met zich
bracht. Het is geen wonder, dat bg velen de
neiging bestond, om zich in te laten met
vredesonderhandelingen, te meer toen het
heette, dat deze op den grondslag van gods-
dienstvrijheid mogelijk zouden zijn. Het
strekt niet slechts aan de geestkracht, maar
aan het doorzicht van een Oldenbarnevelt en
degenen, die hem ihet naast stonden in deze
dagen, tot groote eer, dat zij, door Prins
Maurits krachtig ondersteund, elke mogelijk-
heid van vredesonderhandeling afwezen, aan-
gezien zij zich overtuigd rekenden, dat deze
met gemis aan godsdienstvrijheid zouden
worden gekocht.
De groote plannen, die Koning Philips II
van Spanje reeds gedurende eenigen tijd had
en die zoowel tegen de Nederlanden als tegen
Engeland waren gericht, brachten in tweeer-
lei opzicht een keer in den gang van zaken.
Aan den eenen kant verhinderden zij Parma
om uitvoering te geven aan zijn voornemen
om de Noordelijke Nederlanden aan te tasten,
en dwongen zij hem al zijn kracht en zijn tijd
te besteden aan het bijeenbrengen van het
leger, dat de verovering van Engeland tot
taak had. Aan den anderen kant leidden deze
plannen ertoe, dat Koningin Elisabeth de
beteekenis van de Vereenigde Nederlanden
als bondgenoot erkende; dat zij niet, dls
tevoren, deze maar steeds van ondankbaar-
heid beschuldigde, omdat de Staten aan Ley
cester den voet dwars hadden gezet. Zij vroeg
hun hulp voor de uitrusting van een smaldeel,
bestemd om tegen de uit Spanje komende
vloot de Engelschen bij te staan. De maat-
regelen van de iStaten leidden er binnen be-
trekkelijk korten tijd' toe, dat een vloot van
7 schepen uit Holland en Zeeland onder bevel
van kapitein Cornells Lonk van Roosendaal,
in zee werd gezonden.
En dit bracht in de Engelsch-Nederlandsche
verhouding een verandering, getuige den
gansch anderen toon, die Elisabeth in hare
brieven aansloeg. Zij ging echter ondanks
het door haar erkende dreigend gevaar, op
Parma's uitnoodiging in en knoopte einde
1587 vredesonderhandelingen met de Span-
jaarden aan, die, in de duinen nabij Ostende
begonnen, naar het plaatsje Bourbong nabij
Calais werden overgebracht en zelfs nog
voortduurden toen de Spaansche vloot reeds
was uitgezeild. De Staten verkeerden te dien
opzichte in een moeilijke positie; zij konden
niet zonder meer Elisabeth's verzoek om aan
die onderhandelingen deel te nemen, van de
hand wijzen, doch in him midden was een
sterke minderheid tegen elke deelneming
eraan, merkbaar. Door een gezantschap,
naar Elisabeth gezonden, werd getracht
haar tot andere gedachten te brengen; toen
dit was mislukt, moesten de Staten schoor-
voetend en gebruik makend van de vertra-
ging, die het ingewikkeld staatsbestuur dier
dagen opleverde, wel tot die onderhandelin
gen medewerken. Minder intusschen dan
Koningin Elisabeth verloren zij de bedreiging,
die hen van Spaansche zijde boven het hoofd
hdng, uit het oog.
