keersvraagstuk van Zeeuwsch-Vlaanderen te bestudeeren. En bier moet spreker terug- komen op vroegere besluiten. Toen had men niet de kwestie van de verbinding de Noord- Ossendrecht. iDie is pas later aan de orde ge- komen. Indertijd was er een groote hetze tegen de Perkpolderplannen in verband met de reeds bestaande gelegenheid te Walsoorden. Toen is de Staten gevraagd, hoe men daar tegenover stond, en is besloten, door te gaan met de actie voor Perkpolder. Jaren later is de opgaaf niet geweest, Perkpolder of Wal soorden, doch is geworden, Perkpolder of Saeftinge. In de laatste dagen van de vorige Staten- zitting heeft de Minister van Waterstaat in de Tweede Kamer medegedeeld, dat de Perk polderplannen door gingen. Wat is er toen gebeurd? Toen heeft het college van Gedepu- teerde Staten qua college verschillende gemeentebesturen aangeschreven, en venzocht adhaesie te betuigen aan d'e Perkpolderplan nen. Toen de Minister deze adhaesiebetuigin- gen ontvangen had, heeft hij zijn verklaring in de Tweede Kamer afgelegd. Er was voor de gemeentebesturen geen klemmende reden aanwezig, om adhaesie te betuigen, doch voor den Minister wel. Want met wat motiveert de Minister zijn verklaring? Met het feit, dat door verschil lende gemeentebesturen aan de plannen voor verwezenlijking van de Perkpolderhaven adhaesie betuigd is. Nu begrijpt men wel, dat het buitengewoon moeilijk wordt, als lid van de commissie voor het bestudeeren van het verkeersvraagstuk van Zeeuwsch-Vlaanderen te werken. Want de Minister baseert zich in zijn verklaring mede op de adhaesiebetuigin- gen van de gemeentebesturen. Doch deze heb- ben geen rekening kunnen houden met de veranderde meening in de Provinciale Staten van Zeeland. Zij zijn ook niet in staat ge weest, om een oordeel in deze kwestie te velien. Zoo ziet spreker het. Nu zegt men wel, het andere komt er niet, doch dat kon men toen nog niet zeggen. En indien de gemeentebesturen geen adhaesie hadden betuigd aan de plannen voor den Perk polder, had de Minister zijn verklaring ook niet kunnen motiveeren met den aandrang van de gemeentebesturen. Deze liadden zich met een passieve rol in dezen tevreden moe ten stellen. Als de raad van Axel alles wist, wat er in dezen is, dan is spreker er van overtuigd, dat deze adhaesiabetuiging niet verzonden zou zijn. En dat was het geval geweest, indien deze zaak in den raad aan de orde gesteld zou zijn. Want er hangt veel meer aan vast. Spreker kan wel zeggen, en heeft thans ook het recht te zeggen, dat de mogelijikheid bestaat, dat men straks den Perkpolder alleen zal hebben. En dat hebben Burgemeester en Wethouders bij hun adhaesiebetuiging niet kunnen over- wegen. Het heeft spreker gefrappeerd, d'at verschillende colleges van Burgemeester en Wethouders alleen dat obstakel te Walsoor den hebben gezien. Doch de mogelijkheid be staat, dat straks het Rijk zal zeggen, Oost Zeeuwsch-Vlaanderen kan volstaan met ddn veerverbinding, en dat is Perkpolder, en dat het rijk alle verbindingen van het Oostelijk deel op Perkpolder samentrekken gaat, even- als ook West Zeeuwsch-Vlaanderen slechts den verbinding heeft. Wat West Zeeuwsch-Vlaanderen betreft, dit kan geen betere (Holland-verbinding heb ben dan het thans heeft. En indien het nu alleen maar om een Holland-verbinding ging, doch dat niet alleen, men heeft rekening te houden met de verbindingen met Zeeland. En dan zal men moeten toestemmen, dat een verbinding van Oost Zeeuwsch-Vlaand'eren met Zeeand, via een veer op het achterste deel van het schip niet ideaal is. Doch het is niet onmogelijk, dat na verloop van tijd de Minister zal zeggen: ge hebt nu een veerver binding, en dat men straks voor de verbinding met Zeeland, b.v. Middelburg, den omweg via Perkpolder zal moeten gaan maken. Spreker meent dat het rijk straks tot die voor hem vrij natuurlijke oplossing zal komen. Wat nu de kwestie De Noord betreft, indien deze verwezenlijkt zou kunnen worden, dan had men een verbinding gehad met