Ter Neuzensche Courant Binnenland FeuiNeton-verteilingen Nlaandag 9 Mei 1938 No. 9757 TWEEDE BLAD BRABANTSCHE BRIEVEN. 13 VAN DE DOOP VAN PRINSES BEATRIX. Na den doop van Prinses Beatrix zal een fcoor van ongeveer tienduizend' kinderen, be- Htaande uit de hoogste klassen van alle 1 age re sebolen te 's-Gravenhage, des namiddags te vier urem voor het Koninklijk Paleis in bet Noondetinde behalve het Wilhelmus eii een g'&wivzsigd: lrAl is oris Prinsje (Prinsesje) nog zoo klein", de volgende liederen zingen als hulds aan de Koninklijke familie: ,,Hulde aan het Komngskind na den Doop", woorden van Die van Caisteren, muziek van P. Knnst Sr.: ,,iKomt nu met Zang" en ,,Gelukkig Vader- land°' uit Valerius Gedenck-clanck. KO.MNKUJKE PEET. Over het algemeen, aldus het Hdbl., noemt men tegenwoordig in Nederland peet of meet den persoon naar wien een kind genoemd wordt. -Het is echiter een engere opvatting van het oude gebruik, dat een of meer per- sonen bereid gevonden werden bij den doop te kenmen te geven, dat zij groot belang stel- den in den jonggeborene. Soms namen zelfs de peebvaders en peetmoeders op zich alle verplichtingen der ouders te vervullen, indien dezen ooit daaraan onttrokken mochten wor den. Het woord peet is dan ook afgeleid van pater of te wel vader in de Engelsche taal typisch genoemd godfather, iemand, die in Gods oog ook vaderlijk jegens den doopeling voelt. Zoo ver strekt misschien 'de bedoeling heden ten dage niet meer, maar het optreden als peet of meet geeft toch nog altrjd een warme aympathie voor de ouders te kennen, en een hartelijfce belangstelling in het lot van het kind. Dit zien wij ook met blijdschap in het (►ericht, dat Koning Leopold van Belgie bij dien doop van ons jonge Prinsesje aanwezig zal zijn om met eenige andere vorsten en vorstinnen op te treden als peet al zal Beatrix zijn naam niet idragen. >De jonge beminde vorst van het naburige land, die zijn eigen groote familieleed zoo moedig en zoo menschelrjk heeft doorstaan, toont door zijn komst weer eens hoe een goede verstandhouding tusschen Belgie en ons volk een zijner hartewensdhen is; hij kan na zijn reizen dloor onze overzeesche gewesten, en na het doen verblijven ,van zijn kinderen aan ons zeestrand inderdaad geen treffender hlijk van het voortduren zijner gevoelens geven, dan door zijn aanwezigheid op 12 Mei in die kerk te 's-Gravenihage. Een hartelrjkheid be- wezen aan ons Vorstenhuis, met hem en zijn betreurde gade verbonden door sterke vriend- sehapsbanden en daardoor ook apnAons volk, dat dit met warmte zal weten te waardeeren. COMMISSI*: VOOR BELASTING- VRAAGSTUKKEN. Vrijdagmiddag heeft de Minister van Finan- caen de commissi e geinstalleerd, welke hem van advies zal dienen omtrent vraag&tukken ep belastinggebied. Bij deze installatie was •ok -de secretaris-generaal van het Departe- ■aent van Justitie, Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijek. De Minister heeft een rede gehouden, waar- in hij o.m. het volgende zeide: Het is mij een brjzonder genoegen de com missie, die ingesteld is ten einde mij van advies te dienen over verschillende vragen op belastinggebied, heden te kunnen inStal- leeren. Zooalis u uit de opdracht zult hebben ge- aien, zijn het aanvankeltjk twee vraagstuk- ken, die aan uw oordeel worden onderworpen. Berekening van het inkomen. Het eerste betreft de vraag of het niet ge- wienscht is tot verandering van stelsel over te gaan ten aanzien van het berekenen van het inkomen, dat ten grondsdag ligt aan de aansiagen in de inkomstenbelasting. Dit stel sel, dat op logische en ook vender voortreffe- Irj-ke wijze in de tegenwoordige wet op de inikomstenibelasting is uitgewerkt, traciht te benaderen wat iemand geacht kan worden op een bapaald oogenblik, zjjnde 1 Mei, aan ilnkamen te hebben. Voor zoover dit mogelijk is, sluit men zich daarbij aan, aan het reeel genoten inkomen in het voorafgaande