Nieuw was deze geenszins. Reeds Reque-
sens, Alva's opvolger in de Landvoogdij, had
den raad gegeven, dat een krachtige Spaan
sche vloot zou worden uitgerust om Holland
en Zeeland aan te tasten, wijl naar zijn oor-
deel slechts de ond'erwerping van deze beide
gewesten een einde aan den Hollandschen
opstand zou maken. Don Juan van Oosten-
rgk, wiens eerzucht \er ging, knoopte aan
deze plannen den opzet vast, dat zij het be-
vrijden van Maria Stuart en haar uitroepen
tot Koningin van Engeland en Schotland zou
den bewerken. Eerst echter, nadat de hertog
van Alva voor zijn souverein Portugal in
1580 had veroverd, en Spanje dus over een
belangrijke kust naar den Atlantischen
Oceaan beschikte, namen deze plannen vaster,
vorm aan. Reeds Alva heeft daaraan zijn
aandacht gewijd, doch .vooral aan den markies
van Santa Cruce wordt het initiatief toege
schreven om met een zegepralende vloot den
tocht naar Engeland te doen, nadat door deze
de opstand der Nederlanden was bedwongen.
Mag men op Frederiks afgaan, dan dateerde
Santa Cruce's voorstel van 9 Augustus 1583
en ontving hij reeds op den 23 September
d.a.v. des Konings dankbetuiging. Niet eer
echter dan een paar jaar later riep deze zijn
Raad tezamen, waarin Santa Cruce als
ervaren zeeman niet naliet de bezwaren, aan
zulk een onderneming verbonden, in het licht
te stellen en aanried zich eerst naar de
Nederlanden te wenden om daar het steun
punt te vinden, van waaruit de aanval op
Engeland kon worden ondernomen. Dit stand-
punt vond1 bestrijding bij Pedro de Alvarez,
die vreesde, dat op deze wijze Engeland on-
trjdig zou worden gewaarschuwd en gelegen-
heid zou hebben om zich tot afweer voor te
bereiden. Des Konings raadsman Juan de
Idiaquez verwierp, gezien de maritieme
krachten, waarover Engeland en de Neder
landen tezamen beschikten, de onderneming
geheel. Parma, om raad gevraagd, voegde
zich bij den laatste; hij achtte het voor alles
noodig om krachten te zijner beschikking te
stellen om de Nederlanden geheel tot onder-
werping te brengen; hij was overtuigd dat,
eenmaal zoo ver, een aanval op Engeland kon
worden ondernomen, die met een goeden uit-
slag zou worden bekroond. Wilde de Koning
echter zijn voornemen uitvoeren, dan schaarde
hij zich aan de zgde van Santa Cruce en her-
haalde het verzoek, door hem reed's vroeger
gedaan, dat men hem in staat zou stellen
Vlissingen in te nemen, hetwelk dan de Spaan
sche vloot een uitstekende basis zou bieden.
Men ziet welk een rol Vlissingen in het over-
leg speelde!
De Koning had echter haast, want de
woed'e, die hij tegen Koningin Elisabeth koes-
terde, was groot. Niet alleen vergaf hij haar
nauwelijks, dat zij de pogingeh, die hij had
aangewend om haar hand te (verwerven, nadat
hij de echtgenoot van haar zuster Maria was
geweest, had afgewezen, doch hij zag in haar
het middenpunt van den steun aan den her-
vormden godsdlenst. Zij toch hiep, hoe zwak
ook, de Nederlanden; zij bood den gevluchten
Koning van iPortugal een gastvrij onthaal;
zij spande tegen de heilige Ligue in Frankrijk
samen. Maar bovendien, dank zij Hawkins
en Drake, ondemamen haar schepen tochten,
die aan de tot dusver geldende maritieme
suprematie der Spanjaarden afbreuk deden.
Vandaar des Konings wensch, dat een voot
zou worden uitgerust, aan welke geen weer
stand was te bieden; vloot, welke Philips,
van den aard der maritieme moeilijkheden
niet op de hoogte, tevoren den naam van
.onoverwinnelijke" schonk. Minder vertrou-
wend dan Elisabeth zaten de Staten niet
stil. Berichten, in Amsterdam en elders
uit betrouwbare bron ontvangen, meldden de
eweldige toebereidselen, die Philips n
maakte. Ook den spoed, dien hij betrachtte.