Holland via de Noord, en kunnen aandringen op een veer voor de verbinding met Zeeland. En die kans is nu verkeken. Spreker hoopt, dat het zoo niet loopt, doch ziet toch in, dat thans die kans verkeken is. 3. Aanbrengen reclame. Een schrijven van de N.V. Nationaal Publi- citeits Bureau, te Amsterdam, luidende: Ingevolge uw vefrgunning tot het mogen aanbrengen van emaille reclameborden op wit emaille papiermanden in uw gemeente, d.d. 26 April j.l. verzoeken wij u beleefd om toe- stemming tot het mogen1 plaatsen van 4 emaille bordjes aan papiermanden, staande aan: a. Noordstraat, hoek Kerkstraat, voor de firma's Ph. Haak en M. S. van Eenennaam; b. Stationsstraat, bij overweg, voor de fir- ma M. H. Lozanne, Hotel Gulden Vlies; c. Stationsstraat, hoek Prins Hendrik- straat, voor de Axelsehe Radiocentrale. Burgemeester en Wethouders berichten hierbij: In de vorige vergadering is door U beslist, dat men in principe geen bezwaar heeft tegen het aanbrengen van ijzeren papiermanden op bepaalde punten in de kom der gemeente. (Dit Bureau vraagt thans toestemming tot het plaatsen van vier ijzeren papiermanden, t.w. in de Noordstraat hoek Kerkstraat, in de Stationstraat bij de spoorwegovergang en in de Stationstraat hoek Prins Hendrikstraat, gedurende een tijdvak van drie jaren tegen een jaarlijksche vergoeding van f 5 per jaar. Wordt voorgesteld deze aanvrage in te wil- ligen, mits de verschuldigde recognitie voor elk tijdvak te voren wordt betaald, De heer SEGHERS merkt op, dat blrjkens het verzoek van het Nationaal Publiciteits Bureau wordt verzocht 4 reclameteksten aan te brengen, terwijl het voorstel van Burge meester en Wethouders slechts melding maakt van 3. iDe VOORZITTER antwoordt, dat de bedoe- ling schijnt te zijn, dat er in de Stationsstraat 2 komen. ODe heer EAJNOY vraagt, of deze papier manden geen last voor het verkeer kunnen opleveren. De VOORZITTER veronderstelt van niet. Deze zullen worden aangebracht op plaatsen, door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen. De heer PEAMELINK meent, dat de moge lijkheid bestaat, dat er een geplaatst wordt op den hoek van Noordstraat en de Kerk straat, waarvan coor 2 firma's gebruik ge maakt Wordt. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanvaard. 4. Sluiten overeenkomst met destructie- bedrylf „Gekro". Een schrijven van Gedeputeerde Staten van Zeeland1, luidende: Wij doen u hierbij in tweevoud toekomen een door het Destructiebedrijf Overschie N.V. ,,Gekro" toegezonden ontwerpovereenkomst, waarbij rekening gehouden is met de opmer- kingen, gemaakt ter gelegenheid van eene op 27 Mei 1.1. door ons college met de Destructie- commissie, het bestuur der afd. Zeeland van de Vereeniging van Ned. gemeenten en de dlrectie van genoemde N.V. ,,Gekro" gehouden bespreking. Wij mogen u verzoeken beide exemplaren, na behandeling in den raad, en daarna invul- ling uwerzijds, te onderteekenen en vervolgens aan ons ten spoedigste in te zenden. Wij zullen dan beide exemplaren ter mede- onderteekening aan de Gekro" doen toe komen, waaraa wij te zijner tijd een der beide geteekende exemplaren weder aan u zullen terugzenden. Met het oog op de omstandigheid, dat blij- kens art. 13 van het ontwerp der overeen komst geacht moet worden te zijn ingegaan op 1 Juli 1938, zal een spoedige behandeling in dezen gewenscht zijn. (Het Destructiebedrijf verzoekt ons verder, er u nog op te wijzen, dat, ook al zou de gemeente later dan 1 Juli a.s. aansluiten (op welken datum immers de overeenkomst in werking treedt), toch ten alien tijde betaling verschuldigd zal zijn vanaf laatstgenoemd tijdstip. Burgemeester en Wethouders schrijven hier bij: Geruimen tijd is reeds vanwege de Regee- ring dispensatie verleend van de bepalingen van de Vleeschkeuringswet voor wat betreft het onbruikbaar maken van alle gedoode en gestorven slachtdieren en afvaldeelen van slachtdieren, zoomede ondeugdelijke vleesch- waren, voorzoover een en ander door den Vleeschkeuringsdienst