kalen- der- of boekjaar. Het is het zoogenaamde bronnenstelsel. Dit systeem brengt editer onvermijdelijk mede, dat voortdurend met eilerhande ficties moet worden gewerkt. Ook heeft het de ongewenschte consequentie, dat allerlei inkomsten, genoten uit bronnen, die op 1 Mei niet meer bestaan, buiten de belas- ting vallen, terwijl bronnen, op 1 Mei wel be- staande, maar waarvan men nog geen inko men heeft (-genoten, wel door de belasting warden getroffen. Het is u alien bekend tot welke ongewenschte gevolgen dit systeem kan voeren, waar zich in den laatsten tijd nog een ander bezwaar heeft bqgevoegd. Steedis starker dioet zich de vraag gevoelen of wij, in Nederland, niet, evenzeer als in vele andere landen geschiedt, de inkomsten belasting veel meer moeten heffen zooals men dat noemt bij de bran: dus bijvoorbeeld de belasting, die drukt op de loonen, te doen afhoudeh door den werkgever. Een dergelijk systeem van heffing is echter niet mogelijk Boolang het bronnenstelsel gehandihaafd blijft. Ik weet zeer goed, dat de overgang van het tot nu toe gevolgde stelsel naar een ander zeer moedlijk is en ik geloof dat ik niet over- drijf, wanneer ik zeg, dat vooral die moeilijk- heden Oorzaak zijn, dat wij in Nederland nog steeds het bronnenstelsel hebben. Moeilijk- heden mogen ons echter niet weerhouden noodzakelijke verheteringen aan te brengen, temeer niet, nu deze zaak langzamerhand in een dermate acuut stadium is gekomen, dat naar een oplossing moet gezocht worden. Het is geen nieuw vraagstuk. De vereeniging voor leelas tingw e tens chap heeft er eenige jaren ge- leden reeds een rapport over uitgebracht, dat tie commissie van veel nut zal kunnen zijn. Ook kan het buitenland soms veel leeren. Zoo heeft het bronnenstelsel vrbeger ook in Duitschland bestaan en iis men dsiar al jaren geleden tot een ander stelsel overgegaan, Belasting van landgoedbesatters. Het tweede punt waaromtrent uw advies gevraagd wordt, betreft een vraagstuk van meer actueele beteekenis. Bij de behandeling van de begrooting van het jaar 1938 in de Staten-jGeneraal zijn de naar veler oordeel te druktkende belastingen van de landgoed- bezitters ter sprake gebracht en van ver schillende zijden heeft men betoogd, dat het vooral de druk van de zware belastingen is, die veroorzaakt, dat veel lardgoedt- ren onbe- woond blijven of worden. Bij het verzamelen van gegevens dienaan- gaande is het mij wel zeer duidelijk geworden, dat inderdaad veel landgoedbezitters in de directe belastingen worden aangeslagen tot een hedrag, dat niet meer in redelijke ver- houding staat tot hun inkomen. Nu weet ik zeer goed, dat het waarlijik niet alleen de belastingen zijn, die het onbewoond zijn van landgoederen veroorzaken. Maar -de belastingheffing ten aanzien van veel landgoedbezitters is toch wel gebleken niet juist te zijn. Ook anderen treft hetzelfde lot en ik meen dan ook, dat ten deze door de Regeering ten spoedigste maatregelen moeten worden genomen. Indien eenigszins mogelijk zou ik deze maatregelen zelfs willen aankon- digen bij het indienen van de begrooting voor het jaar 1939. De vraag, welke u wordt gesteld, is vrij ruirn; immers ik kan niet geheel overzien voor welke gevallen, maatregelen zullen moe ten worden genomen. Het zullen veelal wel de gevallen zijn, waarin de inkomsten zich geheel of gedeeltelijk beneden den loopenden rentestand bewegen. Ik heb dit Echter niet vermeld in de opdracht aan uwe commissie, omdat er mogelijk nog andere gevallen zijn, waarvoor gij maatregelen zoudt willen voor- stellen. Het eerste vraagstuk, waaraver ik uw ad vies heb gevraagd is er dus een van princi- pieele beteekenis en ik begrijp dat een advies daarover tijd zal kosten. Wa^irschijnlijk zal een onderzoek ter beantwoording van de tweede rang minder tijdroovend zijn, en aan- gezien het bier een zaak van urgentie betreft, hoop en vertrouw ik, dat het u mogelijk zal blijken mij dienaangaande