Een plechtige samenkomst had te 's-Graven-
hage onder leiding van den Raad van State
plaats. Daama spoedde ieder zich naar zijn
gewest om maatregelen te treffen. Zeeland
en Vlissingen waren bedreigde punten. Als
de Spaansche vloot den Scheldemond binnen-
viel, was verdediging geboden. Vandaar, dat
langs de kust troepen werden geplaatst, om
bij voorbaat eene landing te verhinderen.
Visschersbooten kruisten van Schelde tot
Eems langs de kust; speurden zij onraad,
dan gaven zij crverdag met vlaggen, des nachts
met vuurpijlen seinen, die door kokgelui en
renboden zouden worden doorgegeven. Het
gat van Brouwershaven werd versterkt; ton-
nen buitengaat weggenomen; alle andere
bakens konden elk oogenblik worden inge-
trokken. Tijd van geweldige spanning voor
geheel het land, maar vooral voor Zeeland.
Want hier aanschouwde men het gevaar van
nabij. Parma, al was hij het met Madrid
oneens, deed zijn piicht. Langs de Vlaamsche
kust, bijna in het gezicht van Zeeland, rustte
hij een machtig leger uit; op platboomde
aartuigen zou dit naar Engeland word en
overgebracht. Vlaanderen had geen arbei-
ders genoeg; ze werden tot uit ItaUe gehaald
om het hout van de bosschen van Waes in
vaartuigen te veranderen. Door de Schelde
kon deze vloot niet naar buiten; de Zeeuw-
sche vloot hield wacht. Wat nood, van Gent
naar Brugge en vandaar naar Nieuwpoort
werden kanalen gegraven. De Armada, die
op 29 Mei 1588 den Taagmond verliet, werd
eerst door een hevigen storm geteisterd. In
La Corona opnieuw verzameld, zeilde zg
enkele weken later weer uit. Als een onaf-
wendfbaar gevaar stevende zijn, 135 vaartui
gen sterk, met 2500 stukken geschut, 7500
matrozen en 19.000 soldaten bemand, op de
Zeeuwsche en Engelsche kusten aan. Maar
Nederlanders en Engelschen bemerkten al
Hpoedig, dat met deze groote, prachtig ver-
sierde vaartuigen moeilgk te navigeeren viel;
telkens trof men ze in de nabijheid der Span
jaarden aan. die vergeefs deze vlugge sche
pen aanvielen. De Admiraal volgde op den
letter zijn koninklijken lastibrief, die hem
voorschreef rechtstreeks naar de Theems te
varen; hij was voor alle waarschuwingen
doof.
Voor alles was er Parma aan gelegen om
zich met de Armada te vereenigen en was er
Medina Sidonia aan gelegen om de hulp van
dezen ervaren bevelhebber te verkrijgen. Maar
de Hollanders en Zeeuwen hlelden bij Duin-
kerken en Nieuwpoort zoo goed wacht, dat
Parma er niet aan kon denken om uit te
varen. Toen de boden van de Armade te
Nieuwpoort bij hem kwamen, moet hij er op
wijzen slechts dan zijn vloot te kunnen doen
uitloopen, wanneer de Armada eerst de Hol
landers en de Zeeuwen verjaagde. Maar de
galjoenen hadden te grooten diepgang om de
kust te naderen; men moest dus deze taak
aan de kleinere Spaansche schepen overlaten,
en bepaalde voorloopig 12 Augustus als dag
van algemeenen aanval. Toen nu echter
Parma zijn troepen wilde inschepen, bleek het
bootsvolk ongeneigd tot den strijd, die niet
anders dan met een zekere nederlaag kon
eindigen. Te Nieuwpoort, waar Parma zelf
aanwezig was, werden 14.000 man inge-
scheept; te Duinkerken klom de onwil tot
weerspannigheid. Tot het lot van de Armada
heeft dit weinig afgedaan, want reeds voor-
dat 12 Augustus was aangebroken, was er
van de grootste vloot, die tot dusver de
wateren had bevaren, niet veel over. Men had
van Engelsche zijde de aanvallen voortdurend
voortgezet; de Santa Anna", een der groot
ste schepen, naar de Fransche kust gedron-
gen, waar deze bodem door den gouvemeur
werd prijs gemaakt. Het gevaar, dat op een
gegeven oogenblik de verbinding van Parma
met de Armada toch tot stand zou komen,
leidde tot afdoende maatregelen, zoodra deze
het Kanaal wilde uitvaren. Op 8 Augustus
werden, met medewerking van den Italiaan-
schen ingenieur Gianibelli, die na de inname
van Antwerpen, door de Engelsche regeering
in dienst was genomen en zich thans op de
Engelsche vloot ibevond, branders op de
Spaansche vloot afgezonden, die, naderend in
den stikdonkeren nacht, een paniek deden
ontstaan.