is afgekeurd of krach- tens de Vleeschkeuringswet onbruikbaar moet worden gemaakt. De Minister verleent thans niet langer dis pensatie, alzoo moet van gemeentewege ge- zorgd worden dat deze onbruikbaarmaking volgens wettelijke regeling geschiedt. Reeds jaren is men bezig bij de Afd. Zee- land van d'e Vereen. van Ned. gemeenten om voor de gemeenten gezamenlijk een dergelijke inrichting te stichten. Dit is nimmer gelukt vanwege de ongunstige ligging. Thans is men zoover, dat de N.V. „Gekro" Destructie bedrijf, gevestigd te Overschie, bereid is ge- vonden deze cadavers en afvaldeelen te ver- werken. De kosten, welke door de gemeente aan de Gekro" moet worden uitgekeerd, ingaande op den dag van den aanvang van den dienst is een bedrag van 0,02 per inwoner en 0,02 per H.A. per jaar. Vervolgens is door de gemeente aan de ,,Gekro"' voor iedere slagerij in de gemeente gevestigd, verschuldigd een bedrag van 5 per jaar voor het afhalen van het vleeschafval. Dit laatste bedrag kan verhaald worden op de slagers. Waar de overeenkomst met de ,,Gekro" ons aannemelijk voorkomt en ons geen andere en goedkOopere oplossing ten dienste staat wordt voorgesteld dit contract zoodanig te aan- vaarden. In verband hiermede stellen zij voor, het volgende besluit te nemen: (Onderge t e e kenden a. de gemeente Axel, vertegenwoordigd door den burgemeester, ter uitvoering van het raadsbesluit van den 12 Juli 1938, in de vol gende artikelen aangeduid als de gemeente; b. de N.V. „Gekro", destructiebedrijf, ge vestigd te Overschie, vertegenwoordigd door de Directie, in de volgende artikelen aange- doiid als de Gekro; verklaren te zijn overeengekomen als volgt: Art. 1. De Gekro verbindt zich tegenover de Ge meente tot het opruimen en onbruikbaar maken voor voedsel voor mensch en dier op de wijze, bedoeld in art. 61 van het K. B. van 5 Juni 1920 (iSt'bld. no. 285) en de Beschik- king van de Ministers van Arbeid, Handel en Nijverhedd en van Binnenlandsche Zaken van 10 April 1926 (Ned. Stcrt van 12 April 1926, no. 69), van alle cadavers ^n afvaldeelen van slachtdieren, zoomede ondeugdelijke vleeseh- waren, voorzoover een en ander door den ge- meentelijken keuringsdienst is afgekeurd of krachtens de Vleeschkeuringswet (Stbld. 1919, no. 524) onbruikbaar moet worden gemaakt. In het bovenstaande wordt verstaan onder „icadavers" gedoode en gestorven slachtdieren, onder „afvaldeelen" deelen van slachtdieren, daaronder begrepen het in art. 4, sub 3 be- doelde der Vleeschkeuringswet, dit laatste voorzoover een gemeentelijke verordening hierdn voorziet. Art. 2. De verwerking zal geschieden in een door de Gekro aan te wijzen fabriek. Art. 3. Het vervoer van de cadavers en afvaldeelen naar de fabriek zal door de zorg en op kosten van de Gekro geschieden in vervoermdddelen, ingericht volgens de daaraan door de bevoeg- de Regeeringsautoriteit gestelde of te stellen edschen. Art. 4. Alle cadavers worden zoo spoedig mogelrik, doch uiterlijk 48 uren nadat de Gekro bericht zal hebben ontvangen, weggehaald. Afval deelen, andere dan de in art. 4, sub 3 der Vleeschkeuringswet bedOelde, welke ter plaatse worden afgehaald, worden bij iederen slager afgehaald op nader overeen te komen tijden in verband met den plaatselijken toe- stand, behalve wanneer in de gemeente een centrale slachtplaats aanwezig is. Indien af valdeelen gehaald worden, moeten deze van mest zijn ontdaan, behalve voor afvaldeelen, afkomstig van dieren, vallende onder de Veewet. Cadavers, welke niet tijdig zijn afgehaald, kunnen op kosten van de Gekro door de ge meente naar de fabriek van de Gekro worden vervoerd, dan wel (zulks ter keuze van de gemeente) op kosten van de Gekro op andere wettelijk geoorloofde wijze worden onbruik baar gemaakt of vemietigd. Art. 5. De gemeente is verplicht, onmiddellijk, in elk geval op den dag van afkeuring, telegra- fisch of telefonisch aan de Gekro bericht te zenden, dat een cadaver hetwelk zij ingevolge het bepaalde in art. 7 verplicht is