binnen niet al te langen tijd van advies te dienen. De opdracht van uwe commissie is verder om van advies te dienen over die punten op belastinggebied, waaromtrent ik uw nader advies zal vragen. De samenstelling van uwe commissie is mij borg, dat de verschillende inzichten in de vraagstukken, die ten aanzien van de te be- handelen belastingaangelegenheden bestaan, in uwe commissie tot uiting zullen komen. In het slot van de opdracht wordt aan de commissie de bevoegdheid verleend de vraag stukken in studde te nemen, welke zij op haar weg zal vinden, zoo noodig, nadat zij de toe- stemming van den Minister daartoe zal heb ben verkregen. Ten slotte dankte de Minister de commissie- leden voor bun bereidheid om in deze com missie zitting te nemen, en verklaarde hij de commissie voor geinstalleerd. BRIEFKAARTAUTOMATEN. Het ligt in het voomemen, naast de post- zegelautomaten ook tot aanschaffing van briefkaartautomaten over te gaan. Ddt voor- nemen bevindt zich echter nog in een stadium van voorbereiding. Op 1 Januari 1938 waren hier te lande 128 positzegelautomaten in dienst, waarvan 64 voor zegels van 1% cent en 64 voor 5 cent. De 6-cents-automaten zijn buiten gebruik ge steld. NIEUW SCHIP VOOR DEN ROTTERBAMSCHEN LLOYD Naar alle waarsahijnlijkheid zal de Rotter- damsche Lloyd binnenkort aan de Kon. Maat- schappij ,,De Schelde" te Vlissingen opdracht geven tot den bouw van een snelvarend pas- sagiersschip. De onderhandehngen met de Maatsohappij ,,De Schelde" zijn, naar de dire&tie van den Lloyd in haar jaarverslag mededeelt, in een vergevorderd stadium en eerlang hoopt men de bestelling te kunnen doen. Het schip zal dan in den aanvang van 1941 worden gele- verd. VOEBSELVOORZIENI NO IN OORLOGSTIM) Naar het Handelsblad vemeemt, bereid de regeering th-ans maatregelen voor, om in navolging van andere landen, voor de voedsel- voorzaening in oorlogstrjd hier te lande groote voorraden aan te leggen van voedings- en vee- voederstoffen, Bestoniden die maatregelen tot dusver nog slechts op paipier o.a. de op- richting van het Rrjksbureau Voorbereiding Voedselvoorziening in Oorlogstijd thans is een regeling ontworpen, om op korten termtjn tot tastbare voorraden te geraken. Aangeizien bij deze aangelagenheid en hare practische uitvoering het belang van ons geh661e volk is betrokken, terwijl ook de zeer omvangrijke kosten er van een publiek belang vertegenwoordigen, zullen wij in het kort uit- eenzetten, hoe genoemd Rijkabureau, volgens onze inlichtingen, de uitvoering dezei' zoo dringend noodige voorraadvorming heeft ont worpen. Zdoals men weet, is Nederland voor zijn voedsel- en voedervoorziening in hooge mate afhankelijk van den invoer. Vorig jaar b.v. werd ingevoerd 1200 millioen kilo mais, gerst, haver en rogge, 570 millioen kilo veekoeken en dierlijk eiwit, 630 millioen kilo tarwe en meel, 100 millioen kilo rijst enz. Deze hoeveel- heid (2Yz h 3 milliard kilo) wordt in eigen land geconsumeerd, tezamen met de eigen productie, o.a. 1 a 1V2 milliard kilo graan. De invoer van voedergranen, die thans 1200 millioen kilo per jaar bedraagt, is sterk ver- minderd, o.a. als gevolg van teeltbeperking en uitbreiding (na inkrimping) van eigen graan- verbcd. V66r de crisis importeerde ons land per jaar 1700 millioen kilo mais, gerst, rogge en haver; in 1931 zelfs 2450 en thans 1200. Uit de grootheid van deze cijfers ziiet men reeds dadelijk, dat het aanleggen van voor raden, al is het maar voor enkele maanden, een omvan/grijke en kostbare zaak is, om van vetten, olien en kunstmest nog maar niet te spreken. Alleen al de voedergranen en vee koeken, benevens hraodtarwe en -meel ver- tegenwoordigden vorig jaar een invoei-waarde van resp. 100 en 60 millioen gulden, nog af- gezien van rijst en derivaten (in 1931 zelfs 150 en 50). De regeering yen hare adviseurs ten deze -■ moest, om te beginnen, een keuze doen tusschen twee systemen, te weten 1°. voor