Toen nu de Spaansche schepen wilden vluch-
ten, bleek hun omvang eerst recht een gevaar.
Zij stietten veelal tegen elkander; twee gal
joenen zelfs zoo hevig, dat beide zonken.
Onophoudelijk woedde de zeestrijd, waaraan
het Staatsche smaldeel onder Cornells Lonek
van Roosendaal een groot aandeel nam. En
tegelrjkertrjd strandden Spaansche schepen
op de Vlaamsche en Zeeuwsche kusten, waar
zij al spoedig werden buitgemaakt. Dat was
ook het geval met het galjoen St. Mattheus,
waarop maarschalk de Pimentel het bevel
voerde. Vijftig man moesten dag en nacht
aan de pompen werken om het boven water
te houden. Hij bleef, al zond Medina Sidonia
een vaartuig voor hem af, op zijn schip; hij
poogde Duinkerken te bereiken, maar werd
door de Zeeuwen overvallen. Wel weigerde
hij aanvankelijk zich over te geven, maar
toen hem zijn onmacht tegen de veel vluggere
Zeeuwsche schepen bleek, stelde hij zich in
handen van Pieter van der Does. De maar
schalk werd gevangen genomen en met zijn
voornaamste edelen en officieren naar Den
Haag gevoerd, gelijk Valdez en de zijnen aan
het Engelsche Hof werden ontvangen. De
geweldige groote wimpel van zijn schip, dat
te Vlissingen zonk, werd door Van der Does
aan de St. Pieterskerk te Leiden geschonken
en is nu in het Museum ,,De Lakenhal" te
vinden.
Toen de berichten, die het uiteendrijven der
Armada meldden, bij Parma kwamen, be-
greep deze, dat alles verloren was. Gedurende
de laatste dagen was hij door den twijfel,
waarin hg verkeerde, bijkans tot razernij ge
bracht. Niet slechts zou het thans onmoge-
lijk zijn het oorspronkelijk plan van den aan
val op Engeland door te zetten, maar aan de
schepen der Armada wachtten, slecht gepro-
viandeerd en uitgerust als zij waren in de
hoop, dat zij zich spoedig met Parma konden
vereenigen, groote gevarenen ontbering.
Nergens opende zich voor hen een haven, die
zg konden binnenloopen om de geleden schade
te herstellen; zieken en gewonden te doen
verplegenammunitie en voedsel in te nemen.
Aan Medina Sidonia bleef geen andere keus
dan om het Noorden van Engeland te vluch-
ten. De Engelsche vloot vervolgde hem tot-
dat een geweldige storm haar taak ovemam.
De tragische terugtocht, die velen op de Ier-
sche kusten deed stranden, waar de inzitten-
den werden afgemaakt, is bekend. Een treu-
rig overschot van de trotsche vloot keerde
in November in de Spaansche havens terug.
