Hoofdpijn - Kiespijn - Gevatte koude
Mijnhardtjes (dit zijn hartvormige cachets) helpen snel en goed. Doos50ct. Proefdoos 10 ct.
heixi zeggen. De circulaire, die namens Bur-
gemeester en Wethouders is uitgegaan, heeft
in het minst niet de inStemimmg der Wethou
ders, Burgemeester en Wethouders helbben
zich aver deize zaak in 't geheel niet beraden,
en de circulaire moet dan ook zijn uitgegaan
van de secretarie. De heer Geeihoedt en spre
ker onttrekike.n dan oak hun steun aan deze
kwestie.
De VOORZITTER antwoordt, dat hij niet
za] ingaan oip wat de directeur der Waterlei-
ding-maatschoppij al of niet zou helbben toe-
geizegd
De heer OQLSENWij helbben het zwart op
wit!
De VOORZITTER vervolgt, dat de kwestie
is, dat in de bouwverordening een bepalinig is
opgenomen, dat de aansluiting aan de water
leiding verplicht is. Burgemeester en Wet
houders zijn cup gronid van de gemeenteiwet
belast met de uitvoering der verordeningen,
en van hen is met de uitvoering belast de
Burgemeester. IHet is duidelijik, dat, indien de
Burgemeester tot uitrvoering der verordening
overgaat, geen daad van Burgemeester en
Wethouders noodig is. Er rust op ieder in-
woner van Temeuzen, en iediere inwoner der
gemeenten die bij de waterleiding is aange-
sloten, de verplichting zijn woning te doen
aansluiten aan de watenleiddng. Spreker ver-
moedt, dat de heer Diikdtter geizegd zal heb-
Iben, dat, indien 60 der aansluitbare per-
ceelen was aangesloten, geen pressie tot aan
sluiting zou worden uitgeoefend. Dit betreft
de politiek, die gevoerd zou worden bij den
aanvang en de verdere ontwikkeiimg van het
bedrijf. Nu is tijdens de exploitatie gelbleken,
dat in den aanivang woningen werden aange
sloten, waarvan de eigenaar profiteerde van
de verleende faciliteiten, en de premie in den
zak stak. Nu komt een volgenden huurder in
de woning, en doet aan het gegeven woord,
aan te sluiten aan die waterleiding, niet ge-
stand. Dit acht spreker minder behoorlijk.
De Waterleidingmaatschappij heeft aan Bur
gemeester en Wethouders geschreven, en ver-
zocht, medewerking te verleenen, door de ver-
huurders aan te schrijven, dat de aansluiting
ook moet doorgaan bij een volgende verhuur,
Dit schrijven is in Burgemeester en Wethou
ders besproken en daarop is besloten, een cir
culaire hieromtrent te doen uitgaan. De heer
Scheele mag dus niet zeggen, dat dieize aan-
gelegenheid in Burgemeester en Wethouders
niet besproken is.
Wat de anderei wethouder van meeniug is,
weet spreker .niet, de heer Geelhoed't is niet
aanwezig. Spreker wijst er op, dat het
gemeentebestuur, in casu de raad, bij' verorde
ning heeft bepaald, dat het de pliclht van de
bevolkmg is, zich van behoorlijk drinkwater
te doen voonzien. In zooverre is dit klemmen-
der voor de huurders dan voor de eigenaars-
bewoners. Indien deze bij wijze van spreken
ondeuigdelijk voedsel zonden will en gebruiken,
moeten zij dit zelf wieten, als zij amderen maar
in de gelegenheid stellen, zich van goed voed
sel te voorzien. Zoo is het hier ook. Zij moe
ten tot op zekere hoogte zelf weten, of zij
al dan niet deugdelijik water zulien gehruiken,
doch dan mogen zij niet de huurders van
woningen er van verstoken laten. Dat is
dan ook de reden, dat de circulaire aan de
verhuurders van woningen is gezonden.
In de eerste plaats wil spreker dan verder
bean/twoorden den he,er Verlinde. Deze acht
het onbillijk, dat niet alien gelijk zouden be
handeld worden, en ook niet de eigenaars-
bewoners een dergelijk schrijiven gekregen
helbben. Dit is een zaak, die uitsluitend be
treft de politick van de directie der Water
leidingmaatschappij. Wat het percentage
aansluitingen betreft, waa rover den heer
Oolsen gesproken heeft, moet men onder-
scheiden het percentage, voor wat het aantal
betreft. en het percentage voor wat betreft
het betaald bedrag. Wat het aantal wonin
gen betreft, dat aangesloten is;, hierin staat
Temeuzen bovenaan, doch niet wat betreft
het bedrag, dat voor waterlevering wordt
betaald.