raadvorming in eigen beheer en 2°. het op- leggen van een verplichting tot voorraadvor ming aan de importeurs. Wij vernemen nu, dst lit tweede systeem is gakozen en wel i voorraadvorming naar rato van de door elk der importeurs in een basisperiode injgevoerde hoeveelheden der verschillende producten. De regeering heeft zich bij dit besluit gebaseerd op de overweging, dat een collectieve voor- raadsverplichtinig weinig overheidshemoei'ing vordert en eenvoudig geregeld kan worden. Zij zal hij het nemen dezer zeer ingrijpende en principieel -- zoowel voor de overheid, als voor bedrijfsleven en consument hoogst belangrijke beslissing echter wel tevens heb ben bedacht, dat dit systeem voor de schat- kist verreweg het goedkoopste is! Want het is de bedoeling, zoo vernemen wij verder, dat aan de importeurs geen enkele vergceding zal worden gegeven voor opslag- kosten, renteverlies, achteiuitgang van kwa- liteit, indroging, marktrisioo wegens prijs- daling enz. Het is de uitdrukkeljjke bedoeling, dat de tot voorraadvorming verplichte importeurs en fabrikanten de daaraan verbonden extra- kosten zullen verhalen op hun afmemers en ,e c.q. weer op de so.r umenten, b.v. de broodeters, veehouders enz. Het komt er dus in de practijk op neer, dat de vorming van Defensie-voorraden zal wor den bekostigd door een ,,automatische" indi- recte belasting, dit in tegenstelling tot een systeem van voorraadvorming in rijksbeheer, zooals Engeland, waarbij de kosten door den fiscus zouden worden gedragen, die zijn in komsten voor een belangrijk deel ontleent aan progressieve directe belastingen. Indien de importeurs en distribuanten (fouragehandelaren, cooperaties, winkeliers, bakkers) er inderdaad in slagen om de kosten op een uiteindelijken consument te verhalen" waarmede ettelijke millioenen zullen zijn ge- moeid dan zullen de prijzen van alle be trokken levensmiddelen en veevoeders stijgen. De voorr-aadverplichting fungeert dan ten op- zichte der prijzen van de ingevoerde produc ten en grondstoffen als een invoerrecht. Het is echter waarschijnlijk, dat die verhaal van kosten niet of slechts ten deele mogelijk zal zijn, en dat - evenals bij een aantal agra- rische crisismaatregelen de fabrikanten en vooral de als uiteindelij'ke ,,incasseerders" fun- geerende middenstanders wel een deel der prijsverhooging voor hun rekening zullen moe ten nemen. Eveneehs staat het voor ons te bezien, of de regeering het principe van het geheel niet vergoeden der kosten wel zal kunnen doorvoeren, in welk geval de vraag naar voren komt, uit welke middelen zulk een eventueele verg-oeding-zal worden bestreden: het Landbouwcrisisfonds of de fiscus. Wellicht zal men vragen, wat het voor agrarischen steun gecreeerde Landbouw crisisfonds hienmede eventueel te maken zou kunnen hebben? Wij kunnen hierop antwoor- den, dat als juridische grondslag voor de voorgenomen verplichte voorraadvorming zij het voorloopig is aangenomen de elastieken Landbouwcrisiswet-1933, de ver- strekkende bevoegdheidswet, die reeds vaker werd gehanteerd, ter regeling van zaken, die kennelijk met landbouwsteun te maken hebben. Qp de details der voorgenomen regeling zullen wij, schrijft het Handelsblad, voorals- nog niet ingaan; wij hepalen ons tot het weergeven van den principieelen opzet, opdat het bedrijfsleven en met alleen dat deel, hetwelk annex is aan granen en veevoeder daarvan intijds kennis kan nemen. Ulvenhout, 5 Mei 1938. Amico, In den win terj as, mee den kraag op, hebben we Zondag, den eersten dag van Mei, langs de lijnen gestaan (bij ons Con- cours-Hippique. Wa 'n zuur weer. Den Noordooster snee deur oewen dikiken duffel! Den Fielp, nogal vat- baar 80 graden is veur hum, in z'n hak- kerij, zoo de normale temperatuur! den Fielp had 'nen wollen das om zij nen nek ge- draaid tot haven z'n ooren. Daarover zijnen jaskraag hoog opgezet en daar iboven uit traandem twee rooie oogis'kes