De onderneming, begonnen om den opstand
in de Nederlanden ten onder te brengen, de
Engelschen te vemietigen, had een geheel
tegenovergestelde uitslag. De nederlaag der
Onoverwinnelijke Vloot deed brj velen, die hier
te lande aan de toekomst hadden gewanhoopt,
den moed herleven; Parma's vijanden aan het
Hof te Madrid slaagden er maar al te ge-
makkelijk in om hetzij aan zijn onbekwaam-
heid, hetzij aan zijn onvoldoenden ijver het
mislukken zijner pogingen toe te schrijven,
hetgeen tot diens mind'ere geestkracht en zijn
spoedigen dood heeft bijgedragen. Zoowel
voor Engeland als voor de Vereenigde Neder
landen is de overwinning op de Armada het
uitgangspunt van beider krachtige uitrusting
ter zee. Want al bleef Spanje nog langen tgd
een rijk van groote beteekenis, met zijn mari
tieme overmacht was het voor goed gedaan.
Deze werd in de eeuw, die zich daama opende,
een strijdvraag, welke tusschen Nederlanders
en Engelschen bij uitsluiting werd gestreden.
EERSTE KAMER.
Geen arbeidsdienst.
Veel nieuwe gezichtspunten heeft de behan-
deling van het wetsontwerp tot verhooging
van het crediet voor de werkverruiming niet
opgeleverd.
Een opmerking van senator In 't Veld, bur-
gemeester van Zaandam, dat het werkfonds
bij de financiering van gemeentelijke plannen
voor verruiming van werkgelegenheid niet
voldoende stimuleerend optreedt, terwijl het
zelfs voorkomt, dat gemeenten bij het door-
zetten van noodzakelijk geachte plannen daar-
bij haar financieele onafhankelijkheid moeten
inboeten, beantwoordde minister Romme met
te constateeren, dat het werkfonds de be-
schikbare gelden tegen een zeer laag percen
tage verstrekt, terwijl in uiterst noodzakelijke
gevallen zelfs bedragen a fonds perdu kunnen
worden gegeven.
Volstrekt afwijzend verklaarde de minister
zich tegen de thans opnieuw naar voren ge-
brachte gedachte van een arbeidsdienst als
middel tot oplossing van het werkloosheids-
vraagstuk, welke gedachte o.m. was onder
steund door den christelijk historischen afge-
vaardigde Pollema. De minister grondde zijn
verzet niet alleen op de zeer hooge bedragen,
welke aan de instelling van een arbeidsdienst
verbonden zouden zijn, doch tevens op het
feit, dat de aflossing van honderden millioe-
nen guldens voor kazerneering en bewapening
zouden moeten worden gelegd op de schouders
van ons nageslacht, zonder dat dit daarvoor
in de toekomst eenige tegenprestatie ont-
vangt.
Primair moet als middel in den strijd tegen
het euvel der werkloosheid blijven het stre-
ven naar een verdere uitbreiding van ons be-
drijfsleven, een betere ontplooiing van onzen
export en ten behoeve van onze Industrie een
grootere afzet van haar producten op de bin
nenlandsche markt.
Daarnaast komt als aanvulling een beperkte
openwerken-politiek.
Zijn betoog te dezen aanzien samenvattend,
gaf de minister de verzekering, dat de regee
ring een zoo groot mogelijke actie ontplooit
om te kunnen komen tot een zoo groot moge
lijke vermindering van de werkloosheid, doch
men mag hierbij niet uit het oog verliezen,
dat de daarvoor beschikbare gelden zekere
grenzen stellen aan dat streven.
Nadat de heer Von Bonninghausen nog had
opgemerkt, dat een algeheele oplossing van
het werkloosheidsvraagstuk alleen is te ver-
wachten van het nationaal-socialisme en
voorts, dat de vermindering van het aantal
werkloozen in ons land voor het grootste ge-
deelte te danken is aan het feit, dat duizenden
arbeid over de grens hebben gevonden, werd
het wetsontwerp zonder stemming aange-
nomen.