af te staan, moet worden afgehaald, met zoo juist moge- lijke aanduidiing van de plaats waar het zich bevindt. Bij aangifte van afvaldeelen kan de mededeeling schriftelijk, mits franco, ge schieden. Art. 6. De Gekro is verplicht het cadaver te doen afhalen van de plaats, waar het zich bevindt. De gemeente neemt zoodanige maatregelen, dat indien het cadaver zich bevindt op een plaats, welke met het vervoermiddel, waar- mede het vervoer moet plaats hebben, niet te bereiken is, het cadaver naar een plaats ver voerd wordt, waar het vervoermiddel kan komen. De gemeente wordt geacht te hebben vol- daan aan de verplichting, in het vorige lid bedoeld, indien zij bij verordening het vervoer der cadavers naar den harden weg heeft voor- geschreven. De gemeente zal echter zooveel mogelijk bevorderen, dat de cadavers en afvallen wor den ingeleverd op de noodslachtplaatsen of in het cadaverhuisje. Art. 7. De gemeente verplicht zich, de fabriek van de Gekro als destructor voor haar gebied aan te wijzen, en zal geen andere wijze of plaats voor onbruikbaarmaking of vemietiging aan- wijzen, een en ander voor den tijd, gedurende welke dit contract loopt. Voorts verplicht zij zich, indien vervoer niet mogelijk of niet toe gestaan is, behoudens het bepaalde in art. 4, gedurende dien tijd alle afgekeurde dieren, in den toestand waarin zij zijn afgekeurd en af gekeurde, of achtergelaten afvallen, uit de gemeente af te staan aan de Gekro, voor zoover haar dit mogelijk en zij daartoe be- voegd is. Indien door of namens de gemeente inlich- tingen worden gevraagd, worden de daarvoor gemaakte onkosten door de gemeente ver- goed. Zij is niet verantwoordelijk of tot schadevergoeding verplicht, indien buiten haar toedoen op een of andere wijze een cadaver of afvaldeelen niet ter beschikking van de Gekro worden gesteld. Art. 8. De gemeente neemt zoodanige maatregelen, dat de eigenaar van een afgekeurd slachtdier, die de huid voor zich wenscht te behouden (voor zoover dit wettelijk geoorloofd zal zijn) verplicht is zorg te dragen, dat het cadaver onmiddellijk van de huid wordt ontdaan, in elk geval vodr het tijdstip, door den Keurings- veearts, Hoofd van Dienst, te bepalen. Wordt het cadaver ongevild vervoerd, dan wordt door de Gekro voor de huiden, voor zoover deze niet mee vemietigd moeten wor den (varkenshuiden, nuchtere geiten- en lams- vellen zijn hierbij uitgezonderd) een vergoe ding betaald, overeenkomend met 2/3 van de netto-opbrengst der huiden, zooals deze in de voorgaande maand genoteerd stonden in de veilingpublicaties van ,de Amsterdamsche Huidenclub, volgens de rubriek, waarin de huiden in verband met de soort, kwaliteit, gewicht, maat en afwijkingen behooren. Deze vergoeding wordt zoo spoedig mogelijk aan belanghebbenden overgemaakt. Ieder ongevild cadaver, zooals in dit artikel bedoeld, wordt ter plaatse waar het wordt afgehaald, voorzien van een controlenummer, hetwelk door den dienst der Gekro bij af- haling wordt aangebracht op de huid. Indien gewenscht kan door belanghebbenden over- legging worden verzocht van de inleverings- bon der huiden, welke betrekking heeft op dit controlenummer. De controle van de hoeveelheid en hoe- danigheid en de wijze, tijd en plaats van de betaling der huiden, wordt nader geregeld in overleg met en ten genoegen van den in artikel 9 bedoelden vertegenwoordiger. De Gekro vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken, welke eigenaren van cadavers tegen haar terzake van geschillen qmtrent de huid of overigens uit hoofde van hande- lingen in verband met deze overeenkomst, mochten beweren te hebben of trachten geldig te maken. Art. 9. De Gekro verleent aan het Bestuur der af- deeling Zeeland van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten het recht om een vertegenwoordiger aan te wijzen, teneinde toe- zicht te houden op de richtige naleving van deze overeenkomst. De aldus aangewezen persoon heeft het recht voor zich en degenen, die hem verge- zellen, de