en 'n drupneus. Fielp, als ilk jou aankij'k, krij'g ik winter- teenen," zee ik. „Kekt dan den toaanderen kaant huit," raaide-n-ie tme aan: ,,dan krijgde missdhient wel zomersproeten!" ,,Ge zit er goed werm in." ,,Wa g'aan hoew hei/gen doet, doede haan ginnen haander, DrC!" En toen trok ie z'n sichouwers nog wat hooger op en schurkte z'n eigen 'ns lekker binnen z'nen jas. ,,Maar 'k zal toch blij zijn has da peerdenspul ier ge- daan is waant ehwe gaan toch z-z-z- zekers nog 'n p-p-pipr-propke leggen", bih- berde-n-ie: ,,a-ha-has ik de prijzen eb huit- gerekt." ,,Zal nie gaan, Fielp! Tenminste wa mij-n- aangaat. Onzen Did en z'n Wieske zijn over, zie, daar gundter staan ze, hq Trui en nou wil 'k m'nen huis nie in den steek laten. D'n Blaauwe was er natuurlijk ook bij. Da's te zeggen: bij de kijkers! Nouja da's hee- legaar gin schande: 99 van de Sport foe- staat nou eeumaal uit er-naar-k'ijken! Maar den Tiest was op z'n zomersoh. Ze motten trouwens toch nog al heet-aan-de-teeneri leg gen, eer den Tiest 't gewaar wordt. Als 't heel erg koud is trekt ie hoogstens z'n klak 'n bietje dieper over z'n hoofd en als 't 90 graden in den schaduw is, hangt ie ze aan z'n achterhoofd. Neee, den Blaauwe maakt nie veul werk van z'n eigen en de jaargetijen loopen langs z'n jaske effen af. ,,Gade gij na hafloop nog 'n bietje proppen, Tiest?" bedelde den bakker. ,,Och, man", foeterde den Blaauwe: ,,ik snap nie waar g'over saauwelt! Kek naar de peerden!" ,,Daar is 't veuls te koud veur!" ,,I<oud? vroeg den Tiest. „Koud? In Mei?" En hij beende weg in de rich ting van den bouw, waar dte peerden zoolang ston- den gestal'd. Den Jaan was er ook! Vaneigens! Die heeft verstand van peerden, sindsden lesten Sinterklaas! Hij was natuurlijk ,,streng incognito", want theoretisch zat ie op wacht, in den Vic z'n boscbhuis, mee Herman en 'n leeg handkanon (waarvan ie nag nie weet!). Streng incognito, ik bedoel daarmee: hij bleef bij baij uit de buurt! Daar was nogal veul volk! Maar dat witte, amico! Als er op Ulvenhout iets gaande is, weet ge nie waar de menschen allemaal van- daan komen! En toen ik zoo 'ns rond was geweest, ging ik nog efkens naar de stalling. Hah! Daar stond mijnen ruiter! Letterlijk gelspoorid'-en-geleersd! Hij had An jockey- costuiunke al aan, stond parmantig in de leer- zen, maar toch had ie zoolang z'nen jas maar los over z'n schouiwers gegooid. ,,Ha opa!" zee-t-ie heesch. Ocherm, wat was 't jonk zenuwiadhtigGeren had ie 'ns efkens om m'nen nek gaan hangen, dat zag ik wel, maarewij waren hier nie alleen! 't Was lekker werm in den stal. 't Rookt er straf naar de peertden, die allemaal in prima conditie, afgetraind tot den lesten spier- vezel, te stampen stonden van ongeduld. De beesten schenen te voelen, dat 't 'nen bijzon- deren dag was. Dre m stond teugen Bles aan. Klopte 'm nou en dan 'ns op den neus, op den nek, ver- telde m iets ,,Wat denkt ge 'r van, Dreke?" fluisterde- n-ik. Hij gaf gin antwoord. Kneep alleen z'n oogen 'n bietje toe en z'n lippen wierden efkens dunner. Z66 keek ie me lang en straf aan. Ik wist 't nou! „Winnen!" zat in z'n ziel, dat eenen zenuwknoedel gelijk was! „Hebt g'oew nomimer al?" i'oen aee ie zijnen overja3 open en op bo net en rug hing 'n kolossale „Opa?" DrCke?" ,,Vermoeden ze al iets, vader en...Wieske?" „Niks!" Weer keken we malkaar 'ns aan en 'nen boek vol woorden vlogen heen en weer, terwijl we... zwegen. Dan nam ie Bles bij den kop, fluisterde iets in d'ooren van den goeien beest en Dre z'nen zenuwachtigen asem seheen erg beet te zijn, want Bles z'n oor snukte op en neer. Dan neeg Bles z'n groote hoofd opzij, naar m'n haaske en de dikke spierenibussels in den peerdennek trilden, als Dre ze streelde. Man en peerd waren een, nog veur Dre III in 't, zadel zat! Van de training was ik zeker..., dus efkens sloeg er 'nen golf van groot geluk deur m'n bloed! Efkens maar! Want ocherme, i'k kende die rennen. Daar hoefde zoo weinig te gebeuren, 'nen ongeluk- kigen start, 'nen schrik van't peerd, 'n kuiltje of boebeltje in de haan, hinder van 'nen ande ren ruiter en 't spel was verloren! De muziek op 't veld klonk van verweg in den stal. 