Dat er heel wat welgestelde lieden zijn, die
een aansluiting aan de waterleiding kunnen
betalen, doch het niet doen, daarvan is spre
ker overtuigd. Indien het bestuur der Water-
leiddngmaatsehappij het noodig oordeelt, zal
men ook b zeggen, en ook deze tot aansluiting
verpiichten. Het is hier geen kwestie van het
begaan van een onbillijkheid jiegens een be-
paalde categorie, doch meer een kwestie van
tempo. Het is in het belang, ook van de aan-
geslotenien, dat er veel aansluitingen komen,
daar dan tot verlaging der tarieven kan war
den overgegaan, doch anderzijds wil men de
menschen ook niet diwingen om aan te sluiten.
Dit is een zaak, waarin de Waterleidingmaat
schappij beslissen moet. Verzoekt deze Bur
gemeester en Wethouders, ook de andere
eigenaars van huizen' aan te schrjjrven, dan zal
dit getoeuren.
De heer Scheele beweert pertinent, dat de
wethouders er tegen warem, doch men weet
alleen de meening van den heer Scheele, de
heer Geelhoedt is niet aanwezig. De heeren
zulien uit sprekers mededeelingen hebiben
kunnen constateeren, dat het niet zoo ver-
schrikkelijk erg was, wat gebeurd is, en dat,
indien het er ten slotte toe zal moeten komen,
dat ook de eigenaars-bewoners zulien moeten
worden aangeschreven, dit ook zal ge-
beuren. Dit is een kwestie van uitvoering,
die uitsluitend bij spreker berust. De circu
laire, die is uitgegaan, is eigenlijk te beschou-
wen als een uiting van welwillendheid ten op-
zichte van de wenschen van de Waterleiding-
maatschappij. Het is de plicht van het
gemeentebestuur, er voor te zorgen, dat de
gebruikers van woningen in de gelegenheid
worden gesteld, deugdelijik water te getorui
ken. Spreker gelooft, hiermede deze zaak
voldoende te hebben verdedigd1, en ult de
meening, dat deze een storm in een glas
water is.
De heer OOLSEN merkt op, dat uit de laat-
ste statistiek blijkt, dat uit Terneuzen veruit
de meesfe aansluitingen waren.
De VOORZITTER stemt dit toe, voor wat
betreft het aantal aansluitingen, doch niet
wat betreft het voor waterlevering betaald
bedrag.
De heer COLSEN vervolgt, dat Temeuzen
ver boven Hulst en Axel uit komt. En dan
vindt spreker het van Burgemeester en Wet
houders moreel niet verantwoord, deze cir
culaire te sturen, zoolang de andere dat per
centage niet hebtoen behaald. In andere ge
meenten is men er nog bij lang.e na niet, naar
hij meent, is thans te Hulst nog slechts
32 aangesloten.
De heer SCHEELE: 25
De heer OOLSEN merkt op, dat het aantal
aansluitingen te Hulst de vorige week tot
32 was gestegen. Spreker vindt dezen brief
erg, hij kan er geen mooi woord voor vinden,
en zegt, dat deze afschrifcwekkend werken
zal. In sprekers eigen dorp, op Sluiskil, ziet
hij thans, dat er dagelijiks aansluitingen ge-
maakt worden, hij raadt aan, laat na die
brieven te schrijven, omdat er thans hier meer
dan 60 aangesloten zijn. Spreker zou er
niet den moed toe vinden, om een dergelijke
brief te schrijven, indien er nog zooveel ge
meenten zijn, waar het aantal aansluitingen
lager is. Het scheelt de helft met Hulst.
De VOORZITTER werpt den heer Oolsen
tegen, dat mien toch zal moeten toestemmen,
diat het onbehoorlijk is, de premie in den zak
te steken en dan op die wijze concurrence te
gaan voeren met den nieuwbouiw. En als men
dan de premie in den zak gestoken heeft en
er komt een nieuiwe huurder, wordt zonder
meer gezegd, dat deze geen water wenscht.
Indien eenmaai de aansluiting gemaakt is, is
er naar sprekers meening alle aanleiding om
die te toehouden.
De heer OOLSEN vraagt den Voorzitter, of
het hem bekend is, of er menschen zijn, die
voor hun huurders geen aansluiting willen
m-aken.
De VOORZITTER zegt, dat het daar niet
om gaat. Hij herhaalt, dat het erg is, dat een
verhuurder de premie in den zak steekt en als
er dan nieuwe huurders komen, maar zegt,
dat deze geen water wenschen.
De heer VERLINDE merkt op, dat, indien
dat de zaak is waar het om gaat, de eigenaar
de blaam, verdient. Daarop heeft spreker ook
niet gereageerd. Doch de brief van burge
meester en wethouders ontneemt den last aan
de waterleiding maatschappij en legt de ver
plichting, inplaats van op den gefbruiker, op
den verhuurder. Eigenlijk is het zoo, dat thans
de verhuurder er op gewezen wordt, dat hij
moet zorgen, dat de gebruiker het water be-
taalt, terwijil deze naar zijn meening daarvoor
niet aansprakelijk kam zijn.