Bij het wetsontwerp tot goedkeuring van
een nieuw tariefverdrag met Denemarken,
gaf de heer Von Bonninghausen als zijn oor-
deel te kennen, dat als gevolg daarvan de in-
voer van Deensch vleesch met millioenen is
toegenomen tot schade van onzen veeteelt,
waarop minister Steenberghe riposteerde, dat
de hoogere invoer voor het grootste gedeelte
bestemd was voor doorvoer, terwijl tegenover
den hoogeren invoer een gelijkwaardig bedrag
staat aan uitvoer naar Denemarken van
bloembollen en andere producten.
Ook bij het laatste wetsontwerp, dat tot
contingenteering van metaaldraadgloeilampen
voerde de heer Von Bonninghausen het woord,
waarbij hij wees op de hooge prijzen, welke in
ons land betaald moeten worden voor de lam-
pen. Nadat minister Steenberghe had mede-
gedeeld, dat een vergelijking van onze prijzen
met die in het buitenland zonder meer niet
opgaat, maar dat men bij een beschouwing
dier prijzen in het oog moet houden een eco-
nomischen kostprijs, welke in de huidige om-
standigheden verantwoord is, waarmede de
regeering bij den contingenteeringsmaatregel
ook rekening heeft gehouden, kon ook dit
wetsontwerp de goedkeuring van den senaat
wegdragen, waarna de vergadering werd ge-
sloten.
MINISTER PATIJN TERUG.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, Mr.
J. A. N. Patijn, heeft zijn werkzaamheden
aan het Departemient hervat.
MINISTER PATIJN GELOOFT NIET AAN
EEN EUROPEESCHEN OORLGG.
De Minister van Buitenlandsche Zaken Mr.
J. A. N. Patrjn, die uit Zweden naar Neder-
land terugkeerde, heeft, naar het Duitsche
Nieuwsbureau meldt, in een persinterview
verklaard, dat de politieke toestand in de
wereld ook Nederland heeft genoodzaakt voor
de landsverdediging te zorgen. Dit geldt ook
voor de kolonien. Om deze reden heeft Neder
land ook het Britsche voorstel, tot het vloot-
verdrag van 1936 toe te treden, in tegenstel-
ling van Zweden, van de hand gewezen. Er
bestaat op het oogenblik voor Nederland geen
verdwijnen spoedig door een pot
Bij all* Drogisten
aanleiding, zijn standpunt te wijzigen. Neder
land bouwt kruisers wanneer het krudsers
noodig heeft.
Minister Patijn heeft volgens het „,D. N. B."
voorts nog verklaard niet te gelooven aan den
Europeeschen oorlog en aan een rechtstreek-
sche bedreiging der Nederlandsche kolonien
door Japan.
(Het vlootverdrag van 1936 tusschen Enge
land, Amerika en Frankrijk bevatte o.a. be-
palingen betreffende het limiteeren van slag-
schepen tot 35.000 ton, en lichtere kruisers
tot 8000 ton, alsook duikbooten tot 200 ton.)
De correspondent van het Handelsblad te
Rotterdam meldt:
In zake de kwestie betreffende het graan-
vervoer van Nederland naar Belgie en om-
gekeerd is thans een compromis gesloten.
Moest voorheen graan uit Nederland naar
Belgie met Belgische schepen worden ver-
voerd, die hier niet beschikbaar waren en
waardoor het transport van Nederlandsche
zeehavens naar Belgie vrijwel onmogelijk
werd gemaakt, thans zal een deel van het
vervoer met Nederlandsche schepen, die ter
plaatse beschikbaar zijn, kunnen geschieden,
ingeVolge een overeenkomst, die thans tus
schen de regeeringen der twee landen is ge
sloten.
Nederland ziet thans af van de indertijd
voorgenomen naweging van graan aan de
grens, dat uit Belgie in Nederland wordt in-
gevoerd.
De getroffen regeling tusschen de twee
regeeringen houdt in, dat ten minste 21
van het vervoer van granen in binnenschepen
van Belgie naar Nederland en omgekeerd in
Belgische schepen zal dienen te geschieden.