't Geroezemoes van 't publiek, 'nen roep, 'nen laoh, waarachter allemaal 'n bietje spanning, kost ge gewaar worden, hier in de betrekkelijke stilte van den stal, die 't razend- kloppend hart was van de spanning, die over 't wije veld hong. Toen kwam den Blaauwe binnen. Mee z'n goeie raadgevings Dreke, denk er om", zee- t-ie seerjeus: „gepakt den kortsten weg horre!" ,,Komt 'm nou nie afleien, Tiest," zee ik. ,,Als ie om zo'nen gekken zet van jou toeval- lig denkt, mididen in race, dan is 't verloren spul!" „Maar da's de bedoeling nie," sohrok den braven Blaauwe! ,,Ik kom 'm alleen maar 'n hietje op z'n gemak stellen! Want denk er om. Dre III, ik ben eigens al jaren Keizer op den boog, ik weet wa wedstrijden zijn: gin zenuwen manneke!" „Maar sohieten is gin peerdrijen, Tiest," zee ik. ,,Maar 'nen wedstrijid is 'nen wedstrijd," zee den Blaauwe: ,,of 'f nou gaat om 't langste over 'n sigaar te doen, dan wel om 't eerste aan den anderen kant van de weareid te zijn mee 'n vliegmachien t is alleoniaai kwestie van kalmte". „Veur jou ja! Maar alle menschen zijtn ver- schillend, Tiest. Hier, onzen Dre, mot rjjen op de zenuwen van 't peerd en van z'n eigen! Ik ken dat kunstje." Den Tiest prakizeerde efkens, keek Dre m 'ns scherp aan, gaf 'm toen 'n hand en zee: geluk, Dre III." Steuvig en lang kneep ie 'm in1 den knuist en dan sprak ie: ,,kek 'ns, Dre, als 't startschot gevallen is, dan dan bestaat er veur jou niks anders meer dan de eindstreep! Da's „den kortsten weg", dien 'k bedoelde. Ge spaart oew eigen nie, oew peerd nie, oew conourrenten nie, ge bijt oew tan- den in oew lippen en ge hou-d-een dinlk in oeiw hoofd! Winnen! Winnen!! Dat motte onder den cours 'n paar keer hardop teugen oew eigen zeggen: winnen! Da's den kortsten weg, jonk! Winnen!" En telkens als den Blaauwe zee: winnen", dan keek ie den Dre fel aan en kneep nog 'ns in zijnen knuist, ,,Dus...?" vroeg ie. .Winnen," zee den kleine verbeten! ,,Zoo is 't goed, Dre!" Toen verdween ie, dieen goeien kearel, die 't hart altij' op de goeie plek heeft zitten. Dreke, ik ga nou naar de familie, zoo gauw als ge aan den start komt, dan zeg ik pas teugen oew Vader en Moeder: „let goed op nommer 13." Ge ziet dus nie onzen kant uit, ge ziet alleen maar naar de eindstreep, eeEn als ge nommer een aankomttoen pakte- n-ik z'n kopke tussdhen m'n handen: „dan... dan is Bles jouw eigen peerd! Maar ge mot '<m in 't hedrijf houwen, tot we samen 'n goei werkbeest gekooht hebben." 't Manneke stond stijf! Tranen sprongen in z'n oogen. Toen toen vloog ie am m'nen nek, net als vroeger als ik 'm onverwachts op kostschool bezocht, schroefde m'n hoofd tusschen z'n steuvige armen en heesoh fluis- terde-n-ie: ,,Opa, opa, goeien lieven opa van me!" Ik voelde z'n leerzen in m'n middel knel- len. En ik docht: „nou, Bles zal dalijk weten, dat ie berejen wordt! „Nou mot ik gaan, Dre III, denk er om, winnen! Sjuust zooals den Blaauwe zee! Winnen! Den race en... 't peerd!" Winnen," zee-t-ie terug: .winnen" en ik zdg 'm bleek worden. Ziezoo, docht ik. Die boontjes staan in de week. En nou naar Trui en de kinders. ,,Zeg, Vader," zee Wieske zenuwachtig 't leek fwel of vandaag alle menschen over d'r zenuwen waren ,,weet u ook waar Dreke is. Ik heb 'm van heel den middag nog nie gezien...!" En heur blaauwe moederoogskes verdoften efkens van 'n bietje teleurstelling. Sjuust heb ik 'm nog gespro'ken, Wieske, in den stal. Ge zult 'm dalijk wel zien ver- schijnen, horre!" Toen stootte Trui me 'ns stiekum aan. Wat genoot die ouwe-van-me-stillekens in 't vooruitzicht van de groote dingen, die te gebeuren stonden! Onderwrjl liepen de andere nommers af. Den spring- en raceoours was 