Nu is het zoover, dat de verhuurder water
leiding laat aanleggen in zijn woningen, om
dat de huurder er zelf om water vraagt. De
huurder betaalt trouw zijn watergeld. Na ver-
loop van tajd gaat deze er uit. De verhuurder
heeft in verlband met den aanleg van de wa
terleiding e'en stuk van de huur afgedaan. Een
nieuwe huurder komt in die leeggekomen wo
ning. De verhuurder heeft hem gezegd, er is
waterleiding in, dus denk er aan, dat deze be
taald moet worden. De betrokkene antwoordt,
dat dat in orde komt. De nieuwe huurder is
erukele woken in hat huis en de kwitantie van
de waterleiding komt. Het antwoordt luidt:
ik wil geen waterleiding hebtoen.
De VOORZITTER is van oordeel, dat het
toch veel e;©nvoudiger is, indien de verhuurder
voor het watergeld aansprakelijk is.
De heer VERLINDE voert hier tegen aan,
dat, indien de huurder niet betaalt, de ver
huurder de macht niet heeft, hem daartoe te
dwingen.
De VOORZITTER: Waarom niet!
De heer VERLINDE vervolgt, dat hij er op
kan wijzen, dat de aansluiting aan de water
leiding bestaat, en hij er dus rekening mee
moet houden, dat er voor waterleiding betaald
moet worden. Doch de verhuurder heeft het
niet in zijn macht, den huurder er toe te dwin
gen water af te nemen, of er voor te betalen.
De VOORZITTER wijst er op, dat men toch
toeter te doen kan hetoben met een vasten ver
huurder, dan dat telkens bij iedere verbuizing
met den nieuwen huurder een nieuw contract
gemaakt moet worden.
De beer VERLINDE vindt dit handig van
de leiding der waterleiding maatschappij. Dus
men laat den huurder loopen, en spreekt den
verhuurder aan. Deze heeft de huur reeds al
verlaagd als tegemoetkoming voor de aanslui
ting aan de waterleiding, en zou daar boven
nog eens het watergeld moeten betalen. Het
komt er dps op neer, dat deze twee maal
betalen moet.
Indien dit aan de band van deze circulaire
zoo wordt toegepast, en algemeen toegepast,
is het risico uitsluitend voor den verhuurder,
terwijl deze toch zelf het water niet gebruikt.
En dat voor het enkele geval van dien aard,
dat er hier bestaat.
Spreker is van oordeel, dat, indien thans
a gezegd is, ook b gezegd moet worden, en een
ieder verplicht behoort te worden tot aan
sluiting.
De VOORZITTER ziet het onbillijke van
dezen maatregel niet in.
De heer VERLINDE is van oordeel, dat het
een zeer ingrijpend iets is. En het zou toch
zeker noodig zijn, dat dergelijke dingen in
Burgemeester en Wethouders besproken
werden.
De VOORZITTER deelt mede, dat wel dege-
lijk met algemeene stemmen besloten is, aan
die menschen een circulaire te zenden.
De heer SCHEELE houdt staande, dat dit
niet het geval is.
De VOORZITTER wijst er op, dat besloten
is, den eigenaars-verhuurders een circulaire
te zenden,.
De heer SCHEELE zegt, dat gesproken is
in den geest om de eigenaars er op te wijzen,
dat bij eventueele verandering van huurder
deze verplicht zou zijn, de aansluiting aan de
bestaande waterleiding over te nemen. En
daarmede zijn beide wethouders accoord ge-
gaan. De nieuwe bewoners weten wat zij
betalen moeten als zij de woning huren, en dan
was bet uit met de moeite. De andere cir
culaire die uitgegaan is, daarvan wist spreker
niets, er is in dien geest ook geen besluit
genomen.
De heer VERLINDE vindt het zeer ingrij
pend, dat een circulaire wordt gezonden aan
de verhuurdens van huizen, diat zij verplicht
zijn aan te sluiten aan de waterleiding, en dat
om die enkele gevallen van misbruik, die zich
voorgedaan hebben. Een andere kwestie is,
dat de personen die bij de aansluiting een
premie gekregen hebben, thans er van willen
aflzien. En dan kan in die gevallen een ver
huurder het nog niet altijd helpen, als een
huurder geen water hebben wil, en dat, terwijl
dit pas uitkomt, als hij eenmaai in de woning
zit terwijl hij tevoren beloofd heeft, aan zijn
verplichting te voldoen. In het algemeen zal
dit ook niet het geval zijn, doch er is een
zekere categorie, die van dien aard zou kun
nen zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat de ver
huurder het toch moet zeggen, voor de nieuwe
huurder in de woning komt.
De heer DEN HAMER merkt op, dat, in
dien de zaak zoo behandeld is, als de heer
Scheele het voorstelt
De VOORZITTER merkt op, dat het zoo
behandeld is, als hij gezegd heeft.