Deze verhouding zal zooveel mogelijk gelijk-
matig over den in- en uitvoer verdeeld wor
den. Alle granen, die de Nederlandsch-Belgi-
sche grens passeeren vallen hieronder, met
uitzondering echter van die welke recht
streeks zonder overlading worden doorge-
voerd. De uitvoering van de regeling zal door
den handel zelve kunnen geschieden via de
daarvoor ter beschikking te stellen formulie-
ren, die aan de graanbeurzen verkrijgbaar zijn.
DE VERTEGENWOORDIGING BIJ DE
REGEERING VAN FRANCO.
De agent van de regeering-Franco in ons
land zendt ons don tekst van de overeenkomst
welke tusschen dit bewind en de Nederland
sche regeering is gesloten over de wederzijd-
sche vertegenwoordiging. Deze tekst luidt:
,,De Nederlandsche regeering, gezien het
feit, dat het bewind van Zijne Excellence ge-
neraal Franco ten voile gezag en effectieve
controle uitoefent over het grootste gedeelte
van het Spaansche grondgebied en het in het
wederzijdsche belang achtende, dat betrek-
kingen tusschen de twee regeeringen tot stand
worden gebracht, heeft besloten zich te doen
vertegenwoordigen in Nationaal Spanje en er
te dien einde een Agent te zenden, zich daar-
bg bereid verklarende op haar territoir een
Agent van de nationale Spaansche regeering
te ontvangen.
„Elk dezer Agenten heeft tot taak, te wa
ken voor de bescherming van de belangen van
zijn landgenooten en in algemeenen zin betrek-
kingen tot stand te brengen resp. met het
nationale Spaansche gouvernement en de Ne-
derlandsche regeering.
„Behalve deze Agenten zullen de beide re
geeringen Sub-agenten kunnen benoemen op
plaatsen, waaromtrent partijen zullen over-"
eenkomen. Deze Sub-agenten zullen tot taak
hebben de consulaire functies, erkend in het
internationale recht, uit te oefenen.
,,De Agenten, evenals de Sub-agenten, zul
len het recht hebben hun nationale vlag uit
tLsteken en het schild te plaatsen aan hun
oificieele bureau.
"De Agenten en Sub-agenten zullen perso-
nae gratae moeten zijn. Zij genieten de be
scherming van de autoriteiten.
„Bij de vervulling van hun taak hebben de
Agenten toegang tot het Ministerie van Bui
tenlandsche Zaken en, door bemiddeling van
dit departement, tot de andere autoriteiten.
„Zij hebben voile vrijheid zich met hun
regeeringen en met hun subagenten in ver
binding. te stellen door alle communicatiemid-
delen zonder censuur of onderzoek, evenals
door aangeteeker^de brieven en ciifertelev
grammen.
'Zij .genieten in het algemeen de immuni-
teiten, voorrechten en uitzonderingen, toege-
staan aan Hoofden van Missies.
„De nationale schepen, die de vlag van het
land voeren, zullen in de havens van de an
dere Partij worden toegelaten." (N. R. Crt.)
UITVOER VAN GOUD WEER VRIJ.
Geen herstel van den gouden standaard.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend houdende wijziging van de wet van
o0 September 1936 inzake het verbod van uit
voer van gouden munt en goud muntmateriaal.
Op 17 Juni 1937 maakte de directie van de
Nederlandsche Bank bekend, dat zij, daartoe
door de regeering gemachtigd, bereid was,
onder de gegeven omstandigheden onbeperkt
ontheffing te verleenen van het venbod van
uitvoer van gouden munt en goud munt
materiaal, vervat in het Koninklijk Besluit van
26 September 1936, waaraan wettelijke grond-
slag werd verleend bij de wet van So Septem
ber 1,936.
Hiermede was practisch het feitelijk goud-
uitvoerverbod opgeheven en de vrrje goudhan-!
del met het buitenland in Nederland hersteld.