't leste ge- plaatst, vanweuge dat dieen cours 't hoofd- nommer op 't programma was Eindelijk was 't zoowijd. De muziek blaasde 'nen pittigen marsch: ,,intocht der gladiatoren"' En statig, langzaam, kwamen 20 renners te peerd aan den start. Den asem brokte in m'n keel. M'n Truike paikte me onder den arm. En ik voelde, hoe ze me knalde in den bocht van heuren arm. ,,Welk nommer hee-t-ie?" fluis terde ze heesch. ,,Dertien." ,,Ik zie 'm. Ik zie 'an. Dre, wat zit ie daar ikranig en fier tusschen al da peerdenvolk." ,,Waar hebben jullie 't todh zoo druk over?" vroeg Wieske. ,,Dre, WieS", zee ik, m'n stean was 'n bietje van streek, amico: kinders, nou zal ilk oe zeggen, waaram ik jullie uitgenoodigd heb. Let op nommer dertien van deuzen traep ruiters!" Toen gaf ik Wieske ml'nen kijikert. Of ze al iets begreep...? Ik weet 't nie. Ze draaide, frunnikte aan 't ding, stampvoette oimdat ze 't nie baas kon. Toen ja! Ze tuurde en dan riep mijnen zoon ineenis: Vader, da da da da-d-is... i-i-i is onzen jongen!" Sjuust", zee ik! Wit als 'nen doek wierd Wiesike. Toen nam ik ze tussdhen Trui en mij in. Ze kost niks zeggen. Eindelijk: ,,is... dat... mijn... jongske, vader?" De ruiters stonden op 'n rij. Dre zat in den miidden, gunstige plek! Wij zwegen. Alles zweeg. Dit was 't hoofdnommer. Hiervoor was bekans iedereen .gekomen! De race met hin der nissem! 't Sohot! Twintig peerden sturmden vooruit! Pracht start! Lijk 'nen aankomenden rukwind, zoo ruischte 't lichte hoevengewelid over 't veid. Wieske pakte m'nen arm. Drulkte heur kopke teugen m"nen jas. Ze dorst nie te kijken. Maar zadhtjes maakte ik m'n eigen van heur los. Fluisterde: kijken, kijken, Wieske". ,,Oow..." zuchtte ze: ,,als er toch maar niks gelbeurt". Ocherm, ze trilde ate 'n jong blaaike in den wind. ,,Wies, let op!" zee ik onverwachts en hard. Dat hielp. Ze begost den cours te volgen. DrC lag in de tweede groep. Derdens. Hij stond in de beugels. Lag mee z'n hoofd op Bles. Ik begreep...! Hij sprak mee z'n peerd! En... Bles verstonid 'm. Een, twee drie... mee enkele pas&en vloog ie uit die tweede groep. Dre lag alleen tusschen hoofd- en tweede groep. Ik beefde van zenuwen. Vooruit! riep ik: Dreke! naar veur en!" Trui begost mee te roepen. Toen kwamen ze veur den eersten hindemis. 'n Hoog hek- werk. Dat kost-ie! Dat eigenste hek had- den wij in ons eigen wei ook staan en daar zweefde-n-ie altij overthenen! De eerste groep raakte bij den hinidernis uit malkaar. Nom mer een bleef efkens dralen. Nommer twee nam den sprang direct. Dat wierd den Dre z'nen zwaarsten concurrent, dat voetde-r-ik op denizelfden oogenlblik. Hah! Dre nam den sprang. Wieske gilde zachtjes. Ik klopte op d'ren' schouiwer. ..Da'S koeketen veur 'im, Wies," stelde-n-ik haar gerust. E5n als dieen hindemis genomen was, dan lag den troep versprei'd, mee Dre HI als nom mer vier. Nou moesten ze aver 'n muurke. Weer bleef een van de peerden staan. Bles pikte 't namaakmuurke of 't lucht was. Den Dre was nommer twee! Zenuwachtiger wierd 't geschreeuw en ge- bleer. Veul had den Dre IH, wijd den jong- sten renner, in de gaten en aver de wei dein- de 't: ,,Dre HE, Dre IH, Dre HI," allegaar op de maat van Bles zijnen draf. ,,Heurt ge 't, Wiesike?" En trotsch keken heur blaauwe, ongeruste oogsikes omhoog, 'n zenuwentrekske spulde langs haren mond onder 't blanke vel en 'k kost nie nalaten deus blonde sclhoondoch- terke, dat mij m'nen Dre HI gegeven heeft. 'ns eflkens in de kin te knrjpen. ,,Heurt ge 't? Da's veur jouwen jongen, Wies?" ,,DrC drie, Dre drie, Dre drie!" tot er weer 'nen hindemis kwam. 'Nen bneejen sloot. Alles zweeg. In spanning. Noanmer een zeil- de erover! Twee kwam nie goed op de beenen terecht, verloor z'n tweede plaats. Aan Dre HE. Vijf waren al uit de cours. Gevallen, kans- loos of gestaakt. Aan den kop gingen DrC HI mee zijnen felsten concurrent, dan effen niks, dan drie, die gelijik laggen, dan 'n stuk of vijf schuins achter malkaar, die allemaal om de derde plaats vochten. 