De heer DEN HAMER vervolgt, dat indien
nu verder alle huizen die verhuurd worden,
moeten aansluiten aan de waterleiding, hem
dit toch niet juist voorkomt. Hij zal het
recht niet ontkennen, dat Burgemeester en
Wethouders hebben voor toepassing van de
bouwverordening, doch een dergelijke maat
regel is niet billijk, en dat temeer niet, daar
deze gemeente in verhouding tot de andere
aandeelhouders der waterleidingmaatschappij
de hoogste is.
Spreker stemt toe, dat indien alle aansluit
bare perceelen aangesloten worden dan ook de
tarieven goedkooper kunnen worden. Doch
anderzijds is hjj er tegen, dat deze maatregel
genomen wordt, als de andere gemeenten per-
centsgewijze een lager aantal aansluitingen
hebben, dan er hier zijn. Indien bier b.v. 96
aangesloten zou zijn, en in Axel 50, Sas van
Gent 30, Hulst 20 en St. Jansteen 40 kan
hij een dergelijke maatregel niet billijk achten.
De VOORZITTER wijst er op, dat ook in
andere gemeenten opgetreden wordt. In Hulst
treedt men krasser op dan hier.
De heer DEN HAMER herhaalt, dat indien
de andere gemeenten percentsgewijze een
lager aantal aansluitingen hebben, een derge
lijke maatregel niet billijk genoemd kan
worden.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
vraagt of Burgemeester en Wethouders in
dezen gebruik hebben gemaakt van de be-
voegdheden, vastgelegd in de bouwverorde
ning.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit ge-
schied is op grond van een aanschrijving van
de waterleiding maatschappij.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
Doch dan op grond van de artikelen der bouw
verordening.
De VOORZITTER antwoordt, dat deze zaak
er een is van politiek der waterleiding maat
schappij. Er is nu a gezegd, indien het noodig
blijkt, welnu, dan zal ook b gezegd worden.
Doch de verplichting tot aansluiting klemt
meer voor den huurder dan voor den eigenaar-
bewoner. De verplichting tot aansluiting aan
de waterleiding bestond, zoo gauw de bouw
verordening in zijn tegenwoordigen vorm tot
stand kwam. Het gemeentebestuur heeft naar
zijn meening den plicht, de huurders, die wil
len aansluiten aan de waterleiding, doch dit
niet konden, er toe te brengen.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
meent, dat hiermede een precedent geschapen
wordt. Is het billijk, dat tegenover de huur
ders dit precedent wordt geschapen, terwijl de
eigenaars-bewoners er vrjj van blijven?
De VOORZITTER merkt op, dat in bet
algemeen een ieder gelijk behandeld wordt.
Om de menschen niet in het harnas te jagen
tegen de waterleiding, is destijds besloten, ze
voorloopig met rust te laten.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
acht het verkeerd, dat alleen de verhuurders
van woningen verplicht worden tot aansluiting
aan de waterleiding. Indien de verplichting
w'ordt tbeg'epast, dien't deze voor alien gelijke-
lijk toegepast te worden.
De VOORZITTER: Laat de raad zich dan
in dien zin uitsprekem.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
stelt voor, te besiluitem, dat in een nader te
bepalen termijn ieder moet aansluiten aan de
waterleiding.
De heer VAN CADSAND wijst er op, dat
indien daarop wordt ingegaan, men gaat bui-
ten de belofte, die de heer Dikotter destijds
in de raad heeft gedaan. Rovendien gaat men
dan ook buiten de verordening, want daarin
staat, dat indien men beschikt over voldoende
goed, zuiver drinkwater, men tot aansluiting
niet verplicht wordt.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
merkt op, alleen voor te stellen, de verorde
ning toe te passen.
De heer VAN GADSAND vindt het zeer
eigenaardig. Hem is een geval bekend, dat een
monster water werd genomen van 2 water-
winplaatsiin, het eene werd afgekeurd en om-
trent het andere werd verder niets meer ver-
nomen,
De heer VAtN DRIEL merkt op, dat enkele
leden een beeitije gepikeerd zijn over
de circulaire, die uitgegaan is. Spreker
niet. Deze circulaire is goed, doch wat
laat verzondeti. Alle bewoners van de
woningen der woningbouiwvereeniging, en
dat zijn er ongeveer 160, zijn allemaal aange
sloten aan de waterleiding, zonder dat men in
getoreike blijft het watergeld te voldoen. En
indien er bewoners zouden zijn, die niet aan
hun verplichting willen voldoen, zooails de heer
Verlinde zegt, dan moeten die een por in den
rug krijgen en op deze if de manier worden be
handeld als de bewoners der woningen van de
woningfbouwvereeniging. Indien deze niet be
talen, gaan zij er uit.
iSpreker heeft het in zijn omgevdng meege-
maakt, dat bij den aanleg der waterleiding
een der betrokken bewoners het watergeld
niet wilde betalen en waar dit in de buur is
inlbegrepen, betaalde deze de huur niet. Het
geld werd in een potje apart geiegd, doch na
verloop van 3 weken werd de huur betaald en
thans wil deze bewoner de waterleiding niet
meer missen.