ruimten waarin het bedrijf wordt uitgeoefend te alien tijde te betreden, hij heeft verder het recht van de Directie van de Gekro te verlangen de inlichtingen, welke gewenscht zijn ter goede uitvoering van het in het eerste lid bedoelde toezicht, alsmede om algemeene vergaderingen en vergaderin- gen van de Directie van de Gekro bij te wonen, voorzoover daar onderwerpen ter sprake komen, met zijn taak in verband staande. De hier bedoelde vertegenwoordiger kan in overleg met de Gekro zijn bevoegdheden voor ieder bepaald geval aan een ander overdragen. Wanneer naar zijn oordeel tot eenigen maat- regel besloten wordt, welke met het in deze overeenkomst bepaalde in strijd is, is de Gekro verplicht, dezen maatregel te schorsen, tot hierover uitspraak zal zijn gedaan door een commissie, bestaande uit drie personen, die zullen worden benoemd op de wijze als in art. 14, 3e lid van deze overeenkomst is bepaald. Art. 10. Door de gemeente wordt aan de Gekro uit gekeerd, ingaande op den dag van den aan vang van den dienst, een bedrag van /0,02 per inwoner en f 0,02 per H.A. per jaar, een en ander berekend naar de laatst gepubliceer- de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, met dien verstande, dat indien het inwonertal plus het HA.-cijfer der gemeente meer bedraagt of zal bedragen dan 2000, een minimum betaling van f 100,per jaar zal worden vastgesteld, terwijl als jaarlijksche bijdrage een bedrag van f 400,niet mag worden overschreden. Door de gemeente is aan de Gekro voor iedere slagerij, in de gemeente gevestigd, ver schuldigd een bedrag van f 5,per jaar, be halve wanneer in de gemeente een centrale slachtplaats aanwezig is. Het aantal slage- rijen wordt elk jaar door de Gekro in overleg met den Veterinair Inspecteur van de Volks- gezondheid vastgesteld naar den toestand op 1 Januari van het jaar, waarover de betaling verschuldigd is. De uitbetaling van boven- bedoelde bedragen zal geschieden binnen een maand, nadat de gemeente van de Gekro een opgave van het door haar op bovengenoemde basis te betalen bedrag heeft ontvangen. Een vergoeding van 20 cent is verschuldigd voor iederen K.M., die een vervoermiddel te- vergeefs heeft afgelegd ter afhaling van een ingevolge art. 5 der overeenkomst aangemeld cadaver of van afvaldeelen, indien deze aan- melding blijkt onjuist te zijn geweest. Art. 11. De gemeente stelt de Gekro vrij van be taling van tol- en bruggelden en andere retri- buties in verband met het vervoer, voorzoo ver haar gebied betreft, dan wel verplicht zich, indien of voorzoover hiertegen practische bezwaren zijn, het door de Gekro uit dien hoofde betaalde te restitueeren. Art. 12. De Gekro zal uiterlijk 3 maanden na 1 Juli 1938 met het afhalen aanvangen. Art. 13. Deze overeenkomst wordt geacht te zijn ingegaan op 1 Juli 1938 en zal eindigen 30 Juni 1943. Art. 14. Voor elke niet-nakoming van eenige bepa- ling uit deze overeenkomst door den van beide partijen is aan de wederpartij een boete van /25 verschuldigd. Indien de niet-nakoming op ambtseed of onder getuigen wordt geconstateerd, behoeft geen gerechtelijke ingebrekestelling plaats te hebben. Indien tusschen partijen eenig ge- schil van zoodanigen aard, dat dit onder de bevoegdheid van den burgerlijken rechter zou vallen, mocht ontstaan, zal dit met uitsluiting van den gewonen rechter beoordeeld worden door een commissie, bestaande uit drie per sonen, welke commissie als volgt zal worden samengesteld De Gekro en het Bestuur van de afdeeldng Zeeland der Vereeniging van Nederlandsche gemeenten wijzen ieder een deskundige aan, en de beide aldus benoemden kiezen te zamen een derden deskundige. Mocht een van beide partijen in gebreke blijven een deskundige te benoemen, of indien de beide benoemde deskundigen binnen een maand na hun benoeming niet tot overeen- stemming mochten zijn gekomen omtrent den derden deskundige, dan zullen in het eerste geval twee personen en zal in het tweede ge val de derde deskundige worden