't Was 'nen prachtrace! Toen begost nommer edn mee de rijzweep te werken. Daar kwam 'n heel stuk zxmder hindemissen. Dre HI keek am! Daar schrok ik van...! Maar wat deed ie? Hij smeet z'n zwipke weg, ging weer staan in de beugels en lag z'nen kop tusschen Bles z'n ooren. Hij was weer aan 't preivelen mee zijnen beest! Gin spoorke van zenuwen meer. Ik wist wat ie teugen Bles zee...: .Winnen!" Winnen. Bleske!" En ondertusschen van die zachte klakskes mee z'n tong. Winnen™, .Winnen." 't Wiend 'men nek-aan-nek race tusschen hem en den felsten teugenstander, die bekans van start af nomimer een aan kop lag. ,,GOoooookreunde Wieske. ,,Wat is er meiid?1" ,,Dat ie toch dien een niet kan inhalen!" kreet ze zachtjes, bijtende op heur knuiseke. Onzen Dre, m'nen zeun, had nog gin woord gezeed. Alleen veegde-n-ie, hier in die kou, 't zweet van z'n veurhoofd. En ik hoorde m mompelen: ,,Wat 'n jongen!'" Trui foleerde, schreeuwde: ,,Dre IH, Dre HI". Zij maakte telkens 't roepspulleke aan den gang, zonder dat ze 't wist. Toen den lesten hindemis. Struikgewas mee 'nen sloot erachter! Nommer een vloog er aver. Dr£ Vloog er over! Nou den eindspurt. Amico, nou begost mij oak 't zweet uit te ibreken! Nog 'n telleke en 't was beslecht. En nog hingen die twee aan malkaar vast, mee den andere 'n neus voor Dre HI. Blest" riep ik. Bleske, Bleske!" Men nam den roep aver. Bles moest 't hooren. Hoorde-n-ie 't? Ik zag 'm d'ooren spitsen. Zag 'm luiste- ren. Maar... ocherme... dat kostte 'm tijd! "n Duuzendste seconde, maar 't kostte tijd. Den tijd van 'n halve lengte! 'k Had de haren wel uit m'n hoofd kunnen trekken! Mijn schuld ,J>re drie, Dre drie, Dre drie", wierd er weer gelbruld. He Nog won den Dre op nommer 4Cn. Ndg. Nog! Nog! En toen... amico... toen zweepte den eerste Z'n peerd in de flanken, spoorde 't en begost, op leven en dood aan de leste vijftig meter! Wat zou DrC nou doen? vroeg ik m'n eigen radeloos af. Vijftig meters. En oew peerd nie sparen! Maar toen schoten Dre de leste woorden van den Blaauwe te binnen, vertelde-n-ie me later! Winnen! Niks sparen! Een ding! De eind streep!" En wat Bles nag nooit g-elbeurd was, ge- beurde 'no nou, hij wierd... fel gesipoord! Dan wipte Dre omhoog, gaf de teugels totaal vrij, blies Bles woordekens in, won, won, won op nommer eCn mee.centimeters, centimeters... "t Hart zat in m'n keel..., de spanning was zoo groot, dat ge den wind in 't jong geblaart kost hooren, nog enkele, enkele meters... Wat gelbeurde er? Wat voerde Dre daar uit? 't Was of ie op gin peerd meer zat. zoo locht gooide-n-ie z'n eigen van 't zadel. Efkens. 'n tiende seconde was Bles zon'der ruiter. lEn in dat oogenlblik sprang Bles 'nen meter voor den concurrent. Aan de eindstreep! Aimieo, ik heb nog nooit zo'n spanning mee- gemaakt! 'n Uur later ibonsde m'n hart nog! Wat 'n ingeving, am hij de drie leste passen zoo uit 't zaal te veeren, dat 't peerd erkens zonder gewioht is en dus- dus altijd 'n hon- derd vijftig pond voor is, op den teugen stander! Wat was 't goed gewist, dat den Blaauwe, ouwen wedstrijdwinner, den Dre efkens was komen trainen in de allerleste minuut! Ik hen m'n peerd kwijt! Zetkers! Maar veur gin duuzenid guldens had. ik 't willen houwen! Die tiwee, DrC en Bles, die hdoren hij mal kaar Wieske heeft staan simmen van plazier. M'nien zeun keek naar z'n jongske of ie 'm nag nooit goed gezien had. En Ulvenhout? Ulvenhout nam Dre HI op de schouwers en huldigde den hesten ruiter, dien't ooit bezeten heeft! Den spiets van den Fielp was er eenen mee ermen-en-lbeeiien! En gefuifd amico, plazier g'aidVan den Fielp z'n propke is niks meer geketmen, dat verstade! Maar nou scfhei 'k er af. Veul groeten van Trui, van m'nen piquer en als altrjd gin horke minder van oewen t.ajv, DRE.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1938 | | pagina 5