Men heeft nu eenmaai te voldoen aan de
wetten en verordeningen en zoo min als de
beiwoners van de woningbouwvereeniging,
mogen anderen opspelen, indien degeme, die
belast is met de uitvoering van verordeningen
en wet, deze ook uitvoert.
Spreker acht het dan ook niet goed getzien
van den heer Verlinde, dat deze er over ver-
ontiwaardigd is, dat nu de burgemeester een
circulaire gestuurd heeft. Deze circulaire is
inderdaad terecht geikomen waar ze behoort.
Men mag dit niet afwenljtiien op den huurder.
Eten woning, waarin geen waterleiding is aan-
gelegd, voldoet niet aan de bouwverordening,
dus is onbewoonbaar.
Ten tweede zijn de huurders daarvoor niet
verantwOordelijk, doch de verhuurders. Deze
dienen te zorgen, dat hun woningen bewoon-
Ibaiar zijn.
Ten derde wijst spreker er op, dat, indien
men eens met een stok in ellken regenbak ging
roeren, het water in geen enkel geval zou deu-
gen. Indien men zeer voorzichtig schept, zou
het kunnen voorkomen, dat er aan het water
nieis mankeert. Doch indien men het water
van een nonmalen regenbak in beroerdng
torengt, is spreker er van overtuigd, dat er heel
wat aan manlkeert. En dan spre-kt spreker
niet van het water uit een regenbak, die zijn
,,gat gekeerd'' heeft, waarin het water bedor-
veti is. Indien men het water met een stok zou
Ibewenken, en dan liet doorzakken, alvorens
een monster te nemen, dan zou dat toch ook
afgekeurd moeten worden. In de gemeente
krijigt men alle vuil van de daken, en mis-
schien is daar ook wel een beetje bij van de
fabrieken te Sluiskil, in de regenbakken.
Spreker is van oordeel, dat de circulaire te
laat verzonden is, de verplichting tot aanslui
ting bestaat en terecht heeft men daar de
consequenties van te dragen. Spreker zou wil
len voorstellen, het goede voorbeeld dat thans
gegeven is, voort te zetten en geeft in over-
weging, de verplichting tot aansluiting voor
een ieder toe te passen. Laat men desnoods
numtmersgewijize de verschillendls straten af-
werken en bepalen, dat voor 31 December a.s.
het werk klaar moet zijn. Laat men niet op-
houden, aandrang uit te oefenen om tot aan
sluiting te komen. De woningen zijn pas be-
wooobaar volgens' de bouwverordening, indien
er waterleiding in aangebracht is. De gemeen-
telijke verordening berust op een wettige
meenderheid van den raad. Men moet aan wet-
ten en verordeningen op elk gebied voldoen
en don ook op dit gebied. Men moet hierover
eens doordienken, de waterleiding is geen luxe,
docb een ommisbare noodzakelijkheid. Ten
slotte zal men deze zaak zoo onder de oogen
beihboren te zden. Eh dan zal men het ontmoe-
ten, dat degenen, die niet aansluiten willen,
hun woningen leeg zulien zien stoan. Spreker
ils een dergelijk geval bekend1. Gelukkig zijn
er ook vooruitstrevende huiseigenaars, doch
hier betrof het iemand, die minst gesproken
ouderwetsch was. Deze wenschte zijn woning,
die verhuurd was, niet te doen aansluiten aan
de waterleiding. Het gevolg is geweest, dat de
huurder er uit ging en een meer moderne wo
ning zocht. De oudere woningen zulien lang-
zamerhand alle leeg komen tie staan en het
zal een noodizakelijkheid worden, nu er geen
woningnOod meer is, doch woningruimte. Dan
schuiven zoo successievelij-k al die oudere
woningen af, zooals b.v.. spreker ziet met be-
trekking tot de oude huisjes op Java. Spreker
gellooft, dat dit zoo zal doorgaan en dat men
de luchltige nieuwv:re woningen zal verkiezen
boven de oudere rotkoten, die er nog staan.
Dit .sichrikt op den duur af. Sprekers stand-
punt is, dat men er zelf aan moat betalen,
voor zoover het kan, de verhuurder mag er
niet door benadeeld worden, ddch een woning,
waarin geen waterleiding is, is onbewoonbaar
op grond van de bouwverordening der ge
meente. Deze wordt dit pas, als aan alle voor-
waarden, dus ook de aansluiting aan de wa
terleiding, is voldaan.
De heer VAN HECKE merkt op, dat ook
heden weer het stokpaardje van de verlaging
der tariewn bereden is. Nu de waterleiding
eenmaai in exploitatie is, is het nu well'icht
mogeljjk te zeggen, hoe de tarieven zulien zijn,
als alle aansluitingen voor 100 behaald zijn.
Hoe zal dan de prijs van het water zijn. Spre
ker meent, dat men een heeleboel chicanes
zou missen, indien dat thans gezegd kon wor
den. Spreker wijst er op, dat iemand, die een
huis bouiwt, er ook zijn rente van wil hebben,
in elfcen vorm ook. Indien straks de eigenaars
van huizen verplicht zulien worden, kan men
hem dan mlsschien op de hoogte brengen, hoe
de tarieven zulien zijn, als voor 100 aan
gesloten is. Het huidige tarief is gebaseerd op
50 tot 60 aansluitingen. Spreker meent, dat
men ve£l mioeiite zou kunnen voorkomen, in
dien dit gezegd kon worden. Indien dit gezegd
kon worden, zou hij persoonlijk misschien
nummer een zijn om te zeggen: leg aan. In
principe is hij er voor, doeih het is hem nog
te duur. En wie zal thans zeggen, of die tarie
ven niet een behoorlijke hoogte kunnen krij
gen, als er behoorlijk aansluitingen zijn. Men
heeft nu verschillende gemeenten in exploita
tie, men wieet nu wat het kost en zou d'an toch
ook kunnen berekenen, wat de kositen zouden
zijn, indien alles aangesloten was. Dan had
mien een basis, die beter was dan dit tarief.
Het betreft hier een bedrijf, dat door de over-
held is gesticht en spreker vreest, dat nu een
maai dit tarief bestaat, men niet graag zal
verlagen. Men ziet hist nu eenmaai graag, dat
men royaal mag beheeren en dat er van be-
zuiniging geen sprake is.
De VOORZITTER merkt op, dat hij het er
mee eens is, dat, indien het aantal aanslui
tingen zoo groot wordt, als de heer Van
Heoke zegt, het wellicht mogeiijk zal zijn, de
schaal der tarieven te herzien.
De heer VAN HEOKE is van oordeel, dat
men natuurlijk de voile 100 nooit zal krij
gen. Doch indien ook anderen aansluiten, zal
men meer pleizier van de waterleiding hebben
dan nu, nu men gedwongen wordt, op het
bestaande tarief aan te sluiten. En indien
men dan wist, wat men in de toekomst zou
moeten betalen, zou het een heel verschil
maken. Thans is het al diuur genoeg.
De heer DE KRAiKER vraagt wat de bedoe-
ling is, telkens indien een nieuwe huurder in
een woning komt, een contract te maken, of
het contract van den ouden huurder te doen
doorloopen.
De VOORZITTER deelt mede, dat de bedoe-
ling is, met den verhuurder een nieuw con
tract te maken, volgens de circulaire die is
uitgegaan.
De heer DE KRAiKER meent. dat de ver
huurder niet steeds in staat zal zijn, zich daar
voor te dekken. Hij is van meening, dat beter
met den nieuwen bewoner een nieuw contract
kon worden gemaakt, als deze in de woning
komt.
De VOORZITTER merkt op, dat de wijze
waarop dit toegepast zal worden, op het ge
bied der waterleiding maatschappij behoort.
De heer VERLINDE merkt op, dat in den
aanvang, toen de verplichting tot aansluiting
werd besproken, Burgemeester en Wethouders
hebben toegazegd, deze zoo soepel mogeiijk
toe te passen. Er is thans geen andere toe-
stand aanwezig, men heeft nog steeds dezelfde
rechten en plichten. En indien dan voor de
eene categorie de verplichting wordt toege
past, moet dit ook voor de andere gebeuren.
Hij vindt dit onbillijk, het is meten met twee
maten.
De VOORZITTER herhaalt, dat dit een
kwestie is van tempo, doch er is naar zijn
meening geen onbillijkheid in.
De heer VERLINDE betoogt, dat men dan
in een zekere straat hier of daar behoorde te
beginnen, en dan voor alien gelijk.
De VOORZITTER werpt tegen, dat men
thans wil beginnen met diegenen, die geen
eigenaar van een woning zijn.
De heer VERLINDE kan niet anders doen
dan protesteeren tegen de manier, waarop
hier de verplichte aansluiting wordt toegepast.
Hij moet concludeeren, dat men tengevolge
van den onwil van enkelen, thans de verhuur
ders uit gaat zoeken als eerste object voor de
verplichte aansluiting.
De heer VAN RIBL wijst er op, dat het
hier alleen betreft de bestaande woningen. De
nieuwe woningen krijgen geen bouwvergun-
ning, als er geen waterleiding in geiegd wordt.
Men kan toch de huur ook verhalen op de
huurders.
De heer VERLINDE acht dit gemakkelijk
gezegd. Veronderstel, dat men een verhuur
der heeft, die 4 huur voor zijn woning vraagt.