aangewezen door den Voorzitter van de Kamer van Koop- handel en Fabrieken te Rotterdam of van de Kamer van Koophandel voor de Zeeuwsche Eilanden te Middelburg, op verzoek van de meest gereede partij. De Commissie doet uit spraak binnen drie maanden nadat het geschil te harer kennis is gebracht. Alle kosten, ontstaan uit de arbitrage, het honorarium en de reis- en verblijfkosten der arbiters daaronder begrepen, komen ten laste van de partij of van de partijen, welke daar voor door de Commissie wordt of worden aangewezen en worden door de Commissie bij hare beslissing bepaald. De uitspraak van de Commissie is voor par tijen bindend en heeft de kracht van een tus schen hen gesloten overeenkomst ook wat de kosten betreft. Art. 15. De Gekro is gerechtigd om na de totstand- koming van een zelfstandig bedrijf in Zeeland alle rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst over te dragen aan het aldaar te vestigen bedrijf. De VOORZITTER deelt mede, dat zooals ook uit de stukken blijkt, wordt voorgesteld met het destructiebedrijf „Gekro" een con tract voor den tijd van 5 jaar aan te gaan. Verschillende gemeenten, zooals Goes en enkele gemeenten op Walcheren, waaronder ook Vlissingen, zijn toegetreden, met d'e andere gemeenten is men bezig. De heer VAN DE BILT vraagt, hoeveel slagers er in de gemeente zijn, indien de kos ten van afhalen op de slagers verhaald wor den, kan het niet anders, of dit moet ook weer terugslaan op het verbruik van vleesch. De VOORZITTER wijst er op, dat de Vleeschkeuringswet eiseht, dat dit gebeurt. Dat de slagers de kosten weer gaan verhalen op de verbruikers is niet waarschijnlijk, het bedrag van d'eze heffing is niet zoo hoog. De heer VAN DE BILT merkt op, dat het vleeschverbruik reeds zooveel is gedaald, is er dan geen goedkooper gelegenheid, of be staat de gelegenheid niet, dit verminderd te krijgen. Het kost veel geld en beteekent een uitgaaf, die altrjd terug komt. De VOORZITTER antwoordt, d'at er al zooveel over te doen geweest is, er is geen gelegenheid om er onderuit te komen. De heer VAN DE BILT wijst er op, dat bij aanneming van deze regeling te verwachten is, dat ook weer velen een stukje spek min der zullen moeten eten, want vleesch eten kan al niet meer. De VOORZITTER voert hier tegen aan, dat het voor de slagers met 5 per jaar afloopt, terwijl zij er bovendien nog van af zullen kun nen ikomen, indien een bepaalde plaats wordt aangewezen, waar het slachtafval kan worden opgehaald. De practijk wijst echter uit, dat d'e slagers redeneeren, dat zij beter die 5 kunnen betalen, dat komt neer op een dub- beltje op de week meer, en het slachtafval bij hen thuis kan worden afgehaald, dan dat zij een keer of drie in de week hun afvallen naar een bepaalde plaats moeten gaan bren gen. Practisch komt het er dus op neer, dat de slagers liever dit dubbeltje per week zul len betalen, dan zelf hun afvallen weg te brengen. Overigens geeft spreker graag toe, dat Q'e Vleeschkeuringswet verschillende ver plichtingen oplegt, die geld kosten. De heer OGGEL wijst er op, dat het voor de gemeente heel wat meer zal kosten dan voor de slagers. De slagers zijn er slechts f 5 per jaar, of een dubbeltje per week aan kwijt. De VOORZITTER herhaalt, dat men er reke ning mee moet houden, dat de Vleeschkeu ringswet hiertoe verplicht. De heer VAN't HOFE vraagt, of deze zaak niet kan verwezen worden naar de begrooting. De heer VAN DE BILT vraagt, of er nog meer gemeenten toegetreden zijn. De VOORZITTER antwoordt, dat reeds enkele gemeenten zijn toegetreden. De heer VAN 't HOFF meent, dat men er eigenlijk niet veel over behoeft te praten, daar het een opgelegde zaak is. De heer VAN DE BILT merkt op, dat het hem zoo raar voorkomt, dat heel Zeeuwsch- Vlaanderen niet in staat zou zijn, zoo'n in richting te vestigen. De heer OGGEL geeft te kennen, dat heel Zeeland het nog niet kan. De heer VAN DE BILT: Dan is het nog al gekker. En dat met de slechte verbindin gen van