De waterleiding kost 30 ct. Dit wordt alle-
maal den huurder gezegd, en deze gaat er mee
accoord. Is hij er eenmaai in, dan zegt hij,,
ik doe het niet.
De heer VAN DRIEL zegt, dat men dan bij
deurwaardersexploit zoo iemand op straat
moet zetten. Bij de woningbouwvereeniging
gebeurt het ook zoo.
iDe heer VERLINDE meent, dat er wel eenig
verschil is tusschen de woningbouwvereeniging
en een particuliere verhuurder. Bij de woning
bouwvereeniging heeft men een administra
tes, die persoonlijk niet er voor aansprakelijk
is, dat de huur binnenkomt. Doch bij een par-
ticulier is dat anders.
De heer VAN DRIEL weet niet, waarom de
woningbouwvereeniging niet zou kunnen
exploiteenen tegenover een pairticulier.
De heer VERLINDE blijft er bij, dat deze
maatregel onbillijk is. Indien tot aansluiting
verplicht wordt, behoort iedereen verplicht te
worden.
De heer DEN HAMER wenscht, voor het
voorstel van den heer Lambrechtsen van Rit-
them in stemming komt, zijn standpunt te
bepalen. De heer Van Driel heeft dit ook
gedaan. Hij moet zeggen, dat hjj destijds,
indiien hij lid van den raad geweest zou zijn,
zijn stem aan de verplichte aansluiting niet
zou gegeven hebben, hoewel hij moet erken-
nen, dat de wenschelijkheid, en misschien ook
de noodzakelijkheid daartoe voor de waterlei
ding maatschappij bestond. Hij heeft to-enter-
tijd de geheele geschiedenis met aandacht ge-
volgd. En toen is ook toegezegd, toen besloten
werd tot toetreding, dat de verplichting tot
aacusluifting soepel toegepast zou worden, en
dat indien een zeker percentage aansluitingen
bereikt werd, geen dwang gebruikt zou wor
den. Nu slaat men een goed figuur tegenover
de andere gemeenten, en bestaat er voor Ter-
neuzen ook geen aanleiding de aansluitingen
op te driven. Dat acht spreker geen juist
standpunt.
Evenals de heer Van Driel moet hij erken-
men, dat een waterleiding voor de hygiene zeer
bevorderlijk is, doch de heer Van Driel kan
toch niet zeggen, dat thans ondeugdelijk water
gebruikt wordt.
De VOORZITTER: Er zijn maar 2 moge-
iijkheden. Het is goed of het is niet goed.
De heer DEN HAMER vervolgt, dat men
toch nog niet zeggen kan, dat het water hier
in het algemeen ondeugdelijk is.
De VOORZITTER kan zich daarbij niet
aansluiten.
IDe heer DEN HAMER vervolgt, dat thans
de vraag rijst, hoe de verplichting zal worden
toegepast. Nu Temeuzen een goed figuur
maakt, nu de algemeene indruk goed is, nu
komt deze maatregel, die tot gevolg zal heb
ben, dat men zich er tegen keert. Na dit zal
er geen medewerking worden verieend. Spre
ker twijfelt er niet aan, dat het zal gebeuren,
en dat het zal doorgaan, doch het is niet met
den wensch der bevolking, en ook niet in het
belang der waterleiding maatschappij. Daarom
zal spreker ook straks zijn stem niet geven
aan het voorstel van den heer Lambrechtsen
van Ritthem, omdat hrj meent, dat men in
dezen te ver tast. Zoodra alle gemeenten de
verplichting gingen toepassen, zou hij er mis
schien mee mee kunnen gaan.
De heer 't GILOE vraagt, of reeds verzoe-
ken om ontheffing zijn binnengekomen.
De VOORZITTER antwoordt, dat 3 ver-
zoeken ingekomen zijn.
De heer 't GILDE vraagt, of hieromtrent
reeds besloten is.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit niet
het geval is.
De heer 't GILDE vraagt, of deze verzoe-
ken uitsluitend gegrond zijn op de kwaliteit
van het water.
De VOORZITTER deelt mede, dat dergelijke
verzoeken nog niet ingekomen zijn.
De heer 't GILDE vraagt, of de mogelrjk-
heid bestaat, de circulaire een bepaald aantal
maanden op te schorten.
De heer VERLINDE wijst er op, dat toen
gestemd werd over de verplichte aansluiting,
hij hieraan zijn stem gegeven heeft. Dit is
toen ook aangenomen, indien men echter had
geweten, hoe dit toegepast zou worden, is het
de vraag, of het wel aangenomen zou gewor-
den zijn.
De heer DE VOS merkt op, dat men volgens
de bouwverordening verplicht is tot aanslui
ting aan de waterleiding, voor die geheele
bevolking, doch niet voor een gedeelte. Thans
wordt een gedeelte wel en een gedeelte niet
verplicht. Spreker moet zeggen, dat naar zijn
meening iets dergelijks toch in Burgemeester
en Wethouders besproken behoorde te worden.
De VOORZITTER meent, dat dit een zaak
is, die van de waterleiding maatschappij moet
uitgaan. Indien deze vindt, dat er meer vaart
in de aansluitingen moet komen, moet deze
het gemeentebestuur daarvan kennis geven.
Het gemeentebestuur besliet dan in welk
tempo het gebeurt.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
vraagt, of het niet de bedoeling van Burge
meester en Wethouders is, ook de huiseige-
naren te herinneren aan hun verplichting tot
aansluiting.
De VOORZITTER deelt mede, dat hiervoor
een termijn kan gesteld worden.
De heer LAMBRECHTSEN VAN RITTHEM
acht een termijn van 2 maanden zeer kort, hij
had liever een termijn van 6 maanden gezien.
De VOORZITTER deelt mede, dat in de cir
culaire de termijn was vastgesteld in overleg
met de waterleiding maatschappij.
De heer VERUNDE zal geen voorstel hel
pen steunen betreffende verplichting tot aan
sluiting. Dat heeft spreker al eerder gedaan.
Burgemeester en Wethouders hebben het
thans in handen. Het staat op papier. Deze
wet is nu eenmaai gemaakt en Burgemees
ter en Wethouders moeten dit regelen.
De heer DE VOS oppert de veronderstelling,
dat het voorstel van den heer Lambrechtsen
van Ritthem eens door den raad zou af ge
stemd woriden. Hbe sitaat men dan tegenover
de verordeining? Spreker geeft daarom den
heer Lambrechtsen van Ritthem in over-
wegimg, zijn voorstel in te trekken.
De heer LAMBREOHTSEN VAN RITTHEM
geeft te kennen. dat het hem bij nader inzien
beter voorkomt, zijn voorstel niet te doen.
De heer VAN CADSAND moet naar aan
leiding van de woord,en van den heer Van
Driel, dat bewezen wordt, dat het water on
deugdelijk is, als men een regenbak eens goed
door elkaar ranselt, vragen, of deze ook wel
eens uit een regenbak heeft gedronken.
De heer VAN DRIEL antwoordt, dat hij nog
wel 16 jaar uit een watertom heeft gedronken.
De heer VAN CADSAND neemt aan, dat
men het water niet door elkaar zal halen. Hij
al thans zou er op staan, dat men den emmer
niet hard in het water zou laten vallen en
niet in het water zou roeren, althans het sterk
in beroering brengen. Daar zou spreker tegen
protesteeren. Hij zou er op staan, dat er geen
gemengd water wend bemomsterd.
IHij, vraagt Burgemeester en Wethouders of
het hun bekend is, op welke wijze monsters
genomen worden. Indien men een fleschje zou
nemen en een kurk er op, dan zou spreker
er geen genoegen mee nemen.
De VOORZITTER vraagt, hoe de heer Van
Cadsand het dan zou wenschen.
iDe heer VAN CADSAND antwoordt, dat hij
er op zou staan, dat het monster in zijn tegen-
woordigheid verzegeld werd. Hij heeft althans
zijn huishoudster opdracht gegeven, dat er bij
hem geen monster water genomen moet wor
den, als hij er niet bij is.
Men moet het toch op die wijze verzegelen.
Hij meent, daarop recht te hebben.
De heer't GILDE deelt naar aanleiding van
de woorden van den heer Van Cadsand mede,
dat men een monster water neemt, gedeelte-
lijk van de oppervlakte, een gedeelte van het
midden en een gedeelte van den bodem.
De heer VAN DRIEL heeft naar den heer
Van Cadsand geluisterd en moet nu toch
eenige dingen recht zetten.
Zooals hij al heeft opgemerkt, heeft hij in
Ter Neueen nog 16 jaar uit een regenton ge
dronken. Omdat hrj een goede huisvrouiw had,
die zuiver was, was die regenton steeds zui-
verder dan den regenbak in zijn tegemwoor-
dige woning, die hij niet heeft sdhoongemaakt,
omdat het water zoo lekker was. Dag voor dag
komt er van het dak dakgootstof naar be-
neden en vonmt daar op den duur een heele
laag bodemvuil.
Indien men hiervan een monster neemt,
moet dit tocb afgekeurd worden. De heer Van
Cadsand is in den landbouw en weet meer van
monster nemen dan spreker. Indien b.v. een
monster zout genomen wordt, neemt men er
een uit 6, 7 of 8 balen, doch niet uit een baal.
En men moet er nog niet in willen roeren,
doch indien uit het onders'te deel van den
regenbak een monster genomen wordt en
dan moeten er nog geen roode waterluizen
in zitten zit hierin van alleirlei grondvuil.
Indien een monster verzegeld wordt, kan er
geen groot lek komen. Spreker zegt niet, dat
het gebeurd is, dOch heeft wel eens zoo iets
hooren fluisteren. Indien de heer Van Cad
sand zou meenen, dat de monstertrekkers