Zeeuwsch-Vlaanderen. Enfin, als de Perkpolder komt, zal het wel verbeteren! De VOORZITTER antwoordt, dat juist om- dat men met de slechte verbindingen zit, het zoo lang is uitgebleven, dat men bij dit be drijf moest aansluiten. Het zijn juist de ta- rieven van de boot, waarover zooveel te doen geweest is. De Minister, de provincie en de Gekro zijn thans tot overeenstemming ge komen, en omdat dit zoo is, kan thans deze zaak voortgang hebben. De heer VAN DE BILT merkt op, dat de gemeenten in Zuid'-iHolland evenveel moeten betalen als er hier betaald wordt. Dat is al- thans een troost. De heer VAN 't HOFF is van oordeel, dat het eenige, dat hij jammer vindt, juist gelegen is in het feit, dat de Minister thans deze zaak in het midden van het jaar aansnijdt, en er dus geen rekening kan worden gehouden met de begrooting. De heer SEGHERS is van meening, dat men tot hed'en toe weinig overlast ondervond van den slachtafval. Dit is weer iets dat den gemeenten en den slagers op den hals gegooid wordt. Spreker ziet de behoefte van deze regeling niet in. En dan wil hij toch nog wel iets zeggen over het vervoer. In het contract is er sprake van, dat, indien cadavers moe ten worden afgehaald op plaatsen waar men niet kan komen, de kosten hiervan voor reke ning van de gemeente komen. Moet d'e ge meente deze cadavers dan kosteloos brengen op een plaats, waar de afhaalauto wel komen kan? De VOORZITTER antwoordt ontkennend. De heer SEGHERS vervolgt, dat wat den tijd betreft, dat de cadavers afgehaald moe ten worden, deze gesteld is op ten hoogste 48 uur. Dit acht spreker veel te lang. Ten lan- gen leste ond'ervindt men dan bij de nieuwe regeling op den duur nog meer overlast dan thans. De VOORZITTER deelt mede, dat het best mogelijk zal zijn, dat een cadaver b.v. 47 uur ligt, voordat het afgehaald wordt. Doch dan zou spreker toch zeker pegingen in het werk stellen, dat ze vroeger afgehaald werd'en. Er moet echter een bepaalde limiet gesteld wor den, en daarom is natuurlijk als uiterste ter- mijn 48 uur genoemd. De heer SEGHERS vraagt, of de bedoeling is, dat het bedrag van 5 op de slagers ver haald wordt en op wie dit verhaald wordt. De VOORZITTER antwoordt, dat het con tract luidt, dat 5 is verschuldigd voor elke gevestigde slagerij. De heer SEGHERS constateert, dat de sla gers van de betaling van dit bedrag af kun nen komen, indien zij alle samen zelf voor een gelegenheid zorgen, waar de afvallen in- eens afgehaald kunnen worden. Moeten zij daar dan zelf voorschriften voor maken, en wat gebeurt indien 1 of 2 of meer hiermede niet accoord zouden gaan. De VOORZITTER zegt toe, over deze kwestie nog eens nader te zullen denken. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders wordt met algemeene stemmen aange- nomen. 5. Instelling schoolartsendienst. Een verzoek van den volgenden inhoud: Geven met verschuldigden eerbied1 te ken nen: ondergeteekenden C. van Bendegem en H. van den Berge, resp. voorzitter en secre- taris der Oudercommissie der openbare school, ten deze domicilie kiezende Ds. Jan Scharp- straat 18, alhier; dat zij er bij uwen raad op aandringen, de mogelijkheid te overiwegen om hier ter plaatse een schoolartsendienst in het leven te roepen; redenen, waarom zij met dit verzoek ge komen zijn, dat naar hunne meening door de vele en langdurige werkloosheid in vele gezin- nen het peil der volksgezondheid in het alge- meen en dat van de kinderen in het bijzonder d'alende is; dat zij het bovendien van groot belang ach- ten, Indien alle sehoolgaande kinderen meer- dere malen per jaar door een arts onderzocht zullen worden, waardoor het mogelijk zal zijn eventueele ziekten, ondervoeding enz. tijdig te constateeren, en maatregelen kunnen wor den genomen om in geconstateerde gevallen te verhelpen. Burgemeester en Wethouders merken hier bij op: Naar aanleiding van dit adres heeft met de plaatselijke geneesheeren een bespreking over deze aangelegenheid plaats gehad. Eenige onderdeelen vragen nog een nader onderzoek. Bij de behandeling van de begroo ting 1939 zullen wij met voorstellen te dien opzichte komen. De heer SEGHERS meent, dat deze kwes tie toch wel gemakkelijk op te lossen zal zijn. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders met heeren doktoren deze zaak hebben besproken. De heer OGGEL merkt op, dat het niet ge makkelijk is, om tot een regeling te komen. De VOORKITTER deelt mede, dat er licht aan den horizon te zien is. Spreker ver- moedt, dat bij de behandeling der begrooting deze zaak wel aan de orde gesteld zal kun nen worden. De heer ESSELBRUGGE meent, dat, wan neer hij het goed begrijpt, de afwikkeling van deze kwestie wacht op de onderhandelingen met heeren doktoren. Hij kan hieromtrent nog wel iets mededeelen. In Souburg, een ge meente van ongeveer gelijke grootte als Axel, is een contract afgesloten met Dr. J. Broek- huizen, en is een accoord getroffen voor de instelling van een schoolartsendienst tegen een jaarlijksche vergoeding van f 320. Edn ochtend om de veertien dagen worden de kin deren van alle scholen onderzocht. De heer OGGEL meent, dat dit toch wel niet goed mogelijk zal zijn. De heer C. VAN BENDEGEM veronder stelt, dat bedoeld zal zijn, dat deze dokter edn ochtend1 om de veertien dagen voor den schoolartsendienst werkt. De VOORZITTER zegt toe, een briefje te zullen schrijven naar den burgemeester van Souburg, om hem inlichtingen te vragen. De heer ESSEiLBRUGGE achtte het nut- tig, dit mede te deelen. Indien hierover nadere inlichtingen gewenscht zijn, kan men deze wel hij het gemeentehestuur van Souburg ver- krijgen. De heer DIELEIMAN vraagt, of Burgemees ter en Wethouders er voldoende rekening mee zullen houden, dat er volledige vrijheid blijft voor de ouders, van de gelegenheid al of niet gebruik te maken. De VOORZITTER: Zeer zeker, en zeker wat de bijzondere scholen betreft. De heer FANOY meent, dat als er een dienst komt, en deze wil functioneeren, men maar den ding doen kan, namelijk, het abso- luut regelen, dat het gebeurt zooals het ge- beuren moet. Als er, bij inrichting van een schoolartsendienst iemand om godsdienstige of andere redenen beziwaren heeft, om zijn kinderen te doen keuren, is het nuttig effect weg. Er zijn maar twee wegen, 6f het absoluut doen of het niet doen. Een schoolartsendienst op de wijze, zooals de heer Dieleman dien zou wenschen, heeft ook veel bezwaren. ODe heer OGGEL weet niet of de macht van den raad zoover gaat, dat de ouders gedwon- gen kunnen wordlen, hun kinderen te doen keuren door een schoolarts. De heer FANOY: Daar moet u niet aan twijfelen. Aangenomen voor kennisgeving. 6. Vaststelling voorwaarden geldjeening. Burgemeester en Wethouders berichten den raad: Met het Onderling Levensverzekering Ge- nootschap ,,De OlVeh van 1879", gevestigd te 's-Gravenhage heeft men een overeenkomst aangegaan om het nog op te nemen bedrag voor den bouw van het nieuwe Raadlhuis groot 39.000 onder bepaalde aannemelijke voorwaarden en tegen een rente van 3% gedurende den geheelen looptijd op te nemen. Deze voorwaarden wenscht men van die zijde vastgelegd te zien in een nog te nemen raadsbesluit. 'Waar reeds uit een gevoerde corresponden ce met HjH. Gedeputeerde Staten blijkt, dat ook bij hen geen bezwaar bestaat, wordt voor gesteld het ontwerp-besluit, zooals hij de stuk ken is overgelegd1, vast te stellen>. De VOORZITTER wijst er op, dat eenigen tijd geleden het besluit is genomen tot het aangaan van deze geldleening. Daarbij is vast gesteld, dat de rente zou bedragen 3% ge durende de eerste 10 jaar en 4 daarna. Dit nu achten Gedeputeerde Staten te hoog en wenschen dat op een lager rentetype gesteld te zien. Burgemeester en Wethouders hebben hierover onderhandelingen gevoerd met de ..Olveh"' en is besloten, dat bet rentetype zal zijn 3Y2 gedurende den geheelen looptijd. De looptijd is 40 jaar en zal de rente dus gedu rende dien geheelen tijd 3 Vz